Keurvorst

Uit Wiki Raamsdonks Erfgoed

(Latijn. elector), titel van vorsten uit het Duitse keizerrijk (heilige Roomse Rijk) die sinds omstreeks 1250 tot aan de opheffing van het keizerrijk in 1806 de Rooms koning (na 1508 zonder pauselijke tussenkomst eveneens de keizer) kozen.

Oorspronkelijk waren er zes keurvorsten: drie geestelijke, de aartsbisschoppen van Mainz, Trier en Keulen en drie wereldlijke, de Paltsgraaf aan de Rijn, de hertog van Saksen en de markgraaf van Brandenburg. Sinds 1289 is er nog een wereldlijke vorst, de koning van Bohemen, aan toegevoegd. Later heeft het aantal keurvorstendommen zich nog weer uitgebreid, met Beieren (1623), Hannover (1692) en tenslotte Hessen- Kassel en andere in 1803. De vorst van Hessen-Kassel bleef zich ook na 1806, zelfs tot 1866, keurvorst noemen.

In de Gouden Bul van keizer Karel IV uit 1356 is de verkiezings- en kroningsprocedure gedetailleerd geregeld. Daarin is ook het eigen muntrecht van de keurvorsten vastgelegd.

De vier keurvorsten aan de Rijn, de aartsbisschoppen van Mainz, Trier en Keulen en de Paltsgraaf hebben vanaf 1386 tot in de zestiende eeuw in muntzaken samengewerkt; Rijnlandse gulden.