Titels van de Nederlandse koninklijke familie: verschil tussen versies

Uit Wiki Raamsdonks Historie
kGeen bewerkingssamenvatting
 
Regel 2: Regel 2:


== Inleiding ==
== Inleiding ==
Oorspronkelijk waren sommige titels van de leden van het Koninklijk Huis vastgelegd in de [[Nederlandse Grondwet|Grondwet]], werden andere titels vastgesteld bij [[Koninklijk Besluit]], en werden de overige titels gevoerd volgens gebruik. In 1983 werden alle titels uit de Grondwet verwijderd met de bedoeling om ze in een op de Grondwet gebaseerde wet vast te leggen. De geslachtsnaam en de titels van kinderen geboren uit een huwelijk met een lid van het Koninklijk Huis worden sinds 1&nbsp;januari 1998 volgens artikel&nbsp;5 lid&nbsp;12 van Boek&nbsp;1 van het [[Burgerlijk Wetboek (Nederland)|Burgerlijk Wetboek]] bij Koninklijk Besluit bepaald. De titels van de [[Koning (titel)|Koning]], de Koning die afstand van het koningschap heeft gedaan, de vermoedelijke opvolger van de Koning, en de leden van het Koninklijk Huis, worden sinds 12&nbsp;juni 2002 geregeld in de Wet lidmaatschap koninklijk huis.<ref>[https://wetten.overheid.nl/BWBR0013729/2002-06-12 Wet lidmaatschap koninklijk huis].</ref>
Oorspronkelijk waren sommige titels van de leden van het Koninklijk Huis vastgelegd in de [[Nederlandse Grondwet|Grondwet]], werden andere titels vastgesteld bij [[Koninklijk Besluit]], en werden de overige titels gevoerd volgens gebruik. In 1983 werden alle titels uit de Grondwet verwijderd met de bedoeling om ze in een op de Grondwet gebaseerde wet vast te leggen. De geslachtsnaam en de titels van kinderen geboren uit een huwelijk met een lid van het Koninklijk Huis worden sinds 1 januari 1998 volgens artikel 5 lid 12 van Boek 1 van het [[Burgerlijk Wetboek (Nederland)|Burgerlijk Wetboek]] bij Koninklijk Besluit bepaald. De titels van de [[Koning (titel)|Koning]], de Koning die afstand van het koningschap heeft gedaan, de vermoedelijke opvolger van de Koning, en de leden van het Koninklijk Huis, worden sinds 12 juni 2002 geregeld in de Wet lidmaatschap koninklijk huis.<ref>[https://wetten.overheid.nl/BWBR0013729/2002-06-12 Wet lidmaatschap koninklijk huis].</ref>


Het lidmaatschap van het Koninklijk Huis was oorspronkelijk niet (grond)wettelijk geregeld. Uitgegaan werd van het gebruik in de Europese vorstenhuizen dat het Koninklijk Huis bestond uit de Koning, een Koning die afstand van het koningschap heeft gedaan, de vermoedelijke opvolger van de Koning, de kinderen van de Koning, de kinderen van de vermoedelijke opvolger van de Koning, en tot slot de overige nakomelingen in de mannelijke lijn van de Koning. Ook de echtgenotes van de Koning, de vermoedelijke opvolger van de Koning en de overige prinsen waren lid van het Koninklijk Huis, welk lidmaatschap behouden werd gedurende de tijd dat ze weduwe waren. Hertrouwde de weduwe dan verloor ze het lidmaatschap.<br>
Het lidmaatschap van het Koninklijk Huis was oorspronkelijk niet (grond)wettelijk geregeld. Uitgegaan werd van het gebruik in de Europese vorstenhuizen dat het Koninklijk Huis bestond uit de Koning, een Koning die afstand van het koningschap heeft gedaan, de vermoedelijke opvolger van de Koning, de kinderen van de Koning, de kinderen van de vermoedelijke opvolger van de Koning, en tot slot de overige nakomelingen in de mannelijke lijn van de Koning. Ook de echtgenotes van de Koning, de vermoedelijke opvolger van de Koning en de overige prinsen waren lid van het Koninklijk Huis, welk lidmaatschap behouden werd gedurende de tijd dat ze weduwe waren. Hertrouwde de weduwe dan verloor ze het lidmaatschap.<br>
De echtgenoten van de regerende koningin en de prinsessen waren geen lid van het Koninklijk Huis. In de [[toestemmingswet]]ten voor de huwelijken van respectievelijk koningin [[Wilhelmina der Nederlanden|Wilhelmina]] en prinses [[Juliana der Nederlanden|Juliana]] werd daarom expliciet vastgelegd dat hun echtgenoten lid van het Koninklijk Huis zouden worden. Voor de echtgenoten van de prinsessen [[Beatrix der Nederlanden|Beatrix]] en [[Margriet der Nederlanden|Margriet]] werd dit bepaald in op de toestemmingswet gebaseerde koninklijke besluiten.
De echtgenoten van de regerende koningin en de prinsessen waren geen lid van het Koninklijk Huis. In de [[toestemmingswet]]ten voor de huwelijken van respectievelijk koningin [[Wilhelmina der Nederlanden|Wilhelmina]] en prinses [[Juliana der Nederlanden|Juliana]] werd daarom expliciet vastgelegd dat hun echtgenoten lid van het Koninklijk Huis zouden worden. Voor de echtgenoten van de prinsessen [[Beatrix der Nederlanden|Beatrix]] en [[Margriet der Nederlanden|Margriet]] werd dit bepaald in op de toestemmingswet gebaseerde koninklijke besluiten.


Sinds 1983 bepaalt artikel&nbsp;39 van de Grondwet dat het lidmaatschap van het Koninklijk Huis bij wet geregeld moet worden. Dit gebeurde bij de Wet lidmaatschap koninklijk huis (Wet van 30&nbsp;oktober 1985, [[Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden|Stb.]]&nbsp;578, in werking getreden op 9&nbsp;december 1985), waarin werd bepaald dat lid waren: de Koning, zij die krachtens de Grondwet de Koning kunnen opvolgen, een Koning die afstand van het koningschap heeft gedaan, en de echtgenoten van hen die het lidmaatschap van het Koninklijk Huis bezitten. Voor hen die het lidmaatschap van het Koninklijk Huis bezaten als echtgenote of echtgenoot, bleef dit lidmaatschap gedurende hun staat van weduwe of weduwnaar behouden, zolang de overleden echtgenote of echtgenoot bij leven lid van het koninklijk huis zou zijn geweest.
Sinds 1983 bepaalt artikel 39 van de Grondwet dat het lidmaatschap van het Koninklijk Huis bij wet geregeld moet worden. Dit gebeurde bij de Wet lidmaatschap koninklijk huis (Wet van 30 oktober 1985, [[Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden|Stb.]] 578, in werking getreden op 9 december 1985), waarin werd bepaald dat lid waren: de Koning, zij die krachtens de Grondwet de Koning kunnen opvolgen, een Koning die afstand van het koningschap heeft gedaan, en de echtgenoten van hen die het lidmaatschap van het Koninklijk Huis bezitten. Voor hen die het lidmaatschap van het Koninklijk Huis bezaten als echtgenote of echtgenoot, bleef dit lidmaatschap gedurende hun staat van weduwe of weduwnaar behouden, zolang de overleden echtgenote of echtgenoot bij leven lid van het koninklijk huis zou zijn geweest.


Bovenstaande wet werd in 2002 vervangen door een nieuwe Wet lidmaatschap koninklijk huis (Wet van 30&nbsp;mei 2002, Stb. 2002, 275, in werking getreden op 12&nbsp;juni 2002). In deze wet wordt bepaald dat lid van het Koninklijk Huis zijn: de Koning, de Koning die afstand van het koningschap heeft gedaan, de vermoedelijke opvolger van de Koning, zij die krachtens de Grondwet de Koning kunnen opvolgen en deze niet verder bestaan dan in de tweede graad van bloedverwantschap, en de echtgenoten van hen die het lidmaatschap van het Koninklijk Huis bezitten. Voor hen die het lidmaatschap van het Koninklijk Huis bezitten als echtgenote of echtgenoot, blijft dit lidmaatschap gedurende hun staat van weduwe of weduwnaar behouden, zolang de overleden echtgenote of echtgenoot bij leven lid van het Koninklijk Huis zou zijn geweest. Omdat daarmee het aantal leden van het Koninklijk Huis zou worden ingeperkt, werd als overgangsbepaling vastgelegd dat zij die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet meerderjarig lid zijn van het Koninklijk Huis en krachtens de Grondwet de Koning kunnen opvolgen lid van het Koninklijk Huis blijven. Zij behouden hun lidmaatschap zolang zij krachtens de Grondwet de Koning kunnen opvolgen. Lid blijven voorts hun echtgenoten, weduwe of weduwnaar. De kinderen van prinses Margriet —&nbsp;die op het moment van inwerkingtreding van de wet de koning verder bestonden dan in de tweede graad van bloedverwantschap&nbsp;— behielden door deze overgangsbepaling het lidmaatschap van het Koninklijk Huis. Na de invoering van de wet huwden de prinsen [[Friso van Oranje-Nassau van Amsberg|Johan Friso]], [[Pieter-Christiaan van Oranje-Nassau, Van Vollenhoven|Pieter-Christiaan]] en [[Floris van Oranje-Nassau, Van Vollenhoven|Floris]] zonder de in de Grondwet vereiste toestemming en konden daardoor de Koning niet meer opvolgen. Ze verloren daardoor het lidmaatschap van het Koninklijk Huis.<br>
Bovenstaande wet werd in 2002 vervangen door een nieuwe Wet lidmaatschap koninklijk huis (Wet van 30 mei 2002, Stb. 2002, 275, in werking getreden op 12 juni 2002). In deze wet wordt bepaald dat lid van het Koninklijk Huis zijn: de Koning, de Koning die afstand van het koningschap heeft gedaan, de vermoedelijke opvolger van de Koning, zij die krachtens de Grondwet de Koning kunnen opvolgen en deze niet verder bestaan dan in de tweede graad van bloedverwantschap, en de echtgenoten van hen die het lidmaatschap van het Koninklijk Huis bezitten. Voor hen die het lidmaatschap van het Koninklijk Huis bezitten als echtgenote of echtgenoot, blijft dit lidmaatschap gedurende hun staat van weduwe of weduwnaar behouden, zolang de overleden echtgenote of echtgenoot bij leven lid van het Koninklijk Huis zou zijn geweest. Omdat daarmee het aantal leden van het Koninklijk Huis zou worden ingeperkt, werd als overgangsbepaling vastgelegd dat zij die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet meerderjarig lid zijn van het Koninklijk Huis en krachtens de Grondwet de Koning kunnen opvolgen lid van het Koninklijk Huis blijven. Zij behouden hun lidmaatschap zolang zij krachtens de Grondwet de Koning kunnen opvolgen. Lid blijven voorts hun echtgenoten, weduwe of weduwnaar. De kinderen van prinses Margriet — die op het moment van inwerkingtreding van de wet de koning verder bestonden dan in de tweede graad van bloedverwantschap — behielden door deze overgangsbepaling het lidmaatschap van het Koninklijk Huis. Na de invoering van de wet huwden de prinsen [[Friso van Oranje-Nassau van Amsberg|Johan Friso]], [[Pieter-Christiaan van Oranje-Nassau, Van Vollenhoven|Pieter-Christiaan]] en [[Floris van Oranje-Nassau, Van Vollenhoven|Floris]] zonder de in de Grondwet vereiste toestemming en konden daardoor de Koning niet meer opvolgen. Ze verloren daardoor het lidmaatschap van het Koninklijk Huis.<br>
Bij de troonsbestijging van koning [[Willem-Alexander der Nederlanden|Willem-Alexander]] in 2013 verloren de kinderen van prins [[Constantijn der Nederlanden|Constantijn]] het lidmaatschap van het Koninklijk Huis omdat zij —&nbsp;hoewel ze de Koning volgens de Grondwet nog steeds kunnen opvolgen&nbsp;— de Koning verder bestaan dan in de tweede graad van bloedverwantschap en op het tijdstip van inwerkingtreding van de wet geen meerderjarig lid van het Koninklijk Huis waren. Eveneens kunnen sinds de troonsbestijging van koning Willem-Alexander de prinsen [[Maurits van Oranje-Nassau, Van Vollenhoven|Maurits]] en [[Bernhard van Oranje-Nassau, Van Vollenhoven|Bernhard]] de Koning niet meer opvolgen en verloren ze daardoor, samen met hun echtgenotes, het lidmaatschap van het Koninklijk Huis.<br>
Bij de troonsbestijging van koning [[Willem-Alexander der Nederlanden|Willem-Alexander]] in 2013 verloren de kinderen van prins [[Constantijn der Nederlanden|Constantijn]] het lidmaatschap van het Koninklijk Huis omdat zij — hoewel ze de Koning volgens de Grondwet nog steeds kunnen opvolgen — de Koning verder bestaan dan in de tweede graad van bloedverwantschap en op het tijdstip van inwerkingtreding van de wet geen meerderjarig lid van het Koninklijk Huis waren. Eveneens kunnen sinds de troonsbestijging van koning Willem-Alexander de prinsen [[Maurits van Oranje-Nassau, Van Vollenhoven|Maurits]] en [[Bernhard van Oranje-Nassau, Van Vollenhoven|Bernhard]] de Koning niet meer opvolgen en verloren ze daardoor, samen met hun echtgenotes, het lidmaatschap van het Koninklijk Huis.<br>
Tot slot werd bij de troonsbestijging van koning Willem-Alexander de bovengenoemde overgangsbepaling van toepassing op prinses Margriet en haar echtgenoot mr. [[Pieter van Vollenhoven]]. Prinses Margriet kan volgens de Grondwet de Koning nog steeds opvolgen, maar ze bestaat de Koning verder dan in de tweede graad van bloedverwantschap. Ze was, net als haar echtgenoot, op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet meerderjarig lid van het Koninklijk Huis.
Tot slot werd bij de troonsbestijging van koning Willem-Alexander de bovengenoemde overgangsbepaling van toepassing op prinses Margriet en haar echtgenoot mr. [[Pieter van Vollenhoven]]. Prinses Margriet kan volgens de Grondwet de Koning nog steeds opvolgen, maar ze bestaat de Koning verder dan in de tweede graad van bloedverwantschap. Ze was, net als haar echtgenoot, op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet meerderjarig lid van het Koninklijk Huis.


Regel 17: Regel 17:
== Titels van de Koning der Nederlanden ==
== Titels van de Koning der Nederlanden ==
=== Soeverein Vorst der Nederlanden (1813–1815) ===
=== Soeverein Vorst der Nederlanden (1813–1815) ===
Op 30&nbsp;november 1813 keerde prins [[Willem I der Nederlanden|Willem Frederik van Oranje-Nassau]] terug in de [[Soeverein Vorstendom der Verenigde Nederlanden|Nederlanden]]. Hij was samen met zijn vader [[stadhouder]] [[Willem V van Oranje-Nassau|Willem&nbsp;V]] op 18&nbsp;januari 1795 in [[ballingschap]] gegaan. Op 1&nbsp;december werd hij bij proclamatie van de Commissarissen-Generaal van het Algemeen Bestuur uitgeroepen tot «Z.K.H. Willem den Eersten Souvereine-Vorst van Nederland».<ref>[https://www.denederlandsegrondwet.nl/id/vi8rk352jxnr/proclamaties Proclamatie van 1&nbsp;december 1813: Willem&nbsp;I uitgeroepen tot Souvereine-Vorst van Nederland].</ref> De dag daarop aanvaardde Willem de soevereiniteit.<ref>[https://www.denederlandsegrondwet.nl/id/vi8rk352jxnr/proclamaties Proclamatie van 2&nbsp;december 1813: Willem&nbsp;I aanvaardt de Souvereiniteit van Nederland].</ref>
Op 30 november 1813 keerde prins [[Willem I der Nederlanden|Willem Frederik van Oranje-Nassau]] terug in de [[Soeverein Vorstendom der Verenigde Nederlanden|Nederlanden]]. Hij was samen met zijn vader [[stadhouder]] [[Willem V van Oranje-Nassau|Willem V]] op 18 januari 1795 in [[ballingschap]] gegaan. Op 1 december werd hij bij proclamatie van de Commissarissen-Generaal van het Algemeen Bestuur uitgeroepen tot «Z.K.H. Willem den Eersten Souvereine-Vorst van Nederland».<ref>[https://www.denederlandsegrondwet.nl/id/vi8rk352jxnr/proclamaties Proclamatie van 1 december 1813: Willem I uitgeroepen tot Souvereine-Vorst van Nederland].</ref> De dag daarop aanvaardde Willem de soevereiniteit.<ref>[https://www.denederlandsegrondwet.nl/id/vi8rk352jxnr/proclamaties Proclamatie van 2 december 1813: Willem I aanvaardt de Souvereiniteit van Nederland].</ref>


=== Koning der Nederlanden (sinds 1815) ===
=== Koning der Nederlanden (sinds 1815) ===
{{Zie hoofdartikel|Koning der Nederlanden}}
{{Zie hoofdartikel|Koning der Nederlanden}}


Nadat de Franse keizer [[Napoleon&nbsp;I]] op 1&nbsp;maart 1815 uit ballingschap terugkeerde, riep Soeverein Vorst Willem&nbsp;I zich op 16&nbsp;maart uit tot Koning der Nederlanden. De titel «S.M. le Roi des Pays-Bas» werd op 9&nbsp;juni 1815 bevestigd in artikel&nbsp;70 van de Slotakte van het [[Congres van Wenen]], en daarmee erkend door [[Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Ierland|Groot-Brittannië]], [[Keizerrijk Oostenrijk|Oostenrijk]], [[Pruisen]] en [[Keizerrijk Rusland|Rusland]].<ref>{{Citeer tijdschrift |achternaam=Efthymiou |voornaam=N.S. |datum=2019 |url= |titel=De Grondwet van 1814 en de Grondwet van 1815 |tijdschrift=Tijdschrift voor Constitutioneel Recht (TvCR) |jaargang=2019 |nummer=1 |pp=24–50 |taal=nl }}</ref>
Nadat de Franse keizer [[Napoleon I]] op 1 maart 1815 uit ballingschap terugkeerde, riep Soeverein Vorst Willem I zich op 16 maart uit tot Koning der Nederlanden. De titel «S.M. le Roi des Pays-Bas» werd op 9 juni 1815 bevestigd in artikel 70 van de Slotakte van het [[Congres van Wenen]], en daarmee erkend door [[Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Ierland|Groot-Brittannië]], [[Keizerrijk Oostenrijk|Oostenrijk]], [[Pruisen]] en [[Keizerrijk Rusland|Rusland]].<ref>{{Citeer tijdschrift |achternaam=Efthymiou |voornaam=N.S. |datum=2019 |url= |titel=De Grondwet van 1814 en de Grondwet van 1815 |tijdschrift=Tijdschrift voor Constitutioneel Recht (TvCR) |jaargang=2019 |nummer=1 |pp=24–50 |taal=nl }}</ref>


Vanwege de troonsbestijging van koningin Wilhelmina werd bij de Wet van 22&nbsp;juni 1891, Stb.&nbsp;125 (in werking getreden op 1&nbsp;september 1891), bepaald dat zolang een koningin de kroon draagt, bij het gebruik van alle wettelijk vastgestelde formulieren, ambtstitels en officiële benamingen, waarin het woord "Koning" voorkomt, in plaats daarvan het woord "Koningin" wordt gebezigd, met inachtneming van de daardoor noodzakelijk wordende taalkundige veranderingen.<ref>[https://wetten.overheid.nl/BWBR0001858/1891-09-01 Wet i.v.m. het overgaan van de Kroon op een Koningin].</ref> Deze wet leidt sinds de troonsbestijging van koning Willem-Alexander een slapend bestaan, maar is niet ingetrokken.
Vanwege de troonsbestijging van koningin Wilhelmina werd bij de Wet van 22 juni 1891, Stb. 125 (in werking getreden op 1 september 1891), bepaald dat zolang een koningin de kroon draagt, bij het gebruik van alle wettelijk vastgestelde formulieren, ambtstitels en officiële benamingen, waarin het woord "Koning" voorkomt, in plaats daarvan het woord "Koningin" wordt gebezigd, met inachtneming van de daardoor noodzakelijk wordende taalkundige veranderingen.<ref>[https://wetten.overheid.nl/BWBR0001858/1891-09-01 Wet i.v.m. het overgaan van de Kroon op een Koningin].</ref> Deze wet leidt sinds de troonsbestijging van koning Willem-Alexander een slapend bestaan, maar is niet ingetrokken.


==== Aanspreektitels ====
==== Aanspreektitels ====
De aanspreektitel voor de Koning is [[Majesteit]]. Dit is alleen vastgelegd in de hierboven genoemde Slotakte van het Congres van Wenen.
De aanspreektitel voor de Koning is [[Majesteit]]. Dit is alleen vastgelegd in de hierboven genoemde Slotakte van het Congres van Wenen.


De koningen Willem&nbsp;I, [[Willem II der Nederlanden|Willem&nbsp;II]], [[Willem III der Nederlanden|Willem&nbsp;III]] werden ook aangesproken met de van origine Franse aanspreektitel [[Sire]]. Dit was een gebruik aan de Europese hoven waar het [[Frans]] als [[hoftaal]] werd gebruikt. De aanspreektitel Sire kan alleen gebruikt worden voor een koning die een man is, niet voor een regerende koningin. Omdat Nederland in de periode 1890–2013 alleen regerende koninginnen had, is Sire in Nederland in onbruik geraakt. Dit in tegenstelling tot [[België]], waar Sire nog steeds gebruikt wordt. Koning Willem-Alexander wordt daarom niet met Sire aangesproken, toegestaan is het overigens wel.
De koningen Willem I, [[Willem II der Nederlanden|Willem II]], [[Willem III der Nederlanden|Willem III]] werden ook aangesproken met de van origine Franse aanspreektitel [[Sire]]. Dit was een gebruik aan de Europese hoven waar het [[Frans]] als [[hoftaal]] werd gebruikt. De aanspreektitel Sire kan alleen gebruikt worden voor een koning die een man is, niet voor een regerende koningin. Omdat Nederland in de periode 1890–2013 alleen regerende koninginnen had, is Sire in Nederland in onbruik geraakt. Dit in tegenstelling tot [[België]], waar Sire nog steeds gebruikt wordt. Koning Willem-Alexander wordt daarom niet met Sire aangesproken, toegestaan is het overigens wel.


Volgens de etiquette is het gebruiken van een lagere aanspreektitel dan waar iemand recht op heeft onbeleefd, in het verleden werd het zelfs als beledigend beschouwd. Koningin Juliana had echter een voorkeur om met ‘Mevrouw’ te worden aangesproken, terwijl koningin Beatrix er bij officiële contacten prijs op stelde om met Majesteit te worden aangesproken. In de Haagse politieke kringen stond ze dan ook bekend als ‘de Majesteit’.
Volgens de etiquette is het gebruiken van een lagere aanspreektitel dan waar iemand recht op heeft onbeleefd, in het verleden werd het zelfs als beledigend beschouwd. Koningin Juliana had echter een voorkeur om met ‘Mevrouw’ te worden aangesproken, terwijl koningin Beatrix er bij officiële contacten prijs op stelde om met Majesteit te worden aangesproken. In de Haagse politieke kringen stond ze dan ook bekend als ‘de Majesteit’.
Regel 46: Regel 46:
{{Zie hoofdartikel|Prins van Oranje-Nassau}}
{{Zie hoofdartikel|Prins van Oranje-Nassau}}


In 1732 bepaalde stadhouder [[Willem IV van Oranje-Nassau|Willem&nbsp;IV]] dat zijn nakomelingen in de mannelijke lijn de titel «Prins(es) van Oranje-Nassau» zouden dragen.<ref name="huberty">{{Citeer boek|achternaam=Huberty |voornaam=Michel |medeauteurs=Giraud, Alain; Magdelaine, F.&nbsp;&&nbsp;B. |datum=1981 |titel=l’Allemagne Dynastique. Tome&nbsp;III Brunswick-Nassau-Schwarzbourg |uitgever=Alain Giraud |plaats=Le Perreux |taal=fr }}</ref> De koningen Willem&nbsp;I, Willem&nbsp;II, Willem&nbsp;III en koningin Wilhelmina voerden deze titel, omdat zij nakomelingen in de mannelijke lijn van stadhouder Willem&nbsp;IV waren. De koninginnen Juliana en Beatrix voerden de titel Prinses van Oranje-Nassau omdat zij deze titel mochten voeren op grond van respectievelijk het Besluit van 30&nbsp;december 1908, Stb.&nbsp;425 en het Besluit van 26&nbsp;oktober 1937, Stb.&nbsp;5.
In 1732 bepaalde stadhouder [[Willem IV van Oranje-Nassau|Willem IV]] dat zijn nakomelingen in de mannelijke lijn de titel «Prins(es) van Oranje-Nassau» zouden dragen.<ref name="huberty">{{Citeer boek|achternaam=Huberty |voornaam=Michel |medeauteurs=Giraud, Alain; Magdelaine, F. & B. |datum=1981 |titel=l’Allemagne Dynastique. Tome III Brunswick-Nassau-Schwarzbourg |uitgever=Alain Giraud |plaats=Le Perreux |taal=fr }}</ref> De koningen Willem I, Willem II, Willem III en koningin Wilhelmina voerden deze titel, omdat zij nakomelingen in de mannelijke lijn van stadhouder Willem IV waren. De koninginnen Juliana en Beatrix voerden de titel Prinses van Oranje-Nassau omdat zij deze titel mochten voeren op grond van respectievelijk het Besluit van 30 december 1908, Stb. 425 en het Besluit van 26 oktober 1937, Stb. 5.


Sinds 12&nbsp;juni 2002 bepaalt artikel&nbsp;9 lid&nbsp;1 van de Wet lidmaatschap koninklijk huis dat de Koning de titel «Prins (Prinses) van Oranje-Nassau» draagt.
Sinds 12 juni 2002 bepaalt artikel 9 lid 1 van de Wet lidmaatschap koninklijk huis dat de Koning de titel «Prins (Prinses) van Oranje-Nassau» draagt.


=== Groothertog van Luxemburg (1815–1890) ===
=== Groothertog van Luxemburg (1815–1890) ===
Koning Willem I deed in 1815 afstand van zijn bezittingen in Nassau en ontving in ruil daarvoor het hertogdom Luxemburg. [[Groothertogdom Luxemburg|Luxemburg]] werd op 9&nbsp;juni van datzelfde jaar in de Slotakte van het Congres van Wenen verheven tot [[groothertog]]dom.<ref name="huberty" /> De koningen Willem&nbsp;I, Willem&nbsp;II en Willem&nbsp;III voerden de titel Groothertog van Luxemburg in de [[preambule]] van Nederlandse wetten en besluiten na de titel Prins van Oranje-Nassau.
Koning Willem I deed in 1815 afstand van zijn bezittingen in Nassau en ontving in ruil daarvoor het hertogdom Luxemburg. [[Groothertogdom Luxemburg|Luxemburg]] werd op 9 juni van datzelfde jaar in de Slotakte van het Congres van Wenen verheven tot [[groothertog]]dom.<ref name="huberty" /> De koningen Willem I, Willem II en Willem III voerden de titel Groothertog van Luxemburg in de [[preambule]] van Nederlandse wetten en besluiten na de titel Prins van Oranje-Nassau.


Omdat de grondwet van Luxemburg bepaalt dat «La Couronne du Grand-Duché est héréditaire dans la famille de Nassau, conformément au pacte du 30&nbsp;juin 1783, à l’art.&nbsp;71 du traité de Vienne du 9&nbsp;juin 1815 et à l’art.&nbsp;1er du traité de Londres du 11&nbsp;mai 1867.» en het verdrag van 30&nbsp;juni 1783 (de ''Erneuerte Nassauische Erbverein'') opvolging door vrouwen uitsloot, werd koning Willem&nbsp;III bij zijn overlijden in Luxemburg niet door zijn dochter Wilhelmina opgevolgd, maar door hertog [[Adolf van Luxemburg|Adolf van Nassau]]. Daarmee ging de titel voor de Nederlandse koningen verloren.
Omdat de grondwet van Luxemburg bepaalt dat «La Couronne du Grand-Duché est héréditaire dans la famille de Nassau, conformément au pacte du 30 juin 1783, à l’art. 71 du traité de Vienne du 9 juin 1815 et à l’art. 1er du traité de Londres du 11 mai 1867.» en het verdrag van 30 juni 1783 (de ''Erneuerte Nassauische Erbverein'') opvolging door vrouwen uitsloot, werd koning Willem III bij zijn overlijden in Luxemburg niet door zijn dochter Wilhelmina opgevolgd, maar door hertog [[Adolf van Luxemburg|Adolf van Nassau]]. Daarmee ging de titel voor de Nederlandse koningen verloren.


=== Hertog van Limburg (1839–1867) ===
=== Hertog van Limburg (1839–1867) ===
Bij het op 19&nbsp;april 1839 ondertekende [[Verdrag van Londen (1839)|Verdrag van Londen]], dat de onafhankelijkheid van België regelde, werd het oostelijke deel van de [[provincie]] [[Limburg (Verenigd Koninkrijk der Nederlanden)|Limburg]] als [[Hertogdom Limburg (1839)|hertogdom Limburg]] toegekend aan koning Willem&nbsp;I, als compensatie voor het verlies van het westelijk deel van het groothertogdom Luxemburg (de Belgische provincie [[Luxemburg (provincie)|Luxemburg]]). Omdat het groothertogdom Luxemburg lid was van de [[Duitse Bond]] en het hertogdom Limburg compensatie voor het aan België afgestane deel van Luxemburg was, werd het hertogdom Limburg ook lid van de Duitse Bond.<ref>[https://wetten.overheid.nl/BWBV0006129/1839-06-08 Tractaat tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België betreffende de scheiding der wederzijdse grondgebieden, Londen, 19-04-1839].</ref> De titel Hertog van Limburg werd in de preambule van Nederlandse wetten en besluiten niet gevoerd.
Bij het op 19 april 1839 ondertekende [[Verdrag van Londen (1839)|Verdrag van Londen]], dat de onafhankelijkheid van België regelde, werd het oostelijke deel van de [[provincie]] [[Limburg (Verenigd Koninkrijk der Nederlanden)|Limburg]] als [[Hertogdom Limburg (1839)|hertogdom Limburg]] toegekend aan koning Willem I, als compensatie voor het verlies van het westelijk deel van het groothertogdom Luxemburg (de Belgische provincie [[Luxemburg (provincie)|Luxemburg]]). Omdat het groothertogdom Luxemburg lid was van de [[Duitse Bond]] en het hertogdom Limburg compensatie voor het aan België afgestane deel van Luxemburg was, werd het hertogdom Limburg ook lid van de Duitse Bond.<ref>[https://wetten.overheid.nl/BWBV0006129/1839-06-08 Tractaat tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België betreffende de scheiding der wederzijdse grondgebieden, Londen, 19-04-1839].</ref> De titel Hertog van Limburg werd in de preambule van Nederlandse wetten en besluiten niet gevoerd.


Na de opheffing van de Duitse Bond in 1866 werd het hertogdom Limburg definitief een provincie van Nederland. Dat werd bevestigd in artikel&nbsp;6 van het [[Congres van Londen (1867)|Verdrag van Londen van 1867]].<ref>[https://wwi.lib.byu.edu/index.php/The_Treaty_of_London_(1867) The Treaty of London (1867)].</ref>
Na de opheffing van de Duitse Bond in 1866 werd het hertogdom Limburg definitief een provincie van Nederland. Dat werd bevestigd in artikel 6 van het [[Congres van Londen (1867)|Verdrag van Londen van 1867]].<ref>[https://wwi.lib.byu.edu/index.php/The_Treaty_of_London_(1867) The Treaty of London (1867)].</ref>


== Titels van de Koning die afstand van het koningschap heeft gedaan ==
== Titels van de Koning die afstand van het koningschap heeft gedaan ==
Er bestond tot 12&nbsp;juni 2002 geen (grond)wettelijke regeling met betrekking tot de titels van de Koning die afstand van het koningschap heeft gedaan.
Er bestond tot 12 juni 2002 geen (grond)wettelijke regeling met betrekking tot de titels van de Koning die afstand van het koningschap heeft gedaan.


Koning Willem&nbsp;I nam bij zijn troonsafstand op 7&nbsp;oktober 1840 de naam en titel «Z.K.H. Koning Willem Frederik, Graaf van Nassau» aan.<ref>[https://www.koninklijkhuis.nl/onderwerpen/koningen-en-koninginnen/willem-i-koning-1772-1843 Willem&nbsp;I, Koning (1772-1843)] op: [https://www.koninklijkhuis.nl/ Het Koninklijk Huis] (officiële website).</ref><ref>[https://www.parlement.com/id/vg09llxqm0r4/koning_willem_i_koning_willem_frederik Z.M. (koning Willem&nbsp;I) koning Willem Frederik, koning der Nederlanden, groothertog van Luxemburg, prins van Oranje-Nassau] op: [https://www.parlement.com/ parlement.com].</ref>
Koning Willem I nam bij zijn troonsafstand op 7 oktober 1840 de naam en titel «Z.K.H. Koning Willem Frederik, Graaf van Nassau» aan.<ref>[https://www.koninklijkhuis.nl/onderwerpen/koningen-en-koninginnen/willem-i-koning-1772-1843 Willem I, Koning (1772-1843)] op: [https://www.koninklijkhuis.nl/ Het Koninklijk Huis] (officiële website).</ref><ref>[https://www.parlement.com/id/vg09llxqm0r4/koning_willem_i_koning_willem_frederik Z.M. (koning Willem I) koning Willem Frederik, koning der Nederlanden, groothertog van Luxemburg, prins van Oranje-Nassau] op: [https://www.parlement.com/ parlement.com].</ref>


De koninginnen Wilhelmina en Juliana droegen na hun troonsafstand weer de titels aan die zij voor hun troonsbestijging droegen.
De koninginnen Wilhelmina en Juliana droegen na hun troonsafstand weer de titels aan die zij voor hun troonsbestijging droegen.


Sinds 12&nbsp;juni 2002 bepalen artikel&nbsp;8 lid&nbsp;1 en artikel&nbsp;9 lid&nbsp;1 van de Wet lidmaatschap koninklijk huis dat de Koning die afstand van het koningschap heeft gedaan de titels «Prins (Prinses) der Nederlanden» en «Prins (Prinses) van Oranje-Nassau» draagt. Omdat artikel&nbsp;10 van de Wet lidmaatschap koninklijk huis bepaalt dat degenen die titels en namen dragen krachtens het Koninklijk Besluit van 26&nbsp;oktober 1937, Stb.&nbsp;5, deze behouden, draagt prinses Beatrix na haar troonsafstand weer de titels die zij overeenkomstig dat besluit voor haar troonsbestijging droeg.<br>
Sinds 12 juni 2002 bepalen artikel 8 lid 1 en artikel 9 lid 1 van de Wet lidmaatschap koninklijk huis dat de Koning die afstand van het koningschap heeft gedaan de titels «Prins (Prinses) der Nederlanden» en «Prins (Prinses) van Oranje-Nassau» draagt. Omdat artikel 10 van de Wet lidmaatschap koninklijk huis bepaalt dat degenen die titels en namen dragen krachtens het Koninklijk Besluit van 26 oktober 1937, Stb. 5, deze behouden, draagt prinses Beatrix na haar troonsafstand weer de titels die zij overeenkomstig dat besluit voor haar troonsbestijging droeg.<br>
De Wet lidmaatschap koninklijk huis noemt de koninklijke besluiten van 30&nbsp;december 1908, Stb.&nbsp;425 en 6&nbsp;januari 1937, Stb.&nbsp;2, waarbij de titels van prinses Juliana vastgesteld werden, niet. Het is onduidelijk of het hier gaat om een omissie van de wetgever.
De Wet lidmaatschap koninklijk huis noemt de koninklijke besluiten van 30 december 1908, Stb. 425 en 6 januari 1937, Stb. 2, waarbij de titels van prinses Juliana vastgesteld werden, niet. Het is onduidelijk of het hier gaat om een omissie van de wetgever.


== Titels van de echtgenoot of echtgenote van de Koning ==
== Titels van de echtgenoot of echtgenote van de Koning ==
Regel 74: Regel 74:
De echtgenote van de Koning voert de titel «Koningin der Nederlanden» met de [[#Aanspreektitels|aanspreektitel]] «Majesteit». Dit was en is nergens formeel vastgelegd, het is een oud gebruik in Europese vorstenhuizen. De titel is achtereenvolgens gevoerd door de koninginnen [[Wilhelmina van Pruisen (1774-1837)|Wilhelmina]] (1815–1837), [[Anna Paulowna van Rusland|Anna Paulowna]] (1840–1849), [[Sophie van Wurtemberg|Sofie]] (1849–1877) en [[Emma van Waldeck-Pyrmont|Emma]] (1879–1890).
De echtgenote van de Koning voert de titel «Koningin der Nederlanden» met de [[#Aanspreektitels|aanspreektitel]] «Majesteit». Dit was en is nergens formeel vastgelegd, het is een oud gebruik in Europese vorstenhuizen. De titel is achtereenvolgens gevoerd door de koninginnen [[Wilhelmina van Pruisen (1774-1837)|Wilhelmina]] (1815–1837), [[Anna Paulowna van Rusland|Anna Paulowna]] (1840–1849), [[Sophie van Wurtemberg|Sofie]] (1849–1877) en [[Emma van Waldeck-Pyrmont|Emma]] (1879–1890).


Tijdens de behandeling van het voorstel van [[Toestemmingswet|rijkswet voor het verlenen van toestemming]] aan prins Willem-Alexander om een huwelijk aan te gaan met [[Máxima Zorreguieta]], verklaarde de [[minister-president]] dat het aan de regering was om te bepalen of Máxima na de troonsbestijging van Willem-Alexander ook de titel Koningin zou mogen voeren.<ref name="handeling">[https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-ek-20002001-15-27.html Handeling 2000-2001, pag. 15–27].</ref> Bij de troonwisseling in 2013 is er echter niets bepaald door de regering, Máxima kan daarom de titel «Koningin der Nederlanden» en de aanspreektitel «Majesteit» voeren op grond van het gebruik, zolang haar echtgenoot Koning is. Zij kan ook de titel «Prinses van Oranje-Nassau» voeren, omdat haar die titel is verleend bij Besluit van 25&nbsp;januari 2002, Stb. 2002, 41.<ref name="stb200241">[https://wetten.overheid.nl/BWBR0041838/2002-02-01 Besluit tot vaststelling van de titels en het predikaat van Máxima Zorreguieta en van de titels, namen en het predikaat van de kinderen die geboren mochten worden uit het huwelijk van Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Willem-Alexander Claus George Ferdinand, Prins van Oranje, Prins der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Jonkheer van Amsberg met Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Máxima der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, mevrouw van Amsberg].</ref>
Tijdens de behandeling van het voorstel van [[Toestemmingswet|rijkswet voor het verlenen van toestemming]] aan prins Willem-Alexander om een huwelijk aan te gaan met [[Máxima Zorreguieta]], verklaarde de [[minister-president]] dat het aan de regering was om te bepalen of Máxima na de troonsbestijging van Willem-Alexander ook de titel Koningin zou mogen voeren.<ref name="handeling">[https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-ek-20002001-15-27.html Handeling 2000-2001, pag. 15–27].</ref> Bij de troonwisseling in 2013 is er echter niets bepaald door de regering, Máxima kan daarom de titel «Koningin der Nederlanden» en de aanspreektitel «Majesteit» voeren op grond van het gebruik, zolang haar echtgenoot Koning is. Zij kan ook de titel «Prinses van Oranje-Nassau» voeren, omdat haar die titel is verleend bij Besluit van 25 januari 2002, Stb. 2002, 41.<ref name="stb200241">[https://wetten.overheid.nl/BWBR0041838/2002-02-01 Besluit tot vaststelling van de titels en het predikaat van Máxima Zorreguieta en van de titels, namen en het predikaat van de kinderen die geboren mochten worden uit het huwelijk van Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Willem-Alexander Claus George Ferdinand, Prins van Oranje, Prins der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Jonkheer van Amsberg met Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Máxima der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, mevrouw van Amsberg].</ref>


<gallery>
<gallery>
Regel 85: Regel 85:


=== Titels van de echtgenoot van de regerende Koningin ===
=== Titels van de echtgenoot van de regerende Koningin ===
Voor de titels van de echtgenoot van de regerende Koningin bestonden geen algemene regels, ze werden bij Koninklijk Besluit vastgesteld voordat het huwelijk werd gesloten. Sinds 12&nbsp;juni 2002 bepaalt artikel 8&nbsp;lid&nbsp;2 onderdeel&nbsp;a van de Wet lidmaatschap koninklijk huis dat de titel «Prins (Prinses) der Nederlanden» bij Koninklijk Besluit verleend kan worden aan de echtgenoot of echtgenote van de Koning.
Voor de titels van de echtgenoot van de regerende Koningin bestonden geen algemene regels, ze werden bij Koninklijk Besluit vastgesteld voordat het huwelijk werd gesloten. Sinds 12 juni 2002 bepaalt artikel 8 lid 2 onderdeel a van de Wet lidmaatschap koninklijk huis dat de titel «Prins (Prinses) der Nederlanden» bij Koninklijk Besluit verleend kan worden aan de echtgenoot of echtgenote van de Koning.


