Raamsdonk, cultuurhistorische inventarisatie, augustus 1993

Uit Wiki Raamsdonks Erfgoed

INHOUD

Woord vooraf 5 Werkwijze en criteria 7 1. Situering der gemeente 10 2. Bodemgesteldheid 11 3. Grondgebruik 12 4. Infrastructuur 13 5. Ontwikkeling van de nederzettingen 15 6. Stedebouwkundige typologie 17 7. Karakterisering der objecten, bouwvormen en typen 18 8. Objectgegevens 20 9. Literatuur 67 Kaart (bijlage)

Woord vooraf

Dit rapport over Raamsdonk maakt deel uit van de serie Cultuurhistorische Inventarisatie Noord-Brabant/Monumenten Inventarisatie Project. Het geeft per gemeente een overzicht van de waardevolle nederzettingen, gebouwen en groenelementen tot ca. 1940 in de steden en dorpen van de provincie. De snelle en vaak ingrijpende veranderingen in het Brabantse cultuurlandschap hebben de totstandkoming van een dergelijk overzicht urgent gemaakt. Ondanks vervlakking en schaalvergroting bezit elke gemeente een eigen karakter in de stedebouwkundige structuur, de bebouwing van kern en buitengebied. We doelen daarbij zeker niet alleen op erkende monumentale gebouwen, maar evenzeer op boerderijen, woonhuizen, fabrieksgebouwen, bruggen en sluizen, wegkruisen of een ijzeren sierhek en dorpslinde. Na het monumentenjaar 1975 heeft het provinciebestuur besloten om de cultuurhistorische waardevolle bebouwing van de provincie vast te laten leggen. Hiervoor is in 1976 de "Inventarisatiecommissie Brabantse Monumenten" ingesteld. In september 1979 is een drietal inventarisatoren aangesteld om een werkmodel te ontwikkelen en veldwerk en rapportage te verrichten. Dit model is tot eind 1988 gehanteerd in 69 gemeenten. Najaar 1988 is ook in Noord-Brabant het door de minister van WVC geëntameerde Monumenten Inventarisatie Project van start gegaan. Binnen dit project wordt vastgelegd hetgeen in Nederland tussen ca. 1850 en 1940 aan bouwkunst en stedebouw is gerealiseerd. Het MIP beoogt:

  • het verkrijgen van een eerste landelijk overzicht van de zgn. "jongere bouwkunst en stedebouw' (ca. 1850 -1940)
  • het bevorderen van kennis en waardering voor historische stads- en dorpsgezichten en voor monumenten van geschiedenis en kunst uit de periode 1850 -1940
  • het formuleren van uitgangspunten ten behoeve van publikaties en wetenschappelijk onderzoek op architectuurhistorisch, bouwhistorisch, stedebouwkundig, historisch-geografisch of industrieel-archeologisch gebied
  • het verkrijgen van bouwstenen als een eerste aanzet tot nieuw te ontwikkelen beleid van Rijk, provincies en gemeenten ten aanzien van de ruimtelijke ordening, stadsontwikkeling en monumentenzorg, alsmede van een basis voor planologisch-stedebouwkundige afwegingen
  • het verzamelen van informatie die voor Rijk, provincies en gemeenten als basis kan dienen bij het selecteren en registreren van objecten, ensembles, structuren en dorps- en stadsgezichten.

In Brabant zullen daarnaast ook nog objecten en structuren van voor 1850 vastgelegd worden als uitvloeisel van de in 1979 begonnen Cultuurhistorische Inventarisatie. Onderzoek en veldwerk voor dit rapport vonden plaats in januari 1991 door drs. M. Vaessen. 's-Hertogenbosch, maart 1993.

WERKWIJZE EN CRITERIA

In Brabant is het MIP officieel van start gegaan op 1 oktober 1988. De inventarisatie wordt hierbij gebiedsgewijs aangepakt. Daartoe is de provincie in acht werkgebieden verdeeld, op basis van de historische en bestuurlijke ontwikkelingen in de periode 1850 - 1940.

Deze gebieden zijn:

  1. Brabants Kleigebied
  2. Zuidwest Brabant
  3. Regio Tilburg
  4. Regio 's-Hertogenbosch
  5. Kempen
  6. Regio Eindhoven
  7. Maaskant
  8. Brabantse Peel

Bij de inventarisatie wordt - binnen een zo breed mogelijke context - gewerkt van groot naar klein. Eerst wordt van elk gebied een schets gegeven van de algemene karakteristieken. Op basis hiervan wordt voorts - gemeen- tegewijs - ingegaan op de stedebouwkundige aspecten van een stad of dorp. Tegen deze achtergrond worden ten slotte de objecten in de verschillende gemeenten beschreven.

De door het rijk voorgestelde werkwijze sluit goed aan bij onze sinds 1979 gevolgde werkwijze. Onbewust vooruitlopend op het MIP heeft de provincie vanaf het begin naast de oudere bouwkunst (ca. 10% van de monumenten in Brabant) ook steeds de jongere bouwkunst (ca. 90% van de monumenten) in haar werkwijze betrokken. Dit uitgangspunt zal binnen het MIP gehandhaafd blijven, met dien verstande dat de gegevens van de oudere bouwkunst buiten het MlP-kader vallen en dus niet aan het rijk geleverd zullen worden. Zij zullen wel voorkomen in de rapporten van de gemeenten die gewoon zullen blijven verschijnen. Tevens zullen nu ook de grote gemeenten (Tilburg, Breda, Bergen op Zoom, Eindhoven, Roosendaal, Helmond en 's-Hertogenbosch) beschreven worden.

In de geautomatiseerde MlP-bestanden welke uiteindelijk aan het Rijk geleverd gaan worden, zal ook het bestaande mate- riaal van jongere bouwkunst van de 69 reeds geïnventariseerde gemeenten worden opgenomen.

