Veldslagen en zeeslagen

Uit Wiki Raamsdonks Erfgoed

Beleg van Nijmegen (1672)

Maandenlang voor de inval had de IJssellinie in alle plannen gefungeerd als de barrière die de Republiek moest gaan beschermen. Dit plan viel echter in duigen toen de Fransen besloten niet via de IJssel maar via de Rijn het land binnen te vallen. Na de Franse doorbraak bij Lobith gaf Willem III het bevel het leger op te breken en terug te trekken. Het terugtrekken van het Staatse leger gebeurde echter zonder weloverwogen plan. Daarnaast was het leger schrikbarend gekrompen. De provincies Gelderland en Overijssel namen hun deel van het Staatse leger terug om de steden Kampen, Zwolle, Deventer en Zutphen te verdedigen. Dit kleine leger was echter bij lange na niet genoeg om deze steden tegen de vijand te beschermen. [1]

Fransen nemen Nijmegen in (1672). Caspar Luyken. Collectie Rijksmuseum Amsterdam, objectnummer RP-P-1896-A-19368-1547
Fransen nemen Nijmegen in (1672). Caspar Luyken. Collectie Rijksmuseum Amsterdam, objectnummer RP-P-1896-A-19368-1547

De opmars van de Fransen behield echter niet de snelheid die het aan het begin had en begon na drie weken aanzienlijk af te zwakken. De opmars van Lodewijk werd onder andere vertraagd door bepaalde verplichtingen die hij had met aanzien tot rang en etiquette. Voordat Lodewijk bijvoorbeeld Doesburg kon aanvallen, moest eerst zijn broer Philippe Zutphen hebben aangevallen. Ook waren er wat onenigheden over de gebieden die de Franse bondgenoot, de Munsterse Bernhard von Galen mocht innemen. Toen de Fransen eenmaal optrokken naar Arnhem en Nijmegen waren de Prins van Oranje en zijn leger al op de hoogte. [2]

De Franse veldheer Turenne begon, na zijn inname van fort Knodsenburg, al snel met de beschieting van Nijmegen. [3] Op 2 juli 1672 trok het Franse leger via een schipbrug bij Gendt de Waal over, omsingelde de stad en begon met de belegering. [4] De stad kreeg het zwaar te verduren. In een week tijd werd de stad met bijna 300 mortierbommen en meer dan 7.000 kanonskogels beschoten. Tijdens het beleg van de stad sneuvelde de kolonel Otto van Gent, broer van de Nederlandse zeeheld Willem Joseph van Ghent, die op zijn beurt weer was gesneuveld tijdens de slag bij Solebay van een paar weken eerder. [5] De stad zou zich erg dapper verdedigd hebben, maar toch hield Nijmegen het niet lang vol. Hoewel de stad zich kranig weerde, moest zij op 9 juli 1672 capituleren. [6] Na de capitulatie werd de stad door de Fransen bezet. De gezagdragers wisten met te Fransen te onderhandelen over – onder andere – religieuze vrijheid. Zo werd het protestantisme bijvoorbeeld gedoogd. Wel was de religieuze ‘voertaal’ voortaan de katholieke en zo werden de diensten in de Stevenskerk dan voortaan ook gevoerd. [7]

Nijmegen onderging eenzelfde regime van uitpersing als Utrecht. [8]

Om te voorkomen dat Nijmegen geplunderd en in brand gestoken zou worden, gingen de Nijmegenaren overstag om een grote som geld te betalen aan de Fransen. Openbare gebouwen zoals de Latijnse school en de Waag werden gevorderd. Na een half jaar begon de bezetter ook hoge belastingen en andere dwangsommen aan de bevolking op te leggen. Op 17 oktober 1673 wisten de Republiek en haar bondgenoten Bonn te veroveren, waarop de Fransen zich terugtrokken uit Utrecht en Gelre. Nadat de Franse bondgenoot Engeland een vredesverdrag tekende met de Republiek zag Lodewijk XIV het somber in en besloot hij met zijn leger op 20 april 1674, na bijna twee jaar bezetting, ook Nijmegen te verlaten. Later, in 1676, zou Nijmegen – omdat het centraal gelegen was en grensde aan neutraal gebied – het toneel worden voor de vredesonderhandelingen die een einde zouden maken aan de Hollandse Oorlog (1672-1678). [9]

Het leger van Willem III veroverde in 1673 diverse steden in het Duitse rijk Romeyn de Hooghe (toegeschreven aan). Collectie Rijksmuseum Amsterdam, objectnummer RP-P-OB-79.420
Het leger van Willem III veroverde in 1673 diverse steden in het Duitse rijk Romeyn de Hooghe (toegeschreven aan). Collectie Rijksmuseum Amsterdam, objectnummer RP-P-OB-79.420

Groningen en Coevorden: beleg en ontzet  (1672)

In de laatste week van juni rukten de legers van de bisschoppen van Keulen en Munster op naar het noorden. Met een leger van zo’n 14.000 man waren zij van plan Groningen en Friesland in te nemen. [10] Grote delen van de provincie Groningen hadden al eerder tot het grondgebied van de Munsterse bisschop behoord. Met de belegering hoopte hij dit grondgebied in zijn voordeel te herstellen, evenals de protestante Groningers tot het katholicisme te bekeren. [11] Wanneer het het Duitse leger zou lukken deze gebieden in te nemen, betekende dit dat ook het noordoosten van de Republiek aan de vijand verloren zou zijn. Eerst werd Coevorden veroverd. Een krant vermeldde dat in Coevorden slechts één vrouw het leven had gelaten tijdens de belegering, enkel omdat zij ‘uit nieuwsgierigheid haar hoofd boven de wal had laten steken’. [12]

Dat Coevorden zo makkelijk veroverd werd zorgde ervoor dat het gerucht de ronde ging dat het door verraad verloren was gegaan. Coevorden was namelijk omgeven door moeras. Het volk kreeg hierdoor het idee dat de snelle en eenvoudige verovering wel het gevolg van een complot moest zijn geweest. [13]

Bestorming van Coevorden door Rabenhaupt, 30 december 1672. Pieter Wouwerman. Collectie Rijksmuseum Amsterdam, objectnummer SK-A-486
Bestorming van Coevorden door Rabenhaupt, 30 december 1672. Pieter Wouwerman. Collectie Rijksmuseum Amsterdam, objectnummer SK-A-486

Nadat de verovering van Coevorden zo eenvoudig was verlopen, trok het Munsterse leger vol goede moed door. [14]