==== Titels van prins Hendrik ====
==== Titels van prins Hendrik ====
Voor zijn huwelijk droeg prins [[Hendrik van Mecklenburg-Schwerin|Hendrik]] de titels «Hertog van Mecklenburg, Vorst van Wenden, Schwerin en Ratzeburg, Graaf van Schwerin, Heer van de landen Rostock en Stargard, enz., enz.» met het [[Predicaat (titel)|predicaat]] «Zijne Hoogheid». Ter gelegenheid van zijn huwelijk met koningin Wilhelmina werd hem bij Besluit van 6&nbsp;februari 1901, Stb.&nbsp;61 de titel «Prins der Nederlanden» met het predicaat «Zijne Koninklijke Hoogheid» verleend.<ref>[http://www.angelfire.com/ne2/wetgeving/nederlands/besluitverleningtitelhendrik.html Besluit waarbij aan Zijne Hoogheid Hendrik Wladimir Albrecht Ernst, Hertog van Mecklenburg, Vorst van Wenden, Schwerin en Ratzeburg, Graaf van Schwerin, Heer van de landen Rostock en Stargard, enz., enz., wordt verleend de titel Prins der Nederlanden, met het praedicaat: Zijne Koninklijke Hoogheid].</ref>
Voor zijn huwelijk droeg prins [[Hendrik van Mecklenburg-Schwerin|Hendrik]] de titels «Hertog van Mecklenburg, Vorst van Wenden, Schwerin en Ratzeburg, Graaf van Schwerin, Heer van de landen Rostock en Stargard, enz., enz.» met het [[Predicaat (titel)|predicaat]] «Zijne Hoogheid». Ter gelegenheid van zijn huwelijk met koningin Wilhelmina werd hem bij Besluit van 6 februari 1901, Stb. 61 de titel «Prins der Nederlanden» met het predicaat «Zijne Koninklijke Hoogheid» verleend.<ref>[http://www.angelfire.com/ne2/wetgeving/nederlands/besluitverleningtitelhendrik.html Besluit waarbij aan Zijne Hoogheid Hendrik Wladimir Albrecht Ernst, Hertog van Mecklenburg, Vorst van Wenden, Schwerin en Ratzeburg, Graaf van Schwerin, Heer van de landen Rostock en Stargard, enz., enz., wordt verleend de titel Prins der Nederlanden, met het praedicaat: Zijne Koninklijke Hoogheid].</ref>


==== Titels van prins Bernhard ====
==== Titels van prins Bernhard ====
Vanwege het [[Morganatisch huwelijk|morganatische huwelijk]] van zijn ouders droeg prins [[Bernhard van Lippe-Biesterfeld|Bernhard]] vanaf zijn geboorte alleen de titel «''Graf von Biesterfeld''». Op 24&nbsp;november 1916 kreeg hij van zijn oom [[Leopold IV van Lippe|Leopold&nbsp;IV]], de regerende vorst van Lippe, de titel «''Prinz zur Lippe-Biesterfeld''» met het predicaat «''Seine Durchlaucht''».<ref>{{Citeer boek|achternaam=Huberty |voornaam=Michel |medeauteurs=Giraud, Alain; Magdelaine, F.&nbsp;&&nbsp;B. |datum=1979 |titel=l’Allemagne Dynastique. Tome&nbsp;II Anhalt-Lippe-Wurtemberg |uitgever=Alain Giraud |plaats=Le Perreux |taal=fr }}</ref> Ter gelegenheid van zijn huwelijk met prinses Juliana werd hem bij Besluit van 6&nbsp;januari 1937, Stb.&nbsp;1 de titel «Prins der Nederlanden» met het predicaat «Koninklijke Hoogheid» verleend.<ref>[http://www.angelfire.com/ne2/wetgeving/nederlands/besluitverleningtitelbernhard.html Besluit waarbij aan Zijne Doorluchtige Hoogheid Prins Bernhard van Lippe-Biesterfeld wordt verleend de titel van Prins der Nederlanden, met het praedicaat van Koninklijke Hoogheid].</ref> Tijdens de regeerperiode van zijn echtgenote werd hij aangeduid als «Z.K.H. De Prins der Nederlanden».
Vanwege het [[Morganatisch huwelijk|morganatische huwelijk]] van zijn ouders droeg prins [[Bernhard van Lippe-Biesterfeld|Bernhard]] vanaf zijn geboorte alleen de titel «''Graf von Biesterfeld''». Op 24 november 1916 kreeg hij van zijn oom [[Leopold IV van Lippe|Leopold IV]], de regerende vorst van Lippe, de titel «''Prinz zur Lippe-Biesterfeld''» met het predicaat «''Seine Durchlaucht''».<ref>{{Citeer boek|achternaam=Huberty |voornaam=Michel |medeauteurs=Giraud, Alain; Magdelaine, F. & B. |datum=1979 |titel=l’Allemagne Dynastique. Tome II Anhalt-Lippe-Wurtemberg |uitgever=Alain Giraud |plaats=Le Perreux |taal=fr }}</ref> Ter gelegenheid van zijn huwelijk met prinses Juliana werd hem bij Besluit van 6 januari 1937, Stb. 1 de titel «Prins der Nederlanden» met het predicaat «Koninklijke Hoogheid» verleend.<ref>[http://www.angelfire.com/ne2/wetgeving/nederlands/besluitverleningtitelbernhard.html Besluit waarbij aan Zijne Doorluchtige Hoogheid Prins Bernhard van Lippe-Biesterfeld wordt verleend de titel van Prins der Nederlanden, met het praedicaat van Koninklijke Hoogheid].</ref> Tijdens de regeerperiode van zijn echtgenote werd hij aangeduid als «Z.K.H. De Prins der Nederlanden».


==== Titels van prins Claus ====
==== Titels van prins Claus ====
Prins [[Claus van Amsberg|Claus]] werd geboren als Claus Georg Wilhelm Otto Friedrich Gerd von Amsberg. Ter gelegenheid van zijn huwelijk met prinses Beatrix werden hem bij Besluit van 16&nbsp;februari 1966, Stb.&nbsp;70 de namen en titels «Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Claus George Willem Otto Frederik Geert der Nederlanden, Jonkheer van Amsberg» verleend.<ref name="claus">[http://www.angelfire.com/ne2/wetgeving/nederlands/besluitverleningtitelclaus.html Besluit houdende titels en namen te dragen door Claus von Amsberg na zijn huwelijk met Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Beatrix en door de kinderen die uit dit huwelijk geboren mochten worden].</ref>
Prins [[Claus van Amsberg|Claus]] werd geboren als Claus Georg Wilhelm Otto Friedrich Gerd von Amsberg. Ter gelegenheid van zijn huwelijk met prinses Beatrix werden hem bij Besluit van 16 februari 1966, Stb. 70 de namen en titels «Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Claus George Willem Otto Frederik Geert der Nederlanden, Jonkheer van Amsberg» verleend.<ref name="claus">[http://www.angelfire.com/ne2/wetgeving/nederlands/besluitverleningtitelclaus.html Besluit houdende titels en namen te dragen door Claus von Amsberg na zijn huwelijk met Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Beatrix en door de kinderen die uit dit huwelijk geboren mochten worden].</ref>


<gallery>
<gallery>
Regel 103: Regel 103:


== Titels van de weduwe van de Koning ==
== Titels van de weduwe van de Koning ==
Twee maal in de Nederlandse geschiedenis is er een weduwe van de Koning geweest. De eerste was de weduwe van koning Willem&nbsp;II: Anna Paulowna, de tweede was de weduwe van koning Willem&nbsp;III: Emma. Beiden gebruikten de titel «Koningin-Weduwe», met de aanspreektitel «Majesteit». De titel was vastgelegd in artikel&nbsp;35 van de Grondwet van 1815, de aanspreektitel was volgens gebruik. Ook werd wel de titel «Koningin-Moeder» gebruikt, voor deze titel bestond geen (grond)wettelijke regeling.<br>
Twee maal in de Nederlandse geschiedenis is er een weduwe van de Koning geweest. De eerste was de weduwe van koning Willem II: Anna Paulowna, de tweede was de weduwe van koning Willem III: Emma. Beiden gebruikten de titel «Koningin-Weduwe», met de aanspreektitel «Majesteit». De titel was vastgelegd in artikel 35 van de Grondwet van 1815, de aanspreektitel was volgens gebruik. Ook werd wel de titel «Koningin-Moeder» gebruikt, voor deze titel bestond geen (grond)wettelijke regeling.<br>
In de Wet lidmaatschap koninklijk huis ontbreekt een regeling met betrekking tot de titels van de weduwe van de Koning.
In de Wet lidmaatschap koninklijk huis ontbreekt een regeling met betrekking tot de titels van de weduwe van de Koning.


Regel 114: Regel 114:
== Titels van de vermoedelijke opvolger van de Koning ==
== Titels van de vermoedelijke opvolger van de Koning ==
=== Erfprins (1814–1815) ===
=== Erfprins (1814–1815) ===
Artikel&nbsp;17 van de Grondwet van 1814 bepaalde: «De oudste zoon van den [[#Soeverein Vorst der Nederlanden (1813–1815)|Souvereinen Vorst]] is de eerste onderdaan van zijnen vader. Als Erfprins wordt Hem gegeven den titel van ''Koninklijke Hoogheid''.» De enige die deze titel gevoerd heeft was de latere koning Willem&nbsp;II.
Artikel 17 van de Grondwet van 1814 bepaalde: «De oudste zoon van den [[#Soeverein Vorst der Nederlanden (1813–1815)|Souvereinen Vorst]] is de eerste onderdaan van zijnen vader. Als Erfprins wordt Hem gegeven den titel van ''Koninklijke Hoogheid''.» De enige die deze titel gevoerd heeft was de latere koning Willem II.


=== Prins van Oranje (sinds 1815) ===
=== Prins van Oranje (sinds 1815) ===
Regel 121: Regel 121:
De titel «Prins van Oranje» is ontleend aan het [[Orange (prinsdom)|prinsdom Orange]]. Dat was een klein [[vorstendom]] in de [[Provence (Frankrijk)|Provence]]. Het was aanvankelijk een graafschap en na 1163 een soeverein prinsdom. In 1702 werd het door [[Koninkrijk Frankrijk|Frankrijk]] geannexeerd, hetgeen in 1713 bij de [[Vrede van Utrecht (1713)|Vrede van Utrecht]] werd bevestigd.
De titel «Prins van Oranje» is ontleend aan het [[Orange (prinsdom)|prinsdom Orange]]. Dat was een klein [[vorstendom]] in de [[Provence (Frankrijk)|Provence]]. Het was aanvankelijk een graafschap en na 1163 een soeverein prinsdom. In 1702 werd het door [[Koninkrijk Frankrijk|Frankrijk]] geannexeerd, hetgeen in 1713 bij de [[Vrede van Utrecht (1713)|Vrede van Utrecht]] werd bevestigd.


Het prinsdom werd in 1530 geërfd door de elfjarige graaf René van Nassau-Breda (hij noemde zich vanaf dat moment [[René van Chalon]], Prince dʼOrange) en de titel was sindsdien de hoogste titel van de graven van Nassau. Bij zijn kinderloos overlijden in 1544 werd Orange geërfd door Renéʼs –&nbsp;toevalligerwijs eveneens elfjarige&nbsp;– neef graaf Willem van Nassau-Siegen, die vanaf dat moment [[Willem van Oranje]] werd genoemd. Na Willem van Oranje werd de titel achtereenvolgens gevoerd door [[Filips Willem van Oranje|Filips Willem]], [[Maurits van Oranje|Maurits]], [[Frederik Hendrik van Oranje|Frederik Hendrik]], [[Willem II van Oranje|Willem&nbsp;II]], [[Willem III van Oranje|Willem&nbsp;III]], [[Johan Willem Friso van Nassau-Diez|Johan Willem Friso]], [[Willem IV van Oranje-Nassau|Willem&nbsp;IV]], [[Willem V van Oranje-Nassau|Willem&nbsp;V]], en tot slot door Willem Frederik, de latere koning Willem&nbsp;I.<ref name="huberty" /> In 1637 verleende koning [[Lodewijk&nbsp;XIII van Frankrijk]] de Prins van Oranje de titel «''Altesse''».<ref>{{Citeer boek|achternaam=Poelhekke |voornaam=J.J. |datum=1978 |titel=Frederik Hendrik, Prins van Oranje. Een biografisch drieluik |uitgever=[[Walburg Pers|De Walburg Pers]] |plaats=Zutphen |ISBN=90-6011-443-4 |pagina's=475 |taal=nl }}</ref> Na het aanvaarden van de soevereiniteit in 1813 voerde Willem&nbsp;I de titel «Prins van Oranje» niet langer.
Het prinsdom werd in 1530 geërfd door de elfjarige graaf René van Nassau-Breda (hij noemde zich vanaf dat moment [[René van Chalon]], Prince dʼOrange) en de titel was sindsdien de hoogste titel van de graven van Nassau. Bij zijn kinderloos overlijden in 1544 werd Orange geërfd door Renéʼs – toevalligerwijs eveneens elfjarige – neef graaf Willem van Nassau-Siegen, die vanaf dat moment [[Willem van Oranje]] werd genoemd. Na Willem van Oranje werd de titel achtereenvolgens gevoerd door [[Filips Willem van Oranje|Filips Willem]], [[Maurits van Oranje|Maurits]], [[Frederik Hendrik van Oranje|Frederik Hendrik]], [[Willem II van Oranje|Willem II]], [[Willem III van Oranje|Willem III]], [[Johan Willem Friso van Nassau-Diez|Johan Willem Friso]], [[Willem IV van Oranje-Nassau|Willem IV]], [[Willem V van Oranje-Nassau|Willem V]], en tot slot door Willem Frederik, de latere koning Willem I.<ref name="huberty" /> In 1637 verleende koning [[Lodewijk XIII van Frankrijk]] de Prins van Oranje de titel «''Altesse''».<ref>{{Citeer boek|achternaam=Poelhekke |voornaam=J.J. |datum=1978 |titel=Frederik Hendrik, Prins van Oranje. Een biografisch drieluik |uitgever=[[Walburg Pers|De Walburg Pers]] |plaats=Zutphen |ISBN=90-6011-443-4 |pagina's=475 |taal=nl }}</ref> Na het aanvaarden van de soevereiniteit in 1813 voerde Willem I de titel «Prins van Oranje» niet langer.


Artikel&nbsp;36 van de Grondwet van 1815 bepaalde: «De oudste van des Konings zonen, of verdere mannelijke nakomelingen, die de vermoedelijke erfgenaam is van de Kroon, is des Konings eerste onderdaan, en voert den titel van Prins van Oranje.» Op grond van deze bepaling is de titel «Prins van Oranje» gevoerd door achtereenvolgens de latere koning Willem&nbsp;II (1815–1840), de latere koning Willem&nbsp;III (1840–1849), prins [[Willem van Oranje-Nassau (1840-1879)|Willem]] (1849–1879), prins [[Alexander van Oranje-Nassau (1851-1884)|Alexander]] (1879–1884) en de latere koning Willem-Alexander (1980–2013). De koninginnen Wilhelmina, Juliana en Beatrix konden als vrouw de titel niet voeren.
Artikel 36 van de Grondwet van 1815 bepaalde: «De oudste van des Konings zonen, of verdere mannelijke nakomelingen, die de vermoedelijke erfgenaam is van de Kroon, is des Konings eerste onderdaan, en voert den titel van Prins van Oranje.» Op grond van deze bepaling is de titel «Prins van Oranje» gevoerd door achtereenvolgens de latere koning Willem II (1815–1840), de latere koning Willem III (1840–1849), prins [[Willem van Oranje-Nassau (1840-1879)|Willem]] (1849–1879), prins [[Alexander van Oranje-Nassau (1851-1884)|Alexander]] (1879–1884) en de latere koning Willem-Alexander (1980–2013). De koninginnen Wilhelmina, Juliana en Beatrix konden als vrouw de titel niet voeren.


In 1983 werd bovenstaande bepaling uit de Grondwet verwijderd. De verwijdering had twee redenen:
In 1983 werd bovenstaande bepaling uit de Grondwet verwijderd. De verwijdering had twee redenen:
# de grondwetgever vond het beter om titels van het leden van het Koninklijk Huis niet langer in de Grondwet zelf, maar in een op de Grondwet gebaseerde wet te regelen,
# de grondwetgever vond het beter om titels van het leden van het Koninklijk Huis niet langer in de Grondwet zelf, maar in een op de Grondwet gebaseerde wet te regelen,
# de grondwetgever wenste –&nbsp;nu in de Grondwet van 1983 voor de troonopvolging geen onderscheid tussen mannen en vrouwen meer wordt gemaakt&nbsp;– een andere regeling voor de titel van de vermoedelijke opvolger van de Koning.
# de grondwetgever wenste – nu in de Grondwet van 1983 voor de troonopvolging geen onderscheid tussen mannen en vrouwen meer wordt gemaakt – een andere regeling voor de titel van de vermoedelijke opvolger van de Koning.
Omdat een grondwetswijziging geen terugwerkende kracht heeft, kon prins Willem-Alexander, de toenmalige Prins van Oranje, de titel blijven voeren.
Omdat een grondwetswijziging geen terugwerkende kracht heeft, kon prins Willem-Alexander, de toenmalige Prins van Oranje, de titel blijven voeren.


Pas in 2002 werd de nieuwe regeling voor de titel «Prins van Oranje» ingevoerd. Artikel&nbsp;7 van de Wet lidmaatschap koninklijk huis bepaalt sindsdien: «De vermoedelijke opvolger van de Koning draagt de titel van Prins (Prinses) van Oranje.» Sinds de troonsbestijging van koning Willem-Alexander voert zijn oudste dochter prinses [[Catharina-Amalia der Nederlanden|Catharina-Amalia]] de titel «Prinses van Oranje». Ze is de eerste vrouw die deze titel krachtens eigen recht mag voeren, in de 850 jaar daarvoor kon de titel alleen door mannen gevoerd worden.
Pas in 2002 werd de nieuwe regeling voor de titel «Prins van Oranje» ingevoerd. Artikel 7 van de Wet lidmaatschap koninklijk huis bepaalt sindsdien: «De vermoedelijke opvolger van de Koning draagt de titel van Prins (Prinses) van Oranje.» Sinds de troonsbestijging van koning Willem-Alexander voert zijn oudste dochter prinses [[Catharina-Amalia der Nederlanden|Catharina-Amalia]] de titel «Prinses van Oranje». Ze is de eerste vrouw die deze titel krachtens eigen recht mag voeren, in de 850 jaar daarvoor kon de titel alleen door mannen gevoerd worden.


De titel «Prins(es) van Oranje» wordt gevoerd vóór de overige titels die gevoerd mogen worden. Prinses Catharina-Amalia is formeel «Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Catharina-Amalia, Prinses van Oranje, Prinses der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau».
De titel «Prins(es) van Oranje» wordt gevoerd vóór de overige titels die gevoerd mogen worden. Prinses Catharina-Amalia is formeel «Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Catharina-Amalia, Prinses van Oranje, Prinses der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau».
Regel 140: Regel 140:


== Titels van de echtgenoot of echtgenote van de vermoedelijke opvolger van de Koning ==
== Titels van de echtgenoot of echtgenote van de vermoedelijke opvolger van de Koning ==
Er bestond tot de invoering van de Wet lidmaatschap koninklijk huis in 2002 geen (grond)wettelijke regeling voor de titels van de echtgenoot of echtgenote van de vermoedelijke opvolger van de Koning. De echtgenotes van de latere koningen Willem&nbsp;II en Willem&nbsp;III, Anna Paulowna en Sofie, voerden op grond van het gebruik de titel Prinses van Oranje. Voor de titels van prins Bernhard en prins Claus zie respectievelijk de paragrafen [[#Titels van prins Bernhard|Titels van prins Bernhard]] en [[#Titels van prins Claus|Titels van prins Claus]] hierboven.<br>
Er bestond tot de invoering van de Wet lidmaatschap koninklijk huis in 2002 geen (grond)wettelijke regeling voor de titels van de echtgenoot of echtgenote van de vermoedelijke opvolger van de Koning. De echtgenotes van de latere koningen Willem II en Willem III, Anna Paulowna en Sofie, voerden op grond van het gebruik de titel Prinses van Oranje. Voor de titels van prins Bernhard en prins Claus zie respectievelijk de paragrafen [[#Titels van prins Bernhard|Titels van prins Bernhard]] en [[#Titels van prins Claus|Titels van prins Claus]] hierboven.<br>
Anna Paulowna voerde een uitgebreidere aanspreektitel in de periode dat haar echtgenoot Prins van Oranje was, namelijk «Hare Keizerlijke en Koninklijke Hoogheid». Keizerlijke Hoogheid kwam haar als dochter van tsaar [[Paul&nbsp;I van Rusland]] krachtens geboorte toe, Koninklijke Hoogheid krachtens huwelijk.
Anna Paulowna voerde een uitgebreidere aanspreektitel in de periode dat haar echtgenoot Prins van Oranje was, namelijk «Hare Keizerlijke en Koninklijke Hoogheid». Keizerlijke Hoogheid kwam haar als dochter van tsaar [[Paul I van Rusland]] krachtens geboorte toe, Koninklijke Hoogheid krachtens huwelijk.


Tijdens de behandeling van het voorstel van rijkswet voor het verlenen van toestemming aan prins Willem-Alexander om een huwelijk aan te gaan met Máxima Zorreguieta, verklaarde de minister-president:<blockquote>“Het andere punt waarover blijkbaar behoefte bestaat aan enige nadere opheldering is de vraag waarom de aanstaande echtgenote van onze kroonprins straks niet in formele zin de titel Prinses van Oranje zou mogen dragen. De titel Prins van Oranje is sedert het van kracht worden van onze eerste Grondwet een functionele en tijdelijke titel. Daarin onderscheidt deze titel zich van alle andere gangbare erfelijke titels. In ons stelsel is de titel Prins van Oranje altijd exclusief verbonden geweest aan de persoon met de functie van kroonprins, de vermoedelijke opvolger van het mannelijk geslacht. De regering is voornemens om deze historische en exclusieve relatie vast te leggen in de Wet lidmaatschap Koninklijk Huis. (…) De bedoeling is om geen onderscheid naar geslacht meer te maken. Een kroonprinses zal derhalve voortaan Prinses van Oranje zijn, naar analogie van de titel van de kroonprins. Dat is geenszins nieuw, doch reeds bij de grondwetswijziging van 1983 aangekondigd. Wij hebben daar dus lang over gedaan. De exclusieve relatie tussen de titel en de tijdelijke hoedanigheid van vermoedelijke opvolger verdraagt zich niet met het dragen van de titel krachtens eigen recht door de echtgenote van de kroonprins, zoals ook het geval zou zijn met de echtgenoot van de kroonprinses. Een echtgenote van de kroonprins of de echtgenoot van de kroonprinses is immers geen vermoedelijke opvolger in de zin van de Grondwet.”<ref name="handeling" /></blockquote>
Tijdens de behandeling van het voorstel van rijkswet voor het verlenen van toestemming aan prins Willem-Alexander om een huwelijk aan te gaan met Máxima Zorreguieta, verklaarde de minister-president:<blockquote>“Het andere punt waarover blijkbaar behoefte bestaat aan enige nadere opheldering is de vraag waarom de aanstaande echtgenote van onze kroonprins straks niet in formele zin de titel Prinses van Oranje zou mogen dragen. De titel Prins van Oranje is sedert het van kracht worden van onze eerste Grondwet een functionele en tijdelijke titel. Daarin onderscheidt deze titel zich van alle andere gangbare erfelijke titels. In ons stelsel is de titel Prins van Oranje altijd exclusief verbonden geweest aan de persoon met de functie van kroonprins, de vermoedelijke opvolger van het mannelijk geslacht. De regering is voornemens om deze historische en exclusieve relatie vast te leggen in de Wet lidmaatschap Koninklijk Huis. (…) De bedoeling is om geen onderscheid naar geslacht meer te maken. Een kroonprinses zal derhalve voortaan Prinses van Oranje zijn, naar analogie van de titel van de kroonprins. Dat is geenszins nieuw, doch reeds bij de grondwetswijziging van 1983 aangekondigd. Wij hebben daar dus lang over gedaan. De exclusieve relatie tussen de titel en de tijdelijke hoedanigheid van vermoedelijke opvolger verdraagt zich niet met het dragen van de titel krachtens eigen recht door de echtgenote van de kroonprins, zoals ook het geval zou zijn met de echtgenoot van de kroonprinses. Een echtgenote van de kroonprins of de echtgenoot van de kroonprinses is immers geen vermoedelijke opvolger in de zin van de Grondwet.”<ref name="handeling" /></blockquote>
Ter gelegenheid van haar huwelijk met prins Willem-Alexander werden Máxima Zorreguieta bij Besluit van 25&nbsp;januari 2002, Stb. 2002, 41 de titels «Prinses der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau» met het predicaat «Koninklijke Hoogheid» verleend.<ref name="stb200241" />
Ter gelegenheid van haar huwelijk met prins Willem-Alexander werden Máxima Zorreguieta bij Besluit van 25 januari 2002, Stb. 2002, 41 de titels «Prinses der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau» met het predicaat «Koninklijke Hoogheid» verleend.<ref name="stb200241" />


== Titels van de weduwe van de vermoedelijke opvolger van de Koning ==
== Titels van de weduwe van de vermoedelijke opvolger van de Koning ==
Regel 154: Regel 154:
{{Zie hoofdartikel|Prins van Oranje-Nassau}}
{{Zie hoofdartikel|Prins van Oranje-Nassau}}


In 1732 bepaalde stadhouder Willem&nbsp;IV dat zijn nakomelingen in de mannelijke lijn de titel «Prins(es) van Oranje-Nassau» zouden dragen.<ref name="huberty" /> Dat bleef zo bij de aanvaarding van de soevereiniteit over Nederland door de latere koning Willem&nbsp;I. In artikel&nbsp;17 lid&nbsp;3 van de Grondwet van 1814 werd bepaald «De overige Prinsen en Prinsessen van den Huize blijven voeren den titel van ''Doorluchtige Hoogheid''.»
In 1732 bepaalde stadhouder Willem IV dat zijn nakomelingen in de mannelijke lijn de titel «Prins(es) van Oranje-Nassau» zouden dragen.<ref name="huberty" /> Dat bleef zo bij de aanvaarding van de soevereiniteit over Nederland door de latere koning Willem I. In artikel 17 lid 3 van de Grondwet van 1814 werd bepaald «De overige Prinsen en Prinsessen van den Huize blijven voeren den titel van ''Doorluchtige Hoogheid''.»


Nadat de titel «S.M. le Roi des Pays-Bas» op 9&nbsp;juni 1815 in artikel&nbsp;70 van de Slotakte van het [[Congres van Wenen]] was bevestigd, droegen overeenkomstig het gebruik in Europese vorstenhuizen de kinderen van de Koning en zijn overige nakomelingen in de mannelijke lijn ook de titel «Prins(es) der Nederlanden» met het predicaat «Koninklijke Hoogheid». Omdat de titel «Prins(es) der Nederlanden» van hogere rang was en is, werd en wordt deze voor de titel «Prins(es) van Oranje-Nassau» gevoerd.<br>
Nadat de titel «S.M. le Roi des Pays-Bas» op 9 juni 1815 in artikel 70 van de Slotakte van het [[Congres van Wenen]] was bevestigd, droegen overeenkomstig het gebruik in Europese vorstenhuizen de kinderen van de Koning en zijn overige nakomelingen in de mannelijke lijn ook de titel «Prins(es) der Nederlanden» met het predicaat «Koninklijke Hoogheid». Omdat de titel «Prins(es) der Nederlanden» van hogere rang was en is, werd en wordt deze voor de titel «Prins(es) van Oranje-Nassau» gevoerd.<br>
De titels «Zijne (Hare) Koninklijke Hoogheid Prins (Prinses) der Nederlanden, Prins (Prinses) van Oranje-Nassau» zijn gevoerd door:
De titels «Zijne (Hare) Koninklijke Hoogheid Prins (Prinses) der Nederlanden, Prins (Prinses) van Oranje-Nassau» zijn gevoerd door:
* de kinderen van koning Willem&nbsp;I: de latere koning Willem&nbsp;II, prins [[Frederik der Nederlanden (1797-1881)|Frederik]] en prinses [[Marianne der Nederlanden|Marianne]];
* de kinderen van koning Willem I: de latere koning Willem II, prins [[Frederik der Nederlanden (1797-1881)|Frederik]] en prinses [[Marianne der Nederlanden|Marianne]];
* de kinderen van koning Willem&nbsp;II: de latere koning Willem&nbsp;III, prins [[Alexander der Nederlanden (1818-1848)|Alexander]], prins [[Hendrik der Nederlanden|Hendrik]], prins [[Ernst Casimir der Nederlanden|Casimir]] en prinses [[Sophie der Nederlanden|Sophie]];
* de kinderen van koning Willem II: de latere koning Willem III, prins [[Alexander der Nederlanden (1818-1848)|Alexander]], prins [[Hendrik der Nederlanden|Hendrik]], prins [[Ernst Casimir der Nederlanden|Casimir]] en prinses [[Sophie der Nederlanden|Sophie]];
* de kinderen van koning Willem&nbsp;III: prins [[Willem der Nederlanden (1840-1879)|Willem]], prins [[Maurits der Nederlanden|Maurits]], prins [[Alexander der Nederlanden (1851-1884)|Alexander]] en de latere koningin Wilhelmina;
* de kinderen van koning Willem III: prins [[Willem der Nederlanden (1840-1879)|Willem]], prins [[Maurits der Nederlanden|Maurits]], prins [[Alexander der Nederlanden (1851-1884)|Alexander]] en de latere koningin Wilhelmina;
* de kinderen van prins Frederik: prinses [[Louise der Nederlanden|Louise]], prins [[Willem der Nederlanden (1833-1834)|Willem]], prins [[Frederik der Nederlanden (1836-1846)|Frederik]] en prinses [[Marie der Nederlanden|Marie]].
* de kinderen van prins Frederik: prinses [[Louise der Nederlanden|Louise]], prins [[Willem der Nederlanden (1833-1834)|Willem]], prins [[Frederik der Nederlanden (1836-1846)|Frederik]] en prinses [[Marie der Nederlanden|Marie]].


Regel 176: Regel 176:
Koningin Wilhelmina kon de naam «van Oranje-Nassau» niet zonder meer doorgeven aan haar nakomelingen. Daarvoor had zij de toestemming nodig van het hoofd van het [[Huis Nassau]], groothertog [[Adolf van Luxemburg]]. Deze toestemming werd in 1901 ook verkregen.<ref>{{Citeer boek|achternaam=Fasseur |voornaam=Cees |datum=1998 |titel=Wilhelmina. De jonge koningin |uitgever=Uitgeverij Balans |plaats= |ISBN=90-5018-505-3 |pagina's=242-245 |taal=nl }}</ref> De titels van de kinderen van koningin Wilhelmina werden daarna bij Koninklijk Besluit vastgesteld. Hetzelfde gebeurde later voor de titels van de kinderen van prinses Juliana, de kinderen van prinses Beatrix en de kinderen van prinses Margriet.
Koningin Wilhelmina kon de naam «van Oranje-Nassau» niet zonder meer doorgeven aan haar nakomelingen. Daarvoor had zij de toestemming nodig van het hoofd van het [[Huis Nassau]], groothertog [[Adolf van Luxemburg]]. Deze toestemming werd in 1901 ook verkregen.<ref>{{Citeer boek|achternaam=Fasseur |voornaam=Cees |datum=1998 |titel=Wilhelmina. De jonge koningin |uitgever=Uitgeverij Balans |plaats= |ISBN=90-5018-505-3 |pagina's=242-245 |taal=nl }}</ref> De titels van de kinderen van koningin Wilhelmina werden daarna bij Koninklijk Besluit vastgesteld. Hetzelfde gebeurde later voor de titels van de kinderen van prinses Juliana, de kinderen van prinses Beatrix en de kinderen van prinses Margriet.


Sinds 1&nbsp;januari 1998 bepaalt artikel&nbsp;5 lid&nbsp;12 van Boek&nbsp;1 van het Burgerlijk Wetboek dat de geslachtsnaam en de titels van kinderen geboren uit een huwelijk met een lid van het Koninklijk Huis bij Koninklijk Besluit worden bepaald. Dit is gebeurd voor de kinderen van de volgende leden van het Koninklijk Huis: prins Willem-Alexander, prins Constantijn, prins Maurits en prins Bernhard.
Sinds 1 januari 1998 bepaalt artikel 5 lid 12 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek dat de geslachtsnaam en de titels van kinderen geboren uit een huwelijk met een lid van het Koninklijk Huis bij Koninklijk Besluit worden bepaald. Dit is gebeurd voor de kinderen van de volgende leden van het Koninklijk Huis: prins Willem-Alexander, prins Constantijn, prins Maurits en prins Bernhard.


Sinds 12&nbsp;juni 2002 wordt de titel «Prins(es) der Nederlanden» gedragen door de vermoedelijke opvolger van de Koning en de Koning die afstand van het koningschap heeft gedaan (artikel&nbsp;8 lid&nbsp;1 van de Wet lidmaatschap koninklijk huis). Verder kan deze titel bij Koninklijk Besluit uitsluitend worden verleend aan de echtgenoot of echtgenote van de Koning, de kinderen geboren uit een huwelijk van de Koning, de echtgenoot of echtgenote van de vermoedelijke opvolger van de Koning en de kinderen geboren uit een huwelijk van de vermoedelijke opvolger van de Koning (artikel&nbsp;8 lid&nbsp;2 van de Wet lidmaatschap koninklijk huis). De titel «Prins(es) der Nederlanden» vervalt met het verlies van het lidmaatschap van het Koninklijk Huis (artikel&nbsp;8 lid&nbsp;3 van de Wet lidmaatschap koninklijk huis).<br>
Sinds 12 juni 2002 wordt de titel «Prins(es) der Nederlanden» gedragen door de vermoedelijke opvolger van de Koning en de Koning die afstand van het koningschap heeft gedaan (artikel 8 lid 1 van de Wet lidmaatschap koninklijk huis). Verder kan deze titel bij Koninklijk Besluit uitsluitend worden verleend aan de echtgenoot of echtgenote van de Koning, de kinderen geboren uit een huwelijk van de Koning, de echtgenoot of echtgenote van de vermoedelijke opvolger van de Koning en de kinderen geboren uit een huwelijk van de vermoedelijke opvolger van de Koning (artikel 8 lid 2 van de Wet lidmaatschap koninklijk huis). De titel «Prins(es) der Nederlanden» vervalt met het verlies van het lidmaatschap van het Koninklijk Huis (artikel 8 lid 3 van de Wet lidmaatschap koninklijk huis).<br>
De titel «Prins(es) van Oranje-Nassau» wordt sinds dezelfde datum gedragen door de Koning, de vermoedelijke opvolger van de Koning en de Koning die afstand van het koningschap heeft gedaan (artikel&nbsp;9 lid&nbsp;1 van de Wet lidmaatschap koninklijk huis). Verder kan deze titel bij Koninklijk Besluit uitsluitend worden verleend aan leden van het Koninklijk Huis (artikel&nbsp;9 lid&nbsp;2 van de Wet lidmaatschap koninklijk huis). Binnen drie maanden na verlies van het lidmaatschap van het Koninklijk Huis wordt bij Koninklijk Besluit beslist over het behoud van de titel «Prins(es) van Oranje-Nassau» als persoonlijke titel voor degenen die het lidmaatschap hebben verloren (artikel&nbsp;9 lid&nbsp;3 van de Wet lidmaatschap koninklijk huis).
De titel «Prins(es) van Oranje-Nassau» wordt sinds dezelfde datum gedragen door de Koning, de vermoedelijke opvolger van de Koning en de Koning die afstand van het koningschap heeft gedaan (artikel 9 lid 1 van de Wet lidmaatschap koninklijk huis). Verder kan deze titel bij Koninklijk Besluit uitsluitend worden verleend aan leden van het Koninklijk Huis (artikel 9 lid 2 van de Wet lidmaatschap koninklijk huis). Binnen drie maanden na verlies van het lidmaatschap van het Koninklijk Huis wordt bij Koninklijk Besluit beslist over het behoud van de titel «Prins(es) van Oranje-Nassau» als persoonlijke titel voor degenen die het lidmaatschap hebben verloren (artikel 9 lid 3 van de Wet lidmaatschap koninklijk huis).


=== Titels van de kinderen van koningin Wilhelmina ===
=== Titels van de kinderen van koningin Wilhelmina ===
Bij Besluit van 30&nbsp;december 1908, Stb.&nbsp;425 is bepaald dat alle Prinsen en Prinsessen der Nederlanden, de wettige nakomelingen van koningin Wilhelmina, onverminderd de titels die hun uit anderen hoofde nog toekomen, zullen worden genoemd «Prins (Prinses) van Oranje Nassau Hertog (Hertogin) van Mecklenburg».<ref>[http://www.angelfire.com/ne2/wetgeving/nederlands/besluitnaamnakomelingenkoningin.html Besluit betreffende den naam, te dragen door de nakomelingen van Hare Majesteit de Koningin].</ref> Opvallend is dat het koppelteken tussen de woorden Oranje en Nassau ontbreekt en er geen komma staat tussen de woorden Nassau en Hertog. De in dit besluit genoemde titels zijn alleen gevoerd door prinses Juliana.
Bij Besluit van 30 december 1908, Stb. 425 is bepaald dat alle Prinsen en Prinsessen der Nederlanden, de wettige nakomelingen van koningin Wilhelmina, onverminderd de titels die hun uit anderen hoofde nog toekomen, zullen worden genoemd «Prins (Prinses) van Oranje Nassau Hertog (Hertogin) van Mecklenburg».<ref>[http://www.angelfire.com/ne2/wetgeving/nederlands/besluitnaamnakomelingenkoningin.html Besluit betreffende den naam, te dragen door de nakomelingen van Hare Majesteit de Koningin].</ref> Opvallend is dat het koppelteken tussen de woorden Oranje en Nassau ontbreekt en er geen komma staat tussen de woorden Nassau en Hertog. De in dit besluit genoemde titels zijn alleen gevoerd door prinses Juliana.


