Werd koning Willem II vermoord op Het Loo, of stierf hij een natuurlijke dood in Tilburg?
Zie ook
In april 2022 werd door onderzoeksjournalist Frans Peeters [1] een opzienbarend boek gepubliceerd:
Koningsmoord op Het Loo. ‘Op doorvertellen staat de straf des doods’. Geheimen rond de dood van koning Willem II.
Peeters vindt de doodsoorzaak van de koning op zijn zachts gezegd verdacht. Hij baseert zijn, overigens niet bewezen, theorie op het boek Roman Hagois waarin een hoffunctionaris een expliciete beschrijving over de dood van koning Willem II geeft: de kroonprins (de latere koning Willem III) schoot op Het Loo in dronken staat zijn vader ‘pardoes’ dood. Het lichaam van koning Willem II zou vervolgens naar Tilburg zijn overgebracht om hem daar te laten ‘sterven’.
Peeters heeft een gedegen onderzoek verricht en brengt de lezer aan het twijfelen. Is koning Willem II dan toch door zijn zoon op Het Loo vermoord en is hij niet een natuurlijke dood in Tilburg gestorven?
In dit artikel worden ook enkele andere, niet door Peeters behandelde, zaken besproken die verband houden met het overlijden van koning Willem II in Tilburg.
De moord op koning Willem II
In 1998 publiceerde Homme Eernstma (pseudoniem voor jhr. dr. Feyo Sixma baron van Heemstra, 1916-1999) de reeds genoemde Roman Hagois, een curieus in het Fries geschreven boek, dat de directe aanleiding vormde voor het onderzoek van Peeters. Eernstma schrijft daarin: ‘De kroonprins van toen, dat was dus de latere koning Willem III, gaf een feest op Het Loo en liet blote meisjes dansen op de statietrap. Helemaal onverwacht verscheen in het geroezemoes plotseling zijn vader, de koning, bovenaan de trap. De kroonprins, die aangeschoten was, trok zijn revolver en schoot hem pardoes dood’. Dat zou op 13 maart 1849 na middernacht zijn gebeurd. De relatie tussen vader en zoon was niet al te best. De kroonprins vroeg een jaar eerder zijn vader hem toe te staan ‘afstand te doen van Erfgenaam der Kroon’, en politiek lagen zij ook al met elkaar overhoop. Daarnaast was de verhouding tussen de koning met de vrouw van de kroonprins, Sophie van Württemberg (het was een gearrangeerd huwelijk tussen neef en nicht), ronduit slecht. Tussen haar en de kroonprins, die zich overgaf aan allerlei uitspattingen, boterde het ook al niet goed. Zij schreef haar vriendin in 1845 ‘sinds zijn herstel heeft de prins aanvallen van waanzinnige razernij, hij is onhandelbaar’ en ‘De prins heeft driftbuien, lijkt meer en meer geestelijk gestoord.’ Na de moordaanslag zou de kroonprins vervolgens naar Engeland gevlucht zijn. Officieel was hij daar al vanaf 21 januari voor drie maanden door zijn vader naartoe gestuurd. De reden was dat hij de gouverneur van zijn zoon, luitenant Aikema, de borst in had getrapt, met de uiteindelijke dood op 25 januari tot gevolg.
Peeters heeft baron Sixma Van Heemstra in 1998 gesproken. De vader van de baron was van 1925-1934 de particulier secretaris van koningin-moeder Emma. In de hofkringen ging de aanslag op Willem II vaak over de tong. In zijn boek zet Peeters een theorie op hoe de moordaanslag met man en macht in de doofpot werd gestopt en hoe deze werd verdoezeld om de aandacht van de gebeurtenis op Het Loo af te leiden door het lichaam van de koning naar Tilburg te vervoeren en hem daar een ‘natuurlijke dood te laten sterven’.
De koning zou zijn zoon op 12 of 13 maart in het geheim ontmoeten op Het Loo. Wellicht wilde de kroonprins, die krap bij kas zat, zijn vader om geld vragen. En hoe zou de ontmoeting tussen hen beter verborgen kunnen blijven dan door de mededeling dat de koning naar Tilburg zou gaan? Zeker als Willem II daar even later ook inderdaad zou arriveren, zij het niet op een vooraf aangekondigde datum? De officiële lezing luidt dat koning Willem II op 13 maart ’s ochtends vanuit Den Haag naar Rotterdam was vertrokken, vergezeld van zijn twee adjudanten luitenant-kolonel Jean Philippe Girard de Miellet baron Van Coehoorn en majoor jhr. Johan Gerrit Willem Merkes van Gendt. In Rotterdam stapte de koning over op de stoomboot naar Geertruidenberg en arriveerde die avond om zes uur in zijn rijtuig in Tilburg.