Groningen en Friesland hadden echter iets langer de tijd gehad om hun verdedigingsposten in paraatheid te brengen voor de komst van de bisschop en zijn leger. [15] Al aan het begin van de zeventiende eeuw had men stadswallen en een brede gracht aangelegd. [16] Op 20 juli arriveerden de Duitse troepen bij de stad Groningen, toen daar net op tijd de onderwaterzetting (inundatie) rondom de stad gereed was gemaakt. Door deze inundatie kon de vijand de stad maar vanaf één kant van dichtbij genoeg naderen om de stad te kunnen beschieten. De stad wist zich goed te weren, er moest slechts een klein deel van de stad ontruimd worden dat werd getroffen door de kanonnen en belegeraar. [17] Dit zuidelijke gedeelte van de stad raakt echter wel zwaar beschadigd. De burgers die hier woonden vluchten naar het noorden en vinden daar veiligheid. [18] Deze succesvolle weerstand kwam onder meer tot stand door de goede leiding van de van origine Boheemse bevelhebber Carl Rabenhaupt, die met uitvallen de Munsterse en Keulse troepen steeds meer in het nauw wist te brengen. [19]

Rabenhaupt, baron van Sucha, ging net als veel standgenoten al jong aan de slag bij het leger van de Republiek. [20] Inmiddels was hij al zeventig jaar en dus een zeer ervaren militair professional. Naast de inundaties had hij ook twintig zware kanonnen gereed laten maken en was er in de stad een grote hoeveelheid voedsel en munitie aanwezig. Uit voorzorg had hij de bruggen aan de zuidkant van de stad laten afbreken. Op 27 juli begint de Munsterse bisschop Von Galen (beter bekend als Bommen Berend) met het beschieten van de stad met zijn wapen van keus: kanonnen. Bijna een maand lang wordt de stad getroffen door alles waar de kanonnen maar mee konden schieten. [21]

Overal in het land wordt het beleg van Groningen gevolgd. [22] Op 25 augustus neemt het vuren af. Bommen Berends troepen zijn gereduceerd, verzwakt en tot overmaat van ramp breken er ziektes uit in zijn kamp. Op 28 augustus gaven de aanvallers het op, zij zagen af van de belegering van Friesland en trokken zich terug naar Overijssel. [23]

Deze glorieuze overwinning werd door de Groningers uitbundig gevierd. Er wordt verteld dat nog geen honderd burgers het leven hadden verloren tijdens de belegering, terwijl de aanvallende troepen tot een derde van de oorspronkelijke grote waren gereduceerd. [24] Volgens sommige Nederlandse bronnen verloren zij zo’n vijf- tot tienduizend man. [25] Onder leiding van Rabenhaupt worden ook de rest van de door de bisschop van Munster bezette gebieden heroverd. [26] Terwijl elders in het land enkel gebied verloren ging had Rabenhaupt eind december onder andere Coevorden weer in handen. [27]

Slag om Woerden (1672)

Na de inval van de Fransen gingen vele geruchten de ronde die alom verwarring zaaiden. Op 13 juni kwamen de eerste vluchtelingen vanuit Utrecht naar Woerden. Op 15 juni hoorde men dat arbeiders bij Nieuwerbrug bezig waren de Rijn af te dammen. Voor de Woerdenaren betekende dit twee dingen: dat zjj niet verdedigd zouden worden en dat het omliggende land onder water zou komen te staan. Al bijna honderd jaar was er geen dreiging van vijanden geweest in Woerden, waardoor de vestingwerken waren verwaarloosd en er bovendien onvoldoende bewapening was. Op vrijdag 24 juni verscheen de Markies van Rochefort met enkele honderden ruiters voor Woerden. Hoewel de bezetting een zware last was en er enkele incidenten plaatsvonden, bleef het normale stadleven toch wel zijn gang gaan. Op 11 juli verlieten de Franse troepen Woerden om onverklaarbare reden, maar op 18 september keerden ze terug, dit keer met de veldmaarschalk Luxembourg aan het hoofd. [28]
Om Woerden weer te heroveren op de Fransen, was het zaak om de vijand aan te vallen op een plek waar zij het niet verwachtten. Commandant Johan Maurits van Nassau-Siegen zou, vanuit Muiden, het doen lijken alsof zij Naarden probeerden terug te winnen. Deze plek was na de laatste Franse troepenreducties namelijk onderbezet geraakt. Gezien Luxembourg erg bang was voor een aanval op Naarden, liet hij zich gemakkelijk weglokken, waardoor het Staatse leger zijn eigenlijke plan kon uitvoeren. [29]

<figure class="aligncenter size-full"><figcaption>Portret van Johan Maurits van Nassau-Siegen. Anoniem. Collectie Rijksmuseum Amsterdam, objectnummer SK-A-2967</figcaption></figure>

Deze slag om Woerden staat ook bekend als de Slag bij Kruipin, genoemd naar het fort een paar honderd meter ten noorden van Woerden. [30]
Willem III verzamelde voor zijn bliksemaanval 6.500 à 7.000 man. [31] Op 11 oktober werd Woerden omsingeld met een paar duizend man en twaalf kanonnen. Prins Willem leidde zo’n 4.000 soldaten door de voorstad naar de stad toe. De graaf van Hoorne viel met zo’n 1.600 soldaten aan vanuit Goejanverwellesluis. De generaal van de infanterie Frederik van Nassau-Zuylenstein deed hetzelfde op de belangrijkste toegangsweg, de Rijndijk. Nassau-Zuylenstein moest het doen met slechts twee kanonnen en zo’n 1.500 soldaten. Daarom zette hij zijn soldaten aan het werk om – met enige haast – schansen te graven waarmee de vijand zo lang mogelijk afgehouden moest worden. [32]
De Fransen werden verwacht aan zijn kant van de stad aan te komen en het gevecht te beginnen. [33] Toen Luxembourg zich bewust werd van de bestorming door het Staatse leger op het door de Fransen bezette Woerden, verzamelde hij 6.000 soldaten en trok hij, dwars door geïnundeerd gebied, naar de stad voor het gevecht. [34]

<figure class="aligncenter size-full"><figcaption>Gravure van Willem Adriaan, graaf van Hoorne (1633-1694) Christiaan Hagen. Collectie Rijksmuseum Amsterdam, objectnummer RP-P-OB-55.61</figcaption></figure>

In de nacht van 11 op 12 oktober probeerde Luxembourg de troepen van Nassau-Zuylenstein te bestormen, maar die weerden de aanval af. [35] <Na deze mislukte aanval van de Fransen liet Luxembourg een van zijn generaals een verkenning uitvoeren in het gebied. Hij kwam terug met een route. De Fransen speelden het klaar om in het holst van de nacht in de rug van Nassau-Zuylenstein en zijn soldaten op te duiken. [36] Hierna volgde een zeer bloedig gevecht. Luitenant-generaal Antoine Manassès, markies van Feuquières en een van Luxembourgs onderbevelhebbers, schreef in zijn memoires dat het gevecht bij Woerden het hardste was dat hij ooit gezien had. [37]
De herovering van Woerden mislukte jammerlijk. Aan de westkant van de stad moesten de prins van Oranje en Graaf van Hoorne zich terugtrekken naar Bodegraven. In de slag om Woerden sneuvelden zo’n 600 Nederlanders en 2.000 Fransen. Nassau-Zuylenstein had de slag ook niet overleefd. [38]