Bij Besluit van 6&nbsp;januari 1937, Stb.&nbsp;2 is bepaald dat prinses Juliana bij de voltrekking van haar huwelijk met prins Bernhard de titel «Prinses van Lippe-Biesterfeld» wordt verleend, met dien verstande, dat zij die zal voeren na de naam Mecklenburg.<ref>[http://www.angelfire.com/ne2/wetgeving/nederlands/besluitverleningtiteljuliana.html Besluit waarbij aan Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Juliana der Nederlanden wordt verleend de titel van Prinses van Lippe-Biesterfeld].</ref>
Bij Besluit van 6 januari 1937, Stb. 2 is bepaald dat prinses Juliana bij de voltrekking van haar huwelijk met prins Bernhard de titel «Prinses van Lippe-Biesterfeld» wordt verleend, met dien verstande, dat zij die zal voeren na de naam Mecklenburg.<ref>[http://www.angelfire.com/ne2/wetgeving/nederlands/besluitverleningtiteljuliana.html Besluit waarbij aan Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Juliana der Nederlanden wordt verleend de titel van Prinses van Lippe-Biesterfeld].</ref>


De Wet lidmaatschap koninklijk huis noemt bovenstaande koninklijk besluiten niet. Het is onduidelijk of het hier gaat om een omissie van de wetgever.
De Wet lidmaatschap koninklijk huis noemt bovenstaande koninklijk besluiten niet. Het is onduidelijk of het hier gaat om een omissie van de wetgever.


=== Titels van de kinderen van koningin Juliana ===
=== Titels van de kinderen van koningin Juliana ===
Bij Besluit van 26&nbsp;oktober 1937, Stb.&nbsp;5 is bepaald dat alle kinderen van prinses Juliana, onverminderd de titel van «Prins of Prinses der Nederlanden» en de hun verder toekomende titels, zullen worden genoemd «Prins (Prinses) van Oranje-Nassau, Prins (Prinses) van Lippe-Biesterfeld».<ref>[http://www.angelfire.com/ne2/wetgeving/nederlands/besluitnaamkinderenjuliana.html Besluit betreffende den naam, te dragen door de kinderen van Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Juliana].</ref> Deze titels werden en worden gedragen door de prinsessen Beatrix, [[Irene der Nederlanden|Irene]], Margriet en [[Christina der Nederlanden|Christina]]. De prinsessen Irene en Christina huwden zonder de door de Grondwet vereiste toestemming en verloren daarmee het recht van troonopvolging en als consequentie daarvan het lidmaatschap van het Koninklijk Huis. Ze behielden wel hun titels. Dit werd in 2002 bevestigd in artikel&nbsp;10 van de Wet lidmaatschap koninklijk huis. Prinses Irene gebruikt in het dagelijks leven de naam «Irene van Lippe-Biesterfeld».
Bij Besluit van 26 oktober 1937, Stb. 5 is bepaald dat alle kinderen van prinses Juliana, onverminderd de titel van «Prins of Prinses der Nederlanden» en de hun verder toekomende titels, zullen worden genoemd «Prins (Prinses) van Oranje-Nassau, Prins (Prinses) van Lippe-Biesterfeld».<ref>[http://www.angelfire.com/ne2/wetgeving/nederlands/besluitnaamkinderenjuliana.html Besluit betreffende den naam, te dragen door de kinderen van Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Juliana].</ref> Deze titels werden en worden gedragen door de prinsessen Beatrix, [[Irene der Nederlanden|Irene]], Margriet en [[Christina der Nederlanden|Christina]]. De prinsessen Irene en Christina huwden zonder de door de Grondwet vereiste toestemming en verloren daarmee het recht van troonopvolging en als consequentie daarvan het lidmaatschap van het Koninklijk Huis. Ze behielden wel hun titels. Dit werd in 2002 bevestigd in artikel 10 van de Wet lidmaatschap koninklijk huis. Prinses Irene gebruikt in het dagelijks leven de naam «Irene van Lippe-Biesterfeld».


<gallery>
<gallery>
Regel 198: Regel 198:


=== Titels van de kinderen van koningin Beatrix ===
=== Titels van de kinderen van koningin Beatrix ===
Bij Besluit van 16&nbsp;februari 1966, Stb.&nbsp;70 is bepaald dat de kinderen die uit het huwelijk van prinses Beatrix met Claus von Amsberg geboren mochten worden, onverminderd de hun verder toekomende, de volgende titels en namen zullen dragen: «Zijne (Hare) Koninklijke Hoogheid Prins (Prinses) der Nederlanden, Prins (Prinses) van Oranje-Nassau, Jonkheer (Jonkvrouwe) van Amsberg».<ref name="claus" /> Deze titels werden en worden gedragen door de prinsen Willem-Alexander, Johan Friso en Constantijn.
Bij Besluit van 16 februari 1966, Stb. 70 is bepaald dat de kinderen die uit het huwelijk van prinses Beatrix met Claus von Amsberg geboren mochten worden, onverminderd de hun verder toekomende, de volgende titels en namen zullen dragen: «Zijne (Hare) Koninklijke Hoogheid Prins (Prinses) der Nederlanden, Prins (Prinses) van Oranje-Nassau, Jonkheer (Jonkvrouwe) van Amsberg».<ref name="claus" /> Deze titels werden en worden gedragen door de prinsen Willem-Alexander, Johan Friso en Constantijn.


Prins Johan Friso huwde zonder de door de Grondwet vereiste toestemming en verloor daarmee het recht van troonopvolging en als consequentie daarvan het lidmaatschap van het Koninklijk Huis. Zie voor zijn titels na zijn huwelijk de paragraaf [[#Titels van prins Johan Friso, zijn weduwe en zijn kinderen|Titels van prins Johan Friso, zijn weduwe en zijn kinderen]] hieronder.
Prins Johan Friso huwde zonder de door de Grondwet vereiste toestemming en verloor daarmee het recht van troonopvolging en als consequentie daarvan het lidmaatschap van het Koninklijk Huis. Zie voor zijn titels na zijn huwelijk de paragraaf [[#Titels van prins Johan Friso, zijn weduwe en zijn kinderen|Titels van prins Johan Friso, zijn weduwe en zijn kinderen]] hieronder.
Regel 210: Regel 210:


=== Titels van de kinderen van prinses Margriet ===
=== Titels van de kinderen van prinses Margriet ===
Bij Besluit van 2&nbsp;januari 1967, Stb.&nbsp;1 is bepaald dat de kinderen die uit het huwelijk van prinses Margriet en Pieter van Vollenhoven geboren mochten worden, de persoonlijke titel «Prins (Prinses) van Oranje-Nassau» wordt verleend met het predicaat «Hoogheid». Deze titel wordt gevoerd voor de geslachtsnaam van de vader, zodat deze kinderen zijn: «Zijne (Hare) Hoogheid Prins(es) van Oranje-Nassau, Van Vollenhoven».<ref>[http://www.angelfire.com/ne2/wetgeving/nederlands/besluitnaamkinderenmargriet.html Besluit houdende voorzieningen in verband met het huwelijk van H.K.H. Prinses Margriet en Pieter van Vollenhoven].</ref> Deze titels worden gedragen door de prinsen Maurits, Bernhard, Pieter Christiaan en Floris.
Bij Besluit van 2 januari 1967, Stb. 1 is bepaald dat de kinderen die uit het huwelijk van prinses Margriet en Pieter van Vollenhoven geboren mochten worden, de persoonlijke titel «Prins (Prinses) van Oranje-Nassau» wordt verleend met het predicaat «Hoogheid». Deze titel wordt gevoerd voor de geslachtsnaam van de vader, zodat deze kinderen zijn: «Zijne (Hare) Hoogheid Prins(es) van Oranje-Nassau, Van Vollenhoven».<ref>[http://www.angelfire.com/ne2/wetgeving/nederlands/besluitnaamkinderenmargriet.html Besluit houdende voorzieningen in verband met het huwelijk van H.K.H. Prinses Margriet en Pieter van Vollenhoven].</ref> Deze titels worden gedragen door de prinsen Maurits, Bernhard, Pieter Christiaan en Floris.


De prinsen Maurits en Bernhard verloren bij de troonsbestijging van koning Willem-Alexander het recht van troonopvolging omdat zij hem verder bestaan dan in de derde graad van bloedverwantschap, en verloren als consequentie daarvan het lidmaatschap van het Koninklijk Huis. De prinsen Pieter-Christiaan en Floris huwden zonder de door de Grondwet vereiste toestemming en verloren daarmee het recht van troonopvolging en als consequentie daarvan het lidmaatschap van het Koninklijk Huis. Alle vier de prinsen behielden hun titels (artikel&nbsp;10 van de Wet lidmaatschap koninklijk huis).
De prinsen Maurits en Bernhard verloren bij de troonsbestijging van koning Willem-Alexander het recht van troonopvolging omdat zij hem verder bestaan dan in de derde graad van bloedverwantschap, en verloren als consequentie daarvan het lidmaatschap van het Koninklijk Huis. De prinsen Pieter-Christiaan en Floris huwden zonder de door de Grondwet vereiste toestemming en verloren daarmee het recht van troonopvolging en als consequentie daarvan het lidmaatschap van het Koninklijk Huis. Alle vier de prinsen behielden hun titels (artikel 10 van de Wet lidmaatschap koninklijk huis).


<gallery>
<gallery>
Regel 224: Regel 224:


== Titels van de echtgenoten en echtgenotes van de overige leden van het Koninklijk Huis ==
== Titels van de echtgenoten en echtgenotes van de overige leden van het Koninklijk Huis ==
De echtgenotes van de prinsen van het Koninklijk Huis droegen en dragen de titels van hun echtgenoot. Dit was nergens formeel vastgelegd, het is een oud gebruik in Europese vorstenhuizen. In Nederland was in het Burgerlijk Wetboek wel vastgelegd dat een vrouw de titels en geslachtsnaam van haar echtgenoot kan voeren, eventueel gevolgd door haar eigen titels en geslachtsnaam. Sinds 1&nbsp;januari 1970 staat deze bepaling in artikel&nbsp;9 lid&nbsp;1 van Boek&nbsp;1 van het Burgerlijk Wetboek. In de Wet lidmaatschap koninklijk huis ontbreekt een regeling voor de titels van de echtgenoot of echtgenote van de overige leden van het Koninklijk Huis.
De echtgenotes van de prinsen van het Koninklijk Huis droegen en dragen de titels van hun echtgenoot. Dit was nergens formeel vastgelegd, het is een oud gebruik in Europese vorstenhuizen. In Nederland was in het Burgerlijk Wetboek wel vastgelegd dat een vrouw de titels en geslachtsnaam van haar echtgenoot kan voeren, eventueel gevolgd door haar eigen titels en geslachtsnaam. Sinds 1 januari 1970 staat deze bepaling in artikel 9 lid 1 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. In de Wet lidmaatschap koninklijk huis ontbreekt een regeling voor de titels van de echtgenoot of echtgenote van de overige leden van het Koninklijk Huis.


De echtgenotes van de prinsen Frederik en Hendrik, [[Louise van Pruisen (1808-1870)|Louise van Pruisen]], [[Amalia van Saksen-Weimar-Eisenach|Amalia van Saksen-Weimar en Eisenach]] en [[Maria Elisabeth Louise Frederika van Pruisen|Maria van Pruisen]] droegen de titels van hun echtgenoot. In tegenstelling tot het hedendaagse spraakgebruik werden zij aangeduid als «H.K.H. Prinses Frederik» en «H.K.H. Prinses Hendrik».
De echtgenotes van de prinsen Frederik en Hendrik, [[Louise van Pruisen (1808-1870)|Louise van Pruisen]], [[Amalia van Saksen-Weimar-Eisenach|Amalia van Saksen-Weimar en Eisenach]] en [[Maria Elisabeth Louise Frederika van Pruisen|Maria van Pruisen]] droegen de titels van hun echtgenoot. In tegenstelling tot het hedendaagse spraakgebruik werden zij aangeduid als «H.K.H. Prinses Frederik» en «H.K.H. Prinses Hendrik».
Regel 252: Regel 252:


=== Titels van de kinderen van prins Constantijn ===
=== Titels van de kinderen van prins Constantijn ===
Bij Besluit van 11&nbsp;mei 2001, Stb. 2001, 227 is bepaald dat de geslachtsnaam van de kinderen die geboren mochten worden uit het huwelijk van prins Constantijn met Petra Laurentien Brinkhorst luidt: «van Oranje-Nassau van Amsberg», met de titel [[Graaf (titel)|graaf]] en predicaat [[jonkheer]]. Zij zijn: «graaf (gravin) van Oranje-Nassau, jonkheer (jonkvrouwe) van Amsberg».<ref>[http://www.angelfire.com/ne2/wetgeving/nederlands/besluitnaamkinderenconstantijn.html Besluit tot vaststelling van titel, predikaat en geslachtsnaam van de kinderen die geboren mochten worden uit het huwelijk van Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Constantijn Christof Frederik Aschwin der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Jonkheer van Amsberg met Petra Laurentien Brinkhorst].</ref> Deze titels zijn erfelijk in de mannelijke lijn.
Bij Besluit van 11 mei 2001, Stb. 2001, 227 is bepaald dat de geslachtsnaam van de kinderen die geboren mochten worden uit het huwelijk van prins Constantijn met Petra Laurentien Brinkhorst luidt: «van Oranje-Nassau van Amsberg», met de titel [[Graaf (titel)|graaf]] en predicaat [[jonkheer]]. Zij zijn: «graaf (gravin) van Oranje-Nassau, jonkheer (jonkvrouwe) van Amsberg».<ref>[http://www.angelfire.com/ne2/wetgeving/nederlands/besluitnaamkinderenconstantijn.html Besluit tot vaststelling van titel, predikaat en geslachtsnaam van de kinderen die geboren mochten worden uit het huwelijk van Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Constantijn Christof Frederik Aschwin der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Jonkheer van Amsberg met Petra Laurentien Brinkhorst].</ref> Deze titels zijn erfelijk in de mannelijke lijn.


[[Bestand:Prince Friso with his wife Mabel and daughters in 2010.jpg|thumb|left|Prins Johan Friso, prinses Mabel en hun dochters Luana en Zaria]]
[[Bestand:Prince Friso with his wife Mabel and daughters in 2010.jpg|thumb|left|Prins Johan Friso, prinses Mabel en hun dochters Luana en Zaria]]
=== Titels van prins Johan Friso, zijn weduwe en zijn kinderen ===
=== Titels van prins Johan Friso, zijn weduwe en zijn kinderen ===
De titels van Prins Johan Friso zijn vastgesteld bij Besluit van 16&nbsp;februari 1966, Stb.&nbsp;70, zie de [[#Titels van de kinderen van koningin Beatrix|Titels van de kinderen van koningin Beatrix]] hierboven. De prins huwde zonder de door de Grondwet vereiste toestemming en verloor daarmee het recht van troonopvolging en als consequentie daarvan het lidmaatschap van het Koninklijk Huis. Omdat de titel «Prins(es) der Nederlanden» vervalt met het verlies van het lidmaatschap van het Koninklijk Huis en binnen drie maanden na verlies van het lidmaatschap van het Koninklijk Huis bij Koninklijk Besluit moet worden beslist over het behoud van de titel «Prins(es) van Oranje-Nassau» als persoonlijke titel voor degenen die het lidmaatschap hebben verloren, is er voor de titels van prins Johan Friso een nieuw Koninklijk Besluit vastgesteld. Dit Besluit van 19 maart 2004, Stb. 2004, 126 bepaalt dat hij de titel «Prins van Oranje-Nassau» als persoonlijke titel mocht behouden met het persoonlijke predicaat «Koninklijke Hoogheid». Verder werd hem de erfelijke titel graaf verleend en werd als zijn geslachtsnaam vastgesteld «van Oranje-Nassau van Amsberg». Met ingang van zijn huwelijk was hij «Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Johan Friso Bernhard Christiaan David van Oranje-Nassau, graaf van Oranje-Nassau, jonkheer van Amsberg».
De titels van Prins Johan Friso zijn vastgesteld bij Besluit van 16 februari 1966, Stb. 70, zie de [[#Titels van de kinderen van koningin Beatrix|Titels van de kinderen van koningin Beatrix]] hierboven. De prins huwde zonder de door de Grondwet vereiste toestemming en verloor daarmee het recht van troonopvolging en als consequentie daarvan het lidmaatschap van het Koninklijk Huis. Omdat de titel «Prins(es) der Nederlanden» vervalt met het verlies van het lidmaatschap van het Koninklijk Huis en binnen drie maanden na verlies van het lidmaatschap van het Koninklijk Huis bij Koninklijk Besluit moet worden beslist over het behoud van de titel «Prins(es) van Oranje-Nassau» als persoonlijke titel voor degenen die het lidmaatschap hebben verloren, is er voor de titels van prins Johan Friso een nieuw Koninklijk Besluit vastgesteld. Dit Besluit van 19 maart 2004, Stb. 2004, 126 bepaalt dat hij de titel «Prins van Oranje-Nassau» als persoonlijke titel mocht behouden met het persoonlijke predicaat «Koninklijke Hoogheid». Verder werd hem de erfelijke titel graaf verleend en werd als zijn geslachtsnaam vastgesteld «van Oranje-Nassau van Amsberg». Met ingang van zijn huwelijk was hij «Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Johan Friso Bernhard Christiaan David van Oranje-Nassau, graaf van Oranje-Nassau, jonkheer van Amsberg».


De vastgestelde erfelijke titel wordt gedragen door zijn dochters Luana en Zaria, zij zijn «gravin van Oranje-Nassau van Amsberg». Omdat adellijke titels alleen erfelijk zijn in de mannelijke lijn kunnen de dochters hun titel niet doorgeven aan hun kinderen.
De vastgestelde erfelijke titel wordt gedragen door zijn dochters Luana en Zaria, zij zijn «gravin van Oranje-Nassau van Amsberg». Omdat adellijke titels alleen erfelijk zijn in de mannelijke lijn kunnen de dochters hun titel niet doorgeven aan hun kinderen.
Regel 264: Regel 264:
[[Bestand:Familiefoto Prinses Margriet.jpg|thumb|Prinses Margriet, Pieter van Vollenhoven en hun kinderen en kleinkinderen]]
[[Bestand:Familiefoto Prinses Margriet.jpg|thumb|Prinses Margriet, Pieter van Vollenhoven en hun kinderen en kleinkinderen]]
=== Titels van de prinsen Maurits, Bernhard, Pieter-Christiaan en Floris ===
=== Titels van de prinsen Maurits, Bernhard, Pieter-Christiaan en Floris ===
De titels van de prinsen Maurits, Bernhard, Pieter-Christiaan en Floris zijn vastgesteld bij Besluit van 2&nbsp;januari 1967, Stb.&nbsp;1, zie de paragraaf [[#Titels van de kinderen van prinses Margriet|Titels van de kinderen van prinses Margriet]] hierboven. De prinsen Maurits en Bernhard verloren bij de troonsbestijging van koning Willem-Alexander het recht van troonopvolging omdat zij hem verder bestaan dan in de derde graad van bloedverwantschap, en verloren als consequentie daarvan het lidmaatschap van het Koninklijk Huis. De prinsen Pieter-Christiaan en Floris huwden zonder de door de Grondwet vereiste toestemming en verloren daarmee het recht van troonopvolging en als consequentie daarvan het lidmaatschap van het Koninklijk Huis. Alle vier de prinsen behielden hun titels (artikel&nbsp;10 van de Wet lidmaatschap koninklijk huis).
De titels van de prinsen Maurits, Bernhard, Pieter-Christiaan en Floris zijn vastgesteld bij Besluit van 2 januari 1967, Stb. 1, zie de paragraaf [[#Titels van de kinderen van prinses Margriet|Titels van de kinderen van prinses Margriet]] hierboven. De prinsen Maurits en Bernhard verloren bij de troonsbestijging van koning Willem-Alexander het recht van troonopvolging omdat zij hem verder bestaan dan in de derde graad van bloedverwantschap, en verloren als consequentie daarvan het lidmaatschap van het Koninklijk Huis. De prinsen Pieter-Christiaan en Floris huwden zonder de door de Grondwet vereiste toestemming en verloren daarmee het recht van troonopvolging en als consequentie daarvan het lidmaatschap van het Koninklijk Huis. Alle vier de prinsen behielden hun titels (artikel 10 van de Wet lidmaatschap koninklijk huis).


De echtgenotes van de vier prinsen, Marilène van den Broek, Annette Sekrève, [[Anita van Eijk]] en [[Aimée Söhngen]], hebben geen titels. Zij kunnen de titels en geslachtsnaam van hun echtgenoot voeren op grond van het Burgerlijk Wetboek en zijn op grond daarvan «Hare Hoogheid Prinses van Oranje-Nassau, Van Vollenhoven».
De echtgenotes van de vier prinsen, Marilène van den Broek, Annette Sekrève, [[Anita van Eijk]] en [[Aimée Söhngen]], hebben geen titels. Zij kunnen de titels en geslachtsnaam van hun echtgenoot voeren op grond van het Burgerlijk Wetboek en zijn op grond daarvan «Hare Hoogheid Prinses van Oranje-Nassau, Van Vollenhoven».
Regel 271: Regel 271:


=== Titels van de prinsessen Irene en Christina ===
=== Titels van de prinsessen Irene en Christina ===
De titels van de prinsessen Irene en Christina zijn vastgesteld bij Besluit van 26&nbsp;oktober 1937, Stb.&nbsp;5, zie de paragraaf [[#Titels van de kinderen van koningin Juliana|Titels van de kinderen van koningin Juliana]] hierboven. Beide prinsessen huwden zonder de door de Grondwet vereiste toestemming en verloren daarmee het recht van troonopvolging en als consequentie daarvan het lidmaatschap van het Koninklijk Huis. Ze behielden wel hun titels. Dit is bevestigd in artikel&nbsp;10 van de Wet lidmaatschap koninklijk huis.
De titels van de prinsessen Irene en Christina zijn vastgesteld bij Besluit van 26 oktober 1937, Stb. 5, zie de paragraaf [[#Titels van de kinderen van koningin Juliana|Titels van de kinderen van koningin Juliana]] hierboven. Beide prinsessen huwden zonder de door de Grondwet vereiste toestemming en verloren daarmee het recht van troonopvolging en als consequentie daarvan het lidmaatschap van het Koninklijk Huis. Ze behielden wel hun titels. Dit is bevestigd in artikel 10 van de Wet lidmaatschap koninklijk huis.


De kinderen van prinses Christina dragen geen titels, maar alleen de geslachtsnaam «Guillermo».
De kinderen van prinses Christina dragen geen titels, maar alleen de geslachtsnaam «Guillermo».
Regel 278: Regel 278:
De kinderen van prinses Irene, [[Carlos de Bourbon de Parme|Carlos]], [[Jaime de Bourbon de Parme|Jaime]], [[Margarita de Bourbon de Parme|Margarita]] en [[Carolina de Bourbon de Parme|Maria Carolina]], droegen de titels van hun vader [[Karel Hugo van Bourbon-Parma]]: «Zijne (Hare) Koninklijke Hoogheid Prins (Prinses) van Bourbon-Parma». De kinderen werden in 1996 ingelijfd in de [[Lijst van Nederlandse adellijke families (alfabetisch)|Nederlandse adel]] als «Zijne (Hare) Koninklijke Hoogheid Prins (Prinses) de Bourbon de Parme». Deze titels zijn erfelijk in de mannelijke lijn.
De kinderen van prinses Irene, [[Carlos de Bourbon de Parme|Carlos]], [[Jaime de Bourbon de Parme|Jaime]], [[Margarita de Bourbon de Parme|Margarita]] en [[Carolina de Bourbon de Parme|Maria Carolina]], droegen de titels van hun vader [[Karel Hugo van Bourbon-Parma]]: «Zijne (Hare) Koninklijke Hoogheid Prins (Prinses) van Bourbon-Parma». De kinderen werden in 1996 ingelijfd in de [[Lijst van Nederlandse adellijke families (alfabetisch)|Nederlandse adel]] als «Zijne (Hare) Koninklijke Hoogheid Prins (Prinses) de Bourbon de Parme». Deze titels zijn erfelijk in de mannelijke lijn.


Op 2&nbsp;september 1996 verleende hun vader hen de volgende titels: «prins van [[Piacenza (stad)|Piancenza]]» voor Carlos, «graaf van [[Bardi (gemeente)|Bardi]]» voor Jaime, «gravin van [[Colorno]]» voor Margarita en «[[Markies (titel)|markiezin]] van [[Sala (Italië)|Sala]]» voor Maria Carolina. Deze titels worden alleen erkend door de familie [[Bourbon-Parma]]. Sinds het overlijden van zijn vader (18&nbsp;augustus 2010) voert Carlos de titel «[[Hertogdom Parma en Piacenza|hertog van Parma en Piacenza]]». Ook deze titel wordt alleen erkend door de familie Bourbon-Parma.
Op 2 september 1996 verleende hun vader hen de volgende titels: «prins van [[Piacenza (stad)|Piancenza]]» voor Carlos, «graaf van [[Bardi (gemeente)|Bardi]]» voor Jaime, «gravin van [[Colorno]]» voor Margarita en «[[Markies (titel)|markiezin]] van [[Sala (Italië)|Sala]]» voor Maria Carolina. Deze titels worden alleen erkend door de familie [[Bourbon-Parma]]. Sinds het overlijden van zijn vader (18 augustus 2010) voert Carlos de titel «[[Hertogdom Parma en Piacenza|hertog van Parma en Piacenza]]». Ook deze titel wordt alleen erkend door de familie Bourbon-Parma.


== Historische titels van de Koning ==
== Historische titels van de Koning ==
Regel 284: Regel 284:
De Koning voert een aantal historische titels. Deze titels worden in de preambule van wetten en besluiten weergegeven door «enz. enz. enz.». Het gaat hier om de volgende titels:
De Koning voert een aantal historische titels. Deze titels worden in de preambule van wetten en besluiten weergegeven door «enz. enz. enz.». Het gaat hier om de volgende titels:
# hertog van Limburg (zie de paragraaf [[#Hertog van Limburg (1839–1867)|Hertog van Limburg (1839–1867)]] hierboven);
# hertog van Limburg (zie de paragraaf [[#Hertog van Limburg (1839–1867)|Hertog van Limburg (1839–1867)]] hierboven);
# de titels die stadhouder [[Willem V van Oranje-Nassau|Willem&nbsp;V]] in 1795 voerde.
# de titels die stadhouder [[Willem V van Oranje-Nassau|Willem V]] in 1795 voerde.
Nadat Willem&nbsp;V in 1795 in ballingschap gegaan was, werden zijn bezittingen in de [[Bataafsche Republiek]] [[confiscatie|geconfisqueerd]]. Dat gold ook voor de bezittingen in de voormalige [[Oostenrijkse Nederlanden]] en de voormalige [[Franche-Comté]]. De ex-stadhouder bleef de titels voeren, ook nadat hij in 1804 in een overeenkomst met de Bataafsche Republiek akkoord ging met de onteigening en de daarvoor verkregen compensatie. Deze overeenkomst werd namelijk nimmer geratificeerd. Ook zijn zoon en opvolger Willem Frederik, de latere koning [[Willem I der Nederlanden|Willem&nbsp;I]] voerde deze titels. Na de terugkeer van Willem&nbsp;I in 1813 en zijn aanvaarding van de soevereiniteit over Nederland, bleven de voormalige bezittingen eigendom van de staat. Hij maakte geen aanspraken op zijn voormalige bezittingen. Hij ontving een jaarlijks inkomen, waarvan een gedeelte moest worden opgebracht door de zogeheten [[kroondomein]]en.<ref name="pennings">{{nl}} {{aut|Pennings, J.C.M. & Schreuder, E.A.T.M.}}, ‘Heer en meester van Ameland tot Zwaluwe. Het beheer en bestuur van de heerlijkheden van het Huis Oranje-Nassau door de Nassause Domeinraad (14de eeuw–1811)’ in: {{aut|Klooster, L.J.&nbsp;van der}} e.a. (red.), ''Jaarboek Oranje-Nassau Museum 1994'', Barjesteh, Meeuwes & Co Historische Uitgeverij, Rotterdam (1995), p. 45-75, {{ISBN|90-73714-18-4}}.</ref>
Nadat Willem V in 1795 in ballingschap gegaan was, werden zijn bezittingen in de [[Bataafsche Republiek]] [[confiscatie|geconfisqueerd]]. Dat gold ook voor de bezittingen in de voormalige [[Oostenrijkse Nederlanden]] en de voormalige [[Franche-Comté]]. De ex-stadhouder bleef de titels voeren, ook nadat hij in 1804 in een overeenkomst met de Bataafsche Republiek akkoord ging met de onteigening en de daarvoor verkregen compensatie. Deze overeenkomst werd namelijk nimmer geratificeerd. Ook zijn zoon en opvolger Willem Frederik, de latere koning [[Willem I der Nederlanden|Willem I]] voerde deze titels. Na de terugkeer van Willem I in 1813 en zijn aanvaarding van de soevereiniteit over Nederland, bleven de voormalige bezittingen eigendom van de staat. Hij maakte geen aanspraken op zijn voormalige bezittingen. Hij ontving een jaarlijks inkomen, waarvan een gedeelte moest worden opgebracht door de zogeheten [[kroondomein]]en.<ref name="pennings">{{nl}} {{aut|Pennings, J.C.M. & Schreuder, E.A.T.M.}}, ‘Heer en meester van Ameland tot Zwaluwe. Het beheer en bestuur van de heerlijkheden van het Huis Oranje-Nassau door de Nassause Domeinraad (14de eeuw–1811)’ in: {{aut|Klooster, L.J. van der}} e.a. (red.), ''Jaarboek Oranje-Nassau Museum 1994'', Barjesteh, Meeuwes & Co Historische Uitgeverij, Rotterdam (1995), p. 45-75, {{ISBN|90-73714-18-4}}.</ref>


Het gaat om de volgende titels:
Het gaat om de volgende titels:
Regel 299: Regel 299:


=== Markies van Veere en Vlissingen ===
=== Markies van Veere en Vlissingen ===
[[Markizaat Veere|Veere en Vlissingen]] werden op 21 oktober 1555 door [[keizer Karel V]] verheven tot [[Markgraaf|markizaat]] en geschonken aan zijn neef [[Maximiliaan van Bourgondië]] voor diens jarenlange trouwe dienst. Nadat deze kinderloos overleed in 1558, kwam het markizaat in handen van [[Maximiliaan de Henin]], de minderjarige zoon van zijn zuster Anna van Bourgondië en [[Johan de Henin]], graaf van Borsu. Het markizaat was echter door de overleden Maximiliaan met grote schulden belast, waarop Johan besloot het te verkopen. Het markizaat ging vervolgens verschillende malen in andere handen over, zonder dat de schulden werden voldaan. Uiteindelijk besloten de crediteuren het dan maar te veilen. Ook dat mislukte eerst, maar in 1581 werd het gekocht door [[Willem van Oranje]], die er 24.500 [[carolusgulden]]s voor betaalde. Deze kocht het omdat hij in zijn huwelijkscontract met [[Anna van Saksen (1544-1577)|Anna van Saksen]] voor een zoon uit dit huwelijk een dergelijke titel had beloofd.<ref>Volgens {{aut|P. Scherft}}, ''Het sterfhuis van Willem van Oranje'', Leiden (1966), is het markizaat vooral aangeschaft om de zoon (Maurits) uit het tweede huwelijk (met Anna van Saksen) op verlangen van haar voogden zo een zekere status te bezorgen. Inderdaad staat op een jeugdportret van Maurits uit het Slot Siegen, thans in het koninklijk paleis te Amsterdam, deze titel geschreven.</ref> Het markizaat gaf hem twee van de stemmen in de [[Staten van Zeeland]]. Na [[Maurits van Oranje|Maurits]] was het markizaat in bezit van achtereenvolgens [[Frederik Hendrik van Oranje|Frederik Hendrik]], [[Willem II van Oranje|Willem&nbsp;II]] en [[Willem III van Oranje|Willem&nbsp;III]].
[[Markizaat Veere|Veere en Vlissingen]] werden op 21 oktober 1555 door [[keizer Karel V]] verheven tot [[Markgraaf|markizaat]] en geschonken aan zijn neef [[Maximiliaan van Bourgondië]] voor diens jarenlange trouwe dienst. Nadat deze kinderloos overleed in 1558, kwam het markizaat in handen van [[Maximiliaan de Henin]], de minderjarige zoon van zijn zuster Anna van Bourgondië en [[Johan de Henin]], graaf van Borsu. Het markizaat was echter door de overleden Maximiliaan met grote schulden belast, waarop Johan besloot het te verkopen. Het markizaat ging vervolgens verschillende malen in andere handen over, zonder dat de schulden werden voldaan. Uiteindelijk besloten de crediteuren het dan maar te veilen. Ook dat mislukte eerst, maar in 1581 werd het gekocht door [[Willem van Oranje]], die er 24.500 [[carolusgulden]]s voor betaalde. Deze kocht het omdat hij in zijn huwelijkscontract met [[Anna van Saksen (1544-1577)|Anna van Saksen]] voor een zoon uit dit huwelijk een dergelijke titel had beloofd.<ref>Volgens {{aut|P. Scherft}}, ''Het sterfhuis van Willem van Oranje'', Leiden (1966), is het markizaat vooral aangeschaft om de zoon (Maurits) uit het tweede huwelijk (met Anna van Saksen) op verlangen van haar voogden zo een zekere status te bezorgen. Inderdaad staat op een jeugdportret van Maurits uit het Slot Siegen, thans in het koninklijk paleis te Amsterdam, deze titel geschreven.</ref> Het markizaat gaf hem twee van de stemmen in de [[Staten van Zeeland]]. Na [[Maurits van Oranje|Maurits]] was het markizaat in bezit van achtereenvolgens [[Frederik Hendrik van Oranje|Frederik Hendrik]], [[Willem II van Oranje|Willem II]] en [[Willem III van Oranje|Willem III]].


Willem&nbsp;III was kinderloos en wees in zijn [[Testament (akte)|testament]] zijn achterneef [[Johan Willem Friso van Nassau-Diez]] aan als zijn universeel erfgenaam. Doordat de erfenis ook geclaimd werd door koning [[Frederik&nbsp;I van Pruisen]] ontstond er een strijd om de erfenis, die pas in 1732 door een overeenkomst tussen koning [[Frederik Willem&nbsp;I van Pruisen]] en stadhouder [[Willem IV van Oranje-Nassau|Willem&nbsp;IV]] werd beëindigd. Het markizaat werd bij de overeenkomst toegewezen aan Willem&nbsp;IV. Om politieke invloed van de Oranje-Nassaus in Zeeland te voorkomen, het was het [[Tweede Stadhouderloze Tijdperk]], gingen de Staten van Zeeland in hetzelfde jaar over tot [[mortificatie]] van het markizaat. In 1748, toen Willem&nbsp;IV erfstadhouder van alle gewesten werd, werd het markizaat hersteld. Willem&nbsp;IV werd opgevolgd door zijn zoon Willem&nbsp;V. In 1795 werd het markizaat definitief opgeheven.<ref>{{Citeer boek|achternaam=Bruggeman |voornaam=Marijke |datum=2007 |titel=Nassau en de macht van Oranje |uitgever=[[Uitgeverij Verloren]] |plaats=Hilversum |ISBN=978-90-6550-945-1 |taal=nl }}</ref>
Willem III was kinderloos en wees in zijn [[Testament (akte)|testament]] zijn achterneef [[Johan Willem Friso van Nassau-Diez]] aan als zijn universeel erfgenaam. Doordat de erfenis ook geclaimd werd door koning [[Frederik I van Pruisen]] ontstond er een strijd om de erfenis, die pas in 1732 door een overeenkomst tussen koning [[Frederik Willem I van Pruisen]] en stadhouder [[Willem IV van Oranje-Nassau|Willem IV]] werd beëindigd. Het markizaat werd bij de overeenkomst toegewezen aan Willem IV. Om politieke invloed van de Oranje-Nassaus in Zeeland te voorkomen, het was het [[Tweede Stadhouderloze Tijdperk]], gingen de Staten van Zeeland in hetzelfde jaar over tot [[mortificatie]] van het markizaat. In 1748, toen Willem IV erfstadhouder van alle gewesten werd, werd het markizaat hersteld. Willem IV werd opgevolgd door zijn zoon Willem V. In 1795 werd het markizaat definitief opgeheven.<ref>{{Citeer boek|achternaam=Bruggeman |voornaam=Marijke |datum=2007 |titel=Nassau en de macht van Oranje |uitgever=[[Uitgeverij Verloren]] |plaats=Hilversum |ISBN=978-90-6550-945-1 |taal=nl }}</ref>


<gallery>
<gallery>
WilliamOfOrange1580.jpg|Prins Willem&nbsp;I
WilliamOfOrange1580.jpg|Prins Willem I
Michiel Jansz van Mierevelt - Maurits prins van Oranje.jpg|Prins Maurits
Michiel Jansz van Mierevelt - Maurits prins van Oranje.jpg|Prins Maurits
Frederik Hendrik by Michiel Jansz van Mierevelt.jpg|Prins Frederik Hendrik
Frederik Hendrik by Michiel Jansz van Mierevelt.jpg|Prins Frederik Hendrik
Workshop of Gerard van Honthorst 001.jpg|Prins Willem&nbsp;II
Workshop of Gerard van Honthorst 001.jpg|Prins Willem II
King William III from NPG (2).jpg|Prins Willem&nbsp;III
King William III from NPG (2).jpg|Prins Willem III
Portrait of Johan Willem Friso van Nassau-Dietz (1687-1711) by Lancelot Volders.jpg|Prins Johan Willem Friso
Portrait of Johan Willem Friso van Nassau-Dietz (1687-1711) by Lancelot Volders.jpg|Prins Johan Willem Friso
StadhouderWillemIV(4).jpg|Prins Willem&nbsp;IV
StadhouderWillemIV(4).jpg|Prins Willem IV
Johann Georg Ziesenis - Willem V prins van Oranje-Nassau - c 1770.jpg|Prins Willem&nbsp;V
Johann Georg Ziesenis - Willem V prins van Oranje-Nassau - c 1770.jpg|Prins Willem V
</gallery>
</gallery>


Regel 317: Regel 317:


=== Graaf van Katzenelnbogen ===
=== Graaf van Katzenelnbogen ===
Het [[graafschap Katzenelnbogen]] was een graafschap in het [[Heilige Roomse Rijk]] ten zuiden van het [[graafschap Nassau]]. Graaf [[Filips van Katzenelnbogen (1402-1479)|Filips ‘de Oudere’]] overleed in 1479 en liet alleen een dochter na, [[Anna van Katzenelnbogen (1443-1494)|Anna]]. Die huwde met [[Landgraaf (titel)|landgraaf]] [[Hendrik III van Hessen|Hendrik&nbsp;III van Hessen-Marburg]]. De langstlevende zoon uit dit huwelijk, [[Willem III van Hessen|Willem&nbsp;III]] overleed kinderloos in 1500. Het graafschap Katzenelnbogen werd nu geclaimd door zowel zijn zuster [[Elisabeth van Hessen-Marburg|Elisabeth]], de echtgenote van graaf [[Johan&nbsp;V van Nassau-Siegen]], als door landgraaf [[Willem II van Hessen|Willem&nbsp;II van Hessen-Kassel]].<ref>{{Citeer boek|achternaam=Joachim |voornaam=Ernst |datum=1881 |titel=[[Allgemeine Deutsche Biographie]]. Band&nbsp;14 |hoofdstuk=Johann&nbsp;V. (Graf von Nassau-Dillenburg) |uitgever=Duncker & Humblot |plaats=Leipzig |pagina's=252-254 |taal=de }}</ref><ref>{{Citeer boek|achternaam=Lück |voornaam=Alfred |datum=1981 |origdatum=1967 |titel=Siegerland und Nederland |editie=2.&nbsp;Auflage |uitgever=Siegerländer Heimatverein e.V. |plaats=Siegen |pagina's=33-34 |taal=de}}</ref> De juridische strijd om deze erfenis sleepte jarenlang voort, waarbij regelmatig de wapens dreigden te spreken. Pas in 1557 kwam er eind aan deze ''[[Katzenelnbogische Successieoorlog|Katzenelnbogische Erbfolgestreit]]'', waarbij het graafschap aan de landgraaf van Hessen kwam, terwijl graaf [[Willem&nbsp;I van Nassau-Siegen]] (de vader van Willem van Oranje) financieel schadeloos gesteld werd en de titel en het wapen mocht voeren. Alle nakomelingen in mannelijke lijn van Willem&nbsp;I van Nassau-Siegen voerden de titel, totdat stadhouder Willem&nbsp;IV in 1732 besloot de titel te reserveren voor het hoofd van de familie.
Het [[graafschap Katzenelnbogen]] was een graafschap in het [[Heilige Roomse Rijk]] ten zuiden van het [[graafschap Nassau]]. Graaf [[Filips van Katzenelnbogen (1402-1479)|Filips ‘de Oudere’]] overleed in 1479 en liet alleen een dochter na, [[Anna van Katzenelnbogen (1443-1494)|Anna]]. Die huwde met [[Landgraaf (titel)|landgraaf]] [[Hendrik III van Hessen|Hendrik III van Hessen-Marburg]]. De langstlevende zoon uit dit huwelijk, [[Willem III van Hessen|Willem III]] overleed kinderloos in 1500. Het graafschap Katzenelnbogen werd nu geclaimd door zowel zijn zuster [[Elisabeth van Hessen-Marburg|Elisabeth]], de echtgenote van graaf [[Johan V van Nassau-Siegen]], als door landgraaf [[Willem II van Hessen|Willem II van Hessen-Kassel]].<ref>{{Citeer boek|achternaam=Joachim |voornaam=Ernst |datum=1881 |titel=[[Allgemeine Deutsche Biographie]]. Band 14 |hoofdstuk=Johann V. (Graf von Nassau-Dillenburg) |uitgever=Duncker & Humblot |plaats=Leipzig |pagina's=252-254 |taal=de }}</ref><ref>{{Citeer boek|achternaam=Lück |voornaam=Alfred |datum=1981 |origdatum=1967 |titel=Siegerland und Nederland |editie=2. Auflage |uitgever=Siegerländer Heimatverein e.V. |plaats=Siegen |pagina's=33-34 |taal=de}}</ref> De juridische strijd om deze erfenis sleepte jarenlang voort, waarbij regelmatig de wapens dreigden te spreken. Pas in 1557 kwam er eind aan deze ''[[Katzenelnbogische Successieoorlog|Katzenelnbogische Erbfolgestreit]]'', waarbij het graafschap aan de landgraaf van Hessen kwam, terwijl graaf [[Willem I van Nassau-Siegen]] (de vader van Willem van Oranje) financieel schadeloos gesteld werd en de titel en het wapen mocht voeren. Alle nakomelingen in mannelijke lijn van Willem I van Nassau-Siegen voerden de titel, totdat stadhouder Willem IV in 1732 besloot de titel te reserveren voor het hoofd van de familie.