Deelname aan het MIP verleent de provinciale inventarisatie een belangrijke toegevoegde waarde. Zonder extra provinciale investering wordt het inventarisatiebestand geautomatiseerd en in overeenstemming gebracht met een landelijke opzet.

Voor verdere details verwijzen wij naar de Handleiding Inventarisatie jongere bouwkunst en stedebouw (1850-1940). Zeist- 's-Gravenhage 1987.

Criteria

Uit de vele objecten die voor inventarisatie in aanmerking komen moet uiteraard een keus worden gedaan. Dat gebeurt aan de hand van een aantal criteria, die groepsgewijs worden omschreven.

Bij deze criteria wordt het bindend element in veel gevallen gevormd door de "historische karakteristiek" van de neder- zetting. Wat wordt daaronder verstaan?

Een nederzetting is, in de hier gebruikte terminologie, een geheel van bebouwing, percelen, wegen en waterlopen, dat in de loop der tijd een meer of minder samenhangende vorm heeft opgeleverd. Het eigen karakter van een nederzetting is het produkt van een - al dan niet geleidelijke - historische ontwikkeling, die in vele gevallen tot op de dag van vandaag valt af te lezen, zowel aan het ruimtelijk patroon als aan de bebouwing zelf. Dat geldt in beginsel net zo goed voor een oud akkerdorp, als voor een moderne nieuwbouwwijk. Op zeker moment leidt een reeks van ontwikkelingen tot een situatie, waar de nederzetting voor ons gevoel een uitgesproken eigen vormidentiteit bereikt. Dat moment bepaalt de "historische karakteristiek" van de nederzetting, die dus als het ware de optel- en aftreksom is van een reeks structuurbepalende en structuurverstorende ingrepen.

De invloed van dat moment kan zich, meer of minder nadrukkelijk zichtbaar, vaak uitstrekken tot het moment van nu. Zo is voor de landelijke nederzettingen tussen Oirschot en Best de situatie rond het midden van de vorige eeuw nog steeds beeldbepalend. Vandaar dat het moment van de historische karakteristiek ook omstreeks dat tijdstip is gekozen. Zowel de middeleeuwse aanleg, als de wijzigingen van na 1850 zijn daarbij als wezenlijke bestanddelen aan te merken. Een heel ander voorbeeld is de oude vestinggordel van Bergen op Zoom. Daar is een essentieel element in de historische karakteristiek, zoals die rond 1800 bestond, thans niet meer afleesbaar. In die tijd werd de stad sterk gedomineerd door haar uitgebreide vestingswerken. Sinds die echter aan het eind van de vorige eeuw zijn ontmanteld, wordt het huidige beeld bepaald door een parken-, straten- en bebouwingsgordel, die rond 1920 zijn uiteindelijke vorm kreeg. Daarmee is de historische karakteristiek van ca. 1800 nu dus niet meer relevant voor dit deel van de stad. Die van rond 1920 echter des te meer.

Tegen de achtergrond van deze historische karakteristiek worden alle objecten afzonderlijk getoetst aan de volgende criteria:

Architectonische en kunsthistorische criteria

  • het object is een goed voorbeeld van een bepaalde stijl of bouwtrant, of van het werk van een bekend architect, stedebouwkundige of kunstenaar
  • het object is gaaf qua stijl en detaillering
  • het object vertegenwoordigt een unieke (bouw) techniek, (bouw)- type of is typerend voor de ontwikkeling van de

industriële techniek

  • het object heeft esthetische waarde op grond van de vorm en detaillering van exterieur en/of interieur.

Planologische, landschappelijke en stedebouwkundige criteria

  • het object vormt samen met bijgebouwen, kleine artefacten, erfbeplanting of tuinaanleg een karakteristiek geheel
  • het object maakt deel uit van een groter historisch geheel of complex
  • het object sluit, met name in historisch en geomorfologisch opzicht, aan bij het landschap
  • het object maakt deel uit van een gebied met een grote continuïteit, waardoor het historisch patroon van verkaveling,

wegen en waterlopen goed geconserveerd is gebleven

  • het object vormt een onderdeel van een historische stedebouwkundige structuur of een historisch nederzettingstype
  • het object is karakteristiek voor stad, dorp of streek.

Sociaal- en cultuurhistorische criteria

  • aan het object zijn historische herinneringen verbonden in de ruimste zin van het woord
  • het object vertegenwoordigt een aspect van de sociale of economische geschiedenis
  • het object is representatief voor een bepaalde fase in de ontwikkeling van dorp, stad of streek.

Afhankelijk van de situatie en de aard van het object, is het ene criterium bij de selectie meer bepalend dan het andere.

Zo kan men zich voorstellen dat bij een eenvoudig voorbeeld van landelijke bouwkunst criteria als type, bouwtechniek, samenhang met de directe of wijdere omgeving, historische verkaveling en patroon van wegen en waterlopen, meer gewicht in de schaal werpen, dan bij een kerkgebouw. Daar zullen eerder stijl, gaafheid van details, esthetische kwaliteiten en geschiedkundige aanknopingspunten de doorslag geven. Bij monumenten van jongere datum zijn op hun beurt bouwtype, techniek, vormgeving, architect en sociaal-historische betekenis weer het meest van belang.

De samenhang met de omgeving heeft bij de beoordeling een grote - zo niet dominerende - rol gespeeld. Objecten als daglonershuizen, weverswoningen, smidsen e.d., ontlenen vooral daaraan hun bijzondere waarde. Een op zich interessant object, dat als laatste getuige de herinnering oproept aan een overigens verder geheel verstoorde situatie, scoort doorgaans minder hoog, dan een object dat deel uitmaakt van een karakteristieke, betrekkelijk ongerept gebleven omgeving. Daarentegen zal een in detail aangetaste reeks gebouwen, die een onderdeel vormt van een qua maat en schaal nog goed bewaarde en interessante structuur, op grond daarvan in deze inventarisatie juist worden meegenomen. Tenslotte heeft, zoals men begrijpen zal, ook de zeldzaamheidswaarde van een object of nederzettingstype bij de afwegingen meegespeeld.

