Werd koning Willem II vermoord op Het Loo, of stierf hij een natuurlijke dood in Tilburg?: verschil tussen versies

Uit Wiki Raamsdonks Historie
Regel 131: Regel 131:
Enkele zaken met betrekking tot het over-
Enkele zaken met betrekking tot het over-
lijden van koning Willem II zijn niet door
lijden van koning Willem II zijn niet door
Peeters besproken. Hieronder volgt infor-
Peeters besproken. Hieronder volgt informatie waaruit wellicht aanvullende bewijzen
rondom de dood van de vorst gevonden
kunnen worden of dat er op zijn minst vraag-
tekens bij gezet kunnen worden.
De overlijdensakte
In het Regionaal Archief Tilburg bevindt
zich de officiële overlijdensakte van koning
Willem II. Deze is twee dagen na zijn over-
lijden op 19 maart opgemaakt door de amb-
tenaar van de burgerlijke stand wethouder
Arnoldus van der Voort. De aangifte werd
gedaan door de adjudant van de koning,
luitenant-kolonel Jean Philippe baron de
Girard de Miellet van Coehoorn en eerste
kamerdienaar Louis Matis (Matthijs), beiden
wonende in Den Haag, maar verblijf hou-
dende in Tilburg. De koning was, volgens
deze akte, overleden op 17 maart ’s morgens
om twee uur. Dus niet om half drie zoals de
drie behandelende artsen Everard, Van Hees
en Maes officieel hadden verklaard.
Bij deze akte is nog een andere (wettelijk
verplichte) akte in het overlijdensregister
ingebonden. Het is een proces-verbaal,
opgemaakt door Arnoldus van der Voort op 2
april 1849 op verzoek van mr. Hendrik Jacob
baron Van Doorn van Westcapelle, opper-
kamerheer van koningin Anna Paulowna.
Hij was in Tilburg en begaf zich met Van der
Voort naar ‘het Paleis’ van de koning, gele-
gen in de wijk Kerk nr. 1858 waar zich het
lichaam van de koning bevond, ‘liggende in
een eijke houte langvormige gebruineerde kist
of bekleedzel, dewelke eene lengte heeft van een
el vijf en negentig duimen, eene breedte van
boven van vijftig duimen, in het midden zestig
duimen, en aan het uiteinde veertig duimen,
met plat deksel, en zijnde van den bovenkant
een raamtje waarin een glas ter groote van twee
en twintig op dertig duimen, terwijl de kist eene
hoogte heeft van dertig duimen.’ De getuigen
en medeondertekenaars waren mr. Willem
René Van Tuijl Van Serooskerken, groot-
meester van de koningin, en Jean Philippe
baron de Girard de Miellet van Coehoorn.
Ook is er nog een akte door Van der Voort
aan toegevoegd waarin hij schrijft dat het
lichaam naar Delft zal worden overgebracht
om daar begraven te worden ‘onder de requi-
sitien daartoe staande. Zullende hetzelve lijk bij
aankomst te Delft moeten vertoond worden aan
den Heere Burgemeester dier stad, aan welke wij eene expeditie van deze akte zullen doen
toekomen’.
Behalve de lijfarts Everard en de officier
van gezondheid Van Hees was er dus nog
een derde arts die de officieel gepubliceerde
verklaring van de dood van de koning mede
heeft ondertekend, namelijk de niet tot
de hofhouding behorende Tilburgse arts
Franciscus Nicolaas Maes (1804-1869).
 