[[Bestand:Vianden castle.jpg|thumb|left|Kasteel Vianden]]
[[Bestand:Vianden castle.jpg|thumb|left|Kasteel Vianden]]


=== Graaf van Vianden ===
=== Graaf van Vianden ===
Het [[graafschap Vianden]] was een graafschap in het [[hertogdom Luxemburg]] in het Heilige Roomse Rijk. Graaf [[Hendrik&nbsp;II van Vianden]] overleed in 1337 en liet alleen een dochter na, [[Maria van Vianden|Maria]]. Die huwde met [[Simon&nbsp;III van Sponheim]]. Van de kinderen van Maria van Vianden en Simon van Sponheim bleef alleen een dochter in leven, [[Elisabeth van Sponheim-Kreuznach]]. Elisabeth huwde tweemaal, maar haar huwelijken bleven kinderloos. Bij het overlijden van Elisabeth in 1417 kwamen haar bezittingen aan de kleinzoons van haar oudtante [[Adelheid van Vianden]], de zuster van Hendrik&nbsp;II. Adelheid was gehuwd met graaf [[Otto&nbsp;II van Nassau-Siegen]]. De kleinzoons [[Adolf I van Nassau-Siegen|Adolf&nbsp;I]], [[Johan II van Nassau-Siegen|Johan&nbsp;II ‘met de Helm’]], [[Engelbrecht I van Nassau-Siegen|Engelbrecht&nbsp;I]] en [[Johan III van Nassau-Siegen|Johan&nbsp;III ‘de Jongere’]] erfden het graafschap Vianden en de heerlijkheden Sankt Vith, Bütgenbach, Daasburg en [[Grimbergen]]. Alleen Engelbrecht&nbsp;I had zoons, de oudste daarvan, [[Johan IV van Nassau-Siegen|Johan&nbsp;IV]] werd in 1451 de enige bezitter van het graafschap. Het werd daarna geërfd door achtereenvolgens [[Engelbrecht II van Nassau-Breda|Engelbrecht&nbsp;II]], [[Hendrik III van Nassau-Breda|Hendrik&nbsp;III]], [[René van Chalon]] en Willem van Oranje.
Het [[graafschap Vianden]] was een graafschap in het [[hertogdom Luxemburg]] in het Heilige Roomse Rijk. Graaf [[Hendrik II van Vianden]] overleed in 1337 en liet alleen een dochter na, [[Maria van Vianden|Maria]]. Die huwde met [[Simon III van Sponheim]]. Van de kinderen van Maria van Vianden en Simon van Sponheim bleef alleen een dochter in leven, [[Elisabeth van Sponheim-Kreuznach]]. Elisabeth huwde tweemaal, maar haar huwelijken bleven kinderloos. Bij het overlijden van Elisabeth in 1417 kwamen haar bezittingen aan de kleinzoons van haar oudtante [[Adelheid van Vianden]], de zuster van Hendrik II. Adelheid was gehuwd met graaf [[Otto II van Nassau-Siegen]]. De kleinzoons [[Adolf I van Nassau-Siegen|Adolf I]], [[Johan II van Nassau-Siegen|Johan II ‘met de Helm’]], [[Engelbrecht I van Nassau-Siegen|Engelbrecht I]] en [[Johan III van Nassau-Siegen|Johan III ‘de Jongere’]] erfden het graafschap Vianden en de heerlijkheden Sankt Vith, Bütgenbach, Daasburg en [[Grimbergen]]. Alleen Engelbrecht I had zoons, de oudste daarvan, [[Johan IV van Nassau-Siegen|Johan IV]] werd in 1451 de enige bezitter van het graafschap. Het werd daarna geërfd door achtereenvolgens [[Engelbrecht II van Nassau-Breda|Engelbrecht II]], [[Hendrik III van Nassau-Breda|Hendrik III]], [[René van Chalon]] en Willem van Oranje.


In 1567 confisqueerde koning [[Filips&nbsp;II van Spanje]] alle bezittingen van Willem van Oranje. Diens zoon [[Filips Willem van Oranje|Filips Willem]] kreeg Vianden, Sankt Vith, Bütgenbach en Daasburg in 1596 terug. Zijn erfgenaam was Maurits. Na de dood van Maurits werden zijn bezittingen in de [[Spaanse Nederlanden]] en de Franche-Comté geclaimd door graaf [[Johan&nbsp;VIII van Nassau-Siegen]]. Die claim werd erkend bij uitspraken van de [[Grote Raad van Mechelen]] van 14&nbsp;juli 1625 en 29&nbsp;november 1625.<ref name="eycken">{{nl}} {{aut|Van der Eycken, Michel}}, ‘Diest en het Huis Oranje-Nassau’ in: ''Diest en het Huis Oranje-Nassau'', Diestsche Cronycke 3, Stedelijk Museum, Diest (1980), p. 15-42.</ref> Pas bij de [[Vrede van Münster]] in 1648 werden alle bezittingen teruggegeven. De volgende bezitters waren de stadhouders Willem&nbsp;II en Willem&nbsp;III. Na de strijd om de erfenis van Willem&nbsp;III kwamen Vianden, Sankt Vith, Bütgenbach en Daasburg in 1732 in het bezit van Willem&nbsp;IV en daarna zijn zoon Willem&nbsp;V.
In 1567 confisqueerde koning [[Filips II van Spanje]] alle bezittingen van Willem van Oranje. Diens zoon [[Filips Willem van Oranje|Filips Willem]] kreeg Vianden, Sankt Vith, Bütgenbach en Daasburg in 1596 terug. Zijn erfgenaam was Maurits. Na de dood van Maurits werden zijn bezittingen in de [[Spaanse Nederlanden]] en de Franche-Comté geclaimd door graaf [[Johan VIII van Nassau-Siegen]]. Die claim werd erkend bij uitspraken van de [[Grote Raad van Mechelen]] van 14 juli 1625 en 29 november 1625.<ref name="eycken">{{nl}} {{aut|Van der Eycken, Michel}}, ‘Diest en het Huis Oranje-Nassau’ in: ''Diest en het Huis Oranje-Nassau'', Diestsche Cronycke 3, Stedelijk Museum, Diest (1980), p. 15-42.</ref> Pas bij de [[Vrede van Münster]] in 1648 werden alle bezittingen teruggegeven. De volgende bezitters waren de stadhouders Willem II en Willem III. Na de strijd om de erfenis van Willem III kwamen Vianden, Sankt Vith, Bütgenbach en Daasburg in 1732 in het bezit van Willem IV en daarna zijn zoon Willem V.


In 1786 viel [[Koninkrijk Frankrijk|Frankrijk]] het hertogdom Luxemburg binnen, waarmee er een einde kwam aan de heerschappij van de Oranje-Nassaus. De Fransen hieven in 1794 het graafschap Vianden definitief op als bestuurseenheid.
In 1786 viel [[Koninkrijk Frankrijk|Frankrijk]] het hertogdom Luxemburg binnen, waarmee er een einde kwam aan de heerschappij van de Oranje-Nassaus. De Fransen hieven in 1794 het graafschap Vianden definitief op als bestuurseenheid.


<gallery>
<gallery>
Engelbrecht-II-Nassau.jpg|Engelbrecht&nbsp;II van Nassau-Breda
Engelbrecht-II-Nassau.jpg|Engelbrecht II van Nassau-Breda
Henry III of Nassau-Breda.jpg|Hendrik&nbsp;III van Nassau-Breda
Henry III of Nassau-Breda.jpg|Hendrik III van Nassau-Breda
Rene van Chalon.jpg|René van Chalon, prins van Orange
Rene van Chalon.jpg|René van Chalon, prins van Orange
Michiel Jansz van Mierevelt - Filips Willem prins van Oranje.jpg|Prins Filips Willem
Michiel Jansz van Mierevelt - Filips Willem prins van Oranje.jpg|Prins Filips Willem
Jan VIII van Nassau-Siegen 1583-1638.jpg|Johan&nbsp;VIII van Nassau-Siegen
Jan VIII van Nassau-Siegen 1583-1638.jpg|Johan VIII van Nassau-Siegen
</gallery>
</gallery>


[[Bestand:Burgdiez.jpg|thumb|De Burcht Diez]]
[[Bestand:Burgdiez.jpg|thumb|De Burcht Diez]]
=== Graaf van Diez ===
=== Graaf van Diez ===
Het [[graafschap Diez]] was een graafschap in het Heilige Roomse Rijk ten zuiden van de rivier [[Lahn]] en werd omringd door het graafschap Nassau. Graaf [[Gerhard&nbsp;VII van Diez]] liet alleen een dochter na, [[Jutta van Diez|Jutta]]. Die huwde met graaf Adolf&nbsp;I van Nassau-Siegen. Die volgde in 1388 zijn schoonvader op. Uit het huwelijk van Adolf en Jutta werd alleen een één dochter geboren, [[Jutta van Nassau-Siegen|Jutta]]. Bij het overlijden van Adolf kwam de helft van het graafschap aan zijn dochter en haar echtgenoot [[Godfried&nbsp;VII van Eppstein-Münzenberg]]. De andere helft kwam aan de drie broers van Adolf, Johan&nbsp;II ‘met de Helm’, Engelbrecht&nbsp;I en Johan&nbsp;III ‘de Jongere’. Deze broers en hun nakomelingen in mannelijke lijn voerden allen de titel graaf van Diez, totdat stadhouder Willem&nbsp;IV in 1732 besloot de titel te reserveren voor het hoofd van de familie.
Het [[graafschap Diez]] was een graafschap in het Heilige Roomse Rijk ten zuiden van de rivier [[Lahn]] en werd omringd door het graafschap Nassau. Graaf [[Gerhard VII van Diez]] liet alleen een dochter na, [[Jutta van Diez|Jutta]]. Die huwde met graaf Adolf I van Nassau-Siegen. Die volgde in 1388 zijn schoonvader op. Uit het huwelijk van Adolf en Jutta werd alleen een één dochter geboren, [[Jutta van Nassau-Siegen|Jutta]]. Bij het overlijden van Adolf kwam de helft van het graafschap aan zijn dochter en haar echtgenoot [[Godfried VII van Eppstein-Münzenberg]]. De andere helft kwam aan de drie broers van Adolf, Johan II ‘met de Helm’, Engelbrecht I en Johan III ‘de Jongere’. Deze broers en hun nakomelingen in mannelijke lijn voerden allen de titel graaf van Diez, totdat stadhouder Willem IV in 1732 besloot de titel te reserveren voor het hoofd van de familie.


In 1453 verkocht [[Godfried&nbsp;VIII van Eppstein-Münzenberg]], de zoon van Godfried&nbsp;VII en Jutta van Nassau-Siegen, een helft van zijn helft (dus een kwart van het totale graafschap) aan graaf [[Filips I van Katzenelnbogen|Filips ‘de Oudere’ van Katzenelnbogen]]. Dat kwart kwam door het huwelijk van Elisabeth van Hessen-Marburg met Johan&nbsp;V van Nassau-Siegen, kleinzoon van Engelbrecht&nbsp;I, in 1500 in bezit van de Nassaus. Door het huwelijk van hun zoon Willem&nbsp;I van Nassau-Siegen met [[Juliana van Stolberg-Wernigerode]] verkregen de Nassaus het laatste kwart van het graafschap. Na het overlijden van hun tweede zoon, [[Johan VI van Nassau-Siegen|Johan&nbsp;VI]], werden in 1607 zijn bezittingen verdeeld tussen zijn overlevende zoons. De vijfde zoon, [[Ernst Casimir van Nassau-Diez|Ernst Casimir]], verkreeg het graafschap Diez, dat de kern vormde van het graafschap [[Nassau-Diez]]. De graaf van Nassau-Diez werd op 25&nbsp;november 1652 verheven tot [[rijksvorst]] met het predicaat «''Seine Durchlaucht''».<ref name="huberty" /> Ernst Casimir werd achtereenvolgens opgevolgd door [[Hendrik Casimir I van Nassau-Diez|Hendrik Casimir&nbsp;I]], [[Willem Frederik van Nassau-Diez|Willem Frederik]], [[Hendrik Casimir II van Nassau-Diez|Hendrik Casimir&nbsp;II]], Johan Willem Friso, Willem&nbsp;IV, Willem&nbsp;V en Willem Frederik (de latere koning Willem&nbsp;I).
In 1453 verkocht [[Godfried VIII van Eppstein-Münzenberg]], de zoon van Godfried VII en Jutta van Nassau-Siegen, een helft van zijn helft (dus een kwart van het totale graafschap) aan graaf [[Filips I van Katzenelnbogen|Filips ‘de Oudere’ van Katzenelnbogen]]. Dat kwart kwam door het huwelijk van Elisabeth van Hessen-Marburg met Johan V van Nassau-Siegen, kleinzoon van Engelbrecht I, in 1500 in bezit van de Nassaus. Door het huwelijk van hun zoon Willem I van Nassau-Siegen met [[Juliana van Stolberg-Wernigerode]] verkregen de Nassaus het laatste kwart van het graafschap. Na het overlijden van hun tweede zoon, [[Johan VI van Nassau-Siegen|Johan VI]], werden in 1607 zijn bezittingen verdeeld tussen zijn overlevende zoons. De vijfde zoon, [[Ernst Casimir van Nassau-Diez|Ernst Casimir]], verkreeg het graafschap Diez, dat de kern vormde van het graafschap [[Nassau-Diez]]. De graaf van Nassau-Diez werd op 25 november 1652 verheven tot [[rijksvorst]] met het predicaat «''Seine Durchlaucht''».<ref name="huberty" /> Ernst Casimir werd achtereenvolgens opgevolgd door [[Hendrik Casimir I van Nassau-Diez|Hendrik Casimir I]], [[Willem Frederik van Nassau-Diez|Willem Frederik]], [[Hendrik Casimir II van Nassau-Diez|Hendrik Casimir II]], Johan Willem Friso, Willem IV, Willem V en Willem Frederik (de latere koning Willem I).


Deze laatste verloor in 1806 zijn bezittingen in Nassau bij de vorming van de [[Rijnbond van 1806|Rijnbond]]. Delen gingen naar het [[groothertogdom Berg]], het graafschap Diez ging deel uitmaken van het [[hertogdom Nassau]]. Door het verdrag van 14&nbsp;juli 1814, volgend op de ontbinding van het groothertogdom Berg, kwam Willem weer in het bezit van het graafschap Diez, en de vorstendommen [[Nassau-Siegen]], [[Nassau-Dillenburg]] en [[Nassau-Hadamar]]. Op 31&nbsp;mei 1815 deed hij afstand van deze gebieden ten gunste van het hertogdom Nassau en het [[koninkrijk Pruisen]], en ontving in ruil daarvoor het [[groothertogdom Luxemburg]].<ref name="huberty" /> Hij bleef de titel graaf van Diez voeren.
Deze laatste verloor in 1806 zijn bezittingen in Nassau bij de vorming van de [[Rijnbond van 1806|Rijnbond]]. Delen gingen naar het [[groothertogdom Berg]], het graafschap Diez ging deel uitmaken van het [[hertogdom Nassau]]. Door het verdrag van 14 juli 1814, volgend op de ontbinding van het groothertogdom Berg, kwam Willem weer in het bezit van het graafschap Diez, en de vorstendommen [[Nassau-Siegen]], [[Nassau-Dillenburg]] en [[Nassau-Hadamar]]. Op 31 mei 1815 deed hij afstand van deze gebieden ten gunste van het hertogdom Nassau en het [[koninkrijk Pruisen]], en ontving in ruil daarvoor het [[groothertogdom Luxemburg]].<ref name="huberty" /> Hij bleef de titel graaf van Diez voeren.


<gallery>
<gallery>
Willemderijke.jpg|Willem&nbsp;I van Nassau-Siegen
Willemderijke.jpg|Willem I van Nassau-Siegen
Julianavanstolberg.jpg|Juliana van Stolberg-Wernigerode
Julianavanstolberg.jpg|Juliana van Stolberg-Wernigerode
Jan de Oude.gif|Johan&nbsp;VI van Nassau-Siegen
Jan de Oude.gif|Johan VI van Nassau-Siegen
Ernst Casimir van Nassau-Dietz (Wybrand de Geest, 1635).jpg|Ernst Casimir van Nassau-Diez
Ernst Casimir van Nassau-Dietz (Wybrand de Geest, 1635).jpg|Ernst Casimir van Nassau-Diez
Hendrik Casimir I van Nassau-Dietz.jpg|Hendrik Casimir&nbsp;I van Nassau-Diez
Hendrik Casimir I van Nassau-Dietz.jpg|Hendrik Casimir I van Nassau-Diez
Pieter Nason Wilhelm Friedrich (Nassau-Dietz) Governor of Frisia 1664.jpg|Willem Frederik van Nassau-Diez
Pieter Nason Wilhelm Friedrich (Nassau-Dietz) Governor of Frisia 1664.jpg|Willem Frederik van Nassau-Diez
Hendrik Casimir II van Nassau-Dietz 02.jpg|Hendrik Casimir&nbsp;II van Nassau-Diez
Hendrik Casimir II van Nassau-Dietz 02.jpg|Hendrik Casimir II van Nassau-Diez
</gallery>
</gallery>


=== Graaf van Spiegelberg ===
=== Graaf van Spiegelberg ===
Het [[Rijksgraafschap Spiegelberg|graafschap Spiegelberg]] was een graafschap in het Heilige Roomse Rijk en lag in het [[hertogdom Brunswijk]]. Het werd in 1631 door hertog [[Frederik Ulrich van Brunswijk-Wolfenbüttel]] geschonken aan zijn zuster [[Sophia Hedwig van Brunswijk-Wolfenbüttel|Sofia Hedwig]]. Deze was gehuwd met graaf Ernst Casimir van Nassau-Diez. Bij haar overlijden kwam het aan haar zoon Willem Frederik en daarna achtereenvolgens aan Hendrik Casimir&nbsp;II, Johan Willem Friso, Willem&nbsp;IV, Willem&nbsp;V en de latere koning Willem&nbsp;I.
Het [[Rijksgraafschap Spiegelberg|graafschap Spiegelberg]] was een graafschap in het Heilige Roomse Rijk en lag in het [[hertogdom Brunswijk]]. Het werd in 1631 door hertog [[Frederik Ulrich van Brunswijk-Wolfenbüttel]] geschonken aan zijn zuster [[Sophia Hedwig van Brunswijk-Wolfenbüttel|Sofia Hedwig]]. Deze was gehuwd met graaf Ernst Casimir van Nassau-Diez. Bij haar overlijden kwam het aan haar zoon Willem Frederik en daarna achtereenvolgens aan Hendrik Casimir II, Johan Willem Friso, Willem IV, Willem V en de latere koning Willem I.


Koning Willem&nbsp;I verkocht het graafschap in 1819 aan de koning van [[Koninkrijk Hannover|Hannover]]. In de koopovereenkomst werd overeengekomen dat Willem&nbsp;I de titel behield.<ref>{{Citeer boek|achternaam=Ditzhuyzen |voornaam=Reinildis van |auteurlink=Reinildis van Ditzhuyzen |datum=2004 |origdatum=1992 |titel=Oranje-Nassau. Een biografisch woordenboek |url=https://archive.org/details/oranjenassaueenb0000ditz |editie=3e&nbsp;herziene druk |uitgever=Becht |plaats=Haarlem |ISBN=90-230-1124-4 |pagina's=[https://archive.org/details/oranjenassaueenb0000ditz/page/239 pp. 239] |taal=nl }}</ref>
Koning Willem I verkocht het graafschap in 1819 aan de koning van [[Koninkrijk Hannover|Hannover]]. In de koopovereenkomst werd overeengekomen dat Willem I de titel behield.<ref>{{Citeer boek|achternaam=Ditzhuyzen |voornaam=Reinildis van |auteurlink=Reinildis van Ditzhuyzen |datum=2004 |origdatum=1992 |titel=Oranje-Nassau. Een biografisch woordenboek |url=https://archive.org/details/oranjenassaueenb0000ditz |editie=3e herziene druk |uitgever=Becht |plaats=Haarlem |ISBN=90-230-1124-4 |pagina's=[https://archive.org/details/oranjenassaueenb0000ditz/page/239 pp. 239] |taal=nl }}</ref>


[[Bestand:Annavanburen.jpg|thumb|Anna van Egmont, gravin van Buren en Leerdam]]
[[Bestand:Annavanburen.jpg|thumb|Anna van Egmont, gravin van Buren en Leerdam]]
=== Graaf van Buren en Leerdam ===
=== Graaf van Buren en Leerdam ===
De [[Graafschap Buren|graafschappen Buren]] en [[Graafschap Leerdam|Leerdam]] en de heerlijkheden [[Heerlijkheid IJsselstein|IJsselstein]], Sint-Maartensdijk, [[Scherpenisse]], [[Kortgene]], Cranendonck, Eindhoven, [[Jaarsveld]] en [[Acquoij]] waren bezittingen van het geslacht [[Huis Egmont|Van Egmont]]. De erfdochter [[Anna van Egmond (1533-1558)|Anna]] huwde in 1551 met Willem van Oranje. Toen zij in 1558 overleed, gingen haar bezittingen naar haar zoon Filips Willem. Deze werd opgevolgd door achtereenvolgens Maurits, Frederik Hendrik, Willem&nbsp;II en Willem&nbsp;III. Na de strijd om de erfenis van Willem&nbsp;III kwamen Buren en Leerdam aan Willem&nbsp;IV. Willem&nbsp;IV werd opgevolgd door zijn zoon Willem&nbsp;V. In 1795 werden Buren en Leerdam door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd; Buren werd deel van de provincie [[Gelderland]] en Leerdam deel van de provincie [[Utrecht (provincie)|Utrecht]].
De [[Graafschap Buren|graafschappen Buren]] en [[Graafschap Leerdam|Leerdam]] en de heerlijkheden [[Heerlijkheid IJsselstein|IJsselstein]], Sint-Maartensdijk, [[Scherpenisse]], [[Kortgene]], Cranendonck, Eindhoven, [[Jaarsveld]] en [[Acquoij]] waren bezittingen van het geslacht [[Huis Egmont|Van Egmont]]. De erfdochter [[Anna van Egmond (1533-1558)|Anna]] huwde in 1551 met Willem van Oranje. Toen zij in 1558 overleed, gingen haar bezittingen naar haar zoon Filips Willem. Deze werd opgevolgd door achtereenvolgens Maurits, Frederik Hendrik, Willem II en Willem III. Na de strijd om de erfenis van Willem III kwamen Buren en Leerdam aan Willem IV. Willem IV werd opgevolgd door zijn zoon Willem V. In 1795 werden Buren en Leerdam door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd; Buren werd deel van de provincie [[Gelderland]] en Leerdam deel van de provincie [[Utrecht (provincie)|Utrecht]].


Zowel koning [[Willem III der Nederlanden|Willem&nbsp;III]] als zijn dochter [[Wilhelmina der Nederlanden|Wilhelmina]] maakten bij hun vakantiereizen gebruik van het [[Incognito (persoon)|incognito]] «comte de Buren» respectievelijk «gravin van Buren». Prins [[Willem-Alexander der Nederlanden|Willem-Alexander]] reed in 1986 de [[Elfstedentocht]] onder de naam «W.A. van Buren».
Zowel koning [[Willem III der Nederlanden|Willem III]] als zijn dochter [[Wilhelmina der Nederlanden|Wilhelmina]] maakten bij hun vakantiereizen gebruik van het [[Incognito (persoon)|incognito]] «comte de Buren» respectievelijk «gravin van Buren». Prins [[Willem-Alexander der Nederlanden|Willem-Alexander]] reed in 1986 de [[Elfstedentocht]] onder de naam «W.A. van Buren».


=== Graaf van Culemborg ===
=== Graaf van Culemborg ===
De Staten van het [[Kwartier van Nijmegen]] schonken het [[Heerlijkheid Culemborg|graafschap Culemborg]] in 1748 aan Willem&nbsp;IV ter gelegenheid van zijn aanstelling tot stadhouder in 1747. Willem&nbsp;IV werd opgevolgd door zijn zoon Willem&nbsp;V. In 1795 werd Culemborg door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd; het werd onderdeel van de provincie Gelderland.
De Staten van het [[Kwartier van Nijmegen]] schonken het [[Heerlijkheid Culemborg|graafschap Culemborg]] in 1748 aan Willem IV ter gelegenheid van zijn aanstelling tot stadhouder in 1747. Willem IV werd opgevolgd door zijn zoon Willem V. In 1795 werd Culemborg door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd; het werd onderdeel van de provincie Gelderland.


=== Burggraaf van Antwerpen ===
=== Burggraaf van Antwerpen ===
De functie [[burggraaf]] van Antwerpen was een erfelijke functie van de [[Heerlijkheid Heinsberg|heren van Heinsberg]]. In 1456 huwde [[Johanna van Loon-Heinsberg]], de dochter van [[Johan&nbsp;IV van Loon-Heinsberg]] en [[Johanna van Diest]], met graaf [[Johan&nbsp;II van Nassau-Saarbrücken]]. Johanna was erfdochter van [[Heinsberg (stad)|Heinsberg]], [[Geilenkirchen]], [[Dalenbroek]], [[Diest]], [[Zichem]], Zeelhem, en burggravin van Antwerpen. Uit het huwelijk van Johanna en Johan&nbsp;II van Nassau-Saarbrücken werden twee dochters geboren, de oudste erfde de bezittingen van haar moeder. Deze Elisabeth huwde met hertog [[Willem II van Gulik-Berg|Willem&nbsp;IV van Gulik]].<br>
De functie [[burggraaf]] van Antwerpen was een erfelijke functie van de [[Heerlijkheid Heinsberg|heren van Heinsberg]]. In 1456 huwde [[Johanna van Loon-Heinsberg]], de dochter van [[Johan IV van Loon-Heinsberg]] en [[Johanna van Diest]], met graaf [[Johan II van Nassau-Saarbrücken]]. Johanna was erfdochter van [[Heinsberg (stad)|Heinsberg]], [[Geilenkirchen]], [[Dalenbroek]], [[Diest]], [[Zichem]], Zeelhem, en burggravin van Antwerpen. Uit het huwelijk van Johanna en Johan II van Nassau-Saarbrücken werden twee dochters geboren, de oudste erfde de bezittingen van haar moeder. Deze Elisabeth huwde met hertog [[Willem II van Gulik-Berg|Willem IV van Gulik]].<br>
In 1440 huwde graaf Johan&nbsp;IV van Nassau-Siegen met [[Maria van Loon-Heinsberg]], uit dezelfde familie. Zij verkreeg in 1459 [[Herstal]], [[Itteren]] en [[Meerssenhoven]], en in 1467 Steyn, [[Vught (plaats)|Vught]], [[Gangelt]], [[Waldfeucht]] en de helft van slot en land van [[Millen (Selfkant)|Millen]]. Haar oudste zoon Engelbrecht&nbsp;II van Nassau-Breda stond op 25&nbsp;augustus 1499 diens helft van slot en land van Millen met de steden Gangelt en Vught af aan Willem&nbsp;IV van Gulik en ontving in ruil daarvoor op 27&nbsp;augustus 1499 de stad en het land van Diest en het slot en land van Zichem en Zeelhem, alsmede de functie burggraaf van Antwerpen.<ref name="eycken" /> Het werd daarna geërfd door achtereenvolgens Hendrik&nbsp;III, René van Chalon en Willem van Oranje.
In 1440 huwde graaf Johan IV van Nassau-Siegen met [[Maria van Loon-Heinsberg]], uit dezelfde familie. Zij verkreeg in 1459 [[Herstal]], [[Itteren]] en [[Meerssenhoven]], en in 1467 Steyn, [[Vught (plaats)|Vught]], [[Gangelt]], [[Waldfeucht]] en de helft van slot en land van [[Millen (Selfkant)|Millen]]. Haar oudste zoon Engelbrecht II van Nassau-Breda stond op 25 augustus 1499 diens helft van slot en land van Millen met de steden Gangelt en Vught af aan Willem IV van Gulik en ontving in ruil daarvoor op 27 augustus 1499 de stad en het land van Diest en het slot en land van Zichem en Zeelhem, alsmede de functie burggraaf van Antwerpen.<ref name="eycken" /> Het werd daarna geërfd door achtereenvolgens Hendrik III, René van Chalon en Willem van Oranje.


In 1567 confisqueerde koning Filips&nbsp;II van Spanje alle bezittingen van Willem van Oranje. Diens zoon Filips Willem kreeg Antwerpen in 1596 terug. Zijn erfgenaam was Maurits. Na de dood van Maurits werden zijn bezittingen in de Spaanse Nederlanden en de Franche-Comté geclaimd door Johan&nbsp;VIII van Nassau-Siegen. Die claim werd erkend bij uitspraken van de Grote Raad van Mechelen van 14&nbsp;juli 1625 en 29&nbsp;november 1625. Pas bij de Vrede van Münster in 1648 werden alle bezittingen teruggegeven. De volgende bezitters waren de stadhouders Willem&nbsp;II en Willem&nbsp;III. Na de strijd om de erfenis van Willem&nbsp;III kwam Antwerpen in 1732 in het bezit van Willem&nbsp;IV en daarna zijn zoon Willem&nbsp;V. Bij de bezetting van de Oostenrijkse Nederlanden door [[Eerste Franse Republiek|Frankrijk]] in 1794 verloren de Oranje-Nassaus het burggraafschap definitief.
In 1567 confisqueerde koning Filips II van Spanje alle bezittingen van Willem van Oranje. Diens zoon Filips Willem kreeg Antwerpen in 1596 terug. Zijn erfgenaam was Maurits. Na de dood van Maurits werden zijn bezittingen in de Spaanse Nederlanden en de Franche-Comté geclaimd door Johan VIII van Nassau-Siegen. Die claim werd erkend bij uitspraken van de Grote Raad van Mechelen van 14 juli 1625 en 29 november 1625. Pas bij de Vrede van Münster in 1648 werden alle bezittingen teruggegeven. De volgende bezitters waren de stadhouders Willem II en Willem III. Na de strijd om de erfenis van Willem III kwam Antwerpen in 1732 in het bezit van Willem IV en daarna zijn zoon Willem V. Bij de bezetting van de Oostenrijkse Nederlanden door [[Eerste Franse Republiek|Frankrijk]] in 1794 verloren de Oranje-Nassaus het burggraafschap definitief.


[[Bestand:Breda kasteel.jpg|thumb|Het Kasteel van Breda]]
[[Bestand:Breda kasteel.jpg|thumb|Het Kasteel van Breda]]
=== Baron van Breda ===
=== Baron van Breda ===
De [[Baronie van Breda|heerlijkheid Breda]] was oorspronkelijk een heerlijkheid in het [[hertogdom Brabant]]. Breda werd in 1350 van de hertog gekocht door [[Jan&nbsp;II van Polanen]] uit het geslacht [[Huis Wassenaer|Wassenaar]]. Het bezit van de Polanens omvatte nog vele andere gebieden, die in hun handen waren gekomen door een erfenis van [[Willem van Duivenvoorde]]. Hij was een [[buitenechtelijk kind|bastaardzoon]] van [[Filips&nbsp;III van Duivenvoorde]] en een halfbroer van [[Jan&nbsp;I van Polanen]]. Willem van Duivenvoorde was een financieel genie, een steeds toenemende rijkdom had hem in staat gesteld zijn vele bezittingen te financieren. Na zijn dood liet hij zijn bezittingen na aan zijn neef Jan&nbsp;II van Polanen. [[Jan&nbsp;III van Polanen]], de zoon van Jan&nbsp;II, had alleen een dochter, [[Johanna van Polanen|Johanna]]. Zij huwde op 1&nbsp;augustus 1403 met [[Engelbrecht&nbsp;I van Nassau-Siegen]], die zodoende in bezit kwam van Breda, Geertruidenberg, Klundert (of Niervaart), [[Oosterhout (Noord-Brabant)|Oosterhout]] en [[Dongen (plaats)|Dongen]], een huis op de [[Koudenberg]] te [[Brussel (stad)|Brussel]] (het latere [[Paleis van Nassau]]), een huis te [[Mechelen (stad)|Mechelen]], de [[Heerlijkheid van de Lek]], [[Monster (Zuid-Holland)|Monster]] en Polanen, [[Zundert (plaats)|Zundert]] en [[Nispen]].<ref name="pennings" />
De [[Baronie van Breda|heerlijkheid Breda]] was oorspronkelijk een heerlijkheid in het [[hertogdom Brabant]]. Breda werd in 1350 van de hertog gekocht door [[Jan II van Polanen]] uit het geslacht [[Huis Wassenaer|Wassenaar]]. Het bezit van de Polanens omvatte nog vele andere gebieden, die in hun handen waren gekomen door een erfenis van [[Willem van Duivenvoorde]]. Hij was een [[buitenechtelijk kind|bastaardzoon]] van [[Filips III van Duivenvoorde]] en een halfbroer van [[Jan I van Polanen]]. Willem van Duivenvoorde was een financieel genie, een steeds toenemende rijkdom had hem in staat gesteld zijn vele bezittingen te financieren. Na zijn dood liet hij zijn bezittingen na aan zijn neef Jan II van Polanen. [[Jan III van Polanen]], de zoon van Jan II, had alleen een dochter, [[Johanna van Polanen|Johanna]]. Zij huwde op 1 augustus 1403 met [[Engelbrecht I van Nassau-Siegen]], die zodoende in bezit kwam van Breda, Geertruidenberg, Klundert (of Niervaart), [[Oosterhout (Noord-Brabant)|Oosterhout]] en [[Dongen (plaats)|Dongen]], een huis op de [[Koudenberg]] te [[Brussel (stad)|Brussel]] (het latere [[Paleis van Nassau]]), een huis te [[Mechelen (stad)|Mechelen]], de [[Heerlijkheid van de Lek]], [[Monster (Zuid-Holland)|Monster]] en Polanen, [[Zundert (plaats)|Zundert]] en [[Nispen]].<ref name="pennings" />


Engelbrecht&nbsp;I werd opgevolgd door achtereenvolgens Johan&nbsp;IV, Engelbrecht&nbsp;II, Hendrik&nbsp;III, René van Chalon en Willem van Oranje. In 1567 confisqueerde koning Filips&nbsp;II van Spanje alle bezittingen van Willem van Oranje. In 1590 werd Breda veroverd door Maurits. In 1625 kwam het weer in Spaanse handen, om in 1637 door Frederik Hendrik heroverd te worden. De daaropvolgende bezitters waren de stadhouders Willem&nbsp;II en Willem&nbsp;III. Na de strijd om de erfenis van Willem&nbsp;III kwam Breda in 1732 in het bezit van Willem&nbsp;IV en daarna zijn zoon Willem&nbsp;V. In 1795 werden Breda, Geertruidenberg, Klundert, Polanen en Steenbergen door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd.
Engelbrecht I werd opgevolgd door achtereenvolgens Johan IV, Engelbrecht II, Hendrik III, René van Chalon en Willem van Oranje. In 1567 confisqueerde koning Filips II van Spanje alle bezittingen van Willem van Oranje. In 1590 werd Breda veroverd door Maurits. In 1625 kwam het weer in Spaanse handen, om in 1637 door Frederik Hendrik heroverd te worden. De daaropvolgende bezitters waren de stadhouders Willem II en Willem III. Na de strijd om de erfenis van Willem III kwam Breda in 1732 in het bezit van Willem IV en daarna zijn zoon Willem V. In 1795 werden Breda, Geertruidenberg, Klundert, Polanen en Steenbergen door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd.