Samenstelling rapport In dit rapport wordt een beeld gegeven van de cultuurhistorisch waardevolle structuren en objecten van oudere en jongere bouwkunst binnen de gemeente. Hierbij is de samenhang tussen de objecten en het landschap of de nederzetting van groot belang.

Door het raadplegen van de historisch-geografische beschrijving van het inventarisatiegebied (afzonderlijk verkrijgbaar) en het naslaan van specifieke plaatsgebonden literatuur ontstaat een beeld van de ontwikkelingen tot ca. 1950. De topografische kaarten van ca. 1850, 1900 en heden op de schalen 1 : 50.000 en 1 : 25.000 zijn eveneens van belang, omdat door vergelijking een indruk ontstaat van occupatiepatronen en ontwikkelingen tot op heden. In het veld wordt dit beeld aangevuld met eigen waarneming.

Vervolgens worden per kern en in het buitengebied de objecten die aan de eerder genoemde criteria voldoen geregistreerd.

Elk rapport omvat de volgende onderdelen. Na Woord Vooraf en Werkwijze en Criteria worden de ligging van de gemeente (hoofdstuk 1), de bodemgesteldheid (2) en het grondgebruik (3) behandeld. Dan volgt een overzicht van de veranderingen in infrastructuur, wegen, waterlopen etc. (4). Vervolgens worden de nederzettingen behandeld (5). In de hoofdstukken 6 - 8 worden de onderzoeksresultaten beschreven. Voor de grotere gemeenten met planmatige ontwikkelingen tussen 1850-1940 wordt een stedebouwkundige typologie gegeven met een kaart van gebieden van bijzondere stedebouwkundige waarde. Bij de meeste kleinere gemeenten blijft dit onderdeel achterwege. Hier hebben in het algemeen immers in de periode 1850-1940 geen samenhangende stedebouwkundige ontwikkelingen plaatsgehad. Wel worden in sommige gemeenten waardevolle bebouwingsgroepen van voor de periode 1850-1940 apart aangegeven.

Dan volgt een karakterisering der objecten, bouwvormen en typen (boerderijen, woonhuizen, openbare gebouwen etc).

Dit alles wordt afgesloten met de objectgegevens, geordend naar adres en huisnummer (even, oneven). Per object worden de oorspronkelijke en huidige functie, architect, bouwdata, bouwstijl en een beschrijving der gevels, ramen, deuren, daken, bijzondere constructies en in een enkel geval interieurgegevens (meestal wordt alleen het exterieur geregistreerd) weergegeven. Dan volgen bijgebouwen, artefacten (stoepen, stootstenen, hekken etc.) en groenelementcn. Ook wordt aangegeven een motivering voor opname en of het object beschermd is.

Tenslotte volgt de literatuur.

Bijgevoegd worden kaarten 1 : 10.000 en indien nodig deelkaarten van de stedebouwkundige typologie en de dichtbebouwde kernen. Op de kaart 1 : 10.000 worden aangegeven:

  • geïnventariseerde objecten met cultuurhistorische betekenis (zwarte stip) - beschermde monumenten (zwarte stip met cirkel)
  • straatnaam en huisnummers
  • gemeentegrenzen
  • dijken, waterlopen en steilranden
  • oude wegenpatronen en oude akkerbodems met een humusdikte van minimaal 50 cm. (globaal aangegeven).

Beschermde stads- en dorpsgezichten, alsook landgoederen worden eveneens aangegeven.

1. Situering der gemeente

1.1 Ligging

De gemeente Raamsdonk ligt in de provincie Noord-Brabant in het MlP-inventarisatiegebied Brabants Kleigebied. Buiten de kerkdorpen Raamsdonk, ook wel het Dorp genoemd en Raamsdonkveer, kortweg het Veer genaamd, omvat de gemeente de voormalige gehuchten Het Broek, De Bergen, Sandoel en een aantal polders (onder andere de [[Eendrachts- polder]], polder Hooislobben en de Oostpolder).

De gemeente beslaat 2.272 hectare en telt 13.276 inwoners (gegevens op 01-01-1988).

De begrenzing van de gemeente is gedeeltelijk natuurlijk volgens waterlopen. Zo loopt de grens in het noorden, met de gemeente Dussen, parallel aan de Bergsche Maas, in het westen volgt de grens met de gemeente Geertruidenberg [[de Donge]] en in het zuiden, met de gemeente Oosterhout, heeft de grens een grillige vorm en volgt de lijn van de reeds verdwenen Oude Dongesloot, iets ten zuiden van de rivier de Donge. Verder loopt de grens in rechte lijnen door bouwgrond. In het zuid-oosten ligt Raamsdonk tegen de gemeente 's-Gravenmoer, in het oosten grenst ze aan Waspik en een klein deel van de westgrens ligt aan de gemeente Made en Drimmelen.

Raamsdonk heeft een agrarisch karakter behouden, Raamsdonksveer is uitgegroeid tot een handels- en industriecentrum.

1.2 Ontwikkeling

De vroegste vermelding van de nederzetting stamt uit 1273, in een oorkonde werd een nederzetting genaamd Dunc genoemd. Via verschillende versies van de naam (Raamsdonc, Ramesdonc, Ramesdongh en Ramsdonc) is dit tenslotte Raamsdonk geworden.

In 1316 werd de ambachtsheerlijkheid Raamsdonk door Willem III, graaf van Holland, in leen uitgegeven aan Klaas Gerritsen van Wielbrecht.

Na overstromingen in de vijftiende eeuw waarvan de St. Elizabethsvloed in 1421 wel de bekendste is, was het land geheel overspoeld, slechts de kerktoren was blijven staan. De nederzetting werd daarna een stuk zuidelijker weer opgebouwd.