Uren daarna voelde hij zich zo beroerd dat hij een dokter van het garnizoen liet ontbieden.
Twee etmalen later overleed hij.
Maar hoe zou het volgens Peeters gegaan kunnen zijn? Hij neemt de moord als uitgangspunt en zet vervolgens vele vraagtekens bij het verloop van de reis naar Het Loo en naar Tilburg, die hij minutieus analyseert.
Het staat vast dat het rijtuig van de koning op 13 maart in Tilburg arriveerde, maar hij vindt het wel vreemd dat niemand een glimp van de koning heeft opgevangen, de gordijnen van het rijtuig waren namelijk gesloten.
Pastoor Joannes Zwijsen, die in Tilburg met koning Willem II bevriend was, schreef op 14 maart een brief aan de pauselijke internuntius mgr. Carlo Belgrano dat zijne majesteit ‘gisteren hier is aangekomen’ en dezelfde nacht ziek werd. Dat zou kunnen impliceren, aldus Peeters, dat de koning pas in Tilburg ziek is geworden en er geen reden was om de zieke koning buiten het zicht te houden.
De gesloten gordijnen duiden er op dat de koning bij zijn aankomst in Tilburg dus al dood was.
Volgens de officiële lezing zou de koning zich vijf uur na aankomst in Tilburg niet goed voelen. Niemand werd bij de ‘stervende’ koning toegelaten, niet de bevriende pastoor Zwijsen en dominee Schotel, zelfs koningin Anna Paulowna en zijn zoon prins Hendrik niet toen die later in Tilburg arriveerden.
Dat is dus merkwaardig.
Op 17 maart overleed de koning volgens de officiële berichtgeving van de behandelend artsen Everard, Van Hees en Maes om half drie in de nacht ‘na een hevige aanval van hartkloppingen die enkele minuten heeft geduurd’. Pas op die dag mocht de koningin haar overleden man zien. Nadat zij en de aanwezige familie afscheid hadden genomen van de overleden koning, is de dichtgeschroefde kist met het stoffelijk overschot in Tilburg gebleven tot 3 april. Behalve de familie heeft niemand de dode koning gezien. Daarnaast werd hij niet gebalsemd zoals wettelijk verplicht was wanneer een overledene werd bijgezet in een kerk, of in dit geval specifiek de koninklijke grafkelder in de Nieuwe Kerk te Delft. Dat zou volgens Peeters erop kunnen wijzen dat het lichaam moet ontbinden om later geen sporen van een schietpartij na te laten als er een tijd na de bijzetting vragen zouden ontstaan.
Een ander opmerkelijk feit is dat Willem II niet naar Den Haag werd gebracht om de bevolking de kans te geven langs zijn baar te defileren.
Op 3 april is de kist vergezeld en door de koningin-weduwe, zoon Hendrik en schoondochter Sophie naar de Rotterdamse marinewerf gebracht. Daar werden ze opgewacht door Willem III.
Waarom was hij niet naar Tilburg gekomen? Had hij niet de moed gehad om met zijn moeder, broer en zus naar Tilburg te gaan en daar in hun bijzijn voor het laatst een blik te werpen op zijn vader?
‘De kroonprins, die aangeschoten was, trok zijn revolver en schoot hem pardoes dood.’
Op 4 april vertrok de begrafenisstoet van Rotterdam naar Delft waar de kist is bijgezet.
Een bijzonder detail is dat de wettelijk voorgeschreven ceremonie waarbij het lichaam van de overleden vorst aan de minister van Justitie en zijn secretaris-generaal moest worden getoond, waarna die de kist sloten en verzegelden en er een proces-verbaal over opmaakten, achterwege is gebleven.
Adjudant Merkes heeft aan de Tilburgse dominee Schotel diens goed verkochte ‘ooggetuigenverslag’ van de dood van de koning gedicteerd, zoals Schotel zelf heeft meegedeeld. En daarmee werd, volgens Peeters, de gewenste versie van het overlijden van Willem II gecanoniseerd.