[[File:Hofvannassau 29-12-2008 16-43-41.JPG|thumb|left|De Hof van Nassau in Diest]]
[[File:Hofvannassau 29-12-2008 16-43-41.jpg|thumb|left|De Hof van Nassau in Diest]]
=== Baron van Diest ===
=== Baron van Diest ===
De [[baronie Diest]] kwam in 1499 in bezit van Engelbrecht&nbsp;II van Nassau-Breda, door ruil van gebieden met hertog Willem IV van Gulik. Zie de paragraaf [[#Burggraaf van Antwerpen|Burggraaf van Antwerpen]] hierboven. Het werd daarna geërfd door achtereenvolgens Hendrik&nbsp;III, René van Chalon en Willem van Oranje.
De [[baronie Diest]] kwam in 1499 in bezit van Engelbrecht II van Nassau-Breda, door ruil van gebieden met hertog Willem IV van Gulik. Zie de paragraaf [[#Burggraaf van Antwerpen|Burggraaf van Antwerpen]] hierboven. Het werd daarna geërfd door achtereenvolgens Hendrik III, René van Chalon en Willem van Oranje.


In 1567 confisqueerde koning Filips&nbsp;II van Spanje alle bezittingen van Willem van Oranje. Diens zoon Filips Willem kreeg Diest in 1596 terug. Zijn erfgenaam was Maurits. Na de dood van Maurits werden zijn bezittingen in de Spaanse Nederlanden en de Franche-Comté geclaimd door Johan&nbsp;VIII van Nassau-Siegen. Die claim werd erkend bij uitspraken van de Grote Raad van Mechelen van 14&nbsp;juli 1625 en 29&nbsp;november 1625. Pas bij de Vrede van Münster in 1648 werden alle bezittingen teruggegeven. De volgende bezitters waren de stadhouders Willem&nbsp;II en Willem&nbsp;III. Na de strijd om de erfenis van Willem&nbsp;III kwam Diest in 1732 in het bezit van Willem&nbsp;IV en daarna zijn zoon Willem&nbsp;V. Bij de bezetting van de Oostenrijkse Nederlanden door Frankrijk in 1794 verloren de Oranje-Nassaus Diest definitief.{{clearleft}}
In 1567 confisqueerde koning Filips II van Spanje alle bezittingen van Willem van Oranje. Diens zoon Filips Willem kreeg Diest in 1596 terug. Zijn erfgenaam was Maurits. Na de dood van Maurits werden zijn bezittingen in de Spaanse Nederlanden en de Franche-Comté geclaimd door Johan VIII van Nassau-Siegen. Die claim werd erkend bij uitspraken van de Grote Raad van Mechelen van 14 juli 1625 en 29 november 1625. Pas bij de Vrede van Münster in 1648 werden alle bezittingen teruggegeven. De volgende bezitters waren de stadhouders Willem II en Willem III. Na de strijd om de erfenis van Willem III kwam Diest in 1732 in het bezit van Willem IV en daarna zijn zoon Willem V. Bij de bezetting van de Oostenrijkse Nederlanden door Frankrijk in 1794 verloren de Oranje-Nassaus Diest definitief.{{clearleft}}


[[Bestand:Burg Beilstein 2002.jpg|thumb|De Burcht Beilstein]]
[[Bestand:Burg Beilstein 2002.jpg|thumb|De Burcht Beilstein]]
=== Baron van Beilstein ===
=== Baron van Beilstein ===
Graaf [[Walram&nbsp;I van Nassau]] verwierf in de tweede helft van de twaalfde eeuw de [[Herborn (Hessen)|Herborner Mark]], de ''Kalenberger Zent'' (inclusief [[Mengerskirchen]], [[Beilstein (Hessen)|Beilstein]] en Nenderoth), en het ''Gericht Heimau'' (inclusief [[Driedorf]] en [[Löhnberg]]) als een [[Leen (feodalisme)|leengoed]] van het [[landgraafschap Thüringen]]. Bij de verdeling van het graafschap Nassau in 1255 (de [[Prima divisio]]) kwam Beilstein in bezit van graaf [[Otto&nbsp;I van Nassau]]. Diens zoons verdeelden in 1303 hun bezittingen waarbij Beilstein in handen kwam van [[Johan van Nassau-Dillenburg]], die er in 1321 [[stadsrechten]] voor verkreeg. Na het kinderloos overlijden van Johan, erfde zijn broer [[Hendrik&nbsp;I van Nassau-Siegen]] diens bezittingen. Diens zoons sloten in 1341 een verdelingsovereenkomst waarbij Beilstein werd toegezegd aan [[Hendrik&nbsp;I van Nassau-Beilstein]], die de [[stamvader]] van het [[Huis Nassau-Beilstein (1343-1561)|Huis Nassau-Beilstein]] werd. Deze zijtak van het Huis Nassau stierf uit in 1561. Erfgenamen waren de broers Johan VI, [[Lodewijk van Nassau (1538-1574)|Lodewijk]], [[Adolf van Nassau (1540-1568)|Adolf]] en [[Hendrik van Nassau (1550-1574)|Hendrik van Nassau-Siegen]], die de titel «''Herr zu Beilstein''» aannamen en zich sindsdien «''Graf zu Nassau, Katzenelnbogen, Vianden und Diez, Herr zu Beilstein''» noemden. De broers en hun nakomelingen in mannelijke lijn voerden allen deze titels, totdat stadhouder Willem&nbsp;IV in 1732 besloot de titels te reserveren voor het hoofd van de familie.
Graaf [[Walram I van Nassau]] verwierf in de tweede helft van de twaalfde eeuw de [[Herborn (Hessen)|Herborner Mark]], de ''Kalenberger Zent'' (inclusief [[Mengerskirchen]], [[Beilstein (Hessen)|Beilstein]] en Nenderoth), en het ''Gericht Heimau'' (inclusief [[Driedorf]] en [[Löhnberg]]) als een [[Leen (feodalisme)|leengoed]] van het [[landgraafschap Thüringen]]. Bij de verdeling van het graafschap Nassau in 1255 (de [[Prima divisio]]) kwam Beilstein in bezit van graaf [[Otto I van Nassau]]. Diens zoons verdeelden in 1303 hun bezittingen waarbij Beilstein in handen kwam van [[Johan van Nassau-Dillenburg]], die er in 1321 [[stadsrechten]] voor verkreeg. Na het kinderloos overlijden van Johan, erfde zijn broer [[Hendrik I van Nassau-Siegen]] diens bezittingen. Diens zoons sloten in 1341 een verdelingsovereenkomst waarbij Beilstein werd toegezegd aan [[Hendrik I van Nassau-Beilstein]], die de [[stamvader]] van het [[Huis Nassau-Beilstein (1343-1561)|Huis Nassau-Beilstein]] werd. Deze zijtak van het Huis Nassau stierf uit in 1561. Erfgenamen waren de broers Johan VI, [[Lodewijk van Nassau (1538-1574)|Lodewijk]], [[Adolf van Nassau (1540-1568)|Adolf]] en [[Hendrik van Nassau (1550-1574)|Hendrik van Nassau-Siegen]], die de titel «''Herr zu Beilstein''» aannamen en zich sindsdien «''Graf zu Nassau, Katzenelnbogen, Vianden und Diez, Herr zu Beilstein''» noemden. De broers en hun nakomelingen in mannelijke lijn voerden allen deze titels, totdat stadhouder Willem IV in 1732 besloot de titels te reserveren voor het hoofd van de familie.


Na het overlijden van Johan&nbsp;VI, werden in 1607 zijn bezittingen verdeeld tussen zijn overlevende zoons. De tweede zoon, [[George van Nassau-Beilstein|George]], verkreeg Beilstein, dat de kern vormde van het graafschap [[Nassau-Beilstein]]. Na het overlijden van zijn oudste broer [[Willem Lodewijk van Nassau-Dillenburg]] in 1620 volgde een herverdeling van bezittingen. George erfde het graafschap [[Nassau-Dillenburg]], maar stond onder andere Beilstein af aan zijn jongere broer Ernst Casimir van Nassau-Diez. Ernst Casimir werd achtereenvolgens opgevolgd door Hendrik Casimir&nbsp;I, Willem Frederik, Hendrik Casimir&nbsp;II, Johan Willem Friso, Willem&nbsp;IV, Willem&nbsp;V en de latere koning Willem&nbsp;I.
Na het overlijden van Johan VI, werden in 1607 zijn bezittingen verdeeld tussen zijn overlevende zoons. De tweede zoon, [[George van Nassau-Beilstein|George]], verkreeg Beilstein, dat de kern vormde van het graafschap [[Nassau-Beilstein]]. Na het overlijden van zijn oudste broer [[Willem Lodewijk van Nassau-Dillenburg]] in 1620 volgde een herverdeling van bezittingen. George erfde het graafschap [[Nassau-Dillenburg]], maar stond onder andere Beilstein af aan zijn jongere broer Ernst Casimir van Nassau-Diez. Ernst Casimir werd achtereenvolgens opgevolgd door Hendrik Casimir I, Willem Frederik, Hendrik Casimir II, Johan Willem Friso, Willem IV, Willem V en de latere koning Willem I.


Deze laatste verloor in 1806 zijn bezittingen in Nassau bij de vorming van de Rijnbond. Delen gingen naar het groothertogdom Berg, Beilstein ging deel uitmaken van het hertogdom Nassau. Door het verdrag van 14&nbsp;juli 1814, volgend op de ontbinding van het groothertogdom Berg, kwam Willem weer in het bezit van het graafschap Diez, en de vorstendommen Nassau-Siegen, Nassau-Dillenburg en Nassau-Hadamar. Op 31&nbsp;mei 1815 deed hij afstand van deze gebieden ten gunste van het hertogdom Nassau en het koninkrijk Pruisen, en ontving in ruil daarvoor het groothertogdom Luxemburg. Hij bleef de titel baron van Beilstein voeren.
Deze laatste verloor in 1806 zijn bezittingen in Nassau bij de vorming van de Rijnbond. Delen gingen naar het groothertogdom Berg, Beilstein ging deel uitmaken van het hertogdom Nassau. Door het verdrag van 14 juli 1814, volgend op de ontbinding van het groothertogdom Berg, kwam Willem weer in het bezit van het graafschap Diez, en de vorstendommen Nassau-Siegen, Nassau-Dillenburg en Nassau-Hadamar. Op 31 mei 1815 deed hij afstand van deze gebieden ten gunste van het hertogdom Nassau en het koninkrijk Pruisen, en ontving in ruil daarvoor het groothertogdom Luxemburg. Hij bleef de titel baron van Beilstein voeren.


=== Baron van de stad Grave en het land van Cuijk ===
=== Baron van de stad Grave en het land van Cuijk ===
Het [[Land van Cuijk (heerlijkheid)|land van Cuijk]], met daarin de stad Grave, werd in 1559 door Filips II van Spanje [[Verpanden|verpand]] aan Willem van Oranje. Na aflossing van het pandschap in 1611 gaven de [[Staten-Generaal van de Nederlanden|Staten-Generaal]] het in leen aan prins Maurits.<ref name="pennings" /> Deze werd opgevolgd door achtereenvolgens Frederik Hendrik, Willem&nbsp;II en Willem&nbsp;III. Na de strijd om de erfenis van Willem&nbsp;III kwamen Grave en Cuijk in 1732 aan Willem&nbsp;IV. Willem&nbsp;IV werd opgevolgd door zijn zoon Willem&nbsp;V. In 1795 werden Grave en Cuijk door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd.
Het [[Land van Cuijk (heerlijkheid)|land van Cuijk]], met daarin de stad Grave, werd in 1559 door Filips II van Spanje [[Verpanden|verpand]] aan Willem van Oranje. Na aflossing van het pandschap in 1611 gaven de [[Staten-Generaal van de Nederlanden|Staten-Generaal]] het in leen aan prins Maurits.<ref name="pennings" /> Deze werd opgevolgd door achtereenvolgens Frederik Hendrik, Willem II en Willem III. Na de strijd om de erfenis van Willem III kwamen Grave en Cuijk in 1732 aan Willem IV. Willem IV werd opgevolgd door zijn zoon Willem V. In 1795 werden Grave en Cuijk door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd.


[[File:IJsselstein-Beijer.jpg|thumb|left|Kasteel IJsselstein]]
[[File:IJsselstein-Beijer.jpg|thumb|left|Kasteel IJsselstein]]
Regel 404: Regel 404:


=== Baron van Liesveld ===
=== Baron van Liesveld ===
De [[baronie Liesveld]] werd in 1612 door [[Erik van Brunswijk]] geschonken aan Ernst Casimir van Nassau-Diez.<ref name="pennings" /> Het kwam daarna achtereenvolgens aan Willem Frederik, Hendrik Casimir&nbsp;II, Johan Willem Friso, Willem&nbsp;IV en Willem&nbsp;V. In 1795 werd Liesveld door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd.
De [[baronie Liesveld]] werd in 1612 door [[Erik van Brunswijk]] geschonken aan Ernst Casimir van Nassau-Diez.<ref name="pennings" /> Het kwam daarna achtereenvolgens aan Willem Frederik, Hendrik Casimir II, Johan Willem Friso, Willem IV en Willem V. In 1795 werd Liesveld door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd.


De baronie was een heerlijkheid met hoge en lage jurisdictie en bestond uit een polder aan de [[Lek (rivier)|Lek]], gelegen in het noorden van de [[Alblasserwaard]]. Onder Liesveld vielen de ambten [[Ammers-Graveland]], [[Gelkenes]], [[Achterland (Zuid-Holland)|Achterland]] en [[Peulwijk]], [[Ottoland]] en [[Peursum]].<ref name="pennings" />
De baronie was een heerlijkheid met hoge en lage jurisdictie en bestond uit een polder aan de [[Lek (rivier)|Lek]], gelegen in het noorden van de [[Alblasserwaard]]. Onder Liesveld vielen de ambten [[Ammers-Graveland]], [[Gelkenes]], [[Achterland (Zuid-Holland)|Achterland]] en [[Peulwijk]], [[Ottoland]] en [[Peursum]].<ref name="pennings" />


=== Baron van Herstal ===
=== Baron van Herstal ===
De [[baronie Herstal]] kwam in 1459 in bezit van Maria van Loon-Heinsberg, de echtgenote van graaf Johan&nbsp;IV van Nassau-Siegen. Het werd daarna geërfd door achtereenvolgens Engelbrecht&nbsp;II, Hendrik&nbsp;III, René van Chalon en Willem van Oranje.
De [[baronie Herstal]] kwam in 1459 in bezit van Maria van Loon-Heinsberg, de echtgenote van graaf Johan IV van Nassau-Siegen. Het werd daarna geërfd door achtereenvolgens Engelbrecht II, Hendrik III, René van Chalon en Willem van Oranje.


In 1567 confisqueerde koning Filips&nbsp;II van Spanje alle bezittingen van Willem van Oranje. Diens zoon Filips Willem kreeg Herstal in 1596 terug. Zijn erfgenaam was Maurits. Na de dood van Maurits werden zijn bezittingen in de Spaanse Nederlanden en de Franche-Comté geclaimd door Johan&nbsp;VIII van Nassau-Siegen. Die claim werd erkend bij uitspraken van de Grote Raad van Mechelen van 14&nbsp;juli 1625 en 29&nbsp;november 1625. Pas bij de Vrede van Münster in 1648 werden alle bezittingen teruggegeven. De volgende bezitters waren de stadhouders Willem&nbsp;II en Willem&nbsp;III. Na de strijd om de erfenis van Willem&nbsp;III kwam Herstal in 1732 in het bezit van Willem&nbsp;IV en daarna zijn zoon Willem&nbsp;V. Bij de bezetting van de Oostenrijkse Nederlanden door Frankrijk in 1794 verloren de Oranje-Nassaus Herstal definitief.
In 1567 confisqueerde koning Filips II van Spanje alle bezittingen van Willem van Oranje. Diens zoon Filips Willem kreeg Herstal in 1596 terug. Zijn erfgenaam was Maurits. Na de dood van Maurits werden zijn bezittingen in de Spaanse Nederlanden en de Franche-Comté geclaimd door Johan VIII van Nassau-Siegen. Die claim werd erkend bij uitspraken van de Grote Raad van Mechelen van 14 juli 1625 en 29 november 1625. Pas bij de Vrede van Münster in 1648 werden alle bezittingen teruggegeven. De volgende bezitters waren de stadhouders Willem II en Willem III. Na de strijd om de erfenis van Willem III kwam Herstal in 1732 in het bezit van Willem IV en daarna zijn zoon Willem V. Bij de bezetting van de Oostenrijkse Nederlanden door Frankrijk in 1794 verloren de Oranje-Nassaus Herstal definitief.


=== Baron van Warneton ===
=== Baron van Warneton ===
De [[baronie Warneton]] (in het Nederlands Waasten genoemd) wordt al in de 13e eeuw als heerlijkheid genoemd. Het was een bezitting van het [[Huis Luxemburg]]. [[Louise Francisca van Savoye]], de eerste echtgenote van Hendrik&nbsp;III van Nassau-Breda was de dochter van [[Maria van Luxemburg-Ligny]]. Hendrik&nbsp;III kreeg de heerlijkheid in 1511. Het werd daarna geërfd door achtereenvolgens René van Chalon en Willem van Oranje.
De [[baronie Warneton]] (in het Nederlands Waasten genoemd) wordt al in de 13e eeuw als heerlijkheid genoemd. Het was een bezitting van het [[Huis Luxemburg]]. [[Louise Francisca van Savoye]], de eerste echtgenote van Hendrik III van Nassau-Breda was de dochter van [[Maria van Luxemburg-Ligny]]. Hendrik III kreeg de heerlijkheid in 1511. Het werd daarna geërfd door achtereenvolgens René van Chalon en Willem van Oranje.


In 1567 confisqueerde koning Filips&nbsp;II van Spanje alle bezittingen van Willem van Oranje. Diens zoon Filips Willem kreeg Warneton in 1596 terug. Zijn erfgenaam was Maurits. Na de dood van Maurits werden zijn bezittingen in de Spaanse Nederlanden en de Franche-Comté geclaimd door Johan&nbsp;VIII van Nassau-Siegen. Die claim werd erkend bij uitspraken van de Grote Raad van Mechelen van 14&nbsp;juli 1625 en 29&nbsp;november 1625. Pas bij de Vrede van Münster in 1648 werden alle bezittingen teruggegeven. De volgende bezitters waren de stadhouders Willem&nbsp;II en Willem&nbsp;III. Na de strijd om de erfenis van Willem&nbsp;III kwam Warneton in 1732 in het bezit van Willem&nbsp;IV en daarna zijn zoon Willem&nbsp;V. Bij de bezetting van de Oostenrijkse Nederlanden door Frankrijk in 1794 verloren de Oranje-Nassaus Warneton definitief.
In 1567 confisqueerde koning Filips II van Spanje alle bezittingen van Willem van Oranje. Diens zoon Filips Willem kreeg Warneton in 1596 terug. Zijn erfgenaam was Maurits. Na de dood van Maurits werden zijn bezittingen in de Spaanse Nederlanden en de Franche-Comté geclaimd door Johan VIII van Nassau-Siegen. Die claim werd erkend bij uitspraken van de Grote Raad van Mechelen van 14 juli 1625 en 29 november 1625. Pas bij de Vrede van Münster in 1648 werden alle bezittingen teruggegeven. De volgende bezitters waren de stadhouders Willem II en Willem III. Na de strijd om de erfenis van Willem III kwam Warneton in 1732 in het bezit van Willem IV en daarna zijn zoon Willem V. Bij de bezetting van de Oostenrijkse Nederlanden door Frankrijk in 1794 verloren de Oranje-Nassaus Warneton definitief.


=== Baron van Arlay en Nozeroy ===
=== Baron van Arlay en Nozeroy ===
De [[baronie Arlay]], de [[baronie Nozeroy]] en de [[heerlijkheid Besançon]] lagen in de Franche-Comté en behoorden tot de bezittingen van de familie Van Chalon. Deze bezaten ook het [[prinsdom Orange]]. Door het huwelijk van Hendrik&nbsp;III met [[Claudia van Chalon]] erfde hun zoon René van Chalon in 1530 het prinsdom Orange met bijbehorende bezittingen van zijn kinderloos overleden oom [[Philibert van Chalon]]. René overleed eveneens kinderloos en liet de bezittingen na aan zijn neef Willem van Oranje.
De [[baronie Arlay]], de [[baronie Nozeroy]] en de [[heerlijkheid Besançon]] lagen in de Franche-Comté en behoorden tot de bezittingen van de familie Van Chalon. Deze bezaten ook het [[prinsdom Orange]]. Door het huwelijk van Hendrik III met [[Claudia van Chalon]] erfde hun zoon René van Chalon in 1530 het prinsdom Orange met bijbehorende bezittingen van zijn kinderloos overleden oom [[Philibert van Chalon]]. René overleed eveneens kinderloos en liet de bezittingen na aan zijn neef Willem van Oranje.


In 1567 confisqueerde koning Filips&nbsp;II van Spanje alle bezittingen van Willem van Oranje. Diens zoon Filips Willem kreeg Arlay, Nozeroy en Besançon in 1596 terug. Zijn erfgenaam was Maurits. Na de dood van Maurits werden zijn bezittingen in de Spaanse Nederlanden en de Franche-Comté geclaimd door Johan&nbsp;VIII van Nassau-Siegen. Die claim werd erkend bij uitspraken van de Grote Raad van Mechelen van 14&nbsp;juli 1625 en 29&nbsp;november 1625. Pas bij de Vrede van Münster in 1648 werden alle bezittingen teruggegeven. De volgende bezitters waren de stadhouders Willem&nbsp;II en Willem&nbsp;III. Na de strijd om de erfenis van Willem&nbsp;III kwamen Arlay, Nozeroy en Besançon in 1732 in het bezit van Willem&nbsp;IV en daarna zijn zoon Willem&nbsp;V. In 1795 werden Arlay, Nozeroy en Besançon door Frankrijk geconfisqueerd.
In 1567 confisqueerde koning Filips II van Spanje alle bezittingen van Willem van Oranje. Diens zoon Filips Willem kreeg Arlay, Nozeroy en Besançon in 1596 terug. Zijn erfgenaam was Maurits. Na de dood van Maurits werden zijn bezittingen in de Spaanse Nederlanden en de Franche-Comté geclaimd door Johan VIII van Nassau-Siegen. Die claim werd erkend bij uitspraken van de Grote Raad van Mechelen van 14 juli 1625 en 29 november 1625. Pas bij de Vrede van Münster in 1648 werden alle bezittingen teruggegeven. De volgende bezitters waren de stadhouders Willem II en Willem III. Na de strijd om de erfenis van Willem III kwamen Arlay, Nozeroy en Besançon in 1732 in het bezit van Willem IV en daarna zijn zoon Willem V. In 1795 werden Arlay, Nozeroy en Besançon door Frankrijk geconfisqueerd.


[[File:Henriëtte Amalia van Anhalt - Dessau.jpg|thumb|Henriëtte Amalia van Anhalt-Dessau]]
[[File:Henriëtte Amalia van Anhalt - Dessau.jpg|thumb|Henriëtte Amalia van Anhalt-Dessau]]
=== Erf- en vrijheer van Ameland ===
=== Erf- en vrijheer van Ameland ===
De vrije [[heerlijkheid Ameland]] was een heerlijkheid in het Heilige Roomse Rijk die tussen 1424 en 1681 werd bestuurd door het geslacht [[Cammigha]]. Nadat de laatste heer uit dat geslacht, [[Frans Duco van Cammingha]], overleed ging de heerlijkheid over naar de familie [[Thoe Schwarzenberg Hohenlandsberg]], die het vervolgens in 1704 voor 170.000 [[Gouden florijn|florijnen]] verkocht aan [[Henriëtte Amalia van Anhalt-Dessau]], de weduwe van Hendrik Casimir&nbsp;II van Nassau-Diez. Zij kocht de heerlijkheid voor haar zoon Johan Willem Friso.<ref>{{Citeer boek|achternaam=Ditzhuyzen |voornaam=Reinildis van |auteurlink=Reinildis van Ditzhuyzen |datum=2004 |origdatum=1992 |titel=Oranje-Nassau. Een biografisch woordenboek |url=https://archive.org/details/oranjenassaueenb0000ditz |editie=3e&nbsp;herziene druk |uitgever=Becht |plaats=Haarlem |ISBN=90-230-1124-4 |pagina's=[https://archive.org/details/oranjenassaueenb0000ditz/page/159 pp. 159] |taal=nl }}</ref> Deze werd opgevolgd door Willem&nbsp;IV en Willem&nbsp;V.
De vrije [[heerlijkheid Ameland]] was een heerlijkheid in het Heilige Roomse Rijk die tussen 1424 en 1681 werd bestuurd door het geslacht [[Cammigha]]. Nadat de laatste heer uit dat geslacht, [[Frans Duco van Cammingha]], overleed ging de heerlijkheid over naar de familie [[Thoe Schwarzenberg Hohenlandsberg]], die het vervolgens in 1704 voor 170.000 [[Gouden florijn|florijnen]] verkocht aan [[Henriëtte Amalia van Anhalt-Dessau]], de weduwe van Hendrik Casimir II van Nassau-Diez. Zij kocht de heerlijkheid voor haar zoon Johan Willem Friso.<ref>{{Citeer boek|achternaam=Ditzhuyzen |voornaam=Reinildis van |auteurlink=Reinildis van Ditzhuyzen |datum=2004 |origdatum=1992 |titel=Oranje-Nassau. Een biografisch woordenboek |url=https://archive.org/details/oranjenassaueenb0000ditz |editie=3e herziene druk |uitgever=Becht |plaats=Haarlem |ISBN=90-230-1124-4 |pagina's=[https://archive.org/details/oranjenassaueenb0000ditz/page/159 pp. 159] |taal=nl }}</ref> Deze werd opgevolgd door Willem IV en Willem V.


De vrije heerlijkheid kende hoge en lage jurisdisctie en een aantal voorrechten, zoals het strand- en zeevondrecht. In 1795 werd Ameland door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd; het werd een deel van de provincie [[Friesland]].
De vrije heerlijkheid kende hoge en lage jurisdisctie en een aantal voorrechten, zoals het strand- en zeevondrecht. In 1795 werd Ameland door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd; het werd een deel van de provincie [[Friesland]].
Regel 431: Regel 431:
[[File:Borculo kasteel 1720.jpg|thumb|left|Kasteel Borculo]]
[[File:Borculo kasteel 1720.jpg|thumb|left|Kasteel Borculo]]
=== Heer van Borculo en Lichtenvoorde ===
=== Heer van Borculo en Lichtenvoorde ===
De heerlijkheden [[Heerlijkheid Borculo|Borculo]] en [[Heerlijkheid Lichtenvoorde|Lichtenvoorde]] werden in 1776 door Willem&nbsp;V gekocht van de [[Polen|Poolse]] prins [[Adam Kazimierz Czartoryski]].<ref name="pennings" /> In 1795 werden beide heerlijkheden door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd.
De heerlijkheden [[Heerlijkheid Borculo|Borculo]] en [[Heerlijkheid Lichtenvoorde|Lichtenvoorde]] werden in 1776 door Willem V gekocht van de [[Polen|Poolse]] prins [[Adam Kazimierz Czartoryski]].<ref name="pennings" /> In 1795 werden beide heerlijkheden door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd.


=== Heer van Bredevoort ===
=== Heer van Bredevoort ===
Prins Maurits nam tijdens de [[Tachtigjarige Oorlog]] in 1597 de stad Bredevoort in, wat pand was van de Spaansgezinde [[Jacob van Bronckhorst-Batenburg (Anholt)|Jacob van Bronckhorst-Batenburg]]. Hij nam diens pand, het stadje Bredevoort en het bijbehorende [[Kasteel Bredevoort|kasteel]], voor 50.000 goudguldens over van de [[Staten van de Kwartieren|Staten van Gelre]]. In 1697 schonken de Staten van Gelderland de [[heerlijkheid Bredevoort]] definitief aan stadhouder Willem&nbsp;III. Na de strijd om de erfenis van Willem&nbsp;III kwam Bredevoort in 1732 in het bezit van Willem&nbsp;IV en daarna zijn zoon Willem&nbsp;V. In 1795 werd Bredevoort door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd.
Prins Maurits nam tijdens de [[Tachtigjarige Oorlog]] in 1597 de stad Bredevoort in, wat pand was van de Spaansgezinde [[Jacob van Bronckhorst-Batenburg (Anholt)|Jacob van Bronckhorst-Batenburg]]. Hij nam diens pand, het stadje Bredevoort en het bijbehorende [[Kasteel Bredevoort|kasteel]], voor 50.000 goudguldens over van de [[Staten van de Kwartieren|Staten van Gelre]]. In 1697 schonken de Staten van Gelderland de [[heerlijkheid Bredevoort]] definitief aan stadhouder Willem III. Na de strijd om de erfenis van Willem III kwam Bredevoort in 1732 in het bezit van Willem IV en daarna zijn zoon Willem V. In 1795 werd Bredevoort door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd.


[[Bestand:Kasteel Oude Loo 1.JPG|thumb|left|Kasteel Het Oude Loo]]
[[Bestand:Kasteel Oude Loo 1.jpg|thumb|left|Kasteel Het Oude Loo]]
=== Heer van Het Loo ===
=== Heer van Het Loo ===
De [[Kasteel Het Oude Loo|havezate Het Loo]] en het omringende gebied werd in 1684 gekocht door stadhouder Willem&nbsp;III van [[Johan Carselis van Ulft]]. Het omliggende gebied bestond uit de [[kerspel]]len [[Apeldoorn (stad)|Apeldoorn]], [[Beekbergen]] en [[Loenen (Apeldoorn)|Loenen]]. Willem was vooral geïnteresseerd in Het Loo vanwege de jacht. Hij liet vlakbij het slot een paleis bouwen, [[Paleis Het Loo]]. In 1694 droegen de Staten van Gelderland aan Willem de hoge en lage jurisdictie op. Na zijn overlijden werd de hoge heerlijkheid direct vervallen verklaard om in 1748 weer aan Willem&nbsp;IV te worden verleend.<ref name="pennings" /> Na de strijd om de erfenis van Willem&nbsp;III kwam Het Loo in 1732 in het bezit van Willem&nbsp;IV en daarna zijn zoon Willem&nbsp;V. In 1795 werd Het Loo door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd.
De [[Kasteel Het Oude Loo|havezate Het Loo]] en het omringende gebied werd in 1684 gekocht door stadhouder Willem III van [[Johan Carselis van Ulft]]. Het omliggende gebied bestond uit de [[kerspel]]len [[Apeldoorn (stad)|Apeldoorn]], [[Beekbergen]] en [[Loenen (Apeldoorn)|Loenen]]. Willem was vooral geïnteresseerd in Het Loo vanwege de jacht. Hij liet vlakbij het slot een paleis bouwen, [[Paleis Het Loo]]. In 1694 droegen de Staten van Gelderland aan Willem de hoge en lage jurisdictie op. Na zijn overlijden werd de hoge heerlijkheid direct vervallen verklaard om in 1748 weer aan Willem IV te worden verleend.<ref name="pennings" /> Na de strijd om de erfenis van Willem III kwam Het Loo in 1732 in het bezit van Willem IV en daarna zijn zoon Willem V. In 1795 werd Het Loo door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd.


Kasteel Het Oude Loo is nog steeds in gebruik bij de koninklijke familie, ook heeft prinses Margriet op het terrein van het kroondomein een woning.{{clearleft}}
Kasteel Het Oude Loo is nog steeds in gebruik bij de koninklijke familie, ook heeft prinses Margriet op het terrein van het kroondomein een woning.{{clearleft}}
Regel 444: Regel 444:
[[File:Kasteel Polanen, 1620.jpg|thumb|left|Kasteel Polanen]]
[[File:Kasteel Polanen, 1620.jpg|thumb|left|Kasteel Polanen]]
=== Heer van Geertruidenberg, Klundert, Polanen en Niervaart ===
=== Heer van Geertruidenberg, Klundert, Polanen en Niervaart ===
De heerlijkheden [[Heerlijkheid Geertruidenberg|Geertruidenberg]], [[Heerlijkheid Klundert|Klundert]] (of Niervaart) en [[Heerlijkheid Polanen|Polanen]] behoorden tot de bezittingen die in 1403 met het huwelijk van Engelbrecht&nbsp;I van Nassau-Siegen met Johanna van Polanen tegelijkertijd met de baronie Breda in bezit van het Huis Nassau kwamen. Zie de paragraaf [[#Baron van Breda|Baron van Breda]] hierboven.{{clearleft}}
De heerlijkheden [[Heerlijkheid Geertruidenberg|Geertruidenberg]], [[Heerlijkheid Klundert|Klundert]] (of Niervaart) en [[Heerlijkheid Polanen|Polanen]] behoorden tot de bezittingen die in 1403 met het huwelijk van Engelbrecht I van Nassau-Siegen met Johanna van Polanen tegelijkertijd met de baronie Breda in bezit van het Huis Nassau kwamen. Zie de paragraaf [[#Baron van Breda|Baron van Breda]] hierboven.{{clearleft}}


[[File:Van Dyck - Amalie zu Solms-Braunfels - 1631-32.jpg|thumb|Amalia van Solms-Braunfels]]
[[File:Van Dyck - Amalie zu Solms-Braunfels - 1631-32.jpg|thumb|Amalia van Solms-Braunfels]]
=== Heer van Zevenbergen en Turnhout ===
=== Heer van Zevenbergen en Turnhout ===
De heerlijkheden [[Heerlijkheid Zevenbergen|Zevenbergen]] en [[Heerlijkheid Turnhout|Turnhout]] werden in 1647 door koning [[Filips&nbsp;IV van Spanje]] geschonken aan [[Amalia van Solms-Braunfels]], de echtgenote van prins Frederik Hendrik.<ref name="pennings" /> Na haar overlijden kwamen ze aan Willem&nbsp;III. Na de strijd om de erfenis van Willem&nbsp;III kwamen Zevenbergen en Turnhout in 1732 in het bezit van Willem&nbsp;IV en daarna zijn zoon Willem&nbsp;V. Bij de bezetting van de Oostenrijkse Nederlanden door Frankrijk in 1794 verloren de Oranje-Nassaus Zevenbergen en Turnhout definitief.
De heerlijkheden [[Heerlijkheid Zevenbergen|Zevenbergen]] en [[Heerlijkheid Turnhout|Turnhout]] werden in 1647 door koning [[Filips IV van Spanje]] geschonken aan [[Amalia van Solms-Braunfels]], de echtgenote van prins Frederik Hendrik.<ref name="pennings" /> Na haar overlijden kwamen ze aan Willem III. Na de strijd om de erfenis van Willem III kwamen Zevenbergen en Turnhout in 1732 in het bezit van Willem IV en daarna zijn zoon Willem V. Bij de bezetting van de Oostenrijkse Nederlanden door Frankrijk in 1794 verloren de Oranje-Nassaus Zevenbergen en Turnhout definitief.


=== Heer van Hooge en Lage Zwaluwe ===
=== Heer van Hooge en Lage Zwaluwe ===
De [[heerlijkheid Hooge en Lage Zwaluwe]] werd in 1518 door keizer Karel&nbsp;V geschonken aan Hendrik&nbsp;III van Nassau-Breda.<ref name="pennings" /> Het werd daarna geërfd door achtereenvolgens René van Chalon en Willem van Oranje. In 1567 confisqueerde koning Filips&nbsp;II van Spanje alle bezittingen van Willem van Oranje. In de Tachtigjarige Oorlog werd het door Maurits weer in bezit genomen. De daaropvolgende bezitters waren Frederik Hendrik, Willem&nbsp;II en Willem&nbsp;III. Na de strijd om de erfenis van Willem&nbsp;III kwam Hooge en Lage Zwaluwe in 1732 in het bezit van koning Frederik Willem&nbsp;I van Pruisen. Diens zoon [[Frederik II van Pruisen|Frederik&nbsp;II ‘de Grote’]] verkocht het in 1754 weer aan stadhouder Willem&nbsp;V.<ref name="pennings" /> In 1795 werd Hooge en Lage Zwaluwe door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd.
De [[heerlijkheid Hooge en Lage Zwaluwe]] werd in 1518 door keizer Karel V geschonken aan Hendrik III van Nassau-Breda.<ref name="pennings" /> Het werd daarna geërfd door achtereenvolgens René van Chalon en Willem van Oranje. In 1567 confisqueerde koning Filips II van Spanje alle bezittingen van Willem van Oranje. In de Tachtigjarige Oorlog werd het door Maurits weer in bezit genomen. De daaropvolgende bezitters waren Frederik Hendrik, Willem II en Willem III. Na de strijd om de erfenis van Willem III kwam Hooge en Lage Zwaluwe in 1732 in het bezit van koning Frederik Willem I van Pruisen. Diens zoon [[Frederik II van Pruisen|Frederik II ‘de Grote’]] verkocht het in 1754 weer aan stadhouder Willem V.<ref name="pennings" /> In 1795 werd Hooge en Lage Zwaluwe door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd.


=== Heer van Naaldwijk ===
=== Heer van Naaldwijk ===
De [[heerlijkheid Naaldwijk]] werd in 1612 door Frederik Hendrik gekocht van graaf [[Karel van Arenberg|Karel van Aremberg]].<ref name="pennings" /> De daaropvolgende bezitters waren Willem&nbsp;II en Willem&nbsp;III. Na de strijd om de erfenis van Willem&nbsp;III kwam Naaldwijk in 1732 in het bezit van koning Frederik Willem&nbsp;I van Pruisen. Diens zoon Frederik&nbsp;II ‘de Grote’ verkocht het in 1754 weer aan stadhouder Willem&nbsp;V.<ref name="pennings" /> In 1795 werd Naaldwijk door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd.
De [[heerlijkheid Naaldwijk]] werd in 1612 door Frederik Hendrik gekocht van graaf [[Karel van Arenberg|Karel van Aremberg]].<ref name="pennings" /> De daaropvolgende bezitters waren Willem II en Willem III. Na de strijd om de erfenis van Willem III kwam Naaldwijk in 1732 in het bezit van koning Frederik Willem I van Pruisen. Diens zoon Frederik II ‘de Grote’ verkocht het in 1754 weer aan stadhouder Willem V.<ref name="pennings" /> In 1795 werd Naaldwijk door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd.


[[File:Kasteel, tekening in Algemeen Rijksarchief - Sint Maartensdijk - 20144310 - RCE.jpg|thumb|left|Kasteel van Sint-Maartensdijk]]
[[File:Kasteel, tekening in Algemeen Rijksarchief - Sint Maartensdijk - 20144310 - RCE.jpg|thumb|left|Kasteel van Sint-Maartensdijk]]
Regel 462: Regel 462:
[[Bestand:Palace Soestdijk.jpg|thumb|left|Paleis Soestdijk]]
[[Bestand:Palace Soestdijk.jpg|thumb|left|Paleis Soestdijk]]
=== Heer van Baarn, Soest en Ter Eem ===
=== Heer van Baarn, Soest en Ter Eem ===
De "hofstede aan de Zoestdijck" werd in 1674 door stadhouder Willem&nbsp;III gekocht van de Amsterdamse regentenfamilie [[De Graeff (familie)|De Graeff]]. De [[Staten van Utrecht]] verhieven Baarn, Soest en Ter Eem in hetzelfde jaar tot hoge heerlijkheid. Na de strijd om de erfenis van Willem&nbsp;III kwamen Baarn, Soest en Ter Eem in 1732 in het bezit van Willem&nbsp;IV en daarna zijn zoon Willem&nbsp;V. In 1795 werden Baarn, Soest en Ter Eem door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd.
De "hofstede aan de Zoestdijck" werd in 1674 door stadhouder Willem III gekocht van de Amsterdamse regentenfamilie [[De Graeff (familie)|De Graeff]]. De [[Staten van Utrecht]] verhieven Baarn, Soest en Ter Eem in hetzelfde jaar tot hoge heerlijkheid. Na de strijd om de erfenis van Willem III kwamen Baarn, Soest en Ter Eem in 1732 in het bezit van Willem IV en daarna zijn zoon Willem V. In 1795 werden Baarn, Soest en Ter Eem door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd.