<figure class="aligncenter size-full"><figcaption>Afbeelding van de slag bij Kruipin (11/12 oktober 1672) Collectie RHC Rijnstreek en Lopikerwaard</figcaption></figure>

Willems poging om Woerden te heroveren op de Fransen was uitgelopen op een bloedbad, zonder dat zij daarbij Woerden wisten te heroveren. [39] Maar voor het eerst had het Staatse leger in een directe confrontatie grote verliezen aan het Franse leger toegebracht; hierdoor steeg het zelfvertrouwen bij de Republiek. Maar er was ook een keerzijde.
De Brandenburgse keurvorst Frederik Willem zag het verlies van Woerden als gestuntel en raakte onder andere hierdoor vertwijfeld over een eventuele samenwerking met de Republiek. [40] Toch besloot de keurvorst uiteindelijk samen met anderen de krachten met de Republiek te bundelen tegen Frankrijk en zijn bondgenoten. [41] Uiteindelijk verlieten de Fransen Woerden op 7 oktober 1673, zij lieten de stad zwaargehavend achter. [42]

<figure class="aligncenter size-full"><figcaption>Portret van Frederik Willem van Brandenburg (1620-1688) en zijn vrouw Louisa Henriette, gravin van Nassau (1627-1667) Gerard van Honthorts. Collectie Rijksmuseum Amsterdam, objectnummer SK-A-873</figcaption></figure>

De Tocht van Luxembourg (1672)

Aan het einde van 1672 voltrok zich wederom een ramp voor de Republiek. [43]

[43]

Eind december begon het te vriezen en kon Luxembourg voorbereidingen treffen voor een winteroffensief om Holland in te nemen. [44]

[44]

Toen de vrieskou inzette, begonnen bij Bodegraven en Zwammerdam de ondergelopen polders van de waterlinie te bevriezen. Hierdoor kwamen Luxembourg met zijn troepen in de gelegenheid om de linie over te steken. [45]

[45]

De Fransen hoopten met deze oversteek Leiden te kunnen bereiken. Als dit plan zou slagen, dan lag Den Haag – het hart van de Republiek – voor het grijpen. [46]

[46]

De prins van Oranje had voor zijn veldtocht naar Charleroi zo’n 23.000 man van het Staatse leger meegenomen. De waterlinie liet hij uiteraard niet geheel aan zijn lot over, maar het ging wel om een wijdverspreide kleine bezetting die achterbleef. [47]

[47]

Willem III had de graaf van Köningsmarck met duidelijke orders achtergelaten: wanneer het begon te vriezen en de Fransen wegens het bevroren water de linie zouden kunnen oversteken, zou Köningsmarck met zijn leven het gebied achter de linie moeten verdedigen. In de loop van september had Luxembourg een aanzienlijke hoeveelheid soldaten verzameld en werd Köningsmarck zich steeds meer bewust van de tekortkomingen van zijn eigen regiment. Als hij zich te laat zou terugtrekken, zou zijn regiment volledig verloren gaan. [48]

[48]

Luxembourg besloot zijn tocht noordelijk te starten, om Woerden heen en daarna zou hij via Alphen naar Leiden trekken. [49]

[49]

Op 27 december was het moment daar. Toen de Domtoren twaalf uur s’ middags sloeg vertrok Luxembourg met zijn leger van zo’n 8.000 soldaten te voet en 900 te paard uit Utrecht. Doordat het sneeuwde was het voor Luxembourg niet goed zichtbaar geweest hoe slecht het ijs was geworden. [50]

[50]

Het ijs was gaan dooien en daarnaast was er hevige regen. Het ijs bleek niet dik en sterk genoeg om de paarden en kanonnen te kunnen dragen. [51]

[51]

Overal ontstonden scheuren en barsten. Luxembourg wist met zijn troepen nog net de overzijde te bereiken, maar door deze situatie was hij met zijn manschappen min of meer in de val geraakt. [52]

[52]

Een groot deel van het Franse voetvolk moest dus rechtsomkeert maken naar Woerden. Met zo’n 3000 soldaten wist Luxembourg alsnog Bodegraven en Zwammerdam te bereiken. [53]

[53]

De enige mogelijke terugweg voor de Fransen was over de Rijndijk via Zwammerdam, richting Bodegraven en dan door naar Nieuwerbrug. Zij verwachtten een bloedig gevecht bij Zwammerdam, maar tot hun grote verbazing was het dorp onverdedigd en was het volledig overgeleverd aan de grillen van de Fransen. De dorpelingen werden afgemaakt en het dorp werd in lichterlaaie gezet. Hierna trok Luxembourg met zijn regiment door naar Bodegraven. Ook dat dorp verdoemde hij tot een vlammenzee. [54]

[54]<figure class="wp-block-image size-full"><figcaption>Wreedheden in Bodegraven/Zwammerdam Romeyn de Hooghe. Collectie Rijksmuseum Amsterdam, objectnummer RP-P-OB-77.198</figcaption></figure>

Daarna trokken zij verder naar Nieuwerbrug. Deze schans werd bemand met zo’n 700 à 800 Nederlandse soldaten. Deze schans stond onder de hoede van de Nederlandse kolonel Moise Pain et Vin. Toen hij de Fransen in de verte op zag doemen raakte hij in paniek. Op 30 december verliet hij de schans. [55]

[55]

Ondertussen had Köningsmarck zich teruggetrokken naar Leiden, waar hij niet werd binnengelaten en werd teruggestuurd naar zijn vorige post in de Goudse Sluis. [56]

[56]

Omdat de verdediging het zo had verzaakt kon Luxembourg een veilige oversteek maken en zich met zijn manschappen terugtrekken naar Woerden. [57]

[57]

Op 30 december was Luxembourg teruggekeerd in Utrecht. Hij was tijdens deze tocht nog geen 50 man verloren, terwijl Zwammerdam en Bodegraven smeulden in de verte. [58]

[58]

Pain et Vin moest zijn angst met de dood bekopen, op 23 januari 1673 werd hij op orders van de prins van Oranje onthoofd. [59]

[59]

De Berenning van Naarden (1673)

Naarden was van belang als grenspost van Holland, omdat deze vestingstad een gunstige ligging aan de Zuiderzee had. Deze ligging betekende tevens dat de stad zich had kunnen ontwikkelen tot een echte haven- en nijverheidsstad. Na het tekenen van de Vrede van Westfalen in 1648 – die in de Republiek het einde van de Tachtigjarige Oorlog inluidde – werd Naarden, net als Woerden, als vesting verwaarloosd. [60]

[60]

Er was dan ook geen verbazing toen de vesting met gemak door de Fransen kon worden ingenomen. Op 20 juni 1672, nog voor Utrecht werd ingenomen, maakten de Fransen zich meester van Naarden. [61]