In de veertiende en vijftiende eeuw was er veel overlast van oorlogsgeweld (zoals de Hoekse en Kabeljauwse twisten).

In de zestiende en zeventiende eeuw behoorde Raamsdonk tot de zes Zuidhollandse dorpen in de Langstraat. Bij een publieke verkoping in 1724 werd de ambachtsheerlijkheid Raamsdonk door de Staten van Holland aan Simon van Son verkocht. Hij bouwde in de omgeving van het Karthuizer klooster een aanzienlijk huis, het "Huis van Chartroise", genoemd naar dit klooster. Tot 1798 maakte Raamsdonk nog deel uit van het gewest Holland. In 1805 vond een grens- verlegging tussen de provincies Noord Brabant en Noord Holland plaats waarbij de westelijke Langstraat bij Brabant kwam. In 1814 tenslotte werd het gehele gebied definitief Brabants. Sinds 1822 bestaat de gemeente uit de oude ambachtsheerlijkheid van het dorp Raamsdonk (omvat ook Raamsdonksveer), de heerlijkheid Hendrik Luyten Ambacht en een gedeelte van de ambachtsheerlijkheid Groot Waspik (gehucht Twaalfhalfhoeve) alsmede uit een groot aantal polders.

De huidige grens is gelijk aan de mid-negentiende eeuwse grens

2 Bodemgesteldheid

2.1 Grondsoorten
Het gebied waarin de gemeente Raamsdonk ligt heeft in de laatste fase van het Holoceen haar huidige bodemgesteldheid gekregen. De bodem bestaat vooral uit jonge zeeklei, tijdens overstromingen die vooral in de vijftiende eeuw plaatsvonden is dit over het veen afgezet.

Er zijn enkele zandopduikingen uit het Pleistoceen. De kernen van de nederzettingen zijn omgeven door polderland, beheerst door Donge en Oude Maas in het noorden en laagveen in het zuiden.
2.2 Hoogte en afwatering
De gemeente Raamsdonk ligt in een laag gebied zonder veel hoogteverschillen. De hoogte in het zuidoosten van de gemeente, rond de kern van Raamsdonk, ligt tussen de 0 meter NAP en + 1 meter NAP. Hetzelfde geldt voor het zuidwesten waar de kern van Raamsdonksveer ligt. Naar het noorden toe stijgt de bodem tot iets boven +1 meter NAP. Een uitzondering hierop vormen de dijken en kaden waar de hoogte plaatselijk +3 meter NAP is.

De toestand met betrekking tot de afwatering was rond 1850 slecht. Raamsdonk was hiervoor vooral op de Donge aangewezen. Door toename van de landbouw kregen de riviertjes steeds meer water te verwerken, de toestand verslechterde nog waardoor een aanpak van de situatie noodzakelijk werd. In 1900 werd het zuiderafwateringskanaal aangelegd met een uitwateringssluis ten zuiden van het Keizersveer op het Oude Maasje. De situatie voor Raamsdonk werd hiermee aanzienlijk verbeterd.

In het kader van werkverschaffingsprojecten werden in de jaren dertig opnieuw verbeteringen in de afwatering aangebracht. Veel poldergemalen werden aangelegd wat ten koste van windwatermolens ging. Als gevolg van de watersnoodramp in 1953 werd het waterschap "de Brabantse Bandijk" als extra waterschap opgericht.

Inmiddels is dit waterschap met andere reeds bestaande waterschappen opgenomen in een nieuw hoogheemraadschap voor geheel West Brabant.

3. Grondgebruik

Rond 1100 bestond het gebied uit een onherbergzame wildernis met veel moerassen. Vanaf de twaalfde eeuw vond ontginning van het veen plaats. Het gebied werd in lange smalle kavels opgedeeld. Op die manier konden zo veel mogelijk boerderijen aan de straat liggen. Occupatie gebeurde vanuit de rand van het veen met opeenvolgende boerderijverplaatsingen. Het veen in het verlengde van de kavel was tot een van te voren bepaalde zuidgrens eigendom van de bezitter van het kavel. Na de St. Elizabethsvloed vond inpoldering in noordelijke richting plaats.

Na de overstromingen in de vijftiende eeuw kwamen riet en griendcultuur op. In het midden van de negentiende eeuw overheerste de landbouw op de zeeklei. Vooral de teelt van tarwe, meekrap, aardappelen, vlas en koolzaad was belangrijk.

De oorspronkelijke verkaveling bestond uit smalle langgerekte stroken in noord zuid richting, loodrecht op weg en water.

De stroken lagen in een uitwaaierend patroon. Delen van deze oude verkaveling zijn nog steeds zichtbaar bij Raamsdonk. Na 1940 trad schaalvergroting als gevolg van de ruilverkaveling op. Gevolg is een regelmatige verkaveling in blokken en stroken. De polders in het noorden van de gemeente zijn grootschaliger ingedeeld en kennen een verkaveling in blokken. In Raamsdonk overheerst nog steeds de landbouw. Raamsdonksveer daarentegen heeft een meer stedelijk karakter. Het industrieterrein Dombosch biedt de huidige bewoners werkgelegenheid.

4. Infrastructuur

4.1 Wegen
In het midden van de negentiende eeuw was het wegennet binnen de gemeente Raamsdonk beperkt van omvang. Veel wegen waren onverhard en daardoor een groot deel van het jaar (bij regen en vorst) slecht begaanbaar.

De doorgangsfunctie die West-Brabant in die tijd had had wel tot gevolg dat de kwaliteit van de wegen hier hoger lag dan die van de wegen in de rest van de provincie. Een voorbeeld daarvan is de "straatweg van Breda naar Gorinchem", een deel van de noord-zuidroute die Parijs met Amsterdam verbond. Deze weg maakte deel uit van het in 1811 door Napoleon opgezette hoofdwegennet. Na 1814 werd de uitvoering ervan door Willem I in vereenvoudigde vorm voortgezet.