In 1815 schonk de Staat [[Paleis Soestdijk]] aan koning [[Willem II der Nederlanden|Willem&nbsp;II]] als dank voor zijn inzet bij de [[Slag bij Waterloo]].{{clearleft}}
In 1815 schonk de Staat [[Paleis Soestdijk]] aan koning [[Willem II der Nederlanden|Willem II]] als dank voor zijn inzet bij de [[Slag bij Waterloo]].{{clearleft}}


=== Heer van Willemstad ===
=== Heer van Willemstad ===
Willem van Oranje stichtte de stad in 1583. De [[Staten van Holland]] verhieven de stad tot heerlijkheid. De daaropvolgende bezitters waren Maurits, Frederik Hendrik, Willem&nbsp;II en Willem&nbsp;III. Na de strijd om de erfenis van Willem&nbsp;III kwam Willemstad in 1732 in het bezit van Willem&nbsp;IV en daarna zijn zoon Willem&nbsp;V. In 1795 werd Willemstad door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd.
Willem van Oranje stichtte de stad in 1583. De [[Staten van Holland]] verhieven de stad tot heerlijkheid. De daaropvolgende bezitters waren Maurits, Frederik Hendrik, Willem II en Willem III. Na de strijd om de erfenis van Willem III kwam Willemstad in 1732 in het bezit van Willem IV en daarna zijn zoon Willem V. In 1795 werd Willemstad door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd.


=== Heer van Steenbergen ===
=== Heer van Steenbergen ===
De [[heerlijkheid Steenbergen]] was gemeenschappelijk bezit van de heren van Breda en [[Heerlijkheid Strijen|Strijen]]. Bij de verdeling van de gezamenlijke bezittingen kwam Steenbergen in 1458 aan Johan&nbsp;IV van Nassau-Siegen.<ref name="pennings" /> Zie verder de paragraaf [[#Baron van Breda|Baron van Breda]] hierboven.
De [[heerlijkheid Steenbergen]] was gemeenschappelijk bezit van de heren van Breda en [[Heerlijkheid Strijen|Strijen]]. Bij de verdeling van de gezamenlijke bezittingen kwam Steenbergen in 1458 aan Johan IV van Nassau-Siegen.<ref name="pennings" /> Zie verder de paragraaf [[#Baron van Breda|Baron van Breda]] hierboven.


[[File:Castle,Ambt Montfort (Limburg NL)101 0194.JPG|thumb|left|Kasteel Montfort]]
[[File:Castle,Ambt Montfort (Limburg NL)101 0194.jpg|thumb|left|Kasteel Montfort]]
=== Heer van Montfort ===
=== Heer van Montfort ===
De [[Ambt Montfort (drostambt)|heerlijkheid Montfort]] werd gesticht door [[Hendrik&nbsp;III van Gelre]]. Het werd in 1647 door Filips&nbsp;IV van Spanje geschonken aan stadhouder Willem&nbsp;II.<ref name="pennings" /> Na zijn overlijden kwam Montfort aan Willem&nbsp;III. Na de strijd om de erfenis van Willem&nbsp;III kwam Montfort in 1732 in het bezit van koning Frederik Willem&nbsp;I van Pruisen. Diens zoon Frederik&nbsp;II ‘de Grote’ verkocht het in 1769 weer aan stadhouder Willem&nbsp;V.<ref name="pennings" /> In 1795 werd Montfort door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd.{{clearleft}}
De [[Ambt Montfort (drostambt)|heerlijkheid Montfort]] werd gesticht door [[Hendrik III van Gelre]]. Het werd in 1647 door Filips IV van Spanje geschonken aan stadhouder Willem II.<ref name="pennings" /> Na zijn overlijden kwam Montfort aan Willem III. Na de strijd om de erfenis van Willem III kwam Montfort in 1732 in het bezit van koning Frederik Willem I van Pruisen. Diens zoon Frederik II ‘de Grote’ verkocht het in 1769 weer aan stadhouder Willem V.<ref name="pennings" /> In 1795 werd Montfort door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd.{{clearleft}}


[[File:Mittelalterliches Burg, Dasburg - geo.hlipp.de - 6127.jpg|thumb|left|De Burcht Dasburg]]
[[File:Mittelalterliches Burg, Dasburg - geo.hlipp.de - 6127.jpg|thumb|left|De Burcht Dasburg]]
Regel 481: Regel 481:


=== Heer van Besançon ===
=== Heer van Besançon ===
Arlay, Nozeroy en de [[heerlijkheid Besançon]] lagen in de Franche-Comté en behoorden tot de bezittingen van de familie Van Chalon. Deze bezaten ook het prinsdom Orange. Door het huwelijk van Hendrik&nbsp;III met Claudia van Chalon erfde hun zoon René van Chalon in 1530 het prinsdom Orange met bijbehorende bezittingen van zijn kinderloos overleden oom Philibert van Chalon. Zie de paragraaf [[#Baron van Arlay en Nozeroy|Baron van Arlay en Nozeroy]] hierboven.{{clearleft}}
Arlay, Nozeroy en de [[heerlijkheid Besançon]] lagen in de Franche-Comté en behoorden tot de bezittingen van de familie Van Chalon. Deze bezaten ook het prinsdom Orange. Door het huwelijk van Hendrik III met Claudia van Chalon erfde hun zoon René van Chalon in 1530 het prinsdom Orange met bijbehorende bezittingen van zijn kinderloos overleden oom Philibert van Chalon. Zie de paragraaf [[#Baron van Arlay en Nozeroy|Baron van Arlay en Nozeroy]] hierboven.{{clearleft}}


== Zie ook ==
== Zie ook ==
Regel 496: Regel 496:


{{Appendix|2=
{{Appendix|2=
* {{Citeer boek|achternaam=Becker |voornaam=E. |datum=1983 |origdatum=1950 |titel=Schloss und Stadt Dillenburg. Ein Gang durch ihre Geschichte in Mittelalter und Neuzeit. Zur Gedenkfeier aus Anlaß der Verleihung der Stadtrechte am 20.&nbsp;September 1344 herausgegeben |editie=Neuauflage |uitgever=Der Magistrat der Stadt Dillenburg |plaats=Dillenburg |taal=de }}
* {{Citeer boek|achternaam=Becker |voornaam=E. |datum=1983 |origdatum=1950 |titel=Schloss und Stadt Dillenburg. Ein Gang durch ihre Geschichte in Mittelalter und Neuzeit. Zur Gedenkfeier aus Anlaß der Verleihung der Stadtrechte am 20. September 1344 herausgegeben |editie=Neuauflage |uitgever=Der Magistrat der Stadt Dillenburg |plaats=Dillenburg |taal=de }}
* {{nl}} {{aut|Bornewasser, J.A.}}, ‘Koning Willem&nbsp;I’ in: {{aut|[[Coenraad Tamse|Tamse, C.A.]]}} (red.), ''Nassau en Oranje in de Nederlandse geschiedenis'', [[A.W. Sijthoff's Uitgeversmaatschappij|A.W.&nbsp;Sijthoff]], Alphen aan den Rijn (1979), p. 231-270. {{ISBN|90-218-2447-7}}.
* {{nl}} {{aut|Bornewasser, J.A.}}, ‘Koning Willem I’ in: {{aut|[[Coenraad Tamse|Tamse, C.A.]]}} (red.), ''Nassau en Oranje in de Nederlandse geschiedenis'', [[A.W. Sijthoff's Uitgeversmaatschappij|A.W. Sijthoff]], Alphen aan den Rijn (1979), p. 231-270. {{ISBN|90-218-2447-7}}.
* {{nl}} {{aut|Bornewasser, J.A.}}, ‘Koning Willem&nbsp;II’ in: {{aut|[[Coenraad Tamse|Tamse, C.A.]]}} (red.), ''Nassau en Oranje in de Nederlandse geschiedenis'', [[A.W. Sijthoff's Uitgeversmaatschappij|A.W.&nbsp;Sijthoff]], Alphen aan den Rijn (1979), p. 275-304. {{ISBN|90-218-2447-7}}.
* {{nl}} {{aut|Bornewasser, J.A.}}, ‘Koning Willem II’ in: {{aut|[[Coenraad Tamse|Tamse, C.A.]]}} (red.), ''Nassau en Oranje in de Nederlandse geschiedenis'', [[A.W. Sijthoff's Uitgeversmaatschappij|A.W. Sijthoff]], Alphen aan den Rijn (1979), p. 275-304. {{ISBN|90-218-2447-7}}.
* {{Citeer boek|achternaam=Bruggeman |voornaam=Marijke |datum=2007 |titel=Nassau en de macht van Oranje |uitgever=[[Uitgeverij Verloren]] |plaats=Hilversum |ISBN=978-90-6550-945-1 |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Bruggeman |voornaam=Marijke |datum=2007 |titel=Nassau en de macht van Oranje |uitgever=[[Uitgeverij Verloren]] |plaats=Hilversum |ISBN=978-90-6550-945-1 |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Buys |voornaam=Udo&nbsp;J. |datum=2004 |titel=Enz. enz. enz. De oorsprong van de ruim veertig titels van de regerende Oranjes |uitgever=Becht |plaats=Haarlem |ISBN=90-230-1158-9 |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Buys |voornaam=Udo J. |datum=2004 |titel=Enz. enz. enz. De oorsprong van de ruim veertig titels van de regerende Oranjes |uitgever=Becht |plaats=Haarlem |ISBN=90-230-1158-9 |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Coppens |voornaam=Thera |datum=1989 |titel=Buren, Egmond en Oranje. Over heren, graven en prinsen |uitgever=Stichting Oud Buren |plaats=Buren |ISBN=90-261-0364-6 |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Coppens |voornaam=Thera |datum=1989 |titel=Buren, Egmond en Oranje. Over heren, graven en prinsen |uitgever=Stichting Oud Buren |plaats=Buren |ISBN=90-261-0364-6 |taal=nl }}
* {{Citeer boek |achternaam=Dek |voornaam=A.W.E. |datum=1970 |titel=Genealogie van het Vorstenhuis Nassau |url=http://www.geocities.com/vincent_ville/dek1.html |uitgever=Europese Bibliotheek |plaats=Zaltbommel |taal=nl |accessdate=2021-03-01 |archiefurl=https://archive.today/20091026035844/http://www.geocities.com/vincent_ville/dek1.html |dodeurl=ja }}
* {{Citeer boek |achternaam=Dek |voornaam=A.W.E. |datum=1970 |titel=Genealogie van het Vorstenhuis Nassau |url=http://www.geocities.com/vincent_ville/dek1.html |uitgever=Europese Bibliotheek |plaats=Zaltbommel |taal=nl |accessdate=2021-03-01 |archiefurl=https://archive.today/20091026035844/http://www.geocities.com/vincent_ville/dek1.html |dodeurl=ja }}
* {{nl}} {{aut|Deursen, A.Th.&nbsp;van}}, ‘Maurits’ in: {{aut|[[Coenraad Tamse|Tamse, C.A.]]}} (red.), ''Nassau en Oranje in de Nederlandse geschiedenis'', [[A.W. Sijthoff's Uitgeversmaatschappij|A.W.&nbsp;Sijthoff]], Alphen aan den Rijn (1979), p. 85-109. {{ISBN|90-218-2447-7}}.
* {{nl}} {{aut|Deursen, A.Th. van}}, ‘Maurits’ in: {{aut|[[Coenraad Tamse|Tamse, C.A.]]}} (red.), ''Nassau en Oranje in de Nederlandse geschiedenis'', [[A.W. Sijthoff's Uitgeversmaatschappij|A.W. Sijthoff]], Alphen aan den Rijn (1979), p. 85-109. {{ISBN|90-218-2447-7}}.
* {{Citeer boek|achternaam=Deursen |voornaam=A.Th.&nbsp;van |datum=2000 |titel=Maurits van Nassau. De winnaar die faalde |uitgever=[[Uitgeverij Bert Bakker]] |plaats=Amsterdam |ISBN=90-351-2272-0 |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Deursen |voornaam=A.Th. van |datum=2000 |titel=Maurits van Nassau. De winnaar die faalde |uitgever=[[Uitgeverij Bert Bakker]] |plaats=Amsterdam |ISBN=90-351-2272-0 |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Diependaal |voornaam=Irène |datum=2013 |titel=Emma. Hoedster van Wilhelminaʼs erfenis |uitgever=Hereditas Historiae |plaats= |ISBN=978-94-91683-05-3 |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Diependaal |voornaam=Irène |datum=2013 |titel=Emma. Hoedster van Wilhelminaʼs erfenis |uitgever=Hereditas Historiae |plaats= |ISBN=978-94-91683-05-3 |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Ditzhuyzen |voornaam=Reinildis van |auteurlink=Reinildis van Ditzhuyzen |datum=2002 |titel=De Oranjes in een handomdraai. ABC van ons vorstenhuis |uitgever=Balans |plaats=Amsterdam |ISBN=90-5018-568-1 |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Ditzhuyzen |voornaam=Reinildis van |auteurlink=Reinildis van Ditzhuyzen |datum=2002 |titel=De Oranjes in een handomdraai. ABC van ons vorstenhuis |uitgever=Balans |plaats=Amsterdam |ISBN=90-5018-568-1 |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Ditzhuyzen |voornaam=Reinildis van |auteurlink=Reinildis van Ditzhuyzen |datum=2004 |origdatum=1992 |titel=Oranje-Nassau. Een biografisch woordenboek |url=https://archive.org/details/oranjenassaueenb0000ditz |editie=3e&nbsp;herziene druk |uitgever=Becht |plaats=Haarlem |ISBN=90-230-1124-4 |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Ditzhuyzen |voornaam=Reinildis van |auteurlink=Reinildis van Ditzhuyzen |datum=2004 |origdatum=1992 |titel=Oranje-Nassau. Een biografisch woordenboek |url=https://archive.org/details/oranjenassaueenb0000ditz |editie=3e herziene druk |uitgever=Becht |plaats=Haarlem |ISBN=90-230-1124-4 |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Droysen |voornaam=Johann Gustav |datum=2001 |origdatum=1872 |titel=Friedrich I. König von Preußen |editie=3.&nbsp;Auflage |uitgever=[[Walter de Gruyter]] |plaats=Berlin/New York |ISBN=3-11-017019-1 |taal=de }}
* {{Citeer boek|achternaam=Droysen |voornaam=Johann Gustav |datum=2001 |origdatum=1872 |titel=Friedrich I. König von Preußen |editie=3. Auflage |uitgever=[[Walter de Gruyter]] |plaats=Berlin/New York |ISBN=3-11-017019-1 |taal=de }}
* {{Citeer tijdschrift |achternaam=Efthymiou |voornaam=N.S. |datum=2019 |titel=De Grondwet van 1814 en de Grondwet van 1815 |tijdschrift=Tijdschrift voor Constitutioneel Recht (TvCR) |jaargang=2019 |nummer=1 |pp=24-50 |taal=nl }}
* {{Citeer tijdschrift |achternaam=Efthymiou |voornaam=N.S. |datum=2019 |titel=De Grondwet van 1814 en de Grondwet van 1815 |tijdschrift=Tijdschrift voor Constitutioneel Recht (TvCR) |jaargang=2019 |nummer=1 |pp=24-50 |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Fasseur |voornaam=Cees |datum=1998 |titel=Wilhelmina. De jonge koningin |uitgever=Uitgeverij Balans |plaats= |ISBN=90-5018-505-3 |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Fasseur |voornaam=Cees |datum=1998 |titel=Wilhelmina. De jonge koningin |uitgever=Uitgeverij Balans |plaats= |ISBN=90-5018-505-3 |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Fasseur |voornaam=Cees |datum=2001 |titel=Wilhelmina. Krijgshaftig in een vormeloze jas |uitgever=Uitgeverij Balans |plaats= |ISBN=90-5018-451-0 |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Fasseur |voornaam=Cees |datum=2001 |titel=Wilhelmina. Krijgshaftig in een vormeloze jas |uitgever=Uitgeverij Balans |plaats= |ISBN=90-5018-451-0 |taal=nl }}
* {{Citeer tijdschrift | achternaam=Feith | voornaam=W.G. | datum=1921 | titel=De eerste Nassau’s in Nederland | tijdschrift=Maandblad van het genealogisch-heraldisch genootschap: “[[De Nederlandsche Leeuw]]” | jaargang=1921 | nummer=9 | pp=222 | taal=nl }}
* {{Citeer tijdschrift | achternaam=Feith | voornaam=W.G. | datum=1921 | titel=De eerste Nassau’s in Nederland | tijdschrift=Maandblad van het genealogisch-heraldisch genootschap: “[[De Nederlandsche Leeuw]]” | jaargang=1921 | nummer=9 | pp=222 | taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Guibal |voornaam=C.J. |datum=1938 |titel=Johan Willem Friso en zijn tijd |uitgever=P.N.&nbsp;van Kampen & Zoon N.V. |plaats=Amsterdam |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Guibal |voornaam=C.J. |datum=1938 |titel=Johan Willem Friso en zijn tijd |uitgever=P.N. van Kampen & Zoon N.V. |plaats=Amsterdam |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Hallema |voornaam=A. |datum=1949 |titel=Koning Willem&nbsp;II. Een biografie ter gelegenheid van de herdenking van ʼs&nbsp;konings overlijden op 17&nbsp;maart 1849 |uitgever=Uitgeverij Born N.V. |plaats=Assen |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Hallema |voornaam=A. |datum=1949 |titel=Koning Willem II. Een biografie ter gelegenheid van de herdenking van ʼs konings overlijden op 17 maart 1849 |uitgever=Uitgeverij Born N.V. |plaats=Assen |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Hamer |voornaam=Dianne |datum=2011 |titel=Sophie, koningin der Nederlanden. Biografie van Sophie van Württemberg (1818–1877) op basis van brieven en dagboeken |uitgever=[[Uitgeverij Verloren]] |plaats=Hilversum |ISBN=978-90-8704-201-1 |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Hamer |voornaam=Dianne |datum=2011 |titel=Sophie, koningin der Nederlanden. Biografie van Sophie van Württemberg (1818–1877) op basis van brieven en dagboeken |uitgever=[[Uitgeverij Verloren]] |plaats=Hilversum |ISBN=978-90-8704-201-1 |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Huberty |voornaam=Michel |medeauteurs=Giraud, Alain; Magdelaine, F.&nbsp;&&nbsp;B. |datum=1979 |titel=l’Allemagne Dynastique. Tome&nbsp;II: Anhalt-Lippe-Wurtemberg |uitgever=Alain Giraud |plaats=Le Perreux |taal=fr }}
* {{Citeer boek|achternaam=Huberty |voornaam=Michel |medeauteurs=Giraud, Alain; Magdelaine, F. & B. |datum=1979 |titel=l’Allemagne Dynastique. Tome II: Anhalt-Lippe-Wurtemberg |uitgever=Alain Giraud |plaats=Le Perreux |taal=fr }}
* {{Citeer boek|achternaam=Huberty |voornaam=Michel |medeauteurs=Giraud, Alain; Magdelaine, F.&nbsp;&&nbsp;B. |datum=1981 |titel=l’Allemagne Dynastique. Tome&nbsp;III: Brunswick-Nassau-Schwarzbourg |uitgever=Alain Giraud |plaats=Le Perreux |taal=fr }}
* {{Citeer boek|achternaam=Huberty |voornaam=Michel |medeauteurs=Giraud, Alain; Magdelaine, F. & B. |datum=1981 |titel=l’Allemagne Dynastique. Tome III: Brunswick-Nassau-Schwarzbourg |uitgever=Alain Giraud |plaats=Le Perreux |taal=fr }}
* {{nl}} {{aut|[[Huub Jansen|Jansen, H.P.H.]]}}, ‘De Bredase Nassaus’ in: {{aut|[[Coenraad Tamse|Tamse, C.A.]]}} (red.), ''Nassau en Oranje in de Nederlandse geschiedenis'', [[A.W. Sijthoff's Uitgeversmaatschappij|A.W.&nbsp;Sijthoff]], Alphen aan den Rijn (1979), p. 13-40. {{ISBN|90-218-2447-7}}.
* {{nl}} {{aut|[[Huub Jansen|Jansen, H.P.H.]]}}, ‘De Bredase Nassaus’ in: {{aut|[[Coenraad Tamse|Tamse, C.A.]]}} (red.), ''Nassau en Oranje in de Nederlandse geschiedenis'', [[A.W. Sijthoff's Uitgeversmaatschappij|A.W. Sijthoff]], Alphen aan den Rijn (1979), p. 13-40. {{ISBN|90-218-2447-7}}.
* {{Citeer boek|achternaam=Jagtenberg |voornaam=Fred |datum=2015 |origdatum=1994 |titel=Marijke Meu 1688-1765. Stammoeder van ons vorstenhuis |editie=2e&nbsp;druk |uitgever=Bornmeer |plaats=Gorredijk |ISBN=978-90-5615-347-2 |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Jagtenberg |voornaam=Fred |datum=2015 |origdatum=1994 |titel=Marijke Meu 1688-1765. Stammoeder van ons vorstenhuis |editie=2e druk |uitgever=Bornmeer |plaats=Gorredijk |ISBN=978-90-5615-347-2 |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Japikse |voornaam=N. |datum=1948 |titel=De Geschiedenis van het Huis van Oranje-Nassau |editie=2e&nbsp;druk |uitgever=Zuid-Hollandse Uitgevers Maatschappij |plaats=Den Haag |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Japikse |voornaam=N. |datum=1948 |titel=De Geschiedenis van het Huis van Oranje-Nassau |editie=2e druk |uitgever=Zuid-Hollandse Uitgevers Maatschappij |plaats=Den Haag |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Kernkamp |voornaam=G.W. |datum=1943 |titel=Prins Willem&nbsp;II |uitgever=P.N.&nbsp;van Kampen & Zoon N.V. |plaats=Amsterdam |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Kernkamp |voornaam=G.W. |datum=1943 |titel=Prins Willem II |uitgever=P.N. van Kampen & Zoon N.V. |plaats=Amsterdam |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Koch |voornaam=Jeroen |datum=2013 |titel=Koning Willem&nbsp;I 1772–1843 |uitgever=[[Uitgeverij Boom]] |plaats=Amsterdam |ISBN=978-94-6105-186-8 |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Koch |voornaam=Jeroen |datum=2013 |titel=Koning Willem I 1772–1843 |uitgever=[[Uitgeverij Boom]] |plaats=Amsterdam |ISBN=978-94-6105-186-8 |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Kooijmans |voornaam=Luuc |datum=2000 |titel=Liefde in opdracht. Het hofleven van Willem Frederik van Nassau |uitgever=[[Uitgeverij Bert Bakker]] |plaats=Amsterdam |ISBN=90-351-2201-1 |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Kooijmans |voornaam=Luuc |datum=2000 |titel=Liefde in opdracht. Het hofleven van Willem Frederik van Nassau |uitgever=[[Uitgeverij Bert Bakker]] |plaats=Amsterdam |ISBN=90-351-2201-1 |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Lück |voornaam=Alfred |datum=1981 |origdatum=1967 |titel=Siegerland und Nederland |editie=2.&nbsp;Auflage |uitgever=Siegerländer Heimatverein e.V. |plaats=Siegen |taal=de }}
* {{Citeer boek|achternaam=Lück |voornaam=Alfred |datum=1981 |origdatum=1967 |titel=Siegerland und Nederland |editie=2. Auflage |uitgever=Siegerländer Heimatverein e.V. |plaats=Siegen |taal=de }}
* {{nl}} {{aut|Manning, A.F.}}, ‘Koningin Wilhelmina’ in: {{aut|[[Coenraad Tamse|Tamse, C.A.]]}} (red.), ''Nassau en Oranje in de Nederlandse geschiedenis'', [[A.W. Sijthoff's Uitgeversmaatschappij|A.W.&nbsp;Sijthoff]], Alphen aan den Rijn (1979), p. 361-396. {{ISBN|90-218-2447-7}}.
* {{nl}} {{aut|Manning, A.F.}}, ‘Koningin Wilhelmina’ in: {{aut|[[Coenraad Tamse|Tamse, C.A.]]}} (red.), ''Nassau en Oranje in de Nederlandse geschiedenis'', [[A.W. Sijthoff's Uitgeversmaatschappij|A.W. Sijthoff]], Alphen aan den Rijn (1979), p. 361-396. {{ISBN|90-218-2447-7}}.
* {{Citeer boek|achternaam=Meulen |voornaam=Dik van der |datum=2013 |titel=Koning Willem&nbsp;III 1818–1890 |uitgever=[[Uitgeverij Boom]] |plaats=Amsterdam |ISBN=978-94-6105-184-4 |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Meulen |voornaam=Dik van der |datum=2013 |titel=Koning Willem III 1818–1890 |uitgever=[[Uitgeverij Boom]] |plaats=Amsterdam |ISBN=978-94-6105-184-4 |taal=nl }}
* {{nl}} {{aut|Pennings, J.C.M. & Schreuder, E.A.T.M.}}, ‘Heer en meester van Ameland tot Zwaluwe. Het beheer en bestuur van de heerlijkheden van het Huis Oranje-Nassau door de Nassause Domeinraad (14de eeuw–1811)’ in: {{aut|Klooster, L.J.&nbsp;van der}} e.a. (red.), ''Jaarboek Oranje-Nassau Museum 1994'', Barjesteh, Meeuwes & Co Historische Uitgeverij, Rotterdam (1995), p. 45-75, {{ISBN|90-73714-18-4}}.
* {{nl}} {{aut|Pennings, J.C.M. & Schreuder, E.A.T.M.}}, ‘Heer en meester van Ameland tot Zwaluwe. Het beheer en bestuur van de heerlijkheden van het Huis Oranje-Nassau door de Nassause Domeinraad (14de eeuw–1811)’ in: {{aut|Klooster, L.J. van der}} e.a. (red.), ''Jaarboek Oranje-Nassau Museum 1994'', Barjesteh, Meeuwes & Co Historische Uitgeverij, Rotterdam (1995), p. 45-75, {{ISBN|90-73714-18-4}}.
* {{Citeer boek|achternaam=Poelhekke |voornaam=J.J. |datum=1978 |titel=Frederik Hendrik, Prins van Oranje. Een biografisch drieluik |uitgever=[[Walburg Pers|De Walburg Pers]] |plaats=Zutphen |ISBN=90-6011-443-4 |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Poelhekke |voornaam=J.J. |datum=1978 |titel=Frederik Hendrik, Prins van Oranje. Een biografisch drieluik |uitgever=[[Walburg Pers|De Walburg Pers]] |plaats=Zutphen |ISBN=90-6011-443-4 |taal=nl }}
* {{nl}} {{aut|Poelhekke, J.J.}}, ‘Frederik Hendrik en Willem&nbsp;II’ in: {{aut|[[Coenraad Tamse|Tamse, C.A.]]}} (red.), ''Nassau en Oranje in de Nederlandse geschiedenis'', [[A.W. Sijthoff's Uitgeversmaatschappij|A.W.&nbsp;Sijthoff]], Alphen aan den Rijn (1979), p. 113-152. {{ISBN|90-218-2447-7}}.
* {{nl}} {{aut|Poelhekke, J.J.}}, ‘Frederik Hendrik en Willem II’ in: {{aut|[[Coenraad Tamse|Tamse, C.A.]]}} (red.), ''Nassau en Oranje in de Nederlandse geschiedenis'', [[A.W. Sijthoff's Uitgeversmaatschappij|A.W. Sijthoff]], Alphen aan den Rijn (1979), p. 113-152. {{ISBN|90-218-2447-7}}.
* {{Citeer tijdschrift | achternaam=Roo van Alderwerelt | voornaam=J.K.H.&nbsp;de | datum=1960 | titel=De graven van Vianden | tijdschrift=[[De Nederlandsche Leeuw]]. Maandblad van het Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde | jaargang=1960 | nummer=6 | taal=nl }}
* {{Citeer tijdschrift | achternaam=Roo van Alderwerelt | voornaam=J.K.H. de | datum=1960 | titel=De graven van Vianden | tijdschrift=[[De Nederlandsche Leeuw]]. Maandblad van het Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde | jaargang=1960 | nummer=6 | taal=nl }}
* {{nl}} {{aut|Roorda, D.J.}}, ‘Willem&nbsp;III, de koning-stadhouder’ in: {{aut|[[Coenraad Tamse|Tamse, C.A.]]}} (red.), ''Nassau en Oranje in de Nederlandse geschiedenis'', [[A.W. Sijthoff's Uitgeversmaatschappij|A.W.&nbsp;Sijthoff]], Alphen aan den Rijn (1979), p. 157-185. {{ISBN|90-218-2447-7}}.
* {{nl}} {{aut|Roorda, D.J.}}, ‘Willem III, de koning-stadhouder’ in: {{aut|[[Coenraad Tamse|Tamse, C.A.]]}} (red.), ''Nassau en Oranje in de Nederlandse geschiedenis'', [[A.W. Sijthoff's Uitgeversmaatschappij|A.W. Sijthoff]], Alphen aan den Rijn (1979), p. 157-185. {{ISBN|90-218-2447-7}}.
* {{Citeer boek|achternaam=Schipperus |voornaam=P.J. |datum=2018 |titel=Philips Willem. De verloren zoon van Willem van Oranje |uitgever=Uitgeverij Omniboek |plaats=Utrecht |ISBN=978-94-0191-070-5 |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Schipperus |voornaam=P.J. |datum=2018 |titel=Philips Willem. De verloren zoon van Willem van Oranje |uitgever=Uitgeverij Omniboek |plaats=Utrecht |ISBN=978-94-0191-070-5 |taal=nl }}
* {{nl}} {{aut|Schutte, G.J.}}, ‘Willem&nbsp;IV en Willem&nbsp;V’ in: {{aut|[[Coenraad Tamse|Tamse, C.A.]]}} (red.), ''Nassau en Oranje in de Nederlandse geschiedenis'', [[A.W. Sijthoff's Uitgeversmaatschappij|A.W.&nbsp;Sijthoff]], Alphen aan den Rijn (1979), p. 189-224. {{ISBN|90-218-2447-7}}.
* {{nl}} {{aut|Schutte, G.J.}}, ‘Willem IV en Willem V’ in: {{aut|[[Coenraad Tamse|Tamse, C.A.]]}} (red.), ''Nassau en Oranje in de Nederlandse geschiedenis'', [[A.W. Sijthoff's Uitgeversmaatschappij|A.W. Sijthoff]], Alphen aan den Rijn (1979), p. 189-224. {{ISBN|90-218-2447-7}}.
* {{Citeer boek|achternaam=Schutte |voornaam=G.J. |datum=1999 |titel=Oranje in de achttiende eeuw |uitgever=[[Buijten & Schipperheijn]] |plaats=Amsterdam |ISBN=90-6064-998-2 |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Schutte |voornaam=G.J. |datum=1999 |titel=Oranje in de achttiende eeuw |uitgever=[[Buijten & Schipperheijn]] |plaats=Amsterdam |ISBN=90-6064-998-2 |taal=nl }}
* {{Citeer tijdschrift | achternaam=Steur | voornaam=J. | datum=1957 | titel=Nassau-Katzenelnbogen sinds 30&nbsp;juni 1557 | tijdschrift=[[De Nederlandsche Leeuw]]. Maandblad van het Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde | jaargang=1957 | nummer=11 | taal=nl }}
* {{Citeer tijdschrift | achternaam=Steur | voornaam=J. | datum=1957 | titel=Nassau-Katzenelnbogen sinds 30 juni 1557 | tijdschrift=[[De Nederlandsche Leeuw]]. Maandblad van het Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde | jaargang=1957 | nummer=11 | taal=nl }}
* {{nl}} {{aut|Swart, K.W.}}, ‘Willem de Zwijger’ in: {{aut|[[Coenraad Tamse|Tamse, C.A.]]}} (red.), ''Nassau en Oranje in de Nederlandse geschiedenis'', [[A.W. Sijthoff's Uitgeversmaatschappij|A.W.&nbsp;Sijthoff]], Alphen aan den Rijn (1979), p. 47-80. {{ISBN|90-218-2447-7}}.
* {{nl}} {{aut|Swart, K.W.}}, ‘Willem de Zwijger’ in: {{aut|[[Coenraad Tamse|Tamse, C.A.]]}} (red.), ''Nassau en Oranje in de Nederlandse geschiedenis'', [[A.W. Sijthoff's Uitgeversmaatschappij|A.W. Sijthoff]], Alphen aan den Rijn (1979), p. 47-80. {{ISBN|90-218-2447-7}}.
* {{nl}} {{aut|[[Coenraad Tamse|Tamse, C.A.]]}}, ‘Koning Willem&nbsp;III en Sophie’ in: {{aut|[[Coenraad Tamse|Tamse, C.A.]]}} (red.), ''Nassau en Oranje in de Nederlandse geschiedenis'', [[A.W. Sijthoff's Uitgeversmaatschappij|A.W.&nbsp;Sijthoff]], Alphen aan den Rijn (1979), p. 309-356. {{ISBN|90-218-2447-7}}.
* {{nl}} {{aut|[[Coenraad Tamse|Tamse, C.A.]]}}, ‘Koning Willem III en Sophie’ in: {{aut|[[Coenraad Tamse|Tamse, C.A.]]}} (red.), ''Nassau en Oranje in de Nederlandse geschiedenis'', [[A.W. Sijthoff's Uitgeversmaatschappij|A.W. Sijthoff]], Alphen aan den Rijn (1979), p. 309-356. {{ISBN|90-218-2447-7}}.
* {{Citeer boek|achternaam=Troost |voornaam=Wout |datum=2001 |titel=Stadhouder-koning Willem&nbsp;III. Een politieke biografie |uitgever=[[Uitgeverij Verloren]] |plaats=Hilversum |ISBN=90-6550-639-X |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Troost |voornaam=Wout |datum=2001 |titel=Stadhouder-koning Willem III. Een politieke biografie |uitgever=[[Uitgeverij Verloren]] |plaats=Hilversum |ISBN=90-6550-639-X |taal=nl }}
* {{nl}} {{aut|Van der Eycken, Michel}}, ‘Diest en het Huis Oranje-Nassau’ in: ''Diest en het Huis Oranje-Nassau'', Diestsche Cronycke 3, Stedelijk Museum, Diest (1980), p. 15-42.
* {{nl}} {{aut|Van der Eycken, Michel}}, ‘Diest en het Huis Oranje-Nassau’ in: ''Diest en het Huis Oranje-Nassau'', Diestsche Cronycke 3, Stedelijk Museum, Diest (1980), p. 15-42.
* {{Citeer boek|achternaam=Verburg |voornaam=Marcel&nbsp;E. |datum=1989 |titel=Koningin Emma, Regentes van het Koninkrijk |uitgever=[[Bosch & Keuning]] |plaats=Baarn |ISBN=90-246-4720-7 |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Verburg |voornaam=Marcel E. |datum=1989 |titel=Koningin Emma, Regentes van het Koninkrijk |uitgever=[[Bosch & Keuning]] |plaats=Baarn |ISBN=90-246-4720-7 |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Wedgwood |voornaam=C.V. |datum=1984 |origdatum=1979 |titel=Willem de Zwijger. Vader des Vaderlands |editie=4e&nbsp;druk |uitgever=[[Elsevier (uitgeverij)|Elsevier]] |plaats=Amsterdam/Brussel |ISBN=90-10-02442-3 |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Wedgwood |voornaam=C.V. |datum=1984 |origdatum=1979 |titel=Willem de Zwijger. Vader des Vaderlands |editie=4e druk |uitgever=[[Elsevier (uitgeverij)|Elsevier]] |plaats=Amsterdam/Brussel |ISBN=90-10-02442-3 |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Withuis |voornaam=Jolande |datum=2016 |titel=Juliana. Vorstin in een mannenwereld |uitgever=[[De Bezige Bij]] |plaats=Amsterdam/Antwerpen |ISBN=978-90-234-3523-5 |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Withuis |voornaam=Jolande |datum=2016 |titel=Juliana. Vorstin in een mannenwereld |uitgever=[[De Bezige Bij]] |plaats=Amsterdam/Antwerpen |ISBN=978-90-234-3523-5 |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Zanten |voornaam=Jeroen van |datum=2013 |titel=Koning Willem&nbsp;II 1792–1849 |uitgever=[[Uitgeverij Boom]] |plaats=Amsterdam |ISBN=978-94-6105-185-1 |taal=nl }}
* {{Citeer boek|achternaam=Zanten |voornaam=Jeroen van |datum=2013 |titel=Koning Willem II 1792–1849 |uitgever=[[Uitgeverij Boom]] |plaats=Amsterdam |ISBN=978-94-6105-185-1 |taal=nl }}
----
----
'''Referenties'''
'''Referenties'''

Huidige versie van 26 mrt 2023 om 06:29

De titels van de Nederlandse koninklijke familie betreffen de diverse titels van leden van de koninklijke familie van Nederland die tegenwoordig worden, of in het verleden werden, gevoerd. Het gaat daarbij om (erfelijke) titels die verbonden zijn of waren aan de functie van staatshoofd, titels die verbonden zijn aan het lidmaatschap van het Koninklijk Huis en ook overige, al dan niet persoonlijke, adellijke titels van personen die geen lid zijn van het Koninklijk Huis, maar wel lid zijn van de koninklijke familie.

Inleiding

Oorspronkelijk waren sommige titels van de leden van het Koninklijk Huis vastgelegd in de Grondwet, werden andere titels vastgesteld bij Koninklijk Besluit, en werden de overige titels gevoerd volgens gebruik. In 1983 werden alle titels uit de Grondwet verwijderd met de bedoeling om ze in een op de Grondwet gebaseerde wet vast te leggen. De geslachtsnaam en de titels van kinderen geboren uit een huwelijk met een lid van het Koninklijk Huis worden sinds 1 januari 1998 volgens artikel 5 lid 12 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bij Koninklijk Besluit bepaald. De titels van de Koning, de Koning die afstand van het koningschap heeft gedaan, de vermoedelijke opvolger van de Koning, en de leden van het Koninklijk Huis, worden sinds 12 juni 2002 geregeld in de Wet lidmaatschap koninklijk huis.[1]

Het lidmaatschap van het Koninklijk Huis was oorspronkelijk niet (grond)wettelijk geregeld. Uitgegaan werd van het gebruik in de Europese vorstenhuizen dat het Koninklijk Huis bestond uit de Koning, een Koning die afstand van het koningschap heeft gedaan, de vermoedelijke opvolger van de Koning, de kinderen van de Koning, de kinderen van de vermoedelijke opvolger van de Koning, en tot slot de overige nakomelingen in de mannelijke lijn van de Koning. Ook de echtgenotes van de Koning, de vermoedelijke opvolger van de Koning en de overige prinsen waren lid van het Koninklijk Huis, welk lidmaatschap behouden werd gedurende de tijd dat ze weduwe waren. Hertrouwde de weduwe dan verloor ze het lidmaatschap.
De echtgenoten van de regerende koningin en de prinsessen waren geen lid van het Koninklijk Huis. In de toestemmingswetten voor de huwelijken van respectievelijk koningin Wilhelmina en prinses Juliana werd daarom expliciet vastgelegd dat hun echtgenoten lid van het Koninklijk Huis zouden worden. Voor de echtgenoten van de prinsessen Beatrix en Margriet werd dit bepaald in op de toestemmingswet gebaseerde koninklijke besluiten.