De lijkkist
In het Regionaal Archief Tilburg bevindt
zich een rekeningenboek van de Tilburgse
aannemer en timmerman Adriaan Goyarts
(1811-1886). Hij was de huisaannemer van
de kroonprins van Oranje, de latere koning
Willem II, en onder meer bouwer van
het nieuwe paleis en de lansierskazerne.
In negen jaar tijd verdiende hij meer dan
160.000 gulden aan Willem II. In zijn reke-
ningenboek staat een post (maart 1849)
van 72 gulden voor het ‘maaken van een eike
houte bruijn gemaakte lijk kiest [...] volgens
plaatselijk gebruijk [...] voor het maake van een
zinken kiest in dezelve [...] voor het maaken en
aanbrengen van 8 eike hand vasten met beugels
[...] voor het maaken van schraage en twee
met trappe onder de kiest op de lijk kaamer [de
vestibule van het nieuwe paleis, RP].’
Volgens de Drentsche Courant van 30 maart
1849 kon je door het raampje in de kist de
vorst in zijn gewone uniform gekleed en met
al zijn ridderorden op zijn borst zien liggen.
De ‘wagenschotten kist ... die van binnen met
zink belegd en van boven met glas bedekt was’
zou worden geplaatst in een mahoniehouten
kist die aan de buitenzijde bekleed was met





Versie van 28 mrt 2024 21:59

In april 2022 werd door onderzoeksjournalist Frans Peeters [1] een opzienbarend boek gepubliceerd:

Koningsmoord op Het Loo. ‘Op doorvertellen staat de straf des doods’. Geheimen rond de dood van koning Willem II.

Peeters vindt de doodsoorzaak van de koning op zijn zachts gezegd verdacht. Hij baseert zijn, overigens niet bewezen, theorie op het boek Roman Hagois waarin een hoffunctionaris een expliciete beschrijving over de dood van koning Willem II geeft: de kroonprins (de latere koning Willem III) schoot op Het Loo in dronken staat zijn vader ‘pardoes’ dood. Het lichaam van koning Willem II zou vervolgens naar Tilburg zijn overgebracht om hem daar te laten ‘sterven’.
Peeters heeft een gedegen onderzoek verricht en brengt de lezer aan het twijfelen. Is koning Willem II dan toch door zijn zoon op Het Loo vermoord en is hij niet een natuurlijke dood in Tilburg gestorven?

In dit artikel worden ook enkele andere, niet door Peeters behandelde, zaken besproken die verband houden met het overlijden van koning Willem II in Tilburg.

De moord op koning Willem II

In 1998 publiceerde Homme Eernstma (pseudoniem voor jhr. dr. Feyo Sixma baron van Heemstra, 1916-1999) de reeds genoemde Roman Hagois, een curieus in het Fries geschreven boek, dat de directe aanleiding vormde voor het onderzoek van Peeters. Eernstma schrijft daarin: ‘De kroonprins van toen, dat was dus de latere koning Willem III, gaf een feest op Het Loo en liet blote meisjes dansen op de statietrap. Helemaal onverwacht verscheen in het geroezemoes plotseling zijn vader, de koning, bovenaan de trap. De kroonprins, die aangeschoten was, trok zijn revolver en schoot hem pardoes dood’. Dat zou op 13 maart 1849 na middernacht zijn gebeurd. De relatie tussen vader en zoon was niet al te best. De kroonprins vroeg een jaar eerder zijn vader hem toe te staan ‘afstand te doen van Erfgenaam der Kroon’, en politiek lagen zij ook al met elkaar overhoop. Daarnaast was de verhouding tussen de koning met de vrouw van de kroonprins, Sophie van Württemberg (het was een gearrangeerd huwelijk tussen neef en nicht), ronduit slecht. Tussen haar en de kroonprins, die zich overgaf aan allerlei uitspattingen, boterde het ook al niet goed. Zij schreef haar vriendin in 1845 ‘sinds zijn herstel heeft de prins aanvallen van waanzinnige razernij, hij is onhandelbaar’ en ‘De prins heeft driftbuien, lijkt meer en meer geestelijk gestoord.’ Na de moordaanslag zou de kroonprins vervolgens naar Engeland gevlucht zijn. Officieel was hij daar al vanaf 21 januari voor drie maanden door zijn vader naartoe gestuurd. De reden was dat hij de gouverneur van zijn zoon, luitenant Aikema, de borst in had getrapt, met de uiteindelijke dood op 25 januari tot gevolg.

