De Oranjes en het schaakspel

Uit Wiki Raamsdonks Erfgoed

Hoewel het schaakspel door diverse generaties van de Oranjes is gespeeld, is de kennis over de historische relatie tussen de Oranjes en het schaakspel fragmentarisch en anekdotisch.

Van Willem van Oranje (1533–1584) is bekend dat hij in het najaar van 1559 in Gent te gast was bij de graaf van Egmond, met wie hij een partijtje schaak speelde, toen een afgezant van koning Filips II van Spanje binnenkwam om de heren in diplomatieke termen te waarschuwen voor besluiten die in de Geheime Raad genomen waren. Dit zou aanleiding zijn van Willems "schaakpartij op het grote bord" tegen de Spaanse overheersing.[1][2]

Bestand:Standbeeld Maurits van Oranje (IJzendijke) 06.jpg
Standbeeld van Maurits van Oranje in IJzendijke.

Willem van Oranje leerde ook zijn drie zoons het schaakspel: prins Philips Willem, prins Maurits (1567–1625) en prins Frederik Hendrik (1584–1647).[3] Jacob Campo Weyerman, auteur van de oudst bekende Nederlandse verhandeling over het schaakspel, schreef dat met name prins Maurits van het spelletje hield en dat hij het veelvuldig speelde gedurende het Twaalfjarig Bestand. Zijn vaste speelmaatje zou een Franse kapitein de la Caze zijn. Caze was de betere schaker die speelde om geld te verdienen, maar hij moest ook de band met de slecht tegen zijn verlies kunnende prins goed houden en zou om die reden nu een dan een partijtje bewust verliezen.[4][5][6] Maurits liefde voor het spel en zijn strategische daden in het veld zijn symbolisch samengevoegd in zijn standbeeld te IJzendijke.[7]

Bestand:19thCenturyDutchChessSet.jpg
19e eeuws Hollands schaakset met Frederik Hendrik van Oranje als de witte koning. (Collectie in het Metropolitan Museum of Art te New York)

De periode van Maurits broer, Frederik Hendrik, wordt beschouwd als de gouden eeuw van de Nederlandse republiek. Hij zette de onafhankelijkheidsstrijd van zijn vader voort. Hij stierf echter enkele maanden voor de voltooiing van het verdrag waarmee de Verenigde Provinciën in 1648 onafhankelijk van Spanje werden. Zijn rol wordt verbeeld in een Hollandse schaakspel uit de 19e eeuw dat zich thans in de collectie in het Metropolitan Museum of Art te New York bevindt: In dit spel stelt de witte koning vermoedelijk Frederik Hendrik voor, die tegen de zwarte koning strijdt, Karel V van Spanje, die de kroon van het Spaanse Rijk draagt. De witte stukken die het Hollandse leger voorstellen zijn gekleed in een 17e eeuwse kostuum. Er is sprake van anachronisme in het schaakspel, want de vroegere fase van de strijd wordt verbeeld door de zwarte stukken, het Spaanse leger die 16e eeuwse kostuums is gekleed.[8]

Bestand:Castle room panorama (38366259664).jpg
Slaapkamer van Willem III op Paleis het Loo, met een schaakbord op de kamertafel.

Willem III (1650–1702) speelde eveneens een partijtje schaak, blijkens de inrichting van zijn slaapkamer in het Paleis het Loo.[9] Veel zal hij het echter niet gedaan hebben, want hij zou er geen plezier aan beleven.[1]

Bestand:ESteinLJDE.jpg
Steins opdracht aan de koninklijke prinsen

De laatste stadhouder, Willem V (1748–1806), had voor zijn twee zoons, Willem I (1772–1843) en Frederik (1774–1799) als schaakleraar Elias Stein in dienst genomen. Deze schreef de aan zijn koninklijke leerlingen opgedragen Nouvel essai sur le Jeu des Echecs, avec des reflexions militaires à ce jeu.[10]

Bestand:1874PaardensprongPuzzel.png
De paardensprongraadsel waarbij middels een paardenrondgang de verstopte huldebetuiging aan Willem III opgespoord dient te worden. Oplossing in de noot.[11]

Behalve de eerdergenoemde Willem V van Oranje-Nassau en zijn oudste zoon c.q. troonopvolger Willem I der Nederlanden, stonden de Nederlandse koningen in de 19e eeuw - na Willem V en I waren dat de respectievelijke koningen Willem II, Willem III en Wilhelmina - niet als schakers te boek. Alleen in 1874 werd ter viering van het 25-jarige koningschap van Willem III in het schaaktijdschrift Sissa een zogenaamde hiëroglyfische hulde in de vorm van een paardensprongraadsel gepubliceerd.[12] Het ging hier vermoedelijk slechts om een koningsgezinde geste in het toenmalige Nederlandse schaakwereldje.

Prins Hendrik van Oranje (1820–1879) volgde het spelletje echter wel met interesse en zou hij zelf ook een verdienstelijke speler zijn, hoewel hij in het algemeen weinig tot geen gelegenheid had om serieus te schaken.[13] Zijn belangstelling voor het spel verklaart wellicht zijn bereidheid om in 1873 als beschermheer voor de Nederlandse Schaakbond op te treden. In 1874 organiseerde de prins een soirée voor de Federatie en schakers in Den Haag als onderdeel van Joseph Blackburnes bezoek aan Nederland. Blackburne gaf die avond zowel een gewone en een blindschaaksimultaan. Hij won toen tevens eens partijtje uit de pols met de prins. Daarna werd Blackburne op het paleis uitgenodigd om onder het toeziend oog van de prins nog een blindsimultaandemonstratie met vier tegenstanders te geven.[14][15][16] Prins Hendrik van Oranje bleef tot zijn dood beschermheer van de Nederlandse schaakbond. De bond herdacht de prins bij zijn overlijden met de woorden van Blackburne, die ooit geschreven had dat de Prins van Oranje een moedig en snel denkend schaker was.