Sinds 1983 bepaalt artikel 39 van de Grondwet dat het lidmaatschap van het Koninklijk Huis bij wet geregeld moet worden. Dit gebeurde bij de Wet lidmaatschap koninklijk huis (Wet van 30 oktober 1985, Stb. 578, in werking getreden op 9 december 1985), waarin werd bepaald dat lid waren: de Koning, zij die krachtens de Grondwet de Koning kunnen opvolgen, een Koning die afstand van het koningschap heeft gedaan, en de echtgenoten van hen die het lidmaatschap van het Koninklijk Huis bezitten. Voor hen die het lidmaatschap van het Koninklijk Huis bezaten als echtgenote of echtgenoot, bleef dit lidmaatschap gedurende hun staat van weduwe of weduwnaar behouden, zolang de overleden echtgenote of echtgenoot bij leven lid van het koninklijk huis zou zijn geweest.

Bovenstaande wet werd in 2002 vervangen door een nieuwe Wet lidmaatschap koninklijk huis (Wet van 30 mei 2002, Stb. 2002, 275, in werking getreden op 12 juni 2002). In deze wet wordt bepaald dat lid van het Koninklijk Huis zijn: de Koning, de Koning die afstand van het koningschap heeft gedaan, de vermoedelijke opvolger van de Koning, zij die krachtens de Grondwet de Koning kunnen opvolgen en deze niet verder bestaan dan in de tweede graad van bloedverwantschap, en de echtgenoten van hen die het lidmaatschap van het Koninklijk Huis bezitten. Voor hen die het lidmaatschap van het Koninklijk Huis bezitten als echtgenote of echtgenoot, blijft dit lidmaatschap gedurende hun staat van weduwe of weduwnaar behouden, zolang de overleden echtgenote of echtgenoot bij leven lid van het Koninklijk Huis zou zijn geweest. Omdat daarmee het aantal leden van het Koninklijk Huis zou worden ingeperkt, werd als overgangsbepaling vastgelegd dat zij die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet meerderjarig lid zijn van het Koninklijk Huis en krachtens de Grondwet de Koning kunnen opvolgen lid van het Koninklijk Huis blijven. Zij behouden hun lidmaatschap zolang zij krachtens de Grondwet de Koning kunnen opvolgen. Lid blijven voorts hun echtgenoten, weduwe of weduwnaar. De kinderen van prinses Margriet — die op het moment van inwerkingtreding van de wet de koning verder bestonden dan in de tweede graad van bloedverwantschap — behielden door deze overgangsbepaling het lidmaatschap van het Koninklijk Huis. Na de invoering van de wet huwden de prinsen Johan Friso, Pieter-Christiaan en Floris zonder de in de Grondwet vereiste toestemming en konden daardoor de Koning niet meer opvolgen. Ze verloren daardoor het lidmaatschap van het Koninklijk Huis.
Bij de troonsbestijging van koning Willem-Alexander in 2013 verloren de kinderen van prins Constantijn het lidmaatschap van het Koninklijk Huis omdat zij — hoewel ze de Koning volgens de Grondwet nog steeds kunnen opvolgen — de Koning verder bestaan dan in de tweede graad van bloedverwantschap en op het tijdstip van inwerkingtreding van de wet geen meerderjarig lid van het Koninklijk Huis waren. Eveneens kunnen sinds de troonsbestijging van koning Willem-Alexander de prinsen Maurits en Bernhard de Koning niet meer opvolgen en verloren ze daardoor, samen met hun echtgenotes, het lidmaatschap van het Koninklijk Huis.
Tot slot werd bij de troonsbestijging van koning Willem-Alexander de bovengenoemde overgangsbepaling van toepassing op prinses Margriet en haar echtgenoot mr. Pieter van Vollenhoven. Prinses Margriet kan volgens de Grondwet de Koning nog steeds opvolgen, maar ze bestaat de Koning verder dan in de tweede graad van bloedverwantschap. Ze was, net als haar echtgenoot, op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet meerderjarig lid van het Koninklijk Huis.

Noot: In de Nederlandse wet- en regelgeving wordt de titel van het staatshoofd, de Koning der Nederlanden, altijd in mannelijke vorm gebruikt. In dit artikel worden daarom deze titels ook in mannelijke vorm gebruikt. De titels van leden van het Koninklijk Huis en leden van de koninklijk familie worden in dit artikel genoemd zoals ze vermeld staan in het vaststellingsbesluit.

Titels van de Koning der Nederlanden

Soeverein Vorst der Nederlanden (1813–1815)

Op 30 november 1813 keerde prins Willem Frederik van Oranje-Nassau terug in de Nederlanden. Hij was samen met zijn vader stadhouder Willem V op 18 januari 1795 in ballingschap gegaan. Op 1 december werd hij bij proclamatie van de Commissarissen-Generaal van het Algemeen Bestuur uitgeroepen tot «Z.K.H. Willem den Eersten Souvereine-Vorst van Nederland».[2] De dag daarop aanvaardde Willem de soevereiniteit.[3]

Koning der Nederlanden (sinds 1815)

Zie Koning der Nederlanden voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Nadat de Franse keizer Napoleon I op 1 maart 1815 uit ballingschap terugkeerde, riep Soeverein Vorst Willem I zich op 16 maart uit tot Koning der Nederlanden. De titel «S.M. le Roi des Pays-Bas» werd op 9 juni 1815 bevestigd in artikel 70 van de Slotakte van het Congres van Wenen, en daarmee erkend door Groot-Brittannië, Oostenrijk, Pruisen en Rusland.[4]

Vanwege de troonsbestijging van koningin Wilhelmina werd bij de Wet van 22 juni 1891, Stb. 125 (in werking getreden op 1 september 1891), bepaald dat zolang een koningin de kroon draagt, bij het gebruik van alle wettelijk vastgestelde formulieren, ambtstitels en officiële benamingen, waarin het woord "Koning" voorkomt, in plaats daarvan het woord "Koningin" wordt gebezigd, met inachtneming van de daardoor noodzakelijk wordende taalkundige veranderingen.[5] Deze wet leidt sinds de troonsbestijging van koning Willem-Alexander een slapend bestaan, maar is niet ingetrokken.

Aanspreektitels

De aanspreektitel voor de Koning is Majesteit. Dit is alleen vastgelegd in de hierboven genoemde Slotakte van het Congres van Wenen.

De koningen Willem I, Willem II, Willem III werden ook aangesproken met de van origine Franse aanspreektitel Sire. Dit was een gebruik aan de Europese hoven waar het Frans als hoftaal werd gebruikt. De aanspreektitel Sire kan alleen gebruikt worden voor een koning die een man is, niet voor een regerende koningin. Omdat Nederland in de periode 1890–2013 alleen regerende koninginnen had, is Sire in Nederland in onbruik geraakt. Dit in tegenstelling tot België, waar Sire nog steeds gebruikt wordt. Koning Willem-Alexander wordt daarom niet met Sire aangesproken, toegestaan is het overigens wel.

Volgens de etiquette is het gebruiken van een lagere aanspreektitel dan waar iemand recht op heeft onbeleefd, in het verleden werd het zelfs als beledigend beschouwd. Koningin Juliana had echter een voorkeur om met ‘Mevrouw’ te worden aangesproken, terwijl koningin Beatrix er bij officiële contacten prijs op stelde om met Majesteit te worden aangesproken. In de Haagse politieke kringen stond ze dan ook bekend als ‘de Majesteit’.

Prins van Oranje-Nassau (sinds 1813)

Zie Prins van Oranje-Nassau voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In 1732 bepaalde stadhouder Willem IV dat zijn nakomelingen in de mannelijke lijn de titel «Prins(es) van Oranje-Nassau» zouden dragen.[6] De koningen Willem I, Willem II, Willem III en koningin Wilhelmina voerden deze titel, omdat zij nakomelingen in de mannelijke lijn van stadhouder Willem IV waren. De koninginnen Juliana en Beatrix voerden de titel Prinses van Oranje-Nassau omdat zij deze titel mochten voeren op grond van respectievelijk het Besluit van 30 december 1908, Stb. 425 en het Besluit van 26 oktober 1937, Stb. 5.

Sinds 12 juni 2002 bepaalt artikel 9 lid 1 van de Wet lidmaatschap koninklijk huis dat de Koning de titel «Prins (Prinses) van Oranje-Nassau» draagt.

Groothertog van Luxemburg (1815–1890)

Koning Willem I deed in 1815 afstand van zijn bezittingen in Nassau en ontving in ruil daarvoor het hertogdom Luxemburg. Luxemburg werd op 9 juni van datzelfde jaar in de Slotakte van het Congres van Wenen verheven tot groothertogdom.[6] De koningen Willem I, Willem II en Willem III voerden de titel Groothertog van Luxemburg in de preambule van Nederlandse wetten en besluiten na de titel Prins van Oranje-Nassau.

Omdat de grondwet van Luxemburg bepaalt dat «La Couronne du Grand-Duché est héréditaire dans la famille de Nassau, conformément au pacte du 30 juin 1783, à l’art. 71 du traité de Vienne du 9 juin 1815 et à l’art. 1er du traité de Londres du 11 mai 1867.» en het verdrag van 30 juni 1783 (de Erneuerte Nassauische Erbverein) opvolging door vrouwen uitsloot, werd koning Willem III bij zijn overlijden in Luxemburg niet door zijn dochter Wilhelmina opgevolgd, maar door hertog Adolf van Nassau. Daarmee ging de titel voor de Nederlandse koningen verloren.

Hertog van Limburg (1839–1867)

Bij het op 19 april 1839 ondertekende Verdrag van Londen, dat de onafhankelijkheid van België regelde, werd het oostelijke deel van de provincie Limburg als hertogdom Limburg toegekend aan koning Willem I, als compensatie voor het verlies van het westelijk deel van het groothertogdom Luxemburg (de Belgische provincie Luxemburg). Omdat het groothertogdom Luxemburg lid was van de Duitse Bond en het hertogdom Limburg compensatie voor het aan België afgestane deel van Luxemburg was, werd het hertogdom Limburg ook lid van de Duitse Bond.[7] De titel Hertog van Limburg werd in de preambule van Nederlandse wetten en besluiten niet gevoerd.

Na de opheffing van de Duitse Bond in 1866 werd het hertogdom Limburg definitief een provincie van Nederland. Dat werd bevestigd in artikel 6 van het Verdrag van Londen van 1867.[8]

Titels van de Koning die afstand van het koningschap heeft gedaan

Er bestond tot 12 juni 2002 geen (grond)wettelijke regeling met betrekking tot de titels van de Koning die afstand van het koningschap heeft gedaan.

Koning Willem I nam bij zijn troonsafstand op 7 oktober 1840 de naam en titel «Z.K.H. Koning Willem Frederik, Graaf van Nassau» aan.[9][10]

De koninginnen Wilhelmina en Juliana droegen na hun troonsafstand weer de titels aan die zij voor hun troonsbestijging droegen.

Sinds 12 juni 2002 bepalen artikel 8 lid 1 en artikel 9 lid 1 van de Wet lidmaatschap koninklijk huis dat de Koning die afstand van het koningschap heeft gedaan de titels «Prins (Prinses) der Nederlanden» en «Prins (Prinses) van Oranje-Nassau» draagt. Omdat artikel 10 van de Wet lidmaatschap koninklijk huis bepaalt dat degenen die titels en namen dragen krachtens het Koninklijk Besluit van 26 oktober 1937, Stb. 5, deze behouden, draagt prinses Beatrix na haar troonsafstand weer de titels die zij overeenkomstig dat besluit voor haar troonsbestijging droeg.
De Wet lidmaatschap koninklijk huis noemt de koninklijke besluiten van 30 december 1908, Stb. 425 en 6 januari 1937, Stb. 2, waarbij de titels van prinses Juliana vastgesteld werden, niet. Het is onduidelijk of het hier gaat om een omissie van de wetgever.

Titels van de echtgenoot of echtgenote van de Koning

Titels van de echtgenote van de Koning

De echtgenote van de Koning voert de titel «Koningin der Nederlanden» met de aanspreektitel «Majesteit». Dit was en is nergens formeel vastgelegd, het is een oud gebruik in Europese vorstenhuizen. De titel is achtereenvolgens gevoerd door de koninginnen Wilhelmina (1815–1837), Anna Paulowna (1840–1849), Sofie (1849–1877) en Emma (1879–1890).

Tijdens de behandeling van het voorstel van rijkswet voor het verlenen van toestemming aan prins Willem-Alexander om een huwelijk aan te gaan met Máxima Zorreguieta, verklaarde de minister-president dat het aan de regering was om te bepalen of Máxima na de troonsbestijging van Willem-Alexander ook de titel Koningin zou mogen voeren.[11] Bij de troonwisseling in 2013 is er echter niets bepaald door de regering, Máxima kan daarom de titel «Koningin der Nederlanden» en de aanspreektitel «Majesteit» voeren op grond van het gebruik, zolang haar echtgenoot Koning is. Zij kan ook de titel «Prinses van Oranje-Nassau» voeren, omdat haar die titel is verleend bij Besluit van 25 januari 2002, Stb. 2002, 41.[12]

Titels van de echtgenoot van de regerende Koningin

Voor de titels van de echtgenoot van de regerende Koningin bestonden geen algemene regels, ze werden bij Koninklijk Besluit vastgesteld voordat het huwelijk werd gesloten. Sinds 12 juni 2002 bepaalt artikel 8 lid 2 onderdeel a van de Wet lidmaatschap koninklijk huis dat de titel «Prins (Prinses) der Nederlanden» bij Koninklijk Besluit verleend kan worden aan de echtgenoot of echtgenote van de Koning.

Titels van prins Hendrik

Voor zijn huwelijk droeg prins Hendrik de titels «Hertog van Mecklenburg, Vorst van Wenden, Schwerin en Ratzeburg, Graaf van Schwerin, Heer van de landen Rostock en Stargard, enz., enz.» met het predicaat «Zijne Hoogheid». Ter gelegenheid van zijn huwelijk met koningin Wilhelmina werd hem bij Besluit van 6 februari 1901, Stb. 61 de titel «Prins der Nederlanden» met het predicaat «Zijne Koninklijke Hoogheid» verleend.[13]

Titels van prins Bernhard

Vanwege het morganatische huwelijk van zijn ouders droeg prins Bernhard vanaf zijn geboorte alleen de titel «Graf von Biesterfeld». Op 24 november 1916 kreeg hij van zijn oom Leopold IV, de regerende vorst van Lippe, de titel «Prinz zur Lippe-Biesterfeld» met het predicaat «Seine Durchlaucht».[14] Ter gelegenheid van zijn huwelijk met prinses Juliana werd hem bij Besluit van 6 januari 1937, Stb. 1 de titel «Prins der Nederlanden» met het predicaat «Koninklijke Hoogheid» verleend.[15] Tijdens de regeerperiode van zijn echtgenote werd hij aangeduid als «Z.K.H. De Prins der Nederlanden».

Titels van prins Claus

Prins Claus werd geboren als Claus Georg Wilhelm Otto Friedrich Gerd von Amsberg. Ter gelegenheid van zijn huwelijk met prinses Beatrix werden hem bij Besluit van 16 februari 1966, Stb. 70 de namen en titels «Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Claus George Willem Otto Frederik Geert der Nederlanden, Jonkheer van Amsberg» verleend.[16]

Titels van de weduwe van de Koning

Twee maal in de Nederlandse geschiedenis is er een weduwe van de Koning geweest. De eerste was de weduwe van koning Willem II: Anna Paulowna, de tweede was de weduwe van koning Willem III: Emma. Beiden gebruikten de titel «Koningin-Weduwe», met de aanspreektitel «Majesteit». De titel was vastgelegd in artikel 35 van de Grondwet van 1815, de aanspreektitel was volgens gebruik. Ook werd wel de titel «Koningin-Moeder» gebruikt, voor deze titel bestond geen (grond)wettelijke regeling.
In de Wet lidmaatschap koninklijk huis ontbreekt een regeling met betrekking tot de titels van de weduwe van de Koning.

Titels van de echtgenoot of echtgenote van de Koning die afstand van het koningschap heeft gedaan

Henriëtte des Heiligen Roomsen Rijksgravin dʼOultremont de Wégimont

Koning Willem I was weduwnaar toen hij troonsafstand deed. Hij huwde na zijn troonsafstand met Henriëtte des Heiligen Roomsen Rijksgravin dʼOultremont de Wégimont. Zij voerde na haar huwelijk en als weduwe de titel «Gravin van Nassau», overeenkomstig de bepaling in het Burgerlijk Wetboek dat een vrouw de titels en geslachtsnaam van haar echtgenoot kan voeren, eventueel gevolgd door haar eigen titels en geslachtsnaam.

Voor de titels van prins Bernhard de paragraaf Titels van prins Bernhard hierboven.

Titels van de vermoedelijke opvolger van de Koning

Erfprins (1814–1815)

Artikel 17 van de Grondwet van 1814 bepaalde: «De oudste zoon van den Souvereinen Vorst is de eerste onderdaan van zijnen vader. Als Erfprins wordt Hem gegeven den titel van Koninklijke Hoogheid.» De enige die deze titel gevoerd heeft was de latere koning Willem II.

Prins van Oranje (sinds 1815)

Zie Prins van Oranje voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De titel «Prins van Oranje» is ontleend aan het prinsdom Orange. Dat was een klein vorstendom in de Provence. Het was aanvankelijk een graafschap en na 1163 een soeverein prinsdom. In 1702 werd het door Frankrijk geannexeerd, hetgeen in 1713 bij de Vrede van Utrecht werd bevestigd.

Het prinsdom werd in 1530 geërfd door de elfjarige graaf René van Nassau-Breda (hij noemde zich vanaf dat moment René van Chalon, Prince dʼOrange) en de titel was sindsdien de hoogste titel van de graven van Nassau. Bij zijn kinderloos overlijden in 1544 werd Orange geërfd door Renéʼs – toevalligerwijs eveneens elfjarige – neef graaf Willem van Nassau-Siegen, die vanaf dat moment Willem van Oranje werd genoemd. Na Willem van Oranje werd de titel achtereenvolgens gevoerd door Filips Willem, Maurits, Frederik Hendrik, Willem II, Willem III, Johan Willem Friso, Willem IV, Willem V, en tot slot door Willem Frederik, de latere koning Willem I.[6] In 1637 verleende koning Lodewijk XIII van Frankrijk de Prins van Oranje de titel «Altesse».[17] Na het aanvaarden van de soevereiniteit in 1813 voerde Willem I de titel «Prins van Oranje» niet langer.

Artikel 36 van de Grondwet van 1815 bepaalde: «De oudste van des Konings zonen, of verdere mannelijke nakomelingen, die de vermoedelijke erfgenaam is van de Kroon, is des Konings eerste onderdaan, en voert den titel van Prins van Oranje.» Op grond van deze bepaling is de titel «Prins van Oranje» gevoerd door achtereenvolgens de latere koning Willem II (1815–1840), de latere koning Willem III (1840–1849), prins Willem (1849–1879), prins Alexander (1879–1884) en de latere koning Willem-Alexander (1980–2013). De koninginnen Wilhelmina, Juliana en Beatrix konden als vrouw de titel niet voeren.

In 1983 werd bovenstaande bepaling uit de Grondwet verwijderd. De verwijdering had twee redenen:

  1. de grondwetgever vond het beter om titels van het leden van het Koninklijk Huis niet langer in de Grondwet zelf, maar in een op de Grondwet gebaseerde wet te regelen,
  2. de grondwetgever wenste – nu in de Grondwet van 1983 voor de troonopvolging geen onderscheid tussen mannen en vrouwen meer wordt gemaakt – een andere regeling voor de titel van de vermoedelijke opvolger van de Koning.

Omdat een grondwetswijziging geen terugwerkende kracht heeft, kon prins Willem-Alexander, de toenmalige Prins van Oranje, de titel blijven voeren.

Pas in 2002 werd de nieuwe regeling voor de titel «Prins van Oranje» ingevoerd. Artikel 7 van de Wet lidmaatschap koninklijk huis bepaalt sindsdien: «De vermoedelijke opvolger van de Koning draagt de titel van Prins (Prinses) van Oranje.» Sinds de troonsbestijging van koning Willem-Alexander voert zijn oudste dochter prinses Catharina-Amalia de titel «Prinses van Oranje». Ze is de eerste vrouw die deze titel krachtens eigen recht mag voeren, in de 850 jaar daarvoor kon de titel alleen door mannen gevoerd worden.

De titel «Prins(es) van Oranje» wordt gevoerd vóór de overige titels die gevoerd mogen worden. Prinses Catharina-Amalia is formeel «Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Catharina-Amalia, Prinses van Oranje, Prinses der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau».

Titels van de echtgenoot of echtgenote van de vermoedelijke opvolger van de Koning

Er bestond tot de invoering van de Wet lidmaatschap koninklijk huis in 2002 geen (grond)wettelijke regeling voor de titels van de echtgenoot of echtgenote van de vermoedelijke opvolger van de Koning. De echtgenotes van de latere koningen Willem II en Willem III, Anna Paulowna en Sofie, voerden op grond van het gebruik de titel Prinses van Oranje. Voor de titels van prins Bernhard en prins Claus zie respectievelijk de paragrafen Titels van prins Bernhard en Titels van prins Claus hierboven.
Anna Paulowna voerde een uitgebreidere aanspreektitel in de periode dat haar echtgenoot Prins van Oranje was, namelijk «Hare Keizerlijke en Koninklijke Hoogheid». Keizerlijke Hoogheid kwam haar als dochter van tsaar Paul I van Rusland krachtens geboorte toe, Koninklijke Hoogheid krachtens huwelijk.

Tijdens de behandeling van het voorstel van rijkswet voor het verlenen van toestemming aan prins Willem-Alexander om een huwelijk aan te gaan met Máxima Zorreguieta, verklaarde de minister-president:

“Het andere punt waarover blijkbaar behoefte bestaat aan enige nadere opheldering is de vraag waarom de aanstaande echtgenote van onze kroonprins straks niet in formele zin de titel Prinses van Oranje zou mogen dragen. De titel Prins van Oranje is sedert het van kracht worden van onze eerste Grondwet een functionele en tijdelijke titel. Daarin onderscheidt deze titel zich van alle andere gangbare erfelijke titels. In ons stelsel is de titel Prins van Oranje altijd exclusief verbonden geweest aan de persoon met de functie van kroonprins, de vermoedelijke opvolger van het mannelijk geslacht. De regering is voornemens om deze historische en exclusieve relatie vast te leggen in de Wet lidmaatschap Koninklijk Huis. (…) De bedoeling is om geen onderscheid naar geslacht meer te maken. Een kroonprinses zal derhalve voortaan Prinses van Oranje zijn, naar analogie van de titel van de kroonprins. Dat is geenszins nieuw, doch reeds bij de grondwetswijziging van 1983 aangekondigd. Wij hebben daar dus lang over gedaan. De exclusieve relatie tussen de titel en de tijdelijke hoedanigheid van vermoedelijke opvolger verdraagt zich niet met het dragen van de titel krachtens eigen recht door de echtgenote van de kroonprins, zoals ook het geval zou zijn met de echtgenoot van de kroonprinses. Een echtgenote van de kroonprins of de echtgenoot van de kroonprinses is immers geen vermoedelijke opvolger in de zin van de Grondwet.”[11]

Ter gelegenheid van haar huwelijk met prins Willem-Alexander werden Máxima Zorreguieta bij Besluit van 25 januari 2002, Stb. 2002, 41 de titels «Prinses der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau» met het predicaat «Koninklijke Hoogheid» verleend.[12]

Titels van de weduwe van de vermoedelijke opvolger van de Koning

Deze titels waren nergens formeel vastgelegd, ook in de Wet lidmaatschap koninklijk huis ontbreekt een regeling. Het is in Nederland niet voorgekomen dat er een weduwe van de vermoedelijke opvolger van de Koning was.

Titels van de overige leden van het Koninklijk Huis

Prins(es) der Nederlanden (sinds 1815) en Prins(es) van Oranje-Nassau (sinds 1813)

Zie Prins der Nederlanden voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Zie Prins van Oranje-Nassau voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In 1732 bepaalde stadhouder Willem IV dat zijn nakomelingen in de mannelijke lijn de titel «Prins(es) van Oranje-Nassau» zouden dragen.[6] Dat bleef zo bij de aanvaarding van de soevereiniteit over Nederland door de latere koning Willem I. In artikel 17 lid 3 van de Grondwet van 1814 werd bepaald «De overige Prinsen en Prinsessen van den Huize blijven voeren den titel van Doorluchtige Hoogheid

Nadat de titel «S.M. le Roi des Pays-Bas» op 9 juni 1815 in artikel 70 van de Slotakte van het Congres van Wenen was bevestigd, droegen overeenkomstig het gebruik in Europese vorstenhuizen de kinderen van de Koning en zijn overige nakomelingen in de mannelijke lijn ook de titel «Prins(es) der Nederlanden» met het predicaat «Koninklijke Hoogheid». Omdat de titel «Prins(es) der Nederlanden» van hogere rang was en is, werd en wordt deze voor de titel «Prins(es) van Oranje-Nassau» gevoerd.
De titels «Zijne (Hare) Koninklijke Hoogheid Prins (Prinses) der Nederlanden, Prins (Prinses) van Oranje-Nassau» zijn gevoerd door:

Koningin Wilhelmina kon de naam «van Oranje-Nassau» niet zonder meer doorgeven aan haar nakomelingen. Daarvoor had zij de toestemming nodig van het hoofd van het Huis Nassau, groothertog Adolf van Luxemburg. Deze toestemming werd in 1901 ook verkregen.[18] De titels van de kinderen van koningin Wilhelmina werden daarna bij Koninklijk Besluit vastgesteld. Hetzelfde gebeurde later voor de titels van de kinderen van prinses Juliana, de kinderen van prinses Beatrix en de kinderen van prinses Margriet.

Sinds 1 januari 1998 bepaalt artikel 5 lid 12 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek dat de geslachtsnaam en de titels van kinderen geboren uit een huwelijk met een lid van het Koninklijk Huis bij Koninklijk Besluit worden bepaald. Dit is gebeurd voor de kinderen van de volgende leden van het Koninklijk Huis: prins Willem-Alexander, prins Constantijn, prins Maurits en prins Bernhard.

Sinds 12 juni 2002 wordt de titel «Prins(es) der Nederlanden» gedragen door de vermoedelijke opvolger van de Koning en de Koning die afstand van het koningschap heeft gedaan (artikel 8 lid 1 van de Wet lidmaatschap koninklijk huis). Verder kan deze titel bij Koninklijk Besluit uitsluitend worden verleend aan de echtgenoot of echtgenote van de Koning, de kinderen geboren uit een huwelijk van de Koning, de echtgenoot of echtgenote van de vermoedelijke opvolger van de Koning en de kinderen geboren uit een huwelijk van de vermoedelijke opvolger van de Koning (artikel 8 lid 2 van de Wet lidmaatschap koninklijk huis). De titel «Prins(es) der Nederlanden» vervalt met het verlies van het lidmaatschap van het Koninklijk Huis (artikel 8 lid 3 van de Wet lidmaatschap koninklijk huis).
De titel «Prins(es) van Oranje-Nassau» wordt sinds dezelfde datum gedragen door de Koning, de vermoedelijke opvolger van de Koning en de Koning die afstand van het koningschap heeft gedaan (artikel 9 lid 1 van de Wet lidmaatschap koninklijk huis). Verder kan deze titel bij Koninklijk Besluit uitsluitend worden verleend aan leden van het Koninklijk Huis (artikel 9 lid 2 van de Wet lidmaatschap koninklijk huis). Binnen drie maanden na verlies van het lidmaatschap van het Koninklijk Huis wordt bij Koninklijk Besluit beslist over het behoud van de titel «Prins(es) van Oranje-Nassau» als persoonlijke titel voor degenen die het lidmaatschap hebben verloren (artikel 9 lid 3 van de Wet lidmaatschap koninklijk huis).

Titels van de kinderen van koningin Wilhelmina

Bij Besluit van 30 december 1908, Stb. 425 is bepaald dat alle Prinsen en Prinsessen der Nederlanden, de wettige nakomelingen van koningin Wilhelmina, onverminderd de titels die hun uit anderen hoofde nog toekomen, zullen worden genoemd «Prins (Prinses) van Oranje Nassau Hertog (Hertogin) van Mecklenburg».[19] Opvallend is dat het koppelteken tussen de woorden Oranje en Nassau ontbreekt en er geen komma staat tussen de woorden Nassau en Hertog. De in dit besluit genoemde titels zijn alleen gevoerd door prinses Juliana.

Bij Besluit van 6 januari 1937, Stb. 2 is bepaald dat prinses Juliana bij de voltrekking van haar huwelijk met prins Bernhard de titel «Prinses van Lippe-Biesterfeld» wordt verleend, met dien verstande, dat zij die zal voeren na de naam Mecklenburg.[20]

De Wet lidmaatschap koninklijk huis noemt bovenstaande koninklijk besluiten niet. Het is onduidelijk of het hier gaat om een omissie van de wetgever.

Titels van de kinderen van koningin Juliana

Bij Besluit van 26 oktober 1937, Stb. 5 is bepaald dat alle kinderen van prinses Juliana, onverminderd de titel van «Prins of Prinses der Nederlanden» en de hun verder toekomende titels, zullen worden genoemd «Prins (Prinses) van Oranje-Nassau, Prins (Prinses) van Lippe-Biesterfeld».[21] Deze titels werden en worden gedragen door de prinsessen Beatrix, Irene, Margriet en Christina. De prinsessen Irene en Christina huwden zonder de door de Grondwet vereiste toestemming en verloren daarmee het recht van troonopvolging en als consequentie daarvan het lidmaatschap van het Koninklijk Huis. Ze behielden wel hun titels. Dit werd in 2002 bevestigd in artikel 10 van de Wet lidmaatschap koninklijk huis. Prinses Irene gebruikt in het dagelijks leven de naam «Irene van Lippe-Biesterfeld».

Titels van de kinderen van koningin Beatrix

Bij Besluit van 16 februari 1966, Stb. 70 is bepaald dat de kinderen die uit het huwelijk van prinses Beatrix met Claus von Amsberg geboren mochten worden, onverminderd de hun verder toekomende, de volgende titels en namen zullen dragen: «Zijne (Hare) Koninklijke Hoogheid Prins (Prinses) der Nederlanden, Prins (Prinses) van Oranje-Nassau, Jonkheer (Jonkvrouwe) van Amsberg».[16] Deze titels werden en worden gedragen door de prinsen Willem-Alexander, Johan Friso en Constantijn.

Prins Johan Friso huwde zonder de door de Grondwet vereiste toestemming en verloor daarmee het recht van troonopvolging en als consequentie daarvan het lidmaatschap van het Koninklijk Huis. Zie voor zijn titels na zijn huwelijk de paragraaf Titels van prins Johan Friso, zijn weduwe en zijn kinderen hieronder.

De Wet lidmaatschap koninklijk huis noemt het bovenstaande Koninklijk Besluit niet. Het is onduidelijk of het hier gaat om een omissie van de wetgever.

Titels van de kinderen van prinses Margriet

Bij Besluit van 2 januari 1967, Stb. 1 is bepaald dat de kinderen die uit het huwelijk van prinses Margriet en Pieter van Vollenhoven geboren mochten worden, de persoonlijke titel «Prins (Prinses) van Oranje-Nassau» wordt verleend met het predicaat «Hoogheid». Deze titel wordt gevoerd voor de geslachtsnaam van de vader, zodat deze kinderen zijn: «Zijne (Hare) Hoogheid Prins(es) van Oranje-Nassau, Van Vollenhoven».[22] Deze titels worden gedragen door de prinsen Maurits, Bernhard, Pieter Christiaan en Floris.

De prinsen Maurits en Bernhard verloren bij de troonsbestijging van koning Willem-Alexander het recht van troonopvolging omdat zij hem verder bestaan dan in de derde graad van bloedverwantschap, en verloren als consequentie daarvan het lidmaatschap van het Koninklijk Huis. De prinsen Pieter-Christiaan en Floris huwden zonder de door de Grondwet vereiste toestemming en verloren daarmee het recht van troonopvolging en als consequentie daarvan het lidmaatschap van het Koninklijk Huis. Alle vier de prinsen behielden hun titels (artikel 10 van de Wet lidmaatschap koninklijk huis).

Titels van de kinderen van koning Willem-Alexander

Bij Besluit van 25 januari 2002, Stb. 2002, 41 is bepaald dat de kinderen die geboren mochten worden uit het huwelijk van prins Willem-Alexander met Máxima Zorreguieta de titels en namen «Prins (Prinses) der Nederlanden, Prins (Prinses) van Oranje-Nassau» met het predicaat «Koninklijke Hoogheid» dragen.[12] Deze titels worden gedragen door de prinsessen Catharina-Amalia, Alexia en Ariane. Opvallend is dat in het Koninklijk Besluit de titel «Jonkheer (Jonkvrouwe) van Amsberg», die hun vader wel draagt, ontbreekt. De reden daarvoor is onbekend.

Titels van de echtgenoten en echtgenotes van de overige leden van het Koninklijk Huis

De echtgenotes van de prinsen van het Koninklijk Huis droegen en dragen de titels van hun echtgenoot. Dit was nergens formeel vastgelegd, het is een oud gebruik in Europese vorstenhuizen. In Nederland was in het Burgerlijk Wetboek wel vastgelegd dat een vrouw de titels en geslachtsnaam van haar echtgenoot kan voeren, eventueel gevolgd door haar eigen titels en geslachtsnaam. Sinds 1 januari 1970 staat deze bepaling in artikel 9 lid 1 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. In de Wet lidmaatschap koninklijk huis ontbreekt een regeling voor de titels van de echtgenoot of echtgenote van de overige leden van het Koninklijk Huis.

De echtgenotes van de prinsen Frederik en Hendrik, Louise van Pruisen, Amalia van Saksen-Weimar en Eisenach en Maria van Pruisen droegen de titels van hun echtgenoot. In tegenstelling tot het hedendaagse spraakgebruik werden zij aangeduid als «H.K.H. Prinses Frederik» en «H.K.H. Prinses Hendrik».

Voor de echtgenoot van prinses Margriet is geen titel vastgesteld. Hij werd en wordt met zijn academische titel mr. Pieter van Vollenhoven genoemd, en in de periode dat hij hoogleraar was Prof.mr. Pieter van Vollenhoven.

Voor Laurentien Brinkhorst, de echtgenote van prins Constantijn, is geen titel vastgesteld. Zij kan de titels en geslachtsnaam van haar echtgenoot voeren op grond van het Burgerlijk Wetboek en is op grond daarvan «Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Laurentien der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, mevrouw van Amsberg».

Ook voor de echtgenotes van de prinsen Maurits en Bernhard, Marilène van den Broek en Annette Sekrève, is geen titel vastgesteld. Zij kunnen de titels en geslachtsnaam van haar echtgenoot voeren op grond van het Burgerlijk Wetboek en zijn op grond daarvan «Hare Hoogheid Prinses van Oranje-Nassau, Van Vollenhoven». Beide zijn sinds 2013 geen lid meer van het Koninklijk Huis.

Titels van leden van de koninklijke familie die geen lid zijn van het Koninklijk Huis

Leden van de koninklijke familie die geen lid zijn van het Koninklijk Huis zijn:

  1. zij die krachtens de Grondwet de Koning kunnen opvolgen maar deze verder bestaan dan in de tweede graad van bloedverwantschap;
  2. zij die het lidmaatschap van het Koninklijk Huis hebben verloren omdat zij krachtens de Grondwet de Koning niet meer kunnen opvolgen;
  3. zij die het lidmaatschap van het Koninklijk Huis hebben verloren omdat zij gehuwd zijn zonder de door de Grondwet vereiste toestemming;
  4. de echtgenoten, echtgenotes, weduwnaars, weduwen en kinderen van bovenstaande personen.
Prins Constantijn, prinses Laurentien en hun kinderen Eloise, Claus-Casimir en Leonore

De onder 1 genoemde personen zijn de kinderen van prins Constantijn, de onder 2 genoemde personen zijn de prinsen Maurits en Bernhard, en de onder 3 genoemde personen zijn de prinsessen Irene en Christina, en de prinsen Johan Friso, Pieter-Christiaan en Floris.

Titels van de kinderen van prins Constantijn

Bij Besluit van 11 mei 2001, Stb. 2001, 227 is bepaald dat de geslachtsnaam van de kinderen die geboren mochten worden uit het huwelijk van prins Constantijn met Petra Laurentien Brinkhorst luidt: «van Oranje-Nassau van Amsberg», met de titel graaf en predicaat jonkheer. Zij zijn: «graaf (gravin) van Oranje-Nassau, jonkheer (jonkvrouwe) van Amsberg».[23] Deze titels zijn erfelijk in de mannelijke lijn.

Prins Johan Friso, prinses Mabel en hun dochters Luana en Zaria

Titels van prins Johan Friso, zijn weduwe en zijn kinderen

De titels van Prins Johan Friso zijn vastgesteld bij Besluit van 16 februari 1966, Stb. 70, zie de Titels van de kinderen van koningin Beatrix hierboven. De prins huwde zonder de door de Grondwet vereiste toestemming en verloor daarmee het recht van troonopvolging en als consequentie daarvan het lidmaatschap van het Koninklijk Huis. Omdat de titel «Prins(es) der Nederlanden» vervalt met het verlies van het lidmaatschap van het Koninklijk Huis en binnen drie maanden na verlies van het lidmaatschap van het Koninklijk Huis bij Koninklijk Besluit moet worden beslist over het behoud van de titel «Prins(es) van Oranje-Nassau» als persoonlijke titel voor degenen die het lidmaatschap hebben verloren, is er voor de titels van prins Johan Friso een nieuw Koninklijk Besluit vastgesteld. Dit Besluit van 19 maart 2004, Stb. 2004, 126 bepaalt dat hij de titel «Prins van Oranje-Nassau» als persoonlijke titel mocht behouden met het persoonlijke predicaat «Koninklijke Hoogheid». Verder werd hem de erfelijke titel graaf verleend en werd als zijn geslachtsnaam vastgesteld «van Oranje-Nassau van Amsberg». Met ingang van zijn huwelijk was hij «Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Johan Friso Bernhard Christiaan David van Oranje-Nassau, graaf van Oranje-Nassau, jonkheer van Amsberg».

De vastgestelde erfelijke titel wordt gedragen door zijn dochters Luana en Zaria, zij zijn «gravin van Oranje-Nassau van Amsberg». Omdat adellijke titels alleen erfelijk zijn in de mannelijke lijn kunnen de dochters hun titel niet doorgeven aan hun kinderen.

De weduwe van prins Johan Friso, Mabel Wisse Smit, heeft geen titels. Zij kan de titels en geslachtsnaam van haar echtgenoot voeren op grond van het Burgerlijk Wetboek en is op grond daarvan «Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Mabel van Oranje-Nassau, gravin van Oranje-Nassau, mevrouw van Amsberg».

Prinses Margriet, Pieter van Vollenhoven en hun kinderen en kleinkinderen

Titels van de prinsen Maurits, Bernhard, Pieter-Christiaan en Floris

De titels van de prinsen Maurits, Bernhard, Pieter-Christiaan en Floris zijn vastgesteld bij Besluit van 2 januari 1967, Stb. 1, zie de paragraaf Titels van de kinderen van prinses Margriet hierboven. De prinsen Maurits en Bernhard verloren bij de troonsbestijging van koning Willem-Alexander het recht van troonopvolging omdat zij hem verder bestaan dan in de derde graad van bloedverwantschap, en verloren als consequentie daarvan het lidmaatschap van het Koninklijk Huis. De prinsen Pieter-Christiaan en Floris huwden zonder de door de Grondwet vereiste toestemming en verloren daarmee het recht van troonopvolging en als consequentie daarvan het lidmaatschap van het Koninklijk Huis. Alle vier de prinsen behielden hun titels (artikel 10 van de Wet lidmaatschap koninklijk huis).