[61]

Om Naarden weer terug te veroveren op de Fransen moest er door het Staatse leger een afleidingsmanoeuvre in gang gezet worden. Veldmaarschalk Godard van Reede deed op 29 augustus 1673 met 1500 ruiters een imitatie-aanval op de vesting Grave, gelegen in het huidige Noord-Brabant. Terwijl Godard zich bezighield met deze imitatie-aanval, kon de prins van Oranje zich bezighouden met waar het echt om te doen was: een aanval op Naarden, om deze vesting terug te veroveren op de Fransen. Via de waterlinie vervoerde Oranje zo’n 6000 voetsoldaten naar de vestingstad, waarna de rest van het leger volgde over dijken, bruggen en wegen. [62]

[62]

<figure class="aligncenter size-full"><figcaption>Portret van Godard van Reede – Ginkel Adriaen van der Werff. Collecties Rijksmuseum Amsterdam, objectnummer SK-A-3935</figcaption></figure>

Nadat Godard en zijn regiment een paar dagen de schijn hadden opgehouden bij Grave trokken ook zij noordwaarts via Werkendam en Alphen naar Ouderkerk. Vanaf die laatste plaats werden de mannen en paarden verder getransporteerd. Deze imitatie-aanval en grote afleidingsmanoeuvre heeft het Staatse leger bijna een week gekost, maar heeft uiteindelijk goed zijn werk gedaan. Luxembourg, die normaal gesproken direct opgetrokken zou zijn naar Naarden, was met forse versterkingen richting Tiel gegaan om Grave bij te staan. Toen hij daar aankwam trof hij echter geen Hollands leger aan en kwam het gigantische Staatse leger van 25000 man bij de muren van Naarden aan. [63]

[63]

Tegen 11 september had Luxembourg rechtsomkeert kunnen maken en was hij weer terug in Utrecht. Commandant Dupas, die de beheersing had over de verdediging van Naarden, had op de hoogste kerktoren het noodvuur ontstoken. Dit werd telkens door Nederlandse kanonniers gedoofd, maar de Fransen hielden vol en ontstoken het noodvuur telkens opnieuw. Het duurde niet lang voor Luxembourg zich bewust werd van wat zich in Naarden afspeelde. [64]

[64]

<figure class="aligncenter size-full"><figcaption>Herovering van Naarden, geleid door Willem III (6-13 november 1673). Romeyn de Hooghe. Collectie Atlas van der Hagen. Via Wikimedia Commons</figcaption></figure>

Als Luxembourg zou aanvallen was het Staatse leger verloren. Er was dus geen tijd meer voor een geduldige belegering van de stad; het was tijd voor een stormloop, ofwel een berenning. Het water rond de stad was echter te diep om te doorwaden. Met zelfgemaakte ‘facijnen’ (matten die geweven waren van takkenbossen) moest het leger de gracht dempen om over te kunnen steken. Op de avond van 11 september trokken de Nederlandse en Spaanse troepen over de facijnen richting de stad. Er vielen mannen in het water, maar de stormloop zette door. De Staatse troepen wonnen terrein en de Fransen hadden geen tijd meer om hun wapens te herladen of zich te verdedigen. Zij sprongen in de gracht of werden neergehaald. De volgende dag moesten de Fransen zich gewonnen geven. Dupas gaf aan over te willen gaan op het bespreken van de voorwaarden voor een overgave. Op de ochtend van 13 september 1673 trok het Staatse leger Naarden binnen en was het weer in handen van de Republiek. [65]

[65]

Niet lang na de triomf ontruimde de Franse vijand ook andere bezette steden in de Republiek en trokken zij weg naar het zuiden. De Berenning van Naarden wordt dan ook vaak gezien als een keerpunt in het Rampjaar. Een moment waarop het grootste gevaar geweken leek te zijn. [66]

[66]

Na dit keerpunt werden de verwaarloosde vestingwerken van Naarden in opdracht van Willem III, grotendeels volgens het systeem van Menno van Coehoorn, gemoderniseerd. Deze modernisering werd in 1685 voltooid. [67]

[67]

<figure class="aligncenter size-full"><figcaption>Portret van Menno van Coehoorn (1641-1704) Caspar Netscher (naar). Collectie Rijksmuseum Amsterdam, objectnummer SK-A-1152</figcaption></figure>

De verovering van Maastricht (1673)

Maastricht was vanaf het begin van de oorlogsdreiging de plek waarvan de bestuurders van de Republiek dachten dat de eerste klappen van de vijand zouden vallen. [68]

[68]

Maastricht was een van de sterkste vestingen van de Republiek en dekte bovendien de Maas af. Deze vesting zou, met zes andere forten in Kleef, gebruikt worden als een stootkussen, een eerste kreukelzone waar Holland mee beschermd kon worden. [69]

[69]

Het zou de aanvaller weken kosten om Maastricht te veroveren. [70]

[70]

Lodewijk XIV voerde echter op advies van zijn veldmaarschalk Turenne een ander plan uit. Hij liet eind mei bij Maastricht slechts een korps van zo’n 10.000 man achter om de stad in de gaten te houden en viel vervolgens op 12 juni de Republiek binnen vanaf het oosten. [71]

[71]

Men bleef Maastricht zien als de sterkste vesting van de Republiek. Iedereen was verbaasd toen Lodewijk in de zomer van 1672 aan de vesting voorbij was gegaan. Het feit dat de stad door 3.000 soldaten werd verdedigd werd voldoende geacht om de Fransen af te slaan. [72]

[72]

Er was echter voor de Fransen een groot belang om de stad toch te belegeren. Willem III had vanuit Maastricht een poging gedaan de Franse magazijnstad Charleroi te veroveren. Dit moest in de toekomst voorkomen worden. Ook zou de stad de Fransen een veilige aanvoerroute over de Maas geven. Op internationaal front zou een verovering van Maastricht de Roomse keizer beletten via het noorden Frankrijk in te trekken en ten slotte zou de verovering van deze belangrijke vesting een grote mentale winst zijn voor de Fransen en een flinke mentale dreun voor de Republiek. [73]

[73]

<figure class="aligncenter size-full"><figcaption>Lodewijk XIV arriveert met zijn leger voor Maastricht (1673) Adam Frans van der Meulen. Collectie Musée de Louvre, Parijs. Viaia Wikimedia Commons</figcaption></figure>

Op 5 juni 1673 verscheen de voorhoede van het Frans leger voor de poorten van Maastricht. [74]

[74]

Na het afweren door de Republiek van de vijand op zee bij de tweede Slag bij Schooneveld op 14 juni was er grote vreugde onder het volk, maar in de derde week van juni had dit plaatsgemaakt voor grote zorgen over het beleg van Maastricht. [75]

[75]