De "Langstraat" is een oude verbinding van aantal dorpen tussen 's-Hertogenbosch en Geertruidenberg, van oost naar west. De weg van Raamsdonk naar Waalwijk, onderdeel van deze Langstraat was al voor 1814 verhard. Interlokale wegen volgen veelal de oude polderdijken. Deze wegen waren voor 1850 gedeeltelijk verhard met grind, puin of steenslag.

De toename van het autoverkeer zorgde ervoor dat er na 1950 snelwegen werden aangelegd. De A27 vervangt de oude noord-zuidverbinding en vormt een nadrukkelijke scheiding tussen de twee dorpskernen. Ook werd in de tweede helft van deze eeuw de provinciale weg (de Maasroute), evenwijdig aan de Langstraat aangelegd waardoor het verkeer buiten de dorpskernen om rijdt.

De wegen door de polders zijn van plaatselijk belang.
4.2 Spoorwegen
Tussen 1886 en 1890 werd de Langstraatspoorweg aangelegd. Deze spoorlijn tussen Lage Zwaluwe en 's-Hertogenbosch volgde het traject van de Langstraat en had haltes in Raamsdonk en Raamsdonksveer. Na de Tweede Wereldoorlog werd dit enkel spoor opgeheven. Delen van het traject zijn nog zichtbaar als een verhoging in het landschap zoals in Raamsdonk bij het voormalig spoorwegwachtershuisje.

In 1880 was een tramlijn tussen Breda en Oosterhout tot stand gekomen. In 1881 werd deze lijn doorgetrokken tot Geertruidenberg en deed daarmee ook Raamsdonk en Raamsdonksveer aan. De tramlijn verdween in de jaren dertig toen het personenvervoer door auto en bus werd overgenomen.
4.3 Waterwegen
Van de turfvaarten tussen 1200 en 1750 aangelegd ter ontsluiting van de veengebieden is in deze gemeente niets bewaard gebleven.

Delen van de Bergsche Maas en van de Donge lopen over grondgebied van de gemeente. De Donge was al vroeg moeilijk bevaarbaar zodat reeds in 1335 een nieuwe vaart (mogelijk een turfvaart) naar Oude Maas gemaakt werd. De Oude Maas was het laatste restant van een grote inham die door vijftiende eeuwse overstromingen werd gevormd. Vanaf het einde van de zeventiende eeuw kwam de naam Oude Maas in omloop, daarvoor sprak men van Kille of Schcepsdiep. De Bergsche Maas werd tussen 1886 en 1904 gegraven. Voor het verkeer in de gemeente zijn deze rivieren nauwelijks van belang.

Van de vele kleine haventjes die Raamsdonksveer gekend heeft is niets over. De laatste haven (Kerksloot) is in de jaren zeventig gedempt toen na het sluiten van het Haringvliet steeds minder water de haven bereikte.

Tussen de Oude Maas en Donge is het zuiderafwateringskanaal aangelegd dat in 1900 voltooid werd.
4.4 Dijken en kaden
De Langstraat was oorspronkelijk een veendijk tegen het water uit het noorden. Na 1421 beschermde de dijk tegen water uit het zuiden. Later kwam over de dijk een weg waaraan nederzettingen ontstonden. Het traject is nog goed herkenbaar.

Dijken voor 1900 aangelegd langs de Donge zijn eveneens nog intact. Andere dijken, tussen 1500 en 1900 aangelegd zijn onder andere de Boterdijk en Achterste dijk. Als verhoging zijn deze dijken nog wel herkenbaar, hun namen blijven in straatnamen bewaard. De waterkerende functie is voor deze dijken echter verloren gegaan.
4.5 Militaire infrastructuur
De regio was als grenszone tussen de gewesten Holland en Zeeland in het verleden van militair strategisch belang. Het Westelijk deel van de Zuiderwaterlinie, de "Noordbrabantse linie" tussen Dinteloord en Geertruidenberg liep ook over het grondgebied van de gemeente Raamsdonk. Deze zeventiende eeuwse innundatielinie was bedoeld om de zone tussen Dinteloord en Geertruidenberg onder water te kunnen zetten.

5. Ontwikkeling van de nederzettingen

Occupatie van het gebied waarin de gemeente Raamsdonk ligt begon in twaalfde eeuw langs Maas en Donge (toen nog onbedijkt) die in de buurt van Raamsdonk in de Maas uitmondde.
5.1 Raamsdonk
Het oude Raamsdonk kan getypeerd worden als agrarisch streekdorp, ontstaan uit twaalfde en dertiende eeuwse veenontginningen. De vroegste ontginningen vonden plaats vanuit de Donge en de Oude Maas (in de Kurenpolder, nu gemeente Dussen). Een lintvormige bewoningsas ontstond haaks op de strokenverkaveling. Ten zuiden van deze as werden de boerderijen gebouwd, ten noorden lagen lange smalle kavels die zich tot diep in het veen uitstrekten. De bebouwing beperkte zich aanvankelijk tot de oeverwal maar schoof met de ontginning mee van de rivier weg. Het veen werd ontwaterd voor de landbouw waardoor inklinking plaatsvond. Dit had verlaging van het maaiveld tot gevolg, de grond werd zo te laag voor akkerbouw. Men schoof op naar nog hoogliggend veen (van de weg af, naar achteren toe) om nieuw bouwland in gebruik te kunnen nemen. De afstand tussen boerderijen en bouwland nam toe zodat ook de bewoning zich op den duur verplaatste. Rond het midden van de dertiende eeuw ontstond zo een nieuwe straat waarna de boerderijen op de oeverwal geleidelijk aan verlaten werden. In Raamsdonk verschoof de nederzetting naar de Achterste Dijk (de kerk staat daar nu nog).