Peeters heeft een intrigerend boek geschreven over de vermeende moordaanslag op koning Willem II. Het blijft een theorie, want sluitende bewijzen ervoor heeft hij niet kunnen aandragen. Maar als je zijn grondige analyse van feiten en veronderstellingen leest, begin je er wel een beetje in te geloven.
Enkele zaken met betrekking tot het overlijden van koning Willem II zijn niet door Peeters besproken. Hieronder volgt informatie waaruit wellicht aanvullende bewijzen rondom de dood van de vorst gevonden kunnen worden of dat er op zijn minst vraagtekens bij gezet kunnen worden.
De overlijdensakte
In het Regionaal Archief Tilburg bevindt zich de officiële overlijdensakte van koning Willem II. Deze is twee dagen na zijn overlijden op 19 maart opgemaakt door de ambtenaar van de burgerlijke stand wethouder Arnoldus van der Voort. De aangifte werd gedaan door de adjudant van de koning, luitenant-kolonel Jean Philippe baron de Girard de Miellet van Coehoorn en eerste kamerdienaar Louis Matis (Matthijs), beiden wonende in Den Haag, maar verblijf houdende in Tilburg. De koning was, volgens deze akte, overleden op 17 maart ’s morgens om twee uur. Dus niet om half drie zoals de drie behandelende artsen Everard, Van Hees en Maes officieel hadden verklaard.
Bij deze akte is nog een andere (wettelijk verplichte) akte in het overlijdensregister ingebonden. Het is een proces-verbaal, opgemaakt door Arnoldus van der Voort op 2 april 1849 op verzoek van mr. Hendrik Jacob baron Van Doorn van Westcapelle, opperkamerheer van koningin Anna Paulowna.
Hij was in Tilburg en begaf zich met Van der Voort naar ‘het Paleis’ van de koning, gelegen in de wijk Kerk nr. 1858 waar zich het lichaam van de koning bevond, ‘liggende in een eijke houte langvormige gebruineerde kist of bekleedzel, dewelke eene lengte heeft van een el vijf en negentig duimen, eene breedte van boven van vijftig duimen, in het midden zestig duimen, en aan het uiteinde veertig duimen, met plat deksel, en zijnde van den bovenkant een raamtje waarin een glas ter groote van twee en twintig op dertig duimen, terwijl de kist eene hoogte heeft van dertig duimen.’ De getuigen en medeondertekenaars waren mr. Willem René Van Tuijl Van Serooskerken, grootmeester van de koningin, en Jean Philippe baron de Girard de Miellet van Coehoorn.
Ook is er nog een akte door Van der Voort aan toegevoegd waarin hij schrijft dat het lichaam naar Delft zal worden overgebracht om daar begraven te worden ‘onder de requisitien daartoe staande. Zullende hetzelve lijk bij aankomst te Delft moeten vertoond worden aan den Heere Burgemeester dier stad, aan welke wij eene expeditie van deze akte zullen doen toekomen’.
Behalve de lijfarts Everard en de officier van gezondheid Van Hees was er dus nog een derde arts die de officieel gepubliceerde verklaring van de dood van de koning mede heeft ondertekend, namelijk de niet tot de hofhouding behorende Tilburgse arts Franciscus Nicolaas Maes (1804-1869).
De lijkkist
In het Regionaal Archief Tilburg bevindt zich een rekeningenboek van de Tilburgse aannemer en timmerman Adriaan Goyarts (1811-1886). Hij was de huisaannemer van de kroonprins van Oranje, de latere koning Willem II, en onder meer bouwer van het nieuwe paleis en de lansierskazerne.
In negen jaar tijd verdiende hij meer dan 160.000 gulden aan Willem II. In zijn rekeningenboek staat een post (maart 1849) van 72 gulden voor het ‘maaken van een eikehoute bruijn gemaakte lijk kiest [...] volgens plaatselijk gebruijk [...] voor het maake van een zinken kiest in dezelve [...] voor het maaken en aanbrengen van 8 eike hand vasten met beugels [...] voor het maaken van schraage en twee met trappe onder de kiest op de lijk kaamer (de vestibule van het nieuwe paleis, RP).’