Om Maastricht te verdedigen werd de Fries Menno Coehoorn als kapitein aangesteld. Hij was militair strateeg, belegeraar en infanterist en zou later grote bekendheid verwerven als vestingbouwer en waterbouwkundig ingenieur als de bedenker van het Zuiderfrontier, waarvan de Zuiderwaterlinie in het huidige Noord-Brabant deel uitmaakte. Ook hielp hij Carl Rabenhaupt een jaar later bij de herovering van Grave. [76]

[76]

Lodewijk XIV had een specialistische belegeraar aangesteld voor de belegering van Maastricht: Sebastian le Prestre de Vauban. De eerste stap van zijn plan was het artillerievuur. In de tweede fase van zijn plan werden de loopgraven geopend en wisten de Fransen ongehavend de omwalling van de stad te bereiken. Franse mineurs hielden zich bezig met het graven van ondergrondse gangen, zodat zij met springstof de stadsmuren konden opblazen. In de stad was het ondertussen duidelijk geworden dat het gevaar nu wel erg dichtbij kwam. Men was in de stad begonnen met het graven van gangen om te proberen de springstofaanval van de Fransen tegen te houden. Het beleg duurde het grootste deel van de maand juni. De Maastrichtenaren schijnen zich goed verzet te hebben. [77]

[77]

<figure class="aligncenter size-full"><figcaption>Portret van Sebastien le Prestre de Vauban (1633-1707) Charles-Philippe Larivière. Collectie Préfecture de Lille</figcaption></figure>

Op 30 juni capituleerde Maastricht. [78]

[78]

Lodewijk probeerde met deze verovering een grote eer voor zichzelf te behalen. Hij had zijn belangrijkste generaals Condé en Turenne verboden zich in de buurt van Maastricht te vertonen. Na de verovering liet hij in Parijs een triomfboog oprichten ter ere van zijn overwinning. Hierop was – en is nog steeds – in het latijn te lezen dat hij Maastricht in dertien dagen had weten te veroveren.

[79]

Met de verovering van Maastricht had Lodewijk de controle over de Maas weten de verkrijgen. [79]

[80]

Zo’n 1700 Nederlandse soldaten en het dubbele aantal Franse hadden bij het beleg het leven gelaten. Het rampscenario dat de regenten aan de start van het Rampjaar voor ogen hadden, maar dat hen destijds bespaard was gebleven, had nu toch plaatsgevonden. De Republiek was haar sterkste vesting kwijt. [80]

[81]

Lodewijk kon de winst van Maastricht als een troef gebruiken in de vredesonderhandelingen van 1673. Als hij deze vesting kon grijpen, kon hij zeker wel wat flinke eisen stellen. [81]

[82]

Maastricht zou pas worden bevrijd van de Fransen toen zij in 1674 de Republiek verlieten.

Zeeslagen in het Rampjaar

Slag bij Solebay (1672)

De Engelsen hadden in maart 1672 in Het Kanaal, geheel onverwachts, de Nederlandse Smyrnavloot aangevallen. Op 4 april verklaarden zij de oorlog aan de Republiek, de Fransen, Keulen en Münster volgden twee dagen later. De gebroeders de Witt wisten dat een snelle inzet van de vloot essentieel was. Voor Johan de Witt was de aanwezigheid van zijn broer Cornelis op de vloot van onmisbaar belang. Cornelis vertrok dan ook in de eerste week van mei. [82]

[83]

Karel II van Engeland en Lodewijk XIV van Frankrijk spanden samen en hadden als plan de Nederlandse vloot veel schade toe te brengen, zodat de weg vrij kon worden gemaakt voor een Engels-Franse landing op de kust van de Republiek.

Aan het begin van het Rampjaar had de Republiek wel een goed georganiseerde zeemacht, maar verliep het moeizaam met subsidies, waardoor de befaamde Michiel de Ruyter slechts de helft van het totaal beschikbare aantal oorlogsschepen in gebruik kon nemen. [83]

[84]

Eind mei had De Ruyter ongeveer vijfenzeventig oorlogsschepen voor de Zeeuwse kust bijeengebracht. De Engelse vloot (onder leiding van Jacobus van York, de broer van de Engelse koning) en de Franse vloot (onder leiding van viceadmiraal Jean d’Estrées) telde ongeveer negentig linieschepen en fregatten bewapend met in totaal zo’n 6100 à 6200 stukken. De Engels-Franse bemanning bestond uit 40.000 matrozen en soldaten, het dubbele aantal van wat de Republiek tot zijn beschikking had. [84]

[85]

Doordat de Republiek qua schepen in de minderheid was, zou het voor de Republiek gunstig zijn de vijand op volle zee op te zoeken, en dat deed De Ruyter dan ook, op 7 juni 1672. [85]

[86]

Door de Engels-Franse vloot het initiatief te ontnemen wist De Ruyter de situatie te redden. Met goedkeuring van Cornelis de Witt zocht De Ruyter de Engelse en Franse eskaders op in hun ankerplaats, het Engelse Solebay, waar de Fransen op 7 juni de eerste klap van de Nederlanders te verduren kregen. De Fransen verlieten het gevecht kort daarna, terwijl de Engelse en Nederlandse schepen verstrengeld bleven in een artillerieduel. [86]

[87]

Deze onverwachte wending voor de vijand werkte in het voordeel van De Ruyter. Hoewel geen van beide partijen uiteindelijk de slag bij Solebay won, was het een grote morele overwinning voor De Ruyter. Het gevaar van een Frans-Engelse landing in de Republiek vanaf zee was hiermee– in ieder geval voor nu – geweken. [87]

[88]

De slag bij Solebay zou daarmee een van de meest gedenkwaardige slagen in de zeeoorlogen met Engeland worden. [88]

[89]

Hoewel dit een positieve uitkomst was, waren de gemoederen in de Republiek er niet veel beter op geworden. De vloot van De Ruyter bleef na de slag nog enige tijd op de Noordzee. Cornelis de Witt was voor De Ruyter aan boord een goede steun en toeverlaat en had dapper gediend op het schip. [89]

[90]

Ondanks zijn jicht had hij deelgenomen aan het gevecht. Hij had een leunstoel op het campagnedek van De Ruyters vlaggenschip laten zetten en had daar onbevreesd tussen de rondvliegende kanonskogels orders gegeven. Zijn heldhaftigheid had de pamfletten in de Republiek wel bereikt, maar dit had bij de prinsgezinden slechts tot ergernis geleid. [90]

[91]

Wegens ziekte was Cornelis de Witt eerder van boord gegaan, waardoor er langzaam maar zeker steeds meer kwade geruchten over hem de ronde gingen. Deze geruchten stelden dat hij een aanval op de Fransen verhinderd zou hebben, dat hij zich op het schip angstig en laf verscholen zou hebben en dat hij zelfs in een ruzie met De Ruyter zou zijn verwond. Hoewel De Ruyter al deze geruchten ontkrachtte, leek hiermee het lot van Cornelis toch bezegeld. [91]

[92]

