Oorlogsverhalen van de Raamsdonkse pastoors Van Heeswijck en Van Herpt

Uit Wiki Raamsdonks Historie

Op 10 mei 1940 werd Nederland door Duitsland overrompeld. Leon van Heeswijck, de 9e pastoor van Raamsdonk, zette zijn oorlogservaringen op papier, evenals zijn opvolger Leonardus (Leo) van Herpt, die een hoofdrol speelde bij het behoud van de prachtige parochiekerk. Het zijn verhalen waar het plunderen van de wijnkelder tijdens de periode van Van Heeswijck (pastoor van 1925 tot 1944) en het redden van de St. Bavokerk door Van Herpt (pastoor van 1944 tot 1970) een hoofdrol spelen.

Pastoor Leon van Heeswijck
Pastoor Leon van Heeswijck

Raamsdonk telde in het begin van de oorlog drie slachtoffers: Torpedist Cornelis Oome sneuvelde bij Dordrecht en Peter Kuppenveld, in de kost bij Nolda Pauwels, onderdirecteur van de plaatselijke melkfabriek. Hij sneuvelde tijdens de slag op de Grebbeberg. Pastoor Van Heeswijck begint zijn verhaal met de dood van Godefridus "Goof" Stael. “Goof, die naar het voorbijtrekken van de Duitse troepen stond te kijken, werd door een onderofficier aangesproken. Doch hij gaf geen antwoord gaf omdat hij doofstom was en werd op staande voet doodgeschoten. In de maand september 1940 kreeg het dorp Raamsdonk inkwartiering van Duitse soldaten, ongeveer 250 in getal. Het Leogebouw en ook de R.K. Jongensschool werden in beslag genomen. De jongens werden in de lokalen van de bewaarschool ondergebracht. Eind mei 1941 verlieten de soldaten het dorp, om naar het Russische Front te gaan. Over het algemeen hadden de Duitse soldaten zich ordelijk gedragen. Wel werd het Leogebouw van binnen geheel beklad met hakenkruizen en nationaalsocialistische opschriften, terwijl de inboedel gedeeltelijk is vernield.” Op 9 augustus 1943 deed de Duitse Grüne Polizei een inval op de pastorie van Raamsdonk met het doel de wijnkelder leeg te plunderen. Zeven Duitse militairen bezetten de pastorie en alle uitgangen. Zij doorzochten geheel het huis, in alle kasten en laden, doch vonden niet meer wijn dan in de kelder lag, namelijk 80 flessen. Ook de kerk werd doorzocht. Wat was er namelijk gebeurd: op 7 augustus hadden zij een inval gedaan in de pastorie van Waspik en daar alle wijn meegenomen, naar men zegt 500 à 600 flessen. Daar de pastoor naar de priesterretraite was, had de koster, na vernomen te hebben wat er in Waspik was gebeurd, tijdig zijn voorzorgsmaatregelen genomen en de voorradige wijn, op 80 flessen na, met hulp van een paar vertrouwelingen in de grond begraven. Het zou gaan om zo’n 400 flessen. Nog diezelfde avond stelde burgemeester Th. Heere zich in verbinding met de hogere instantie van de Duitse Polizei in Breda, met de opmerking dat het bezit van 80 flessen voor een pastorie niet buitensporig genoemd kon worden. Met succes, want de volgende dag werden alle flessen wijn door de Duitsers teruggebracht.



De redding van de St. Bavokerk

Leo van Herpt
Leo van Herpt

Na het overlijden van pastoor Van Heeswijck op 22 juli 1944 werd hij op 11 augustus 1944 opgevolgd door pastoor Van Herpt als 10e pastoor van Raamsdonk. Hij schreef over zijn ervaringen onder meer: “Het was in een tijd dat de Duitsers steeds lastiger werden, wat zich vooral uitte in het roven van onder andere vee, paarden, levensmiddelen en fietsen. Op het feest van Christus Koning deden de kinderen hun eerste H. Communie, maar in de namiddag bulderden de kanonnen van zo nabij dat we het namiddag-lof hebben afgelast. Op maandag 10 oktober des morgens om ± 11.00 uur viel de eerste granaat in Raamsdonk, op de straat op één meter van het hek van de voortuin van de pastorie. Nagenoeg alle ruiten in het gehele huis werden vernield en stukken van het ijzeren afsluithek vlogen door de keuken. De Engelschen waren in aantocht vanuit Waspik.” De slag om Raamsdonk heeft twee dagen geduurd. In de kelder van de pastorie waren velen tezamen gestroomd omdat ze dachten daar een veilige schuilplaats te vinden. In de nacht van maandag op dinsdag omstreeks half vier liepen enige Duitsers in de tuin van de pastorie. Pastoor Van Herpt verliet de schuilkelder en vroeg aan hen wat ze kwamen doen. Ze wilden de kerk in en dan naar de koepel. Op de vraag wat ze daar moesten, was het antwoord dat ‘die Kuppel gesprengt werden muss’. Van Herpt schreef daarover: “Ik trachtte hen van dat voornemen af te brengen, maar aanvankelijk lukte dat niet. Zij vonden het weliswaar jammer dat de kerk verwoest moest worden, maar Befehl was nou eenmaal Befehl. Ander zouden de Engelschen er een bewakingspost (lees: uitkijkpost) van maken. Zij vroegen ook: ‘is de pastorie bewoond?’ Er waren meer dan 50 menschen, waaronder vele vrouwen en kinderen in den kelder. Alles moest er echter uit. En 200 meter in den omtrek moest ook alles eruit. Ik ging ‘Onze Heer’ in veiligheid brengen bij de zusters, maar ook de zusters moesten eruit. Ik betoogde dat het onmogelijk was al die invaliden en Kranken in de holst van de nacht te vervoeren. We kregen een uur de tijd. Intusschen was de hele buurt weggevlucht. Ik vroeg de Duitsers nog: ‘Is het nou absoluut noodzakelijk dat jullie dit alles hier aanrichten, jullie kunnen toch ook wel anders’. Toen zei een van hen: Och, dat is ook zoo - nodig is het eigenlijk niet. Ik ben ook katholiek, ik ben Elsasser. U kunt gerust zijn, es gescheht nicht’. Ik had absoluut geen vertrouwen in de Duitsers en dacht toen: elk oogenblik kan de grote klap komen. Des morgens vonden we in de kerk twee pantservuisten en eenige handgranaten die men had achtergelaten. Van onze parochianen zijn er twee omgekomen: Alfons Smeur en Francisca van Loon. In de loop van dinsdag 30 november vond, na zeer zware strijd, onze bevrijding plaats. Rustige dagen beleefden de menschen echter nog niet. Van den overkant van de Maas kwamen nog vele granaten, zodat velen evacueerden naar veiliger oorden en de kelder der pastorie nog bewoond bleef door vijftig personen. Tot aan den Advent hebben we zondags geen Lof gedaan, om de menschen niet nodeloos aan gevaar bloot te stellen. Daarna is het gaandeweg beter geworden en hebben alle kerkdiensten weer op de gewone wijze plaatsgehad.” Pastoor Van Herpt overleefde de Tweede wereldoorlog. Hij was een vaste bezoeker van de Biesbosch en stierf op 28 augustus 1970 aan een hartstilstand, drijvend in zijn boot op rivier de Donge.