Volgens de Drentsche Courant van 30 maart 1849 kon je door het raampje in de kist de vorst in zijn gewone uniform gekleed en met al zijn ridderorden op zijn borst zien liggen.
De ‘wagenschotten kist ... die van binnen met zink belegd en van boven met glas bedekt was’ zou worden geplaatst in een mahoniehouten
kist die aan de buitenzijde bekleed was met zwart fluweel en afgezet met zilveren banden. Bovenop de kist lag een zilveren lauwertak met de namen van de veldslagen waaraan hij had deelgenomen: Waterloo, Quatre Bras,
Hasselt en Leuven. Deze kist is volgens een andere bron in Den Haag vervaardigd. Op een met schroeven op de kist bevestigde zilveren plaat staat de gegraveerde tekst:
‘Zijne Majesteit Willem II. Koning der Nederlanden, prins van Oranje Nassau, groothertog van Luxemburg enz. enz. enz. Gebooren te ’s Gravenhagen 6 december 1792. Gehuldigd te Amsterdam 28 november 1840. Overleden te Tilburg 17 maart 1849’.
Deze kist is op drie prenten in de collectie van Rijksmuseum Amsterdam afgebeeld.
Afbeeldingen van de zieke en overleden koning
Er zijn één schilderij van de zieke en drie tekeningen van de overleden koning Willem II bekend.
Het schilderij door Nicaise de Keyser
Het schilderij draagt de titel ‘De laatste wilsbeschikking van koning Willem II’, en is geschilderd door de Antwerpse kunstenaar Nicaise de Keyser (1813-1887). De scène stelt de koning in nachtkleding voor kort voor zijn overlijden. Hij is gezeten in de stoel waarin hij uiteindelijk ook is overleden. Achter hem staat zijn lijfarts dr. P.F. Everard.
Op de tafel liggen enkele papieren, een boek en een opgerolde ‘kaart van Limburg’.
Vaag zichtbaar is zijn Russische huzarenmuts en een kast.
De Keyser schilderde het portret vermoedelijk niet ‘naar het leven’. Het gezicht van de koning is in dezelfde pose geschilderd als De Keyser al eerder had gedaan voor het portret van de koning dat nu in het Tilburgse Paleis-Raadhuis hangt.
In december 1849 werd het schilderij in Den Haag tentoongesteld, waarbij de opbrengsten van de tentoonstelling naar de armen in de stad gingen.
De lithografie door Ten Kate
De bekendste afbeelding van de overleden koning Willem II is de lithografie naar een ontwerp van H.F.C. ten Kate, uitgevoerd door de lithograaf E. Spanier en gedrukt door Gebr. Belinfante die zich in verschillende verzamelingen bevindt. Bij deze prent is ook een uitvoerige toelichting uitgegeven met de plattegrond van het ‘oude paleis’ in Tilburg, de afgebeelde personen en objecten, de ‘Laatste woorden des konings’ en het officiële verslag van het ziekteverloop en overlijden van de koning (13-17 maart 1849) ondertekend door de artsen Everard, Van Hees en Maes. Afgebeeld zijn van links naar rechts: kamerdienaar Aerts, de officier van gezondheid Van Hees, de Tilburgse dr. Maes, dr. Everard, kamerdienaar Matthijs, koning Willem II in nachtkleding, koningin Anna Paulowna, prins Hendrik, kolonel Coehoorn en majoor Merkes. De toelichting op de prent noemt drie details: de stoel ‘van den Maj. Koets v. Baggen, waarop H.D. gestorven is’ (bedoeld is ritmeester Coets van Baggen), de ‘Kaart van Limburg door Z.M. zelve vastgehecht’, en de ‘Schel waaraan door Z.M. een rood koord gebonden was’ (hangend rechts van prins Hendrik).
De kamer is het dagelijks vertrek van de koning, met de bescheiden afmetingen van een lengte van 5 en een breedte van 4,36 el (ca. 3,5 bij 3 m). In deze ruimte (op de prent aangeduid met b.c.) waren twee deuren, een naar zijn (nog kleinere) slaapkamer (a) en een naar de gang (y), en twee ramen.