Deze lastercampagne – aangewakkerd en versterkt door pamfletten – zou uiteindelijk zowel Cornelis als zijn broer Johan de Witt het leven kosten. [92]


Slag bij Schooneveld I en II (1673)

In juni van 1673 werden bij Schooneveld twee enorme zeeslagen geleverd. [93]

[93]

Evenals bij Solebay waren er scheve krachtsverhoudingen tussen de vloot van de Republiek en de vloot van de vijand. Om ervoor te zorgen dat de tekorten van zijn vloot werden gecompenseerd, besloot De Ruyter met de vloot vlak voor Schooneveld op de kust van Walcheren en Zeeuws-Vlaanderen te gaan liggen. [94]

[94]

Het wateroppervlak voor deze kust lag vol richels en zandbanken. [95]

[95]

Omdat de Engelsen en Fransen niet precies wisten waar de zandbanken, richels of vaargeulen lagen, konden zij in dit gebied alleen met grote risico’s opereren. Dit werkte dus grandioos in het voordeel van de De Ruyter en zijn vloot. [96]

[96]

Het water voor Schooneveld werd door de vijand dan ook wel ‘het hol van Schooneveld’ genoemd. [97]

[97]

Voor de Nederlanders was het echter de ideale observatiepost, uitvalsbasis en een natuurlijke vluchthaven. [98]

[98]

Op 12 mei had De Ruyter nog maar 48 zeilen onder zich. Op 22 mei was daar nog maar weinig aan veranderd. Veel schepen die te hulp hadden moeten schieten vanuit Amsterdam waren door laag water bij Pampus vast komen te liggen. Pas op 5 juni kreeg De Ruyter de versterking die hij nodig had van Cornelis Tromp, wat het totaal aantal schepen op 70 bracht. [99]

[99]

Tromp was samen met luitenant-admiraal Adriaen Banckert onderbevelhebber van De Ruyter. Op 7 juni, precies een jaar nadat de Slag bij Solebay had plaatsgevonden, troffen de Engelse en Franse gecombineerde vloot, respectievelijk onder leiding van Ruprecht van de Palts – een neef van Karel II – en d’Estrées, de vloot van De Ruyter. [100]

[100]

In de middag raakte het eskader van Cornelis Tromp gescheiden van de hoofdmacht. Tromp voerde een verwoede strijd tegen een overmacht van vijandelijke schepen. Uiteindelijk kwamen de schepen van Tromp en De Ruyter weer bijeen. [101]

[101]

<figure class="aligncenter size-full"><figcaption>Portret van Cornelis Tromp Jan Mijtens. Collectie Rijksmuseum Amsterdam, objectnummer SK-A-284</figcaption></figure>
<figure class="aligncenter size-full"><figcaption>Portret van Adriaan Banckert Hendrick Berckman. Collectie Rijksmuseum Amsterdam, objectnummer SK-A-1644</figcaption></figure>

De eerste Slag bij Schooneveld bleef, net als bij Solebay, onbeslist. [102]

[102]

Toch zou deze eerste Slag bij Schooneveld herinnerd worden als een succes. [103]

[103]

De Ruyter en zijn vloot hadden voordeel van de wind en wisten goed gebruik te maken van de ondiepten. Hierdoor konden zij een Engels-Franse overwinning tegenhouden. [104]

[104]

De overleveringen vertellen dat er aan de kant van de vijand twaalf koningsschepen en nog een aantal branders verloren zijn gegaan. Daar stond tegenover dat er aan de zijde van de Republiek geen verliezen waren geleden qua schepen. Toch brachten de Fransen en Engelsen gedrukte berichten in omloop waarin werd beweerd dat zij hadden gezegevierd. [105]

[105]

Een week later vond de tweede slag bij Schooneveld plaats. De vloot van de vijand was, ondanks de verliezen bij de eerste slag, nog altijd groter en sterker dan die van De Ruyter. Toch wist De Ruyter opnieuw een wonder te verrichten. [106]

[106]

Tegen de verwachting van de Engelsen en Fransen in kwam De Ruyter met zijn vloot het ‘hol’ uit en weet hij de wind voor zich te winnen, waardoor hij zich handig kan manoeuvreren. Tijdens deze strijd houdt Cornelis Tromp zich vooral bezig met de strijd tegen zijn persoonlijke vijand, de Engelse Sir Edward Spragge. [107]

[107]

  Na een hevig artillerieduel dropen de Engelse en Franse vloten af in de richting van Solebay en werd de tweede Slag bij Schooneveld gewonnen door de Republiek. [108]

[108]

De grote Engelse en Franse vloot had niet op een effectieve manier een formatie aan kunnen nemen en was dus niet bestand tegen de kanonnen en de behendige vloot van de Republiek. Toch kon het volk niet lang de overwinningen bij Schooneveld vieren. Op 30 juni capituleerde Maastricht. Daar waren zo’n 1700 Nederlandse en ongeveer het dubbele aantal Fransen gesneuveld. De Republiek was nu haar sterkste vesting kwijt, wat zorgde voor een flinke domper op de feestvreugde. [109]

[109]

<figure class="aligncenter size-full"><figcaption>Gravure van de Zeeslagen bij Schooneveld (7 en 14 juni 1673) Romeyn de Hooghe (omgeving van). Collectie Rijksmuseum Amsterdam, objectnummer RP-P-OB-79.424</figcaption></figure>


Slag bij Kijkduin (1673)

In de zomer van 1673 vond op 21 augustus bij een hooggelegen plek bij Den Helder, de Slag bij Kijkduin plaats. [110]

[110]

Deze slag zou de laatste slag worden waarmee de Engelsen en Fransen de Nederlandse vloot probeerden te vernietigen om zo Holland vanaf de zeekant te kunnen veroveren. [111]

[111]

De Nederlandse vloot ontmoette de verenigde Engelse en Franse vloot langs de Hollandse kust ten zuiden van het waddeneiland Texel en het Noord-Hollandse dorp Huisduinen. In deze slag voerde De Ruyter het bevel over 75 oorlogsschepen bewapend met ruim 4200 stukken geschut en bemand door 17.300 zeelieden en 2100 soldaten.