De gedenknaald van koning Willem II door Adriaan van Beurden (1843-1915), kort na de onthulling in maart 1874. (Coll. Regionaal Archief Tilburg)
De gedenknaald van koning Willem II door Adriaan van Beurden (1843-1915), kort na de onthulling in maart 1874. (Coll. Regionaal Archief Tilburg)

Peeters heeft baron Sixma Van Heemstra in 1998 gesproken. De vader van de baron was van 1925-1934 de particulier secretaris van koningin-moeder Emma. In de hofkringen ging de aanslag op Willem II vaak over de tong. In zijn boek zet Peeters een theorie op hoe de moordaanslag met man en macht in de doofpot werd gestopt en hoe deze werd verdoezeld om de aandacht van de gebeurte- nis op Het Loo af te leiden door het lichaam van de koning naar Tilburg te vervoeren en hem daar een ‘natuurlijke dood te laten sterven’. De koning zou zijn zoon op 12 of 13 maart in het geheim ontmoeten op Het Loo. Wellicht wilde de kroonprins, die krap bij kas zat, zijn vader om geld vragen. En hoe zou de ont- moeting tussen hen beter verborgen kunnen blijven dan door de mededeling dat de koning naar Tilburg zou gaan? Zeker als Willem II daar even later ook inderdaad zou arriveren, zij het niet op een vooraf aangekondigde datum? De officiële lezing luidt dat koning Willem II op 13 maart ’s ochtends vanuit Den Haag naar Rotterdam was vertrokken, verge- zeld van zijn twee adjudanten luitenant-ko- lonel Jean Philippe Girard de Miellet baron Van Coehoorn en majoor jhr. Johan Gerrit Willem Merkes van Gendt. In Rotterdam stapte de koning over op de stoomboot naar Geertruidenberg en arriveerde die avond om zes uur in zijn rijtuig in Tilburg. Uren daarna voelde hij zich zo beroerd dat hij een dok- ter van het garnizoen liet ontbieden. Twee etmalen later overleed hij. Maar hoe zou het volgens Peeters gegaan kunnen zijn? Hij neemt de moord als uit- gangspunt en zet vervolgens vele vraagte- kens bij het verloop van de reis naar Het Loo en naar Tilburg, die hij minutieus analy- seert. Het staat vast dat het rijtuig van de koning op 13 maart in Tilburg arriveerde, maar hij vindt het wel vreemd dat niemand een glimp van de koning heeft opgevangen, de gordij- nen van het rijtuig waren namelijk gesloten. Pastoor Joannes Zwijsen, die in Tilburg met koning Willem II bevriend was, schreef op 14 maart een brief aan de pauselijke internun- tius mgr. Carlo Belgrano dat zijne majesteit ‘gisteren hier is aangekomen’ en dezelfde nacht ziek werd. Dat zou kunnen impliceren, aldus Peeters, dat de koning pas in Tilburg ziek is geworden en er geen reden was om de zieke koning buiten het zicht te houden. De gesloten gordijnen duiden er op dat de koning bij zijn aankomst in Tilburg dus al dood was. Volgens de officiële lezing zou de koning zich vijf uur na aankomst in Tilburg niet goed voelen. Niemand werd bij de ‘ster- vende’ koning toegelaten, niet de bevriende pastoor Zwijsen en dominee Schotel, zelfs koningin Anna Paulowna en zijn zoon prins Hendrik niet toen die later in Tilburg arri- veerden. Dat is dus merkwaardig. Op 17 maart overleed de koning volgens de officiële berichtgeving van de behande- lend artsen Everard, Van Hees en Maes om half drie in de nacht ‘na een hevige aanval van hartkloppingen die enkele minuten heeft geduurd’. Pas op die dag mocht de koningin haar overleden man zien. Nadat zij en de aanwezige familie afscheid hadden genomen van de overleden koning, is de dichtge- schroefde kist met het stoffelijk overschot in Tilburg gebleven tot 3 april. Behalve de familie heeft niemand de dode koning gezien. Daarnaast werd hij niet gebalsemd zoals wettelijk verplicht was wanneer een overledene werd bijgezet in een kerk, of in dit geval specifiek de koninklijke grafkelder in de Nieuwe Kerk te Delft. Dat zou volgens Peeters erop kunnen wijzen dat het lichaam moet ontbinden om later geen sporen van een schietpartij na te laten als er een tijd na de bijzetting vragen zouden ontstaan. Een ander opmerkelijk feit is dat Willem II niet naar Den Haag werd gebracht om de bevolking de kans te geven langs zijn baar te defileren. Op 3 april is de kist vergezeld en door de koningin-weduwe, zoon Hendrik en schoondochter Sophie naar de Rotterdamse mari- newerf gebracht. Daar werden ze opgewacht door Willem III. Waarom was hij niet naar Tilburg gekomen? Had hij niet de moed gehad om met zijn moeder, broer en zus naar Tilburg te gaan en daar in hun bijzijn voor het laatst een blik te werpen op zijn vader?