De toelichting geeft precies het tijdstip van de weergave van de prent weer: ‘Omstreeks twee ure in de morgen gevoelde de Koning eensklaps een hevigen schok in de borststreek. Zijne gewone geneesheer die zich steeds in de kamer bevond, ontwaarde terstond dat de hartkloppingen buitengewoon sterk waren, zoo zeer zelfs dat Zijne Majesteit uit het bed sprong. Weldra verschenen de beide andere geneesheeren, en alle hulpmiddelen worden aangewend, doch te vergeefs. De Koning zeeg in de armen van zijnen geneesheer neder, en sprak deze laatste woorden:
“Ik gevoel mij de krachten ontzinken”.
Op hetzelfde oogenblik gaf Zijne Majesteit den geest. Het was den 17 Maart, ten half drie ure des morgens. Even daarna bevond Hare Majesteit de Koningin zich in het vertrek, en dat is het oogenblik op de plaat voorgesteld.’
De tekening door Van Karnebeek
Van de opgebaarde koning is een vrijwel onbekende potloodtekening bewaard gebleven. Hij ligt hier in uniform met Russische muts en het commandeurskruis van St. George op zijn borst op een ijzeren veldbed waaronder een lauwerkrans. Links staat een gestoffeerde fauteuil, rechts een tafeltje met kleed en een brandende kaars in een kandelaar. Achter het bed een commode met daarop een klok met paard onder een stolp, geflankeerd door twee vazen. Rechtsonder de signatuur en datering: ‘Tilburg. 17 maart 1849. H.A. van Karnebeek aid de camp de S.M., le Roi”. De overleden vorst is hier getekend door de Amsterdammer jhr. Herman Adriaan van Karnebeek (1797-1871).
Bij het huwelijk van zijn zoon Theodoor in 1870 in Den Haag wordt hij aangeduid als (gepensioneerd) viceadmiraal en adjudant des Konings (Willem III). Een erfelijk beroep dus, want op het moment van het overlijden van koning Willem II was hij zijn ‘aide-de-camp’ (adjudant). Deze vertrouweling van de koning kon dus makkelijk bij het lichaam komen.
De lithografie door Demouge
Een tweede afbeelding van de opgebaarde koning is als lithografie uitgegeven, waarvan nog maar twee exemplaren bekend zijn.
Deze lithografie draagt de signatuur ‘Tilburg bij Louis Demouge Lith.’ Louis Demouge werd in 1824 in Den Bosch geboren als zoon van Pierre Joseph Demouge (1798-1828), schrijnwerker/meubelmaker in Den Bosch, en Anna Scheefhals (1796-1880). Louis was boekverkoper, uitgever, steendrukker en lithograaf in Tilburg, maar tevens ook van 1847 tot 1852 als klerk in dienst ‘bij den intendant van de Koning J.N. Frankenhoff ’.
Demouge vertrok in 1852 naar Weesp en werd daarna commies bij de stadsbelastingen in Den Bosch, waar hij in 1894 overleed.
De overleden koning tekende hij in dezelfde positie als Van Karnebeek, in uniform met de Russische Huzarenmuts op. Echter de lauwerkrans ligt nu op zijn borst in plaats van op de grond. Het veldbed is bekleed met een afhangend laken. De fauteuil waarin de vorst is overleden, is ook prominent getekend, net zoals op de tekening van Van Karnebeek. Er zijn echter wel wat verschillen in het interieur te ontdekken. Demouge tekent drie stoelen, een met een kleed bedekte tafel met vier brandende kaarsen en daarachter een commode met twee vazen voor een raam.
Aan beide zijden van het raam zijn vanaf het plafond tot aan de grond gedrapeerde rouwdoeken gehangen. Links van de deur de landkaart van Limburg. Onder de afbeelding is een toelichting gegeven ter verklaring van de in de prent aangebrachte belettering:
‘Het veldbed waar op het stoffelijk overschot van Z.M. Koning Willem II hier is voorgesteld, / stond in de rigting a. b. c. d. gedurende Hoogst derzelver ongesteldheid. / Op den stoel e. heeft Z.M. een oogenblik vóór Haar afsterven gezeten, zijnde f. de door den / Heer Majoor Coets van Baggen geleende ziekenstoel, waar op Hoogst dezelve den 17de / Maart 1849, des morgens ten 21/2 ure, is overleden.’