De veenafgravingen gingen door tot men rond 1350 de zandgrond bereikte. Als gevolg van overstromingen in de vijftiende eeuw trad een vernieuwing van de grond op, over het zand werd klei afgezet. Het gebied ten noorden van de Achterste Dijk werd overstroomd en opnieuw vanuit het zuiden herwonnen, opnieuw volgens een lineair patroon. Ontginningen vonden plaats in de richting van de klei waardoor men in de zeventiende eeuw terugkwam op de plek van de eerste nederzetting.

Raamsdonk kent een sedert 1900 matig veranderde kern. De huidige ligging is die van de laat middeleeuwse nederzetting aan de Kadestraat waar men na verplaatsing vanaf de Achterste Dijk terechtkwam. De nederzetting heeft nog steeds een agrarisch karakter.
5.2 Raamsdonkveer
De vroegste vermelding van Raamsdonksveer stamt uit 1580. De oorsprong van de nederzetting ligt in een Karthuizerklooster dat in 1336 door Willem van Duivenvoorde gesticht werd in de polders ten zuiden van het huidige Raamsdonksveer. Door kloosterlingen werden mensen aangetrokken om diverse werkzaamheden uit te voeren zoals het aanleggen van dijken in het lage drassige gebied. Deze mensen vestigden zich in de buurt van het klooster.

De ringdijk, die tussen 1421 en 1500 werd aangelegd van het klooster via Sandoel, Grote Kerkstraat, Heereplein, Hoofdstraat en Prins Hendrikstraat naar de Stadsweg (huidige Julianalaan), liep dwars over de oude kavels. Deze dijk heeft mede de structuur van het huidige Raamsdonksveer bepaald.

Tot aan het begin van de negentiende eeuw stonden bijna alle huizen op de ringdijk. Een klein aantal mensen vestigden zich aan de Kerksloot of Dorpshaven waardoor er een niet-agrarische nederzetting ontstond. Vanuit deze vaart, die haaks op de dijk was aangelegd, werd een veerverbinding over de Donge, met Geertruidenberg onderhouden. In 1845 werd het veer door een brug vervangen.

De middelen van bestaan in de negentiende eeuw waren hooibouw, biezen- en rietcultuur. Dit had manden- en hoepelmakerijen tot gevolg, tot 1922 was de hoepelmakerij één van de voornaamste industrietakken in Raamsdonksveer. Door vervanging van houten hoepels door ijzer en blik is deze industrietak verloren gegaan. Ook waren er een zoutziederij, bierbrouwerijen en hooipersen. Een andere tak van nijverheid binnen Raamsdonksveer was de leerlooierij, in de negentiende eeuw waren er vijf leerlooierijen aktief. Zij stelden zich echter niet snel genoeg in op de modernisering waardoor zij het onderspit moesten delven ten opzichte van leerlooierijen in grotere plaatsen die met stoommachines gingen werken.

Deze nijverheid concentreerde zich rond de haven. Loodrecht op deze vaart was aan het begin van de negentiende eeuw de doorgaande weg Oosterhout - Gorinchem aangelegd. Deze weg trok nieuwe vestiging van notabelen, handelaren en middenstand aan. Raamsdonksveer groeide hierdoor uit tot een verkeersdorp. Binnen het dorp ontstond een verdeling tussen de oorspronkelijke bevolking van Raamsdonksveer die vooral uit arbeiders bestond en in Sandoel gevestigd was en de nieuwere bewoners, de burgerij van Raamsdonksveer in De Kant.
5.3 Overige gehuchten
Het gehucht Sandoel lag aan de Donge, waarschijnlijk ligt de huidige wijk nu nog op dezelfde plaats. Ten noorden van de nieuwbouw is nog iets van de oude structuur herkenbaar gebleven.

Hendrik Luitenambacht is ontstaan door de uitgifte van vijf hoeven (maateenheid) moer en wildernis door de graaf van Holland. In de zeventiende en achttiende eeuw betwistten de ambachtsheren van Raamsdonk en van Groot Waspik elkaar het bezit van Hendrik Luitenambacht. In 1822 kwam aan deze tweestrijd een definitief einde toen bij Koninklijk Besluit dat Hendrik Luitenambacht definitief bij Raamsdonk ingedeeld werd. Elfeneenhalve Hoeve (ook wel Twaalfthoeve genoemd) werd in 1341 ter ontginning uitgegeven.

Een weg en afwateringsvaart naar de Donge werden aangelegd.
5.4 Verspreide bebouwing
Tot 1940 vond bebouwing vooral langs oeverwallen, dijken, kaden en verhoogde doorgaande wegen plaats.

De gemeente kent weinig verspreidde bebouwing in de polders. Doorgaans is deze van na 1940.

6. Stedebouwkundige typologie

6.1 Typologie
De oorspronkelijke lintstructuur van Raamsdonk is goed bewaard gebleven. Gehuchten zoals Luiten Ambacht, Broek, Bergen en Schans waren als bebouwingsconcentraties aan dezelfde lintstructuur in de negentiende eeuw nog goed herkenbaar. Vanaf het eind van de negentiende eeuw heeft verdichting van de bebouwing plaats gevonden waardoor deze gehuchten gaandeweg in een doorlopende lintbebouwing zijn opgenomen. Hun ligging is herkenbaar gebleven in de straatnaam.

In Raamsdonksveer bestond oorspronkelijk een verkavelingspatroon van opstrekkende heerden, draaiend van zuidoost naar noordwest, dat haaks op de weg was aangelegd. De loop van een aantal huidige straten is de zuidoost-noordwest-richting nog herkenbaar zoals bij de Julianalaan (voormalige Stadsweg) en Emmastraat. De langgerekte kavels zijn inmiddels alle bebouwd.