Net als bij Solebay en de beide slagen bij Schooneveld had De Ruyter te maken met een veel grotere en sterkere tegenstander. De Franse en Engelse officieren wisten echter niet effectief met elkaar samen te werken. [112]

[112]

De slag begon rond acht uur in de ochtend. Voor de mensen die aan de hooggelegen plaats langs de zee stonden te kijken, was door het immense rookgordijn dat opdoemde al snel niets meer te zien. [113]

[113]

De Ruyter had in de gaten dat de Fransen niet echt op een gevecht op zee zaten te wachten. Hij besloot daarom vooral de Engelse vloot aan te vallen. [114]

[114]

Om 7 uur in de avond trokken de Engelsen en Fransen zich terug uit de strijd. Aan geen van beide kanten waren oorlogsschepen verloren gegaan, maar toch was de vijand nu zodanig gewond dat ze de hele zomer nodig zouden hebben om zich weer te herstellen. [115]

[115]

Ook aan de kant van de Republiek werden er verliezen geleden. Jan van Gelder, de stiefzoon waar De Ruyter zeer lovend over sprak, sneuvelde tijdens de slag. [116]

[116]

Na de twee zeeslagen bij Schooneveld waren de Engelsen teleurgesteld over hun verlies, maar leek het in de samenwerking met de Fransen nog enigszins goed te gaan. Tijdens de slag bij Kijkduin begingen de Fransen echter een grove fout. De Franse admiraal d’Estrée had bij de Zeeslag van Kijkduin de Engelsen min of meer alleen tegenover De Ruyter laten vechten. Dit was de druppel die de emmer deed overlopen. Kijkduin werd het begin van het einde van het bondgenootschap tussen Engeland en Frankrijk. [117]

[117]

Binnen een paar maanden wilde het Engelse parlement de oorlog tegen de Republiek niet meer steunen. [118]

[118]

Na het Engelse verlies bij Solebay, de slagen bij Schooneveld en de beschamend verlopen zeeslag bij Kijkduin, durfden de Engelsen geen directe confrontatie meer aan met de vloot van de Republiek. [119]

[119]

Hierdoor was Karel II genoodzaakt op 19 februari 1674 het vredesverdrag met de Republiek de ondertekenen. [120]

[120]

De Ruyter had telkens opnieuw aangetoond dat hij zich kon verweren tegen de krachtige maritieme macht van Engeland en Frankrijk. Dit zorgde ervoor dat Oostenrijk en Spanje ervan overtuigd waren dat zij veilig een bondgenootschap met de Republiek aan konden gaan. Het bondgenootschap kwam er op 30 augustus en werd het Haags Verbond genoemd. [121]

[121]

Hoewel er bij Kijkduin dus geen winst werd behaald, zorgde deze slag er wel voor dat de Republiek niet meer in oorlog was met Engeland en dat zij een sterk bondgenootschap kon vormen tegen de Franse hegemonie.

<figure class="aligncenter size-large"><figcaption>Zeeslag bij Kijkduin (11 augustus 1673) Willem van de Velde de Jonge. Collectie National Maritime Museum, Greenwich, Londen</figcaption></figure>