Onder de afbeelding een vierregelig vers:
‘Neêrland mag op hem, als ’t puik der Vorsten roemen, / Tilburg zal hem steeds zijn besten Vader noemen; / De dierb’re Willem twee, wiens beeld de kunst u biedt, / is dood helaas! maar sterft in onze harten niet.’
De tekening is wel erg primitief en de verhoudingen zijn zoek.
Maar waarom heeft Demouge een en ander uit zijn verband getrokken?
Opvallend is de gedetailleerd uitgewerkte kast. Die moest er goed op staan. Het vermoeden bestaat dat deze kast door zijn vader is vervaardigd en dat de trotse Demouge de tekening als aandenken aan zowel zijn vader als de overleden koning heeft gemaakt. Hij heeft de tekening direct op de lithosteen getekend, waardoor deze bij het afdrukken dus een spiegelverkeerde afbeelding gaf. Als we de foto van Adriaan van Beurden uit 1872 (zie hierboven), en met name de loop van de vloerbedekking, ermee vergelijken, dan is dit duidelijk.
Foto’s van sterfhuis en sterfkamer door Van Beurden
In september 1872 werd besloten de woning van Willem II in Tilburg te slopen. De panden van de erewacht en de kokswoning die daar links tegenaan waren gebouwd, waren al veel eerder gesloopt, evenals het meest rechtse deel van de woning waar Frankenhoff, de intendant van de koning, woonde.
De uiteindelijke sloop vond plaats in februari 1873 en de inboedel van de sterfkamer werd overgebracht naar de Tilburgkamer, een daarvoor speciaal gereconstrueerde sterfkamer in Paleis Soestdijk. Toen koningin Wilhelmina en koningin-moeder Emma zich in 1891 bezighielden met de inrichting van het Koninklijk Huisarchief werd besloten dat één van de museumkamers, die ook de naam Tilburgkamer kreeg, omstreeks 1899 werd ingericht met meubels uit de sterfkamer van Willem II. Daar bleef een deel van de inboedel tot 1980 in de Tilburgkamer opgesteld.
De Tilburgse fotograaf Adriaan van Beurden (1843-1915) fotografeerde de voorgevel van de woning in september 1872. Van Beurden maakte ook foto’s van de sterfkamer. Dat was een nogal ingewikkelde klus. Hij bouwde daarvoor een stellage voor het pand en verwijderde de sponningen van beide ramen aan de straatzijde. Vervolgens maakte hij twee foto’s die hij afsneed en bij het afdrukken aan elkaar monteerde. Blijkbaar heeft hij in het volle zonlicht gewerkt om meer licht in de kamer te krijgen, want zijn schaduw is op de eerste foto op de kast te zien. Deze kast stond vanuit de straatzijde gezien links bij de deur die toegang gaf tot de slaapkamer van de koning. Op de kast staat een kaststel.
De tweede foto, vanuit het andere raam genomen, is de sterfkamer met rechts een deur naar de gang. Het veldbed met lauwerkrans en belkoord waren nog aanwezig, evenals de fauteuil, twee stoelen, de commode met o.a. de klok onder een stolp, de kaart van Limburg aan de muur en het ronde tafeltje met daarop allerlei voorwerpen, waaronder twee pistolen, een theepotje, schalen, papieren en boeken. De gestreepte vloerbedekking loopt in de lengterichting van de kamer. Opvallend is de uniformjas die over de stoel is gedrapeerd. Dit is dus een andere uniformjas dan die de koning aanhad op zijn sterfbed. De website van de Koninklijke Verzamelingen schrijft hierover:
‘Zo lag de overleden koning in het Groot Tenue, dat hij ook had gedragen tijdens zijn inhuldiging, achttien dagen lang opgebaard in de sterfkamer van zijn Tilburgse ‘paleis’.’
Van Beurden maakte in 1874 nog een foto ter nagedachtenis aan het verblijf van de koning in Tilburg, namelijk van de gedenknaald die in dat jaar op de plaats van het sterfhuis was opgericht. Alleen de foto van het huis en die van de gedenknaald werden in de handel gebracht en waren te verkrijgen in de fotozaak van Van Beurden en bij M.M. Couveé te ’s-Gravenhage. De foto van de sterfkamer mocht volgens de Tilburgsche Courant van 2 maart 1873 ‘zonder toestemming der Commissie van Beheer niet in den handel gebragt worden’. Van Beurden heeft de foto’s aangeboden aan de twee zonen van koning Willem II, koning Willem III (1817-1890) en zijn broer prins Hendrik (1820-1879).