Bij de aanleg in de negentiende eeuw van de doorgaande (Napoleons)weg Wilhelminalaan-Prins Bernhardstraat-Keizers-dijk-Maasdijk werd geen rekening met de bestaande structuur gehouden. Men koos voor de kortste weg tussen Oosterhout en Gorinchem waarbij de weg zo dicht mogelijk langs Geertruidenberg moest gaan. In verband met de vestingstatus van Geertruidenberg was aan de weg slechts bouwen in hout toegestaan. Pas na 1860 verscheen meer definitieve bebouwing aan deze weg.

Na de Tweede Wereldoorlog maakte Raamsdonksveer een sterke groei door. De oorspronkelijke structuur van kruisende wegen is nog herkenbaar maar geheel omgeven door systematisch aangelegde nieuwbouwwijken. Gehuchten die in de negentiende eeuwse gemeente nog goed als afzonderlijke bebouwingsconcentraties herkenbaar waren zoals Sandoel zijn in de loop van de twintigste eeuw geheel opgenomen in de zich uitbreidende bebouwing van het dorp.

In de jaren zeventig werd een sanering uitgevoerd.
6.2 Gebieden van bijzondere stedebouwkundige waarde
In de gemeente Raamsdonk zijn geen gebieden aan te wijzen die in het kader van het MIP een bijzondere stedebouwkundige waarde hebben.
6.3 "Waardevolle groepen" in het kader van de cultuurhistorische inventarisatie
Het gebied rond de Haven (Haven en Heereplein) is van belang als centrum van Raamsdonksveer. Ondanks demping is de oude structuur zichtbaar gebleven. De voor Raamsdonksveer karakteristieke bebouwing die zich rond de haven bevind is gaaf bewaard gebleven.

7. Karakteristiek der objecten, bouwvormen en bouwtypen

7.1 Woonhuizen
De oudste woonhuizen in Raamsdonk vinden we aan de Molenstraat en "Langstraat". Deze woningen dateren uit het eind van de zeventiende, begin achttiende eeuw en zijn opgetrokken in ijsselsteen onder zadeldak vaak nog met Hollandse pannen. Dergelijke oude huizen treffen we in Raamsdonksveer veel minder aan. Voorbeelden zijn nog te zien aan het Schoolpad 1-3 en 11-13. Molenstraat 37-39 is een "schoolhuis" en dateert uit 1787.

Oude arbeiderswoningen zoals aan de Haven en Sandoel zijn in de loop der tijd sterk verbouwd en van karakter veranderd.

Villa's uit de tweede helft van de vorige eeuw waarbij veel gebruik is gemaakt van classicistische elementen zijn in Raamsdonksveer aan de oude verbindingsweg Gorinchem-Breda, de Prins Bernardstraat en in het verlengde daarvan aan de Wilhelminalaan gebouwd. Voorbeelden zijn Prins Bernardstraat 11 en 12, twee classicistische herenhuizen. Ook treffen we aan deze weg (Keizersdijk, Maasdijk) voorbeelden van woonhuizen uit het begin van de twintigste eeuw aan. In een aantal gevallen zijn deze panden gaaf bewaard gebleven, vaak is de begane grond echter sterk gemoderniseerd.

Voorbeelden van woonhuizen, gebouwd rond de eeuwwisseling, zijn in de kern van het dorp Raamsdonksveer in de omgeving van de Haven en Heereplein te vinden. Voorbeelden zijn Prins Hendrikstraat 30, een woonhuis opgetrokken in oranje steen en Emmastraat 1-5, een rijtje woningen uit circa 1915.

In de jaren tien van de twintigste eeuw vond de eerste planmatige uitbreiding van woningen plaats aan de Julianalaan. In de jaren twintig werd deze straat opnieuw uitgebreid met een reeks woningen.
7.2 Boerderijen
De oudste voorbeelden zijn de achttiende eeuwse boerderijen van het "langstraattype" vooral te vinden in Raamsdonk aan de Molenstraat. Kenmerkend voor deze boerderijen is dat het woongedeelte (in een aantal gevallen met tuitgevel en gepleisterde lijst) opgetrokken is in ijsselsteen met gepleisterde plint. Erachter ligt een breder bedrijfsgedeelte met gepotdekselde wanden. Het geheel gaat onder zadeldak met wolfseind, gedekt met Hollandse pannen en riet. Bij een aantal van deze boerderijen is het woongedeelte reeds vervangen door een huis van latere datum. Opmerkelijk bij deze boerderijen is hun schuine ligging ten opzichte van de straat. Voorbeelden uit de negentiende eeuw van dit boerderij type zijn te vinden aan de Bergenstraat en Luyten Ambachtstraat.

Negentiende en twintigste eeuwse boerderijen bestaan uit een vrijstaand huis met één of meerdere schuren en bevinden zich onder andere aan de Kerklaan 3, uit circa 1915.
7.3 Industriële en bedrijfsgebouwen
Stellingkorenmolen "De Onvermoeide" stamt uit 1890, in 1973 werd de molen gerestaureerd met behulp van onderdelen van een molen uit Rijen die geheel onttakeld werd.

Kleine industrie en nijverheid aan de haven is geheel verdwenen. Wel zijn enkele gebouwen daarvan blijven bestaan. Voorbeelden zijn een touwslagerij aan het Heereplein 3 uit 1805. Haven 19 is een pakhuis uit ca. 1910. Bij Haven 9-11 staat een leerlooierij achter het huis.

De watertoren aan de Oosterhoutseweg 18 heeft kenmerken van Art Deco. Ook aan de Oosterhoutseweg, op nummer 79, bevindt zich een gemaal uit 1901. Het bakstenen pand is voorzien van een boogfries en enkele grote natuurstenen gevelstenen.