  1. Luc Panhuysen, Rampjaar 1672: Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte (Olympus 2021), Hoofdstuk 6 ‘Vlucht’, p. 3/27
  2. Luc Panhuysen, Rampjaar 1672: Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte (Olympus 2021), Hoofdstuk 6 ‘Vlucht’, p. 4/27
  3. Petra Dreiskämper, ‘Redeloos, radeloos, reddeloos’: De gescheidenis van het rampjaar 1672 (Hilversum: Verloren, 1998), 46.
  4. Huis van de Nijmeegse geschiedenis, “De aanloop tot de Vrede van Nijmegen (1672-1676)” Geraadpleegd op 15 juli 2021, https://www.huisvandenijmeegsegeschiedenis.nl/info/De_aanloop_tot_de_Vrede_van_Nijmegen_(1672-1676)
  5. Huis van de Nijmeegse geschiedenis, “Beleg en inname in 1672,” Geraadpleegd op 15 juli 2021, https://www.huisvandenijmeegsegeschiedenis.nl/info/Beleg_en_inname_in_1672
  6. Petra Dreiskämper, ‘Redeloos, radeloos, reddeloos’: De gescheidenis van het rampjaar 1672 (Hilversum: Verloren, 1998), 46.
  7. Huis van de Nijmeegse geschiedenis, “De aanloop tot de Vrede van Nijmegen (1672-1676)” Geraadpleegd op 15 juli 2021, https://www.huisvandenijmeegsegeschiedenis.nl/info/De_aanloop_tot_de_Vrede_van_Nijmegen_(1672-1676)
  8. Luc Panhuysen, Rampjaar 1672: Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte (Olympus 2021), Hoofdstuk 8 ‘Tussen hoop en wanhoop’, p. 24/26
  9. Huis van de Nijmeegse geschiedenis, “De aanloop tot de Vrede van Nijmegen (1672-1676)” Geraadpleegd op 15 juli 2021, https://www.huisvandenijmeegsegeschiedenis.nl/info/De_aanloop_tot_de_Vrede_van_Nijmegen_(1672-1676)
  10. Petra Dreiskämper, ‘Redeloos, radeloos, reddeloos’: De gescheidenis van het rampjaar 1672 (Hilversum: Verloren, 1998), 50.
  11. Els Zwerver, “‘Bommen Berend’ in 1672: Groningens Ontzet,” De verhalen van Groningen, geraadpleegd ip 16 juni 2021, https://www.deverhalenvangroningen.nl/alle-verhalen/bommen-berend-in-1672-groningens-ontzet.
  12. Luc Panhuysen, Rampjaar 1672: Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte (Olympus 2021), Hoofdstuk 8 ‘Tussen hoop en wanhoop’, p. 24/26, 25/26
  13. Olaf van Nimwegen, De veertigjarige oorlog 1672-1712: De strijd van de Nederlanders tegen de Zonnekoning (Amsterdam: Prometheus, 2020), 120.
  14. Luc Panhuysen, Rampjaar 1672: Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte (Olympus 2021), Hoofdstuk 8 ‘Tussen hoop en wanhoop’, p. 24/26, 25/26
  15. Petra Dreiskämper, ‘Redeloos, radeloos, reddeloos’: De gescheidenis van het rampjaar 1672 (Hilversum: Verloren, 1998), 50.
  16. Els Zwerver, “‘Bommen Berend’ in 1672: Groningens Ontzet,” De verhalen van Groningen, geraadpleegd ip 16 juni 2021, https://www.deverhalenvangroningen.nl/alle-verhalen/bommen-berend-in-1672-groningens-ontzet.
  17. Petra Dreiskämper, ‘Redeloos, radeloos, reddeloos’: De gescheidenis van het rampjaar 1672 (Hilversum: Verloren, 1998), 50.
  18. Els Zwerver, “‘Bommen Berend’ in 1672: Groningens Ontzet,” De verhalen van Groningen, geraadpleegd ip 16 juni 2021, https://www.deverhalenvangroningen.nl/alle-verhalen/bommen-berend-in-1672-groningens-ontzet.
  19. Petra Dreiskämper, ‘Redeloos, radeloos, reddeloos’: De gescheidenis van het rampjaar 1672 (Hilversum: Verloren, 1998), 50.
  20. Henk Boels en Albert Buursma, “Groninger Boegbeeld 12: Carel Rabenhaupt,” De verhalen van Groningen, geraadpleegd op 16 juni 2021, https://www.deverhalenvangroningen.nl/alle-verhalen/groninger-boegbeeld-12-carel-rabenhaupt.
  21. Els Zwerver, “‘Bommen Berend’ in 1672: Groningens Ontzet,” De verhalen van Groningen, geraadpleegd ip 16 juni 2021, https://www.deverhalenvangroningen.nl/alle-verhalen/bommen-berend-in-1672-groningens-ontzet.
  22. Luc Panhuysen, Rampjaar 1672: Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte (Olympus 2021), Hoofdstuk 10 ‘Vechten als een vos’, p. 2/26
  23. LPetra Dreiskämper, ‘Redeloos, radeloos, reddeloos’: De gescheidenis van het rampjaar 1672 (Hilversum: Verloren, 1998), 50.
  24. Petra Dreiskämper, ‘Redeloos, radeloos, reddeloos’: De gescheidenis van het rampjaar 1672 (Hilversum: Verloren, 1998), 50.
  25. Olaf van Nimwegen, De veertigjarige oorlog 1672-1712: De strijd van de Nederlanders tegen de Zonnekoning (Amsterdam: Prometheus, 2020), 121.
  26. Henk Boels en Albert Buursma, “Groninger Boegbeeld 12: Carel Rabenhaupt,” De verhalen van Groningen, geraadpleegd op 16 juni 2021, https://www.deverhalenvangroningen.nl/alle-verhalen/groninger-boegbeeld-12-carel-rabenhaupt.
  27. Petra Dreiskämper, ‘Redeloos, radeloos, reddeloos’: De gescheidenis van het rampjaar 1672 (Hilversum: Verloren, 1998), 74; Luc Panhuysen, Rampjaar 1672: Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte (Olympus 2021), Hoofdstuk 14 ‘Het tweede oorlogsjaar’, p. 8/28,; Olaf van Nimwegen, De veertigjarige oorlog 1672-1712: De strijd van de Nederlanders tegen de Zonnekoning (Amsterdam: Prometheus, 2020), 127.
  28. Nico Plomp, Woerden: 600 jaar stad (Woerden: Stichting Stichts-Hollandse Bijdragen, 1972), 126-30.
  29. Luc Panhuysen, Rampjaar 1672: Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte (Olympus 2021), Hoofdstuk 10 ‘Vechten als de vos’, p. 18/26, 20/26
  30. Jan van Es en Bernt Feis, In het Spoor van de Prins, De wereld van Willem III (verwacht: voorjaar 2022).
  31. Olaf van Nimwegen, De veertigjarige oorlog 1672-1712: De strijd van de Nederlanders tegen de Zonnekoning (Amsterdam: Prometheus, 2020), 123.
  32. Luc Panhuysen, Rampjaar 1672: Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte (Olympus 2021), Hoofdstuk 10 ‘Vechten als de vos’, p. 21/26,; Olaf van Nimwegen, De veertigjarige oorlog 1672-1712: De strijd van de Nederlanders tegen de Zonnekoning (Amsterdam: Prometheus, 2020), 123.
  33. Oude Hollandse Waterlinie, “Woerden, de Slag bij de Kruipin (1672),” Geraardpleegd op 15 juli 2021, https://oudehollandsewaterlinie.nl/het-verhaal-van-de-oude-hollandse-waterlinie/woerden-de-slag-bij-de-kruipin-1672/.
  34. Olaf van Nimwegen, De veertigjarige oorlog 1672-1712: De strijd van de Nederlanders tegen de Zonnekoning (Amsterdam: Prometheus, 2020), 124; Oude Hollandse Waterlinie, “Woerden, de Slag bij de Kruipin (1672),” Geraardpleegd op 15 juli 2021, https://oudehollandsewaterlinie.nl/het-verhaal-van-de-oude-hollandse-waterlinie/woerden-de-slag-bij-de-kruipin-1672/.
  35. Olaf van Nimwegen, De veertigjarige oorlog 1672-1712: De strijd van de Nederlanders tegen de Zonnekoning (Amsterdam: Prometheus, 2020), 124.
  36. Luc Panhuysen, Rampjaar 1672: Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte (Olympus 2021), Hoofdstuk 10 ‘Vechten als de vos’, p. 21/26, 22/26
  37. Olaf van Nimwegen, De veertigjarige oorlog 1672-1712: De strijd van de Nederlanders tegen de Zonnekoning (Amsterdam: Prometheus, 2020), 125.
  38. Luc Panhuysen, Rampjaar 1672: Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte (Olympus 2021), Hoofdstuk 10 ‘Vechten als de vos’, p. 21/26, 26/26
  39. Petra Dreiskämper, ‘Redeloos, radeloos, reddeloos’: De gescheidenis van het rampjaar 1672 (Hilversum: Verloren, 1998), 74.
  40. Luc Panhuysen, Rampjaar 1672: Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte (Olympus 2021), Hoofdstuk 11 ‘De keurvorst marcheert’, p. 7/31, Hoofdstuk 10 ‘Vechten als de vos’, p. 25/26
  41. Jan van Es en Bernt Feis, In het Spoor van de Prins, De wereld van Willem III (verwacht: voorjaar 2022).
  42. Nico Plomp, Woerden: 600 jaar stad (Woerden: Stichting Stichts-Hollandse Bijdragen, 1972), 135.
  43. Empty reference
  44. Empty reference
  45. Empty reference
  46. Empty reference
  47. Empty reference
  48. Empty reference
  49. Empty reference
  50. Empty reference
  51. Empty reference
  52. Empty reference
  53. Empty reference
  54. Empty reference
  55. Empty reference
  56. Empty reference
  57. Empty reference
  58. Empty reference
  59. Empty reference
  60. Empty reference
  61. Empty reference
  62. Empty reference
  63. Empty reference
  64. Empty reference
  65. Empty reference
  66. Empty reference
  67. Empty reference
  68. Empty reference
  69. Empty reference
  70. Empty reference
  71. Empty reference
  72. Empty reference
  73. Empty reference
  74. Empty reference
  75. Empty reference
  76. Empty reference
  77. Empty reference
  78. Empty reference
  79. Empty reference
  80. Empty reference
  81. Empty reference
  82. Empty reference
  83. Empty reference
  84. Empty reference
  85. Empty reference
  86. Empty reference
  87. Empty reference
  88. Empty reference
  89. Empty reference
  90. Empty reference
  91. Empty reference
  92. Empty reference
  93. Empty reference
  94. Empty reference
  95. Empty reference
  96. Empty reference
  97. Empty reference
  98. Empty reference
  99. Empty reference
  100. Empty reference
  101. Empty reference
  102. Empty reference
  103. Empty reference
  104. Empty reference
  105. Empty reference
  106. Empty reference
  107. Empty reference
  108. Empty reference
  109. Empty reference
  110. Empty reference
  111. Empty reference
  112. Empty reference
  113. Empty reference
  114. Empty reference
  115. Empty reference
  116. Empty reference
  117. Empty reference
  118. Empty reference
  119. Empty reference
  120. Empty reference
  121. Empty reference