Naar aanleiding van dit geschenk kreeg Van Beurden het predicaat hofleverancier toegekend, eerst op 27 september 1874 door prins Hendrik en op 21 oktober 1874 nogmaals door koning Willem III. Er werd dus door de Koninklijke familie veel waarde gehecht aan deze foto’s.
Frankenhoff de intendant van de koning
In de bronnen wordt amper aandacht geschonken aan de hechte band die Willem II met zijn intendant Johannes Nicolaas Frankenhoff (1805-1862) moet hebben gehad. De relatie tussen Willem II en de familie Frankenhoff dateert al van 1835.
Toen kocht hij voor 11.600 gulden twee naast elkaar gelegen woningen aan de Markt en de daarachter gelegen lakenververij met opstallen en percelen van Arnolda Castelijns (1770-1836), de weduwe van Johann Mathias Frankenhoff (1772-1822). Deze woningen werden verbouwd tot één groot woonhuis.
Voor de lakenververij stelde Willem II een vervangende ruimte beschikbaar. Dat blijkt uit een vergunning uit 1840 ‘[...] tot daarstelling van een stoomwerktuig voor het zuiveren en droogen van geverwde wollen stoffen in een locaal toebehoorende aan zijnen koninklijken hoogheid den prins veldmaarschalk.’
De vergunning was verleend aan haar zoon Johannes Nicolaas Frankenhoff, die zijn in 1836 overleden moeder had opgevolgd.
Lakenverver Johannes Nicolaas Frankenhoff werd ook de intendant van Willem II, en na diens dood ‘belast met de Directie der Koninklijke Paleizen en aanhooren te Tilburg.’
Zeker al vanaf 1845 trad hij als ‘particuliere directie’ voor de koning en later voor zijn erven op blijkens de vele uitgavenposten in het rekeningenboek van Goijarts voor onder andere de lansierskazerne, het oude en nieuwe paleis en de vele boerderijen. Uit notariële akten uit de periode 1853-1859 blijkt dat hij in Tilburg gemachtigde was in de vereffening van de nalatenschap van koning Willem II.
Volgens de bekende plattegrond van het ‘oude paleis’, woonde hij in 1849 in het rechtergedeelte van het gebouw en had daar een woon-, slaap- en kelderkamer. Hij kon via het ‘receptiekamertje’ naast de eetzaal ook bij de persoonlijke vertrekken van Willem II komen.
Johannes Nicolaas Frankenhoff was in 1832 gehuwd met Maria Anna Theresia Lombarts (1807-1875), dochter van Antonius Franciscus Lombarts (1761-1821) en Barbara Agnes Joseph Pollet (1784-1858). De familie Pollet was de rijkste lakenfabrikantenfamilie van Tilburg. Barbara Pollet leverde ook de tapijten voor het nieuwe paleis dat in 1849 gebouwd werd.
In 1848 betaalde Willem II aan aannemer Adriaan Goyarts 3.125 gulden voor het afbreken van de oude en het bouwen van een nieuwe ververij. En in 1849 (aldus de achteraf bijgehouden boekhouding) liet hij voor een bedrag van 8.500 gulden door hem een nieuw woonhuis voor zijn intendant bouwen. Frankenhoff betaalde overigens tijdens de bouw in de periode september 1848 tot december 1849 uit eigen zak 515 gulden voor de verdere afwerking van het pand met behang en vloerbedekking.
De woning was gebouwd in dezelfde stijl als het paleis. Frankenhoff woonde, zoals we hierboven zagen, tijdens het overlijden van Willem II in maart 1849 nog in het ‘oude paleis’.
In 1859 schonken de erfgenamen van koning Willem II het oude paleis, de nieuwe intendantswoning met kantoor en ververij en de onbebouwde eigendommen daaromheen aan J.N. Frankenhoff, die dit alles al in exploitatie had. Dit is zeer opmerkelijk. Was de band met Frankenhoff nog steeds zo groot dat jaren na de dood van de koning hij nog steeds in de gunst stond van het koningshuis of waren de schenkingen ‘zwijggeld’?