‘De kroonprins, die aangeschoten was, trok zijn revolver en schoot hem pardoes dood.’

Overlijdensakte nr. 63 te Tilburg van koning Willem II, 17 maart 1849. (Coll. Regionaal Archief Tilburg)
Overlijdensakte nr. 63 te Tilburg van koning Willem II, 17 maart 1849. (Coll. Regionaal Archief Tilburg)

Op 4 april vertrok de begrafenisstoet van Rotterdam naar Delft waar de kist is bijgezet. Een bijzonder detail is dat de wettelijk voor- geschreven ceremonie waarbij het lichaam van de overleden vorst aan de minister van Justitie en zijn secretaris-generaal moest worden getoond, waarna die de kist sloten en verzegelden en er een proces-verbaal over opmaakten, achterwege is gebleven. Adjudant Merkes heeft aan de Tilburgse dominee Schotel diens goed verkochte ‘oog- getuigenverslag’ van de dood van de koning gedicteerd, zoals Schotel zelf heeft meege- deeld. En daarmee werd, volgens Peeters, de gewenste versie van het overlijden van Willem II gecanoniseerd. Peeters heeft een intrigerend boek geschre- ven over de vermeende moordaanslag op koning Willem II. Het blijft een theorie, want sluitende bewijzen ervoor heeft hij niet kunnen aandragen. Maar als je zijn grondige analyse van feiten en veronderstellingen leest, begin je er wel een beetje in te geloven. Enkele zaken met betrekking tot het over- lijden van koning Willem II zijn niet door Peeters besproken. Hieronder volgt informatie waaruit wellicht aanvullende bewijzen rondom de dood van de vorst gevonden kunnen worden of dat er op zijn minst vraag- tekens bij gezet kunnen worden. De overlijdensakte In het Regionaal Archief Tilburg bevindt zich de officiële overlijdensakte van koning Willem II. Deze is twee dagen na zijn over- lijden op 19 maart opgemaakt door de amb- tenaar van de burgerlijke stand wethouder Arnoldus van der Voort. De aangifte werd gedaan door de adjudant van de koning, luitenant-kolonel Jean Philippe baron de Girard de Miellet van Coehoorn en eerste kamerdienaar Louis Matis (Matthijs), beiden wonende in Den Haag, maar verblijf hou- dende in Tilburg. De koning was, volgens deze akte, overleden op 17 maart ’s morgens om twee uur. Dus niet om half drie zoals de drie behandelende artsen Everard, Van Hees en Maes officieel hadden verklaard. Bij deze akte is nog een andere (wettelijk verplichte) akte in het overlijdensregister ingebonden. Het is een proces-verbaal, opgemaakt door Arnoldus van der Voort op 2 april 1849 op verzoek van mr. Hendrik Jacob baron Van Doorn van Westcapelle, opper- kamerheer van koningin Anna Paulowna. Hij was in Tilburg en begaf zich met Van der Voort naar ‘het Paleis’ van de koning, gele- gen in de wijk Kerk nr. 1858 waar zich het lichaam van de koning bevond, ‘liggende in een eijke houte langvormige gebruineerde kist of bekleedzel, dewelke eene lengte heeft van een el vijf en negentig duimen, eene breedte van boven van vijftig duimen, in het midden zestig duimen, en aan het uiteinde veertig duimen, met plat deksel, en zijnde van den bovenkant een raamtje waarin een glas ter groote van twee en twintig op dertig duimen, terwijl de kist eene hoogte heeft van dertig duimen.’ De getuigen en medeondertekenaars waren mr. Willem René Van Tuijl Van Serooskerken, groot- meester van de koningin, en Jean Philippe baron de Girard de Miellet van Coehoorn. Ook is er nog een akte door Van der Voort aan toegevoegd waarin hij schrijft dat het lichaam naar Delft zal worden overgebracht om daar begraven te worden ‘onder de requi- sitien daartoe staande. Zullende hetzelve lijk bij aankomst te Delft moeten vertoond worden aan den Heere Burgemeester dier stad, aan welke wij eene expeditie van deze akte zullen doen toekomen’. Behalve de lijfarts Everard en de officier van gezondheid Van Hees was er dus nog een derde arts die de officieel gepubliceerde verklaring van de dood van de koning mede heeft ondertekend, namelijk de niet tot de hofhouding behorende Tilburgse arts Franciscus Nicolaas Maes (1804-1869).

