Sint Maarten en carnaval
SINT MAARTEN; DE ELFDE VAN DE ELFDE
In de Rooms-katholieke heiligenkalender vindt het naamfeest van de heilige Martinus ofwel Sint Maarten op 11 november plaats. Geboren omstreeks 316 in Hongarije ging hij op jonge leeftijd in het Romeinse leger. Als cavalerist heeft hij midden in de winter aan de stadspoort van Amiens in Gallië de helft van zijn in tweeën gesneden soldatenmantel aan een bedelaar gegeven. Hierna zou hem – volgens de legende – Jezus zijn verschenen die zei dat hijzelf de bedelaar was geweest. Martinus liet zich dopen en overleed op 11 november 397 als bisschop van Tours.
Na de wonderbaarlijke genezing van o.a. twee invalide bedelaars werd hij een populaire volksheilige en zijn verering spreidde zich uit over christelijk Europa. In onze streken ook in Noord Brabant, maar meer in de kop van Noord-Holland. Talrijke kerken zijn naar hem vernoemd, in het bisdom Limburg ongeveer 30, verder de Domkerk te Utrecht, de bekende Martinitoren in Groningen en dichterbij huis de Martinuskerk te Hillegom. Sint Maarten is tevens vanouds stadsheilige van Utrecht en de naamgever van een Bovenwinds eiland in de Caribische Zee. Voorts van een plaatsje niet ver van Schagen, in 1990 bij de gemeente Harenkarspel gevoegd en sinds 2013 met Schagen en Zijpe opgegaan in de nieuwe gemeente Schagen.
Midden 16e eeuw was de deken van de Sint Maarten kerk in Utrecht tevens proost van de kerk van Haarlem. [1]
In onze regio is Sint Bavo een meer populaire heilige geworden, met in Raamsdonk de prachtige St. Bavokerk met daarnaast het voormalig klooster en ouderengesticht (sinds 1974 in gebruik als ontmoetingcentrum).
Lantarenoptochten
De lantarenoptochten door kinderen gaan overigens ver terug in de geschiedenis. Mede in Raamsdonk zong men vroeger:
‘Sinte Maarten, wat is ’t is koud
Geef me een sturfje of wat hout,
Of je vullisvaatje.
Dan ben je m’n beste maatje.
Hooierde mooi. heierde mei.
Vandaag is het Sintermaarten,
Morgen is het Sinterkruk,
En we hadden graag een stuk’
of
‘Sinter Sinter Mikmak,
Me moeder is een dikzak,
M/n vader is een duntje,
Geef me een pepermuntje’.
11 november gingen de kinderen toen ook al langs de huizen, maar werden Sinterklaas en Kerstmis over het algemeen veel uitbundiger gevierd. Tegenwoordig zijn vooral snoep en fruit de beloning wanneer op Sint Maarten in de vooravond door kinderen uit de buurt met een lampion aan de deur wordt aangebeld. Mijn indruk bestaat dat de laatste jaren een licht dalende tendens laat zien, zoals ook vaststaat dat de jaarlijkse Luilakviering met soms baldadigheden duidelijk is afgenomen.
Van de tientallen Sint-Maartenliedjes die circuleren zijn de volgende naar mijn indruk – in enkele varianten – het meest voorkomend:
‘Sint maarten, Sint Maarten
De koeien hebben staarten
De meisjes hebben rokjes aan
Daar komt Sint Maarten aan!’
En
‘Elf november is de dag
Dat mijn lichtje branden mag…’
Wanneer mensen doen alsof ze niet thuis zijn en de deur niet opendoen had je vroeger de kans op en scheldliedje getrakteerd te worden, zoals
Hier woont een apenkop
Die houdt de deur op slot’
Of
‘Hier woont een kikkerbil
Die niks geven wil’.
Of
‘Rommelpotterij, Rommelpotterij
Geeft me een centje, dan ga ik voorbij
Ik heb geen geld om brood te kopen
Daarom moet ik met de rommelpot lopen
Rommelpotterij, Romeelpotterij
Geef me een centje, dan ga ik voorbij’
De 'buit'
Over de ‘buit’, veelal opgehaald in zakken of tassen, zijn volgens de verhalen van o.a. mijn moeder; De meeste mensen gaven snoep, ‘maar er is een tendens om naar het veel gezondere fruit over te gaan.’ Het geven van geld, variërend van een (grijp)stuiver) of een dubbeltje tot een gulden was uitzondering.
Minder uitzonderlijk was de conclusie dat vermogende mensen minder gaven dan mensen met een smallere beurs.
Bron: Terry van Erp
- ↑ In 1553 kocht Cornelia van Driebergen, weduwe van Gerrit van Lockhorst, de Heerlijkheid Heemstede en kort daarna werd een tweede poging ondernomen van de Heemsteedse kapel een parochiekerk te maken. In 1550 zonden namelijk ‘de ghemeyne buyrluyden van Heemstede met hemluyden gevucht vrouwe Cornelia […] als ambachtsvrouwe aldaer’ een verzoekschrift naar de deken van Sint Maarten te Utrecht als proost van de kerk van Haarlem om een betere verzorging. Het was immers wel twee uur gaans naar de (Bavo-)kerk te Haarlem om de sacramenten te halen, de kinderen te laten dopen en de doden te begraven. Dertien jaar later gaf de nieuwbenoemde bisschop van Haarlem., Godfried van Mierlo, het recht de kapellen in Zandvoort, Spaarndam, Heemstede enz. tot parochieën te verheffen. Fat ging toen niet dor vanwege de Opstand in 1572 en het Beleg van Haarlem. Aan dat beleg herinnert een opschrift in de huidige protestantse kerk met een opschrift aan een van de balken: In de kaaren vijftienhondert drie en seventig in de maand junie is de oude kerk gedistrueert.’