De intendantswoning aan de Paleisstraat, waarin in 1934 het Natuurhistorisch Museum en het Volkenkundig Missiemuseum werden gehuisvest, heeft er nog tot 1963 gestaan. Peeters heeft het in zijn boek niet over de intendant Frankenhoff, noch over de twee tekenaars Van Karnebeek en Demouge die de dode vorst op zijn sterfbed hebben getekend. Demouge was klerk bij Frankenhoff en kon via zijn woning makkelijk (heimelijk?) naar de sterfkamer komen. Van Karnebeek was adjudant van Willem II en later van Willem III. De koning lag voor beide tekenaars, als zij daadwerkelijk naar het leven tekenden, toen al opgebaard in zijn uniform en wellicht, als hij vermoord zou zijn, waren zijn schotwonden aan het gezicht onttrokken. Kort daarna zou hij deels zichtbaar in een lijkkist met ‘raampje’ worden gelegd.
Nadere bewijzen voor de niet natuurlijke dood van koning Willem II zijn hiermee nog niet gevonden. Voor de Tilburgers was koning Willem II in ieder geval in hun stad overleden.
Vijfentwintig jaar na zijn dood in 1874 werd op de plaats van zijn sterfhuis de gedenknaald opgericht met daarop de tekst:
‘Ter herinnering aan de plek waar Zijne Majesteit Koning Willem II in het hier gestaan hebbend gebouw overleden is.´ [2]
Bron: Ronald Peeters (1953) is historisch onderzoeker en publicist erfgoed Tilburg, voormalig gemeentearchivaris bij Regionaal Archief Tilburg en voormalig hoofd Stadsmuseum Tilburg. Hij publiceerde een groot aantal boeken en artikelen over Tilburg e.o. Voor een overzicht zie www.historietilburg.nl/over-ons.
Bronnen
Archivalia
Regionaal Archief Tilburg
- – Rekeningenboek van Adriaan Goyarts,
NL-TbRAT-424. - – Overlijdensregister 1849. NL-TbRAT-16, nr. 363.
- – Kadaster Tilburg
Literatuur
- – Coppens, Jan, Het licht van de negentiende eeuw. De komst van de fotografie in de provincie Noord-Brabant (Eindhoven 1997).
- – De dood en begrafenis van Zijne Majesteit Koning Willem II (Haarlem 1849).
- – Demouge, A.W.A.J., Genealogie Demouge (Uden 1977).
- – Gils, Jef van en Jim Nieuwenhuijzen, ’t Toekomstig verleden. Verborgen schatten van het archief (Tilburg 2009).
- – Peeters, Frans, Koningsmoord op Het Loo. ‘Op doorvertellen staat de straf des doods’. Geheimen rond de dood van Koning Willem II (Driebergen 2022).
- – Peeters, Ronald, ‘Enkele afbeeldingen rond het overlijden van koning Willem II berustend in het Gemeente-Archief van Tilburg’, in: Mensen van vroeger, jrg. 6/7, no. 7/8/9 (1979), 124-125.
- – Peeters, Ronald, Koning Willem II opperbevelhebber van het leger, ondernemer en grootgrondbezitter in Tilburg (Tilburg 1999).
- – Putten, Rob van, ‘Lakenververijen in Tilburg in de 19e eeuw’, in: Tilburg. Tijdschrift voor geschiedenis, monumenten en cultuur, jrg. 32, 2014, nr. 1, 3-10. (Met dank aan Rob van Putten voor aanvullende informatie)
- – Schotel, G.D.J., De dood des konings. Brief van Dr. G.D.J. Schotel, predikant te Tilburg aan Dr. H.P. Timmers Verhoeven, predikant te ‘s-Gravenhage (’s-Hertogenbosch 1849).
- – Wijs, L.G. de, Gedenkboek bij gelegenheid van de plechtige ingebruikneming van het paleis van wijlen Z.M. Koning Willem II tot Paleis-Raadhuis der gemeente Tilburg op 1 augustus 1936 (Tilburg 1936).
- – Willemstein, Lenneke, De Parels van Pollet. Het vastgoed van een vooraanstaande Tilburgse textiel-familie 1800-1935 (z.pl. 2022).
- – Zanten, Jeroen van, Koning Willem II 1792-1849 (Amsterdam 2013).
Digitalisering en Wiki opmaak: Terry van Erp
Voorganger: Willem I |
Prins van Oranje 1815-1840 |
Opvolger: Willem (III) |