De lijkkist In het Regionaal Archief Tilburg bevindt zich een rekeningenboek van de Tilburgse aannemer en timmerman Adriaan Goyarts (1811-1886). Hij was de huisaannemer van de kroonprins van Oranje, de latere koning Willem II, en onder meer bouwer van het nieuwe paleis en de lansierskazerne. In negen jaar tijd verdiende hij meer dan 160.000 gulden aan Willem II. In zijn reke- ningenboek staat een post (maart 1849) van 72 gulden voor het ‘maaken van een eike houte bruijn gemaakte lijk kiest [...] volgens plaatselijk gebruijk [...] voor het maake van een zinken kiest in dezelve [...] voor het maaken en aanbrengen van 8 eike hand vasten met beugels [...] voor het maaken van schraage en twee met trappe onder de kiest op de lijk kaamer [de vestibule van het nieuwe paleis, RP].’ Volgens de Drentsche Courant van 30 maart 1849 kon je door het raampje in de kist de vorst in zijn gewone uniform gekleed en met al zijn ridderorden op zijn borst zien liggen. De ‘wagenschotten kist ... die van binnen met zink belegd en van boven met glas bedekt was’ zou worden geplaatst in een mahoniehouten kist die aan de buitenzijde bekleed was met


Van Beurden maakte in 1874 nog een foto ter nagedachtenis aan het verblijf van de koning in Tilburg, namelijk van de gedenknaald die in dat jaar op de plaats van het sterfhuis was opgericht. Alleen de foto van het huis en die van de gedenknaald werden in de handel gebracht en waren te verkrijgen in de fotozaak van Van Beurden en bij M.M. Couveé te ’s-Gravenhage. De foto van de sterfkamer mocht volgens de Tilburgsche Courant van 2 maart 1873 ‘zonder toestemming der Commissie van Beheer niet in den handel gebragt worden’. Van Beurden heeft de foto’s aangeboden aan de twee zonen van koning Willem II, koning Willem III (1817-1890) en zijn broer prins Hendrik (1820-1879).

Naar aanleiding van dit geschenk kreeg Van Beurden het predicaat hofleverancier toegekend, eerst op 27 september 1874 door prins Hendrik en op 21 oktober 1874 nogmaals door koning Willem III. Er werd dus door de Koninklijke familie veel waarde gehecht aan deze foto’s.

Frankenhoff de intendant van de koning

Het woonhuis van Maria Lombarts en Johannes Frankenhoff naast het paleis, omstreeks 1870. (Fotograaf onbekend, Coll. Regionaal Archief Tilburg)
Het woonhuis van Maria Lombarts en Johannes Frankenhoff naast het paleis, omstreeks 1870. (Fotograaf onbekend, Coll. Regionaal Archief Tilburg)