De echtgenotes van de vier prinsen, Marilène van den Broek, Annette Sekrève, Anita van Eijk en Aimée Söhngen, hebben geen titels. Zij kunnen de titels en geslachtsnaam van hun echtgenoot voeren op grond van het Burgerlijk Wetboek en zijn op grond daarvan «Hare Hoogheid Prinses van Oranje-Nassau, Van Vollenhoven».

De kinderen van de vier prinsen hebben geen titels. Voor de kinderen van prins Maurits is de geslachtsnaam «van Lippe-Biesterfeld van Vollenhoven» vastgesteld (Besluit van 26 mei 1998, Stb. 1998, 310).[24] De kinderen van de prinsen Bernhard, Pieter-Christiaan en Floris dragen de geslachtsnaam «van Vollenhoven».

Titels van de prinsessen Irene en Christina

De titels van de prinsessen Irene en Christina zijn vastgesteld bij Besluit van 26 oktober 1937, Stb. 5, zie de paragraaf Titels van de kinderen van koningin Juliana hierboven. Beide prinsessen huwden zonder de door de Grondwet vereiste toestemming en verloren daarmee het recht van troonopvolging en als consequentie daarvan het lidmaatschap van het Koninklijk Huis. Ze behielden wel hun titels. Dit is bevestigd in artikel 10 van de Wet lidmaatschap koninklijk huis.

De kinderen van prinses Christina dragen geen titels, maar alleen de geslachtsnaam «Guillermo».

Titels van de kinderen van prinses Irene

De kinderen van prinses Irene, Carlos, Jaime, Margarita en Maria Carolina, droegen de titels van hun vader Karel Hugo van Bourbon-Parma: «Zijne (Hare) Koninklijke Hoogheid Prins (Prinses) van Bourbon-Parma». De kinderen werden in 1996 ingelijfd in de Nederlandse adel als «Zijne (Hare) Koninklijke Hoogheid Prins (Prinses) de Bourbon de Parme». Deze titels zijn erfelijk in de mannelijke lijn.

Op 2 september 1996 verleende hun vader hen de volgende titels: «prins van Piancenza» voor Carlos, «graaf van Bardi» voor Jaime, «gravin van Colorno» voor Margarita en «markiezin van Sala» voor Maria Carolina. Deze titels worden alleen erkend door de familie Bourbon-Parma. Sinds het overlijden van zijn vader (18 augustus 2010) voert Carlos de titel «hertog van Parma en Piacenza». Ook deze titel wordt alleen erkend door de familie Bourbon-Parma.

Historische titels van de Koning

Wapenbord in de Nieuwe Kerk met daarop alle wapens van de koninklijke heerlijkheden

De Koning voert een aantal historische titels. Deze titels worden in de preambule van wetten en besluiten weergegeven door «enz. enz. enz.». Het gaat hier om de volgende titels:

  1. hertog van Limburg (zie de paragraaf Hertog van Limburg (1839–1867) hierboven);
  2. de titels die stadhouder Willem V in 1795 voerde.

Nadat Willem V in 1795 in ballingschap gegaan was, werden zijn bezittingen in de Bataafsche Republiek geconfisqueerd. Dat gold ook voor de bezittingen in de voormalige Oostenrijkse Nederlanden en de voormalige Franche-Comté. De ex-stadhouder bleef de titels voeren, ook nadat hij in 1804 in een overeenkomst met de Bataafsche Republiek akkoord ging met de onteigening en de daarvoor verkregen compensatie. Deze overeenkomst werd namelijk nimmer geratificeerd. Ook zijn zoon en opvolger Willem Frederik, de latere koning Willem I voerde deze titels. Na de terugkeer van Willem I in 1813 en zijn aanvaarding van de soevereiniteit over Nederland, bleven de voormalige bezittingen eigendom van de staat. Hij maakte geen aanspraken op zijn voormalige bezittingen. Hij ontving een jaarlijks inkomen, waarvan een gedeelte moest worden opgebracht door de zogeheten kroondomeinen.[25]

Het gaat om de volgende titels:

Bij de parlementaire behandeling van de Wet lidmaatschap koninklijk huis 2002 liet de regering in antwoord op vragen weten:

“De leden van de CDA-fractie vroegen waarom een regeling ontbreekt met betrekking tot de historische titels van de Koning, zoals de titels baron van Breda, markies van Veere en graaf van Buren, die onder het intitulé «Enz. Enz. enz.» schuilgaan. Zij vroegen of dit betekent dat deze titels met het overlijden van koningin Wilhelmina in 1962 in mannelijke lijn zijn uitgestorven en zo nee, waarom vererving van een adellijke titel via de vrouwelijke lijn niet geldt voor de overige adel en waarom de wet in dat geval discrimineert op dit punt.
De regeling inzake de titels die verbonden zijn aan het lidmaatschap van het koninklijk huis, omvat geen uitputtende regeling van de titels van de Koning. De noodzaak tot een dergelijke verfijning ontbreekt omdat buiten twijfel staat dat deze titels in het intitulé functioneel verbonden zijn aan het koningschap en niet kunnen overgaan op personen die geen lid zijn van het koninklijk huis. Deze titels zijn dus niet «uitgestorven» bij het overlijden van prinses Wilhelmina in 1962 maar bij de troonswisseling in 1948 overgegaan op koningin Juliana. Gelet op de functionele verbondenheid van de genoemde titels met het koningschap gaat de vergelijking met de overgang van adellijke titels niet op en kan van discriminatie derhalve geen sprake zijn.”[26]

Markies van Veere en Vlissingen

Veere en Vlissingen werden op 21 oktober 1555 door keizer Karel V verheven tot markizaat en geschonken aan zijn neef Maximiliaan van Bourgondië voor diens jarenlange trouwe dienst. Nadat deze kinderloos overleed in 1558, kwam het markizaat in handen van Maximiliaan de Henin, de minderjarige zoon van zijn zuster Anna van Bourgondië en Johan de Henin, graaf van Borsu. Het markizaat was echter door de overleden Maximiliaan met grote schulden belast, waarop Johan besloot het te verkopen. Het markizaat ging vervolgens verschillende malen in andere handen over, zonder dat de schulden werden voldaan. Uiteindelijk besloten de crediteuren het dan maar te veilen. Ook dat mislukte eerst, maar in 1581 werd het gekocht door Willem van Oranje, die er 24.500 carolusguldens voor betaalde. Deze kocht het omdat hij in zijn huwelijkscontract met Anna van Saksen voor een zoon uit dit huwelijk een dergelijke titel had beloofd.[27] Het markizaat gaf hem twee van de stemmen in de Staten van Zeeland. Na Maurits was het markizaat in bezit van achtereenvolgens Frederik Hendrik, Willem II en Willem III.

Willem III was kinderloos en wees in zijn testament zijn achterneef Johan Willem Friso van Nassau-Diez aan als zijn universeel erfgenaam. Doordat de erfenis ook geclaimd werd door koning Frederik I van Pruisen ontstond er een strijd om de erfenis, die pas in 1732 door een overeenkomst tussen koning Frederik Willem I van Pruisen en stadhouder Willem IV werd beëindigd. Het markizaat werd bij de overeenkomst toegewezen aan Willem IV. Om politieke invloed van de Oranje-Nassaus in Zeeland te voorkomen, het was het Tweede Stadhouderloze Tijdperk, gingen de Staten van Zeeland in hetzelfde jaar over tot mortificatie van het markizaat. In 1748, toen Willem IV erfstadhouder van alle gewesten werd, werd het markizaat hersteld. Willem IV werd opgevolgd door zijn zoon Willem V. In 1795 werd het markizaat definitief opgeheven.[28]

De Burcht Katzenelnbogen

Graaf van Katzenelnbogen

Het graafschap Katzenelnbogen was een graafschap in het Heilige Roomse Rijk ten zuiden van het graafschap Nassau. Graaf Filips ‘de Oudere’ overleed in 1479 en liet alleen een dochter na, Anna. Die huwde met landgraaf Hendrik III van Hessen-Marburg. De langstlevende zoon uit dit huwelijk, Willem III overleed kinderloos in 1500. Het graafschap Katzenelnbogen werd nu geclaimd door zowel zijn zuster Elisabeth, de echtgenote van graaf Johan V van Nassau-Siegen, als door landgraaf Willem II van Hessen-Kassel.[29][30] De juridische strijd om deze erfenis sleepte jarenlang voort, waarbij regelmatig de wapens dreigden te spreken. Pas in 1557 kwam er eind aan deze Katzenelnbogische Erbfolgestreit, waarbij het graafschap aan de landgraaf van Hessen kwam, terwijl graaf Willem I van Nassau-Siegen (de vader van Willem van Oranje) financieel schadeloos gesteld werd en de titel en het wapen mocht voeren. Alle nakomelingen in mannelijke lijn van Willem I van Nassau-Siegen voerden de titel, totdat stadhouder Willem IV in 1732 besloot de titel te reserveren voor het hoofd van de familie.

Kasteel Vianden

Graaf van Vianden

Het graafschap Vianden was een graafschap in het hertogdom Luxemburg in het Heilige Roomse Rijk. Graaf Hendrik II van Vianden overleed in 1337 en liet alleen een dochter na, Maria. Die huwde met Simon III van Sponheim. Van de kinderen van Maria van Vianden en Simon van Sponheim bleef alleen een dochter in leven, Elisabeth van Sponheim-Kreuznach. Elisabeth huwde tweemaal, maar haar huwelijken bleven kinderloos. Bij het overlijden van Elisabeth in 1417 kwamen haar bezittingen aan de kleinzoons van haar oudtante Adelheid van Vianden, de zuster van Hendrik II. Adelheid was gehuwd met graaf Otto II van Nassau-Siegen. De kleinzoons Adolf I, Johan II ‘met de Helm’, Engelbrecht I en Johan III ‘de Jongere’ erfden het graafschap Vianden en de heerlijkheden Sankt Vith, Bütgenbach, Daasburg en Grimbergen. Alleen Engelbrecht I had zoons, de oudste daarvan, Johan IV werd in 1451 de enige bezitter van het graafschap. Het werd daarna geërfd door achtereenvolgens Engelbrecht II, Hendrik III, René van Chalon en Willem van Oranje.

In 1567 confisqueerde koning Filips II van Spanje alle bezittingen van Willem van Oranje. Diens zoon Filips Willem kreeg Vianden, Sankt Vith, Bütgenbach en Daasburg in 1596 terug. Zijn erfgenaam was Maurits. Na de dood van Maurits werden zijn bezittingen in de Spaanse Nederlanden en de Franche-Comté geclaimd door graaf Johan VIII van Nassau-Siegen. Die claim werd erkend bij uitspraken van de Grote Raad van Mechelen van 14 juli 1625 en 29 november 1625.[31] Pas bij de Vrede van Münster in 1648 werden alle bezittingen teruggegeven. De volgende bezitters waren de stadhouders Willem II en Willem III. Na de strijd om de erfenis van Willem III kwamen Vianden, Sankt Vith, Bütgenbach en Daasburg in 1732 in het bezit van Willem IV en daarna zijn zoon Willem V.

In 1786 viel Frankrijk het hertogdom Luxemburg binnen, waarmee er een einde kwam aan de heerschappij van de Oranje-Nassaus. De Fransen hieven in 1794 het graafschap Vianden definitief op als bestuurseenheid.

De Burcht Diez

Graaf van Diez

Het graafschap Diez was een graafschap in het Heilige Roomse Rijk ten zuiden van de rivier Lahn en werd omringd door het graafschap Nassau. Graaf Gerhard VII van Diez liet alleen een dochter na, Jutta. Die huwde met graaf Adolf I van Nassau-Siegen. Die volgde in 1388 zijn schoonvader op. Uit het huwelijk van Adolf en Jutta werd alleen een één dochter geboren, Jutta. Bij het overlijden van Adolf kwam de helft van het graafschap aan zijn dochter en haar echtgenoot Godfried VII van Eppstein-Münzenberg. De andere helft kwam aan de drie broers van Adolf, Johan II ‘met de Helm’, Engelbrecht I en Johan III ‘de Jongere’. Deze broers en hun nakomelingen in mannelijke lijn voerden allen de titel graaf van Diez, totdat stadhouder Willem IV in 1732 besloot de titel te reserveren voor het hoofd van de familie.

In 1453 verkocht Godfried VIII van Eppstein-Münzenberg, de zoon van Godfried VII en Jutta van Nassau-Siegen, een helft van zijn helft (dus een kwart van het totale graafschap) aan graaf Filips ‘de Oudere’ van Katzenelnbogen. Dat kwart kwam door het huwelijk van Elisabeth van Hessen-Marburg met Johan V van Nassau-Siegen, kleinzoon van Engelbrecht I, in 1500 in bezit van de Nassaus. Door het huwelijk van hun zoon Willem I van Nassau-Siegen met Juliana van Stolberg-Wernigerode verkregen de Nassaus het laatste kwart van het graafschap. Na het overlijden van hun tweede zoon, Johan VI, werden in 1607 zijn bezittingen verdeeld tussen zijn overlevende zoons. De vijfde zoon, Ernst Casimir, verkreeg het graafschap Diez, dat de kern vormde van het graafschap Nassau-Diez. De graaf van Nassau-Diez werd op 25 november 1652 verheven tot rijksvorst met het predicaat «Seine Durchlaucht».[6] Ernst Casimir werd achtereenvolgens opgevolgd door Hendrik Casimir I, Willem Frederik, Hendrik Casimir II, Johan Willem Friso, Willem IV, Willem V en Willem Frederik (de latere koning Willem I).

Deze laatste verloor in 1806 zijn bezittingen in Nassau bij de vorming van de Rijnbond. Delen gingen naar het groothertogdom Berg, het graafschap Diez ging deel uitmaken van het hertogdom Nassau. Door het verdrag van 14 juli 1814, volgend op de ontbinding van het groothertogdom Berg, kwam Willem weer in het bezit van het graafschap Diez, en de vorstendommen Nassau-Siegen, Nassau-Dillenburg en Nassau-Hadamar. Op 31 mei 1815 deed hij afstand van deze gebieden ten gunste van het hertogdom Nassau en het koninkrijk Pruisen, en ontving in ruil daarvoor het groothertogdom Luxemburg.[6] Hij bleef de titel graaf van Diez voeren.

Graaf van Spiegelberg

Het graafschap Spiegelberg was een graafschap in het Heilige Roomse Rijk en lag in het hertogdom Brunswijk. Het werd in 1631 door hertog Frederik Ulrich van Brunswijk-Wolfenbüttel geschonken aan zijn zuster Sofia Hedwig. Deze was gehuwd met graaf Ernst Casimir van Nassau-Diez. Bij haar overlijden kwam het aan haar zoon Willem Frederik en daarna achtereenvolgens aan Hendrik Casimir II, Johan Willem Friso, Willem IV, Willem V en de latere koning Willem I.

Koning Willem I verkocht het graafschap in 1819 aan de koning van Hannover. In de koopovereenkomst werd overeengekomen dat Willem I de titel behield.[32]

Anna van Egmont, gravin van Buren en Leerdam

Graaf van Buren en Leerdam

De graafschappen Buren en Leerdam en de heerlijkheden IJsselstein, Sint-Maartensdijk, Scherpenisse, Kortgene, Cranendonck, Eindhoven, Jaarsveld en Acquoij waren bezittingen van het geslacht Van Egmont. De erfdochter Anna huwde in 1551 met Willem van Oranje. Toen zij in 1558 overleed, gingen haar bezittingen naar haar zoon Filips Willem. Deze werd opgevolgd door achtereenvolgens Maurits, Frederik Hendrik, Willem II en Willem III. Na de strijd om de erfenis van Willem III kwamen Buren en Leerdam aan Willem IV. Willem IV werd opgevolgd door zijn zoon Willem V. In 1795 werden Buren en Leerdam door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd; Buren werd deel van de provincie Gelderland en Leerdam deel van de provincie Utrecht.

Zowel koning Willem III als zijn dochter Wilhelmina maakten bij hun vakantiereizen gebruik van het incognito «comte de Buren» respectievelijk «gravin van Buren». Prins Willem-Alexander reed in 1986 de Elfstedentocht onder de naam «W.A. van Buren».

Graaf van Culemborg

De Staten van het Kwartier van Nijmegen schonken het graafschap Culemborg in 1748 aan Willem IV ter gelegenheid van zijn aanstelling tot stadhouder in 1747. Willem IV werd opgevolgd door zijn zoon Willem V. In 1795 werd Culemborg door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd; het werd onderdeel van de provincie Gelderland.

Burggraaf van Antwerpen

De functie burggraaf van Antwerpen was een erfelijke functie van de heren van Heinsberg. In 1456 huwde Johanna van Loon-Heinsberg, de dochter van Johan IV van Loon-Heinsberg en Johanna van Diest, met graaf Johan II van Nassau-Saarbrücken. Johanna was erfdochter van Heinsberg, Geilenkirchen, Dalenbroek, Diest, Zichem, Zeelhem, en burggravin van Antwerpen. Uit het huwelijk van Johanna en Johan II van Nassau-Saarbrücken werden twee dochters geboren, de oudste erfde de bezittingen van haar moeder. Deze Elisabeth huwde met hertog Willem IV van Gulik.
In 1440 huwde graaf Johan IV van Nassau-Siegen met Maria van Loon-Heinsberg, uit dezelfde familie. Zij verkreeg in 1459 Herstal, Itteren en Meerssenhoven, en in 1467 Steyn, Vught, Gangelt, Waldfeucht en de helft van slot en land van Millen. Haar oudste zoon Engelbrecht II van Nassau-Breda stond op 25 augustus 1499 diens helft van slot en land van Millen met de steden Gangelt en Vught af aan Willem IV van Gulik en ontving in ruil daarvoor op 27 augustus 1499 de stad en het land van Diest en het slot en land van Zichem en Zeelhem, alsmede de functie burggraaf van Antwerpen.[31] Het werd daarna geërfd door achtereenvolgens Hendrik III, René van Chalon en Willem van Oranje.

In 1567 confisqueerde koning Filips II van Spanje alle bezittingen van Willem van Oranje. Diens zoon Filips Willem kreeg Antwerpen in 1596 terug. Zijn erfgenaam was Maurits. Na de dood van Maurits werden zijn bezittingen in de Spaanse Nederlanden en de Franche-Comté geclaimd door Johan VIII van Nassau-Siegen. Die claim werd erkend bij uitspraken van de Grote Raad van Mechelen van 14 juli 1625 en 29 november 1625. Pas bij de Vrede van Münster in 1648 werden alle bezittingen teruggegeven. De volgende bezitters waren de stadhouders Willem II en Willem III. Na de strijd om de erfenis van Willem III kwam Antwerpen in 1732 in het bezit van Willem IV en daarna zijn zoon Willem V. Bij de bezetting van de Oostenrijkse Nederlanden door Frankrijk in 1794 verloren de Oranje-Nassaus het burggraafschap definitief.

Het Kasteel van Breda

Baron van Breda

De heerlijkheid Breda was oorspronkelijk een heerlijkheid in het hertogdom Brabant. Breda werd in 1350 van de hertog gekocht door Jan II van Polanen uit het geslacht Wassenaar. Het bezit van de Polanens omvatte nog vele andere gebieden, die in hun handen waren gekomen door een erfenis van Willem van Duivenvoorde. Hij was een bastaardzoon van Filips III van Duivenvoorde en een halfbroer van Jan I van Polanen. Willem van Duivenvoorde was een financieel genie, een steeds toenemende rijkdom had hem in staat gesteld zijn vele bezittingen te financieren. Na zijn dood liet hij zijn bezittingen na aan zijn neef Jan II van Polanen. Jan III van Polanen, de zoon van Jan II, had alleen een dochter, Johanna. Zij huwde op 1 augustus 1403 met Engelbrecht I van Nassau-Siegen, die zodoende in bezit kwam van Breda, Geertruidenberg, Klundert (of Niervaart), Oosterhout en Dongen, een huis op de Koudenberg te Brussel (het latere Paleis van Nassau), een huis te Mechelen, de Heerlijkheid van de Lek, Monster en Polanen, Zundert en Nispen.[25]

Engelbrecht I werd opgevolgd door achtereenvolgens Johan IV, Engelbrecht II, Hendrik III, René van Chalon en Willem van Oranje. In 1567 confisqueerde koning Filips II van Spanje alle bezittingen van Willem van Oranje. In 1590 werd Breda veroverd door Maurits. In 1625 kwam het weer in Spaanse handen, om in 1637 door Frederik Hendrik heroverd te worden. De daaropvolgende bezitters waren de stadhouders Willem II en Willem III. Na de strijd om de erfenis van Willem III kwam Breda in 1732 in het bezit van Willem IV en daarna zijn zoon Willem V. In 1795 werden Breda, Geertruidenberg, Klundert, Polanen en Steenbergen door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd.

De Hof van Nassau in Diest

Baron van Diest

De baronie Diest kwam in 1499 in bezit van Engelbrecht II van Nassau-Breda, door ruil van gebieden met hertog Willem IV van Gulik. Zie de paragraaf Burggraaf van Antwerpen hierboven. Het werd daarna geërfd door achtereenvolgens Hendrik III, René van Chalon en Willem van Oranje.

In 1567 confisqueerde koning Filips II van Spanje alle bezittingen van Willem van Oranje. Diens zoon Filips Willem kreeg Diest in 1596 terug. Zijn erfgenaam was Maurits. Na de dood van Maurits werden zijn bezittingen in de Spaanse Nederlanden en de Franche-Comté geclaimd door Johan VIII van Nassau-Siegen. Die claim werd erkend bij uitspraken van de Grote Raad van Mechelen van 14 juli 1625 en 29 november 1625. Pas bij de Vrede van Münster in 1648 werden alle bezittingen teruggegeven. De volgende bezitters waren de stadhouders Willem II en Willem III. Na de strijd om de erfenis van Willem III kwam Diest in 1732 in het bezit van Willem IV en daarna zijn zoon Willem V. Bij de bezetting van de Oostenrijkse Nederlanden door Frankrijk in 1794 verloren de Oranje-Nassaus Diest definitief.

De Burcht Beilstein

Baron van Beilstein

Graaf Walram I van Nassau verwierf in de tweede helft van de twaalfde eeuw de Herborner Mark, de Kalenberger Zent (inclusief Mengerskirchen, Beilstein en Nenderoth), en het Gericht Heimau (inclusief Driedorf en Löhnberg) als een leengoed van het landgraafschap Thüringen. Bij de verdeling van het graafschap Nassau in 1255 (de Prima divisio) kwam Beilstein in bezit van graaf Otto I van Nassau. Diens zoons verdeelden in 1303 hun bezittingen waarbij Beilstein in handen kwam van Johan van Nassau-Dillenburg, die er in 1321 stadsrechten voor verkreeg. Na het kinderloos overlijden van Johan, erfde zijn broer Hendrik I van Nassau-Siegen diens bezittingen. Diens zoons sloten in 1341 een verdelingsovereenkomst waarbij Beilstein werd toegezegd aan Hendrik I van Nassau-Beilstein, die de stamvader van het Huis Nassau-Beilstein werd. Deze zijtak van het Huis Nassau stierf uit in 1561. Erfgenamen waren de broers Johan VI, Lodewijk, Adolf en Hendrik van Nassau-Siegen, die de titel «Herr zu Beilstein» aannamen en zich sindsdien «Graf zu Nassau, Katzenelnbogen, Vianden und Diez, Herr zu Beilstein» noemden. De broers en hun nakomelingen in mannelijke lijn voerden allen deze titels, totdat stadhouder Willem IV in 1732 besloot de titels te reserveren voor het hoofd van de familie.

Na het overlijden van Johan VI, werden in 1607 zijn bezittingen verdeeld tussen zijn overlevende zoons. De tweede zoon, George, verkreeg Beilstein, dat de kern vormde van het graafschap Nassau-Beilstein. Na het overlijden van zijn oudste broer Willem Lodewijk van Nassau-Dillenburg in 1620 volgde een herverdeling van bezittingen. George erfde het graafschap Nassau-Dillenburg, maar stond onder andere Beilstein af aan zijn jongere broer Ernst Casimir van Nassau-Diez. Ernst Casimir werd achtereenvolgens opgevolgd door Hendrik Casimir I, Willem Frederik, Hendrik Casimir II, Johan Willem Friso, Willem IV, Willem V en de latere koning Willem I.

Deze laatste verloor in 1806 zijn bezittingen in Nassau bij de vorming van de Rijnbond. Delen gingen naar het groothertogdom Berg, Beilstein ging deel uitmaken van het hertogdom Nassau. Door het verdrag van 14 juli 1814, volgend op de ontbinding van het groothertogdom Berg, kwam Willem weer in het bezit van het graafschap Diez, en de vorstendommen Nassau-Siegen, Nassau-Dillenburg en Nassau-Hadamar. Op 31 mei 1815 deed hij afstand van deze gebieden ten gunste van het hertogdom Nassau en het koninkrijk Pruisen, en ontving in ruil daarvoor het groothertogdom Luxemburg. Hij bleef de titel baron van Beilstein voeren.

Baron van de stad Grave en het land van Cuijk

Het land van Cuijk, met daarin de stad Grave, werd in 1559 door Filips II van Spanje verpand aan Willem van Oranje. Na aflossing van het pandschap in 1611 gaven de Staten-Generaal het in leen aan prins Maurits.[25] Deze werd opgevolgd door achtereenvolgens Frederik Hendrik, Willem II en Willem III. Na de strijd om de erfenis van Willem III kwamen Grave en Cuijk in 1732 aan Willem IV. Willem IV werd opgevolgd door zijn zoon Willem V. In 1795 werden Grave en Cuijk door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd.

Kasteel IJsselstein

Baron van IJsselstein, Cranendonck en Eindhoven

De heerlijkheden IJsselstein, Cranendonck en Eindhoven behoorden tot de bezittingen van de graven van Buren en Leerdam. Zie de paragraaf Graaf van Buren en Leerdam hierboven.

Cranendonk en Eindhoven vormden een eenheid. Deze baronie, waartoe ook de dorpen Budel, Maarheeze, Sterksel, Gastel en Soerendonk behoorden, werd in 1482 door Frederik van Egmond gekocht van de graaf van Horne. In 1795 werden IJsselstein, Cranendonck en Eindhoven door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd.

Baron van Liesveld

De baronie Liesveld werd in 1612 door Erik van Brunswijk geschonken aan Ernst Casimir van Nassau-Diez.[25] Het kwam daarna achtereenvolgens aan Willem Frederik, Hendrik Casimir II, Johan Willem Friso, Willem IV en Willem V. In 1795 werd Liesveld door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd.

De baronie was een heerlijkheid met hoge en lage jurisdictie en bestond uit een polder aan de Lek, gelegen in het noorden van de Alblasserwaard. Onder Liesveld vielen de ambten Ammers-Graveland, Gelkenes, Achterland en Peulwijk, Ottoland en Peursum.[25]

Baron van Herstal

De baronie Herstal kwam in 1459 in bezit van Maria van Loon-Heinsberg, de echtgenote van graaf Johan IV van Nassau-Siegen. Het werd daarna geërfd door achtereenvolgens Engelbrecht II, Hendrik III, René van Chalon en Willem van Oranje.

In 1567 confisqueerde koning Filips II van Spanje alle bezittingen van Willem van Oranje. Diens zoon Filips Willem kreeg Herstal in 1596 terug. Zijn erfgenaam was Maurits. Na de dood van Maurits werden zijn bezittingen in de Spaanse Nederlanden en de Franche-Comté geclaimd door Johan VIII van Nassau-Siegen. Die claim werd erkend bij uitspraken van de Grote Raad van Mechelen van 14 juli 1625 en 29 november 1625. Pas bij de Vrede van Münster in 1648 werden alle bezittingen teruggegeven. De volgende bezitters waren de stadhouders Willem II en Willem III. Na de strijd om de erfenis van Willem III kwam Herstal in 1732 in het bezit van Willem IV en daarna zijn zoon Willem V. Bij de bezetting van de Oostenrijkse Nederlanden door Frankrijk in 1794 verloren de Oranje-Nassaus Herstal definitief.

Baron van Warneton

De baronie Warneton (in het Nederlands Waasten genoemd) wordt al in de 13e eeuw als heerlijkheid genoemd. Het was een bezitting van het Huis Luxemburg. Louise Francisca van Savoye, de eerste echtgenote van Hendrik III van Nassau-Breda was de dochter van Maria van Luxemburg-Ligny. Hendrik III kreeg de heerlijkheid in 1511. Het werd daarna geërfd door achtereenvolgens René van Chalon en Willem van Oranje.

In 1567 confisqueerde koning Filips II van Spanje alle bezittingen van Willem van Oranje. Diens zoon Filips Willem kreeg Warneton in 1596 terug. Zijn erfgenaam was Maurits. Na de dood van Maurits werden zijn bezittingen in de Spaanse Nederlanden en de Franche-Comté geclaimd door Johan VIII van Nassau-Siegen. Die claim werd erkend bij uitspraken van de Grote Raad van Mechelen van 14 juli 1625 en 29 november 1625. Pas bij de Vrede van Münster in 1648 werden alle bezittingen teruggegeven. De volgende bezitters waren de stadhouders Willem II en Willem III. Na de strijd om de erfenis van Willem III kwam Warneton in 1732 in het bezit van Willem IV en daarna zijn zoon Willem V. Bij de bezetting van de Oostenrijkse Nederlanden door Frankrijk in 1794 verloren de Oranje-Nassaus Warneton definitief.

Baron van Arlay en Nozeroy

De baronie Arlay, de baronie Nozeroy en de heerlijkheid Besançon lagen in de Franche-Comté en behoorden tot de bezittingen van de familie Van Chalon. Deze bezaten ook het prinsdom Orange. Door het huwelijk van Hendrik III met Claudia van Chalon erfde hun zoon René van Chalon in 1530 het prinsdom Orange met bijbehorende bezittingen van zijn kinderloos overleden oom Philibert van Chalon. René overleed eveneens kinderloos en liet de bezittingen na aan zijn neef Willem van Oranje.

In 1567 confisqueerde koning Filips II van Spanje alle bezittingen van Willem van Oranje. Diens zoon Filips Willem kreeg Arlay, Nozeroy en Besançon in 1596 terug. Zijn erfgenaam was Maurits. Na de dood van Maurits werden zijn bezittingen in de Spaanse Nederlanden en de Franche-Comté geclaimd door Johan VIII van Nassau-Siegen. Die claim werd erkend bij uitspraken van de Grote Raad van Mechelen van 14 juli 1625 en 29 november 1625. Pas bij de Vrede van Münster in 1648 werden alle bezittingen teruggegeven. De volgende bezitters waren de stadhouders Willem II en Willem III. Na de strijd om de erfenis van Willem III kwamen Arlay, Nozeroy en Besançon in 1732 in het bezit van Willem IV en daarna zijn zoon Willem V. In 1795 werden Arlay, Nozeroy en Besançon door Frankrijk geconfisqueerd.

Henriëtte Amalia van Anhalt-Dessau

Erf- en vrijheer van Ameland

De vrije heerlijkheid Ameland was een heerlijkheid in het Heilige Roomse Rijk die tussen 1424 en 1681 werd bestuurd door het geslacht Cammigha. Nadat de laatste heer uit dat geslacht, Frans Duco van Cammingha, overleed ging de heerlijkheid over naar de familie Thoe Schwarzenberg Hohenlandsberg, die het vervolgens in 1704 voor 170.000 florijnen verkocht aan Henriëtte Amalia van Anhalt-Dessau, de weduwe van Hendrik Casimir II van Nassau-Diez. Zij kocht de heerlijkheid voor haar zoon Johan Willem Friso.[33] Deze werd opgevolgd door Willem IV en Willem V.

De vrije heerlijkheid kende hoge en lage jurisdisctie en een aantal voorrechten, zoals het strand- en zeevondrecht. In 1795 werd Ameland door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd; het werd een deel van de provincie Friesland.

Kasteel Borculo

Heer van Borculo en Lichtenvoorde

De heerlijkheden Borculo en Lichtenvoorde werden in 1776 door Willem V gekocht van de Poolse prins Adam Kazimierz Czartoryski.[25] In 1795 werden beide heerlijkheden door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd.

Heer van Bredevoort

Prins Maurits nam tijdens de Tachtigjarige Oorlog in 1597 de stad Bredevoort in, wat pand was van de Spaansgezinde Jacob van Bronckhorst-Batenburg. Hij nam diens pand, het stadje Bredevoort en het bijbehorende kasteel, voor 50.000 goudguldens over van de Staten van Gelre. In 1697 schonken de Staten van Gelderland de heerlijkheid Bredevoort definitief aan stadhouder Willem III. Na de strijd om de erfenis van Willem III kwam Bredevoort in 1732 in het bezit van Willem IV en daarna zijn zoon Willem V. In 1795 werd Bredevoort door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd.

Kasteel Het Oude Loo

Heer van Het Loo

De havezate Het Loo en het omringende gebied werd in 1684 gekocht door stadhouder Willem III van Johan Carselis van Ulft. Het omliggende gebied bestond uit de kerspellen Apeldoorn, Beekbergen en Loenen. Willem was vooral geïnteresseerd in Het Loo vanwege de jacht. Hij liet vlakbij het slot een paleis bouwen, Paleis Het Loo. In 1694 droegen de Staten van Gelderland aan Willem de hoge en lage jurisdictie op. Na zijn overlijden werd de hoge heerlijkheid direct vervallen verklaard om in 1748 weer aan Willem IV te worden verleend.[25] Na de strijd om de erfenis van Willem III kwam Het Loo in 1732 in het bezit van Willem IV en daarna zijn zoon Willem V. In 1795 werd Het Loo door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd.

Kasteel Het Oude Loo is nog steeds in gebruik bij de koninklijke familie, ook heeft prinses Margriet op het terrein van het kroondomein een woning.

Kasteel Polanen

Heer van Geertruidenberg, Klundert, Polanen en Niervaart

De heerlijkheden Geertruidenberg, Klundert (of Niervaart) en Polanen behoorden tot de bezittingen die in 1403 met het huwelijk van Engelbrecht I van Nassau-Siegen met Johanna van Polanen tegelijkertijd met de baronie Breda in bezit van het Huis Nassau kwamen. Zie de paragraaf Baron van Breda hierboven.

Amalia van Solms-Braunfels

Heer van Zevenbergen en Turnhout

De heerlijkheden Zevenbergen en Turnhout werden in 1647 door koning Filips IV van Spanje geschonken aan Amalia van Solms-Braunfels, de echtgenote van prins Frederik Hendrik.[25] Na haar overlijden kwamen ze aan Willem III. Na de strijd om de erfenis van Willem III kwamen Zevenbergen en Turnhout in 1732 in het bezit van Willem IV en daarna zijn zoon Willem V. Bij de bezetting van de Oostenrijkse Nederlanden door Frankrijk in 1794 verloren de Oranje-Nassaus Zevenbergen en Turnhout definitief.

Heer van Hooge en Lage Zwaluwe

De heerlijkheid Hooge en Lage Zwaluwe werd in 1518 door keizer Karel V geschonken aan Hendrik III van Nassau-Breda.[25] Het werd daarna geërfd door achtereenvolgens René van Chalon en Willem van Oranje. In 1567 confisqueerde koning Filips II van Spanje alle bezittingen van Willem van Oranje. In de Tachtigjarige Oorlog werd het door Maurits weer in bezit genomen. De daaropvolgende bezitters waren Frederik Hendrik, Willem II en Willem III. Na de strijd om de erfenis van Willem III kwam Hooge en Lage Zwaluwe in 1732 in het bezit van koning Frederik Willem I van Pruisen. Diens zoon Frederik II ‘de Grote’ verkocht het in 1754 weer aan stadhouder Willem V.[25] In 1795 werd Hooge en Lage Zwaluwe door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd.

Heer van Naaldwijk

De heerlijkheid Naaldwijk werd in 1612 door Frederik Hendrik gekocht van graaf Karel van Aremberg.[25] De daaropvolgende bezitters waren Willem II en Willem III. Na de strijd om de erfenis van Willem III kwam Naaldwijk in 1732 in het bezit van koning Frederik Willem I van Pruisen. Diens zoon Frederik II ‘de Grote’ verkocht het in 1754 weer aan stadhouder Willem V.[25] In 1795 werd Naaldwijk door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd.

Kasteel van Sint-Maartensdijk

Heer van Sint-Maartensdijk

De heerlijkheid Sint-Maartensdijk behoorde tot de bezittingen van de graven van Buren en Leerdam. Zie de paragraaf Graaf van Buren en Leerdam hierboven. In 1795 werd Sint-Maartensdijk door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd.

Paleis Soestdijk

Heer van Baarn, Soest en Ter Eem

De "hofstede aan de Zoestdijck" werd in 1674 door stadhouder Willem III gekocht van de Amsterdamse regentenfamilie De Graeff. De Staten van Utrecht verhieven Baarn, Soest en Ter Eem in hetzelfde jaar tot hoge heerlijkheid. Na de strijd om de erfenis van Willem III kwamen Baarn, Soest en Ter Eem in 1732 in het bezit van Willem IV en daarna zijn zoon Willem V. In 1795 werden Baarn, Soest en Ter Eem door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd.

In 1815 schonk de Staat Paleis Soestdijk aan koning Willem II als dank voor zijn inzet bij de Slag bij Waterloo.

Heer van Willemstad

Willem van Oranje stichtte de stad in 1583. De Staten van Holland verhieven de stad tot heerlijkheid. De daaropvolgende bezitters waren Maurits, Frederik Hendrik, Willem II en Willem III. Na de strijd om de erfenis van Willem III kwam Willemstad in 1732 in het bezit van Willem IV en daarna zijn zoon Willem V. In 1795 werd Willemstad door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd.

Heer van Steenbergen

De heerlijkheid Steenbergen was gemeenschappelijk bezit van de heren van Breda en Strijen. Bij de verdeling van de gezamenlijke bezittingen kwam Steenbergen in 1458 aan Johan IV van Nassau-Siegen.[25] Zie verder de paragraaf Baron van Breda hierboven.

Kasteel Montfort

Heer van Montfort

De heerlijkheid Montfort werd gesticht door Hendrik III van Gelre. Het werd in 1647 door Filips IV van Spanje geschonken aan stadhouder Willem II.[25] Na zijn overlijden kwam Montfort aan Willem III. Na de strijd om de erfenis van Willem III kwam Montfort in 1732 in het bezit van koning Frederik Willem I van Pruisen. Diens zoon Frederik II ‘de Grote’ verkocht het in 1769 weer aan stadhouder Willem V.[25] In 1795 werd Montfort door de Bataafsche Republiek geconfisqueerd.

De Burcht Dasburg

Heer van Sankt Vith, Bütgenbach en Daasburg

De heerlijkheden Sankt Vith, Bütgenbach en Daasburg behoorden tot het graafschap Vianden. Zie de paragraaf Graaf van Vianden hierboven.

Heer van Besançon

Arlay, Nozeroy en de heerlijkheid Besançon lagen in de Franche-Comté en behoorden tot de bezittingen van de familie Van Chalon. Deze bezaten ook het prinsdom Orange. Door het huwelijk van Hendrik III met Claudia van Chalon erfde hun zoon René van Chalon in 1530 het prinsdom Orange met bijbehorende bezittingen van zijn kinderloos overleden oom Philibert van Chalon. Zie de paragraaf Baron van Arlay en Nozeroy hierboven.

Zie ook

Externe links

Luafout in Module:Authority_control op regel 975: attempt to index field 'wikibase' (a nil value)