In Raamsdonk, aan de Heemraadsingel staat een spoorwegwachtershuisje dat oorspronkelijk bij de Langstraatspoorlijn hoorde. Nu doet het nog dienst als woonhuis.
7.4 Openbare gebouwen
Het postkantoor aan Prins Bernardstraat is uitgevoerd in chaletstijl.

Het voormalig gemeentehuis, nu sociale dienst, is een groot bouwblok met elementen van Art Deco. Het huidige gemeentehuis is gevestigd in een groot woonhuis uit het einde van de jaren dertig.

Een voormalige school aan het Schoolpad 2a uit circa 1860 is nu als werkplaats in gebruik. Aan de St. Josephlaan 1 bevindt zich een tweelaagse school met torenachtige uitbouw uit het begin van de twintigste eeuw.

7.5 Kerkelijke gebouwen

De oudste kerk is de St. Lambertus, gesticht door een plaatselijk grootgrondbezitter. De kerk werd vele malen verwoest maar steeds weer opgebouwd. In 1609 viel de kerk in handen van Hervormden. De R.K.kerk St. Bavo in Raamsdonk is een romaans-gotische kruisbasiliek naar een ontwerp van architekt [[Carl Weber|Weber]]. Deze kerk werd in 1888 gebouwd als opvolger van de schuurkerk die sinds 1787 in gebruik was. De gebrandschilderde ramen zijn van Nicolas te Roermond. Bij deze kerk aan het Kerkplein zijn een pastorie, een gemeenschapshuis en kloostergebouw aanwezig. De R.K. parochie te Raamsdonksveer werd in 1843 gesticht. De kerk Maria in Hare Hemelvaart was al snel te klein waarop in 1868 nieuwbouw naar ontwerp van architekt [[Carl Weber|C. Weber]] volgde. Uitbreidingen gebeurden door P.Cuypers en zoon Jozeph in 1893. In 1944 werd de kerk verwoest waarna in 1955 nieuwbouw tot stand kwam volgens plannen van De Bever. Aan de Emmastraat te Raamsdonksveer staat een Nederlands Hervormde kerk naar ontwerp van C. van Seters.

7.6 Kastelen en buitenhuizen

In de gemeente Raamsdonk zijn geen kastelen en buitenhuizen aangetroffen.

7.7 Infrastructurele en waterstaatkundige werken

Er zijn in de gemeente Raamsdonk geen infrastructurele en waterstaatkundige werken van betekenis aangetroffen.

7.8 Militaire objecten

Fort Lunette, een met stenen beklede lunet uit 1833 is als onderdeel van de vesting van Geertruidenberg op het grondgebied van Raamsdonk gelegen. Dit deel van de vesting diende ter bestrijking van de straatweg Breda-Gorinchem en ter verdediging van de penantsluis in de Donge. De grondvorm is een onregelmatige zeshoek. Bij fort Lunette zijn een kruitmagazijn, kanonkelders en bomvrij gebouw voor opslag gebouwd tussen 1837 en 1839.

7.9 Artefacten

Op een deel van de gedempte Haven in Raamsdonksveer is in de jaren vijftig een betonnen kiosk geplaatst.

Bij de kerkelijke gebouwen in Raamsdonk op het Kerkplein staat een Heilig Hartbeeld.

8. Objectgegevens.

Bergenstraat 4 Boerderij Woonhuis XIXA IJsselsteen met vlechtingen. Gepleisterde plint. Vernieuwde zesruitsramen. Zadeldak met riet. Houten schuur, gepotdekseld. Onder rieten schilddak. Historisch belang. (Foto 1)

Bergenstraat 6 Schuur Schuur XIXB Baksteen, gedeeltelijk hout, gepotdekseld. Brede poort, andere poort dichtgemetseld. Ronde raampjes in kopse gevel. Wolfdak, riet. Cultuurhistorisch belang. (Foto 2)

Bergenstraat 8 Boerderij Kop-hals-romp boerderij ca. 1930 Tweelaags, baksteen. Rollagen boven ramen en deur. Portiek. Samengestelde ramen, bovenlichten met glas-in-lood. Schuur met getoogde raampjes. Schilddak met tuile du Nord pannen. Bedrijfsgeeelte met wolfdak gedekt met muidenpannen. Voortuin, hek. Woonhuis met andere schuur (ca. 1900). Historisch belang. (Foto 3)

Bergenstraat 5 Bedrijf Bedrijf ca. 1920 Baksteen, gepleisterde plint en lateien. Ramen met roedenverdeling. Luiken in topgevel. Mansardedak, golfplaat. Documentair belang. (Foto 4)

Bergenstraat 9 Kortgevelboerderij Kortgevelboerderij XIXB Baksteen, gepleisterde plint. Tuitgevel met gepleisterde lijst. Bedrijfsgedeelte, ijsselsteen, hout. Zesruits schuiframen. Zadeldak met wolfeind, gedekt met Hollandse pannen. Schuur door middel van klein tussenlid eraan vast. Cultuurhistorisch belang. (Foto 5)

Colofon

De Cultuurhistorische Inventarisatie Noord-Brabant/ Monumenten Inventarisatie Project wordt verricht door mevr. drs. M. Daru-Schoemann, dhr. drs. M. Koenders, dhr. drs. A. van Leeuwen (coördinatie), dhr. drs. N. Maes, dhr. drs. J. Michels, dhr. H. Ruiter arch. h.b.o., mevr. drs. M. Vaessen, mevr. drs. W. Wessel. Secretariaat: mevr. H.van Wanrooij-de Cort, Brabantlaan 1, 5216 TV 's-Hertogenbosch. Tel. 073-812168. De rapporten zijn te bestellen bij de afdeling Voorlichting van de Provincie Noord-Brabant, Brabantlaan 1, 5216 TV 's-Hertogenbosch. Tel.: 073-812511.



Digitalisering voor Wiki: Terry van Erp
Bron: Bestand:Raamsdonk cultuurhistorische-inventarisatie-augustus-1993.pdf