In de bronnen wordt amper aandacht geschonken aan de hechte band die Willem II met zijn intendant Johannes Nicolaas Frankenhoff (1805-1862) moet hebben gehad. De relatie tussen Willem II en de familie Frankenhoff dateert al van 1835.
Toen kocht hij voor 11.600 gulden twee naast elkaar gelegen woningen aan de Markt en de daarachter gelegen lakenververij met opstallen en percelen van Arnolda Castelijns (1770-1836), de weduwe van Johann Mathias Frankenhoff (1772-1822). Deze woningen werden verbouwd tot één groot woonhuis.
Voor de lakenververij stelde Willem II een vervangende ruimte beschikbaar. Dat blijkt uit een vergunning uit 1840 ‘[...] tot daarstelling van een stoomwerktuig voor het zuiveren en droogen van geverwde wollen stoffen in een locaal toebehoorende aan zijnen koninklijken hoogheid den prins veldmaarschalk.’
De vergunning was verleend aan haar zoon Johannes Nicolaas Frankenhoff, die zijn in 1836 overleden moeder had opgevolgd.
Lakenverver Johannes Nicolaas Frankenhoff werd ook de intendant van Willem II, en na diens dood ‘belast met de Directie der Koninklijke Paleizen en aanhooren te Tilburg.’
Zeker al vanaf 1845 trad hij als ‘particuliere directie’ voor de koning en later voor zijn erven op blijkens de vele uitgavenposten in het rekeningenboek van Goijarts voor onder andere de lansierskazerne, het oude en nieuwe paleis en de vele boerderijen. Uit notariële akten uit de periode 1853-1859 blijkt dat hij in Tilburg gemachtigde was in de vereffening van de nalatenschap van koning Willem II.

Volgens de bekende plattegrond van het ‘oude paleis’, woonde hij in 1849 in het rechtergedeelte van het gebouw en had daar een woon-, slaap- en kelderkamer. Hij kon via het ‘receptiekamertje’ naast de eetzaal ook bij de persoonlijke vertrekken van Willem II komen.

Johannes Nicolaas Frankenhoff was in 1832 gehuwd met Maria Anna Theresia Lombarts (1807-1875), dochter van Antonius Franciscus Lombarts (1761-1821) en Barbara Agnes Joseph Pollet (1784-1858). De familie Pollet was de rijkste lakenfabrikantenfamilie van Tilburg. Barbara Pollet leverde ook de tapijten voor het nieuwe paleis dat in 1849
gebouwd werd.
In 1848 betaalde Willem II aan aannemer
Adriaan Goyarts 3.125 gulden voor het
afbreken van de oude en het bouwen van een
nieuwe ververij. En in 1849 (aldus de ach-
teraf bijgehouden boekhouding) liet hij voor
een bedrag van 8.500 gulden door hem een
nieuw woonhuis voor zijn intendant bou-
wen. Frankenhoff betaalde overigens tijdens
de bouw in de periode september 1848 tot
december 1849 uit eigen zak 515 gulden
voor de verdere afwerking van het pand met
behang en vloerbedekking.
De woning was gebouwd in dezelfde stijl als
het paleis. Frankenhoff woonde, zoals we
hierboven zagen, tijdens het overlijden van
Willem II in maart 1849 nog in het ‘oude
paleis’. In 1859 schonken de erfgenamen
van koning Willem II het oude paleis, de
nieuwe intendantswoning met kantoor en
ververij en de onbebouwde eigendommen
daaromheen aan J.N. Frankenhoff, die dit
alles al in exploitatie had. Dit is zeer opmer-
kelijk. Was de band met Frankenhoff nog
steeds zo groot dat jaren na de dood van de
koning hij nog steeds in de gunst stond van
het koningshuis of waren de schenkingen
‘zwijggeld’?
De intendantswoning aan de Paleisstraat,
waarin in 1934 het Natuurhistorisch
Museum en het Volkenkundig Missiemu-
seum werden gehuisvest, heeft er nog tot
1963 gestaan.
Peeters heeft het in zijn boek niet over de
intendant Frankenhoff, noch over de twee
tekenaars Van Karnebeek en Demouge die de
dode vorst op zijn sterfbed hebben getekend.
Demouge was klerk bij Frankenhoff en kon
via zijn woning makkelijk (heimelijk?) naar
de sterfkamer komen. Van Karnebeek was
adjudant van Willem II en later van Willem
III. De koning lag voor beide tekenaars, als zij
daadwerkelijk naar het leven tekenden, toen
al opgebaard in zijn uniform en wellicht, als
hij vermoord zou zijn, waren zijn schotwon-
den aan het gezicht onttrokken. Kort daarna
zou hij deels zichtbaar in een lijkkist met
‘raampje’ worden gelegd.


Nadere bewijzen voor de niet natuurlijke dood van koning Willem II zijn hiermee nog niet gevonden. Voor de Tilburgers was koning Willem II in ieder geval in hun stad overleden. Vijfentwintig jaar na zijn dood in 1874 werd op de plaats van zijn sterfhuis de gedenknaald opgericht met daarop de tekst ‘Ter herinnering aan de plek waar Zijne Majesteit Koning Willem II in het hier gestaan hebbend gebouw overleden is.’<ref>De gedenknaald is in 1968 afgebroken en in 1987 vervangen door een nieuwe gedenknaald naast de Heikese kerk, niet ver van de oorspronkelijke plaats. De drie marmeren gedenkplaten van de eerste gedenknaald bevinden zich nu in de Stadscollectie Tilburg.</ref>

Bronnen

Archivalia
Regionaal Archief Tilburg
– Rekeningenboek van Adriaan Goyarts,
NL-TbRAT-424.
– Overlijdensregister 1849. NL-TbRAT-16, nr. 363.
– Kadaster Tilburg
Literatuur
– Coppens, Jan, Het licht van de negentiende eeuw.
De komst van de fotografie in de provincie Noord-
Brabant (Eindhoven 1997).
– De dood en begrafenis van Zijne Majesteit Koning
Willem II (Haarlem 1849).
– Demouge, A.W.A.J., Genealogie Demouge (Uden
1977).
– Gils, Jef van en Jim Nieuwenhuijzen, ’t Toekomstig
verleden. Verborgen schatten van het archief
(Tilburg 2009).
– Peeters, Frans, Koningsmoord op Het Loo. ‘Op door-
vertellen staat de straf des doods’. Geheimen rond de
dood van Koning Willem II (Driebergen 2022).
– Peeters, Ronald, ‘Enkele afbeeldingen rond het
overlijden van koning Willem II berustend in het
Gemeente-Archief van Tilburg’, in: Mensen van
vroeger, jrg. 6/7, no. 7/8/9 (1979), 124-125.
– Peeters, Ronald, Koning Willem II opperbevelhebber
van het leger, ondernemer en grootgrondbezitter in
Tilburg (Tilburg 1999).
– Putten, Rob van, ‘Lakenververijen in Tilburg in de
19e eeuw’, in: Tilburg. Tijdschrift voor geschiedenis,
monumenten en cultuur, jrg. 32, 2014, nr. 1, 3-10.
[Met dank aan Rob van Putten voor aanvullende
informatie]
– Schotel, G.D.J., De dood des konings. Brief van Dr.
G.D.J. Schotel, predikant te Tilburg aan Dr. H.P.
Timmers Verhoeven, predikant te ‘s-Gravenhage
(’s-Hertogenbosch 1849).
– Wijs, L.G. de, Gedenkboek bij gelegenheid van de
plechtige ingebruikneming van het paleis van wijlen
Z.M. Koning Willem II tot Paleis-Raadhuis der
gemeente Tilburg op 1 augustus 1936 (Tilburg 1936).
– Willemstein, Lenneke, De Parels van Pollet. Het
vastgoed van een vooraanstaande Tilburgse textiel-
familie 1800-1935 (z.pl. 2022).
– Zanten, Jeroen van, Koning Willem II 1792-1849
(Amsterdam 2013).




Bron: Ronald Peeters (1953) is historisch onderzoeker en publicist erfgoed Tilburg, voormalig gemeentearchivaris bij Regionaal Archief Tilburg en voormalig hoofd Stadsmuseum Tilburg. Hij publiceerde een groot aantal boeken en artikelen over Tilburg e.o. Voor een overzicht zie www.historietilburg.nl/over-ons.

Digitalisering en Wiki opmaak: Terry van Erp

  1. Geen familie van de auteur