Foto's uit Raamsdonk - interview met Janus Boons

Uit Wiki Raamsdonks Historie

Mijnheer Boons, kan u iets vertellen over hoe het dopr er vroeger uitzag?

De kern lag om de kerk, maar de Bergenstraat en in het verlengd daarvan de Lange Broekstraat waren vanwege alle winkeltjes en bedrijfjes belangrijke straten. Nieuwbouw was er nog niet je had verder alleen de Stationsstraat, het Molenpad en de Raadhuisstraat.

U woonde toen ook al op deze boerderij in de Bergenstraat, weet u nog iets over al die bedrijvigheid in deze straat?

0 Ja! Ik kan ze zo nog allemaal opnoemen. Om te beginnen zaten er dertig agrarische bedrijven. Dan had je aan het ene uiteinde brouwerij "De Wereld" en aan de andere kant, tegenover het station, steenkoolgroothandel Snijders. Tussen die twee bevonden zich: Twee schoenfabriekjes, zes kruidenierswinkeltjes, een wagenmakerij, een smid, een kolenhandel, een slager, een klompenmaker, twee schoenmakers, een zadelmaker, een melkboer, drie bakkers, een mandenmaker, twee textielwinkels, een tabaks- en schrijfwarenwinkel, een leerhandel, een aannemersbedrijf en drie cafe's.

Maar waar zijn al die gebouwen dan gebleven? Is dat allemaal afgebroken?

Nou, er is inderdaad wel wat weg, maar je moet je van die bedrijfjes van toen ook geen overdreven voorstelling maken.


Ze zaten vaak bij een ander, groter bedrijf in. Zo was er bijvoorbeeld een wagenmakerij annex kruidenierswinkel, een cafe annex bakkerij, een cafe annex timmerwerkplaats en er waren allerlei gewone huizen met een kruideniersbedoeninkje erbij. De mensen moesten zien rond te komen en deden dat vaak door er een beetje handel bij te nemen. Ik weet nog dat een van de dochters uit het olie/steenkool/kruidenierszaakje op zaterdagmiddag bij de huizen langs ging om nog wat te verdienen met haar petroleum.

Wel een heel andere tijd he?

Ja, de mensen moesten het zelf zien te redden. De mandenmaker aan de overkant was blind. Zijn vrouw hield vier koeien en zo kwamen ze erdoor.

Meester Klijn, die tegenover de kerk woonde, had een kantoortje van de Boerenleenbank aan huis. Daar konden de boeren een of twee avonden per week terecht voor hun geldzaken. Meester had een enorme brandkast in het kamertje staan, zodat de centjes veilig weggesloten konden worden. Niemand had al een bankrekening in die dagen, als je wilde handelen had je geld nodig in plaats van een bankpasje.

Zo herinner ik me ook nog de meteropnemer van de electriciteit. Ook hij werd contant betaald. De stroom was in verhouding tot andere kosten van levensonderhoud duur, dus we waren er erg zuinig mee.

Overal zaten zwakke lampjes in. Vergat je als kind ergens een lamp uit te draaien, dan kreeg je aardig op je donder.

Maar voor de boeren moet het leven toch wel gemmakkelijker geweest zijn?

Dat valt toch erg tegen. Voor en in de oorlog was er hier onder de boeren grote armoede. Voor de tarwe kregen we een cent of zes. Als je een ton of drie vier van je akkers haalde, had je een geweldige oogst. Ook de melk bracht schandalig weinig op; 4 cent voor een liter.

Toen in Duitsland Hitler aan de macht kwam, ging men de boeren steunen, misschien omdat men dacht ze nog wel eens nodig te kunnen hebben. We kregen toen tien tot twaalf cent voor de tarwe, maar aangezien we in die tijd geen mest hadden was de opbrengst kleiner en dus waren de verdiensten dat ook.


Vlak na de oorlog bleef het armoede, want vanwege het voedselbeleid kregen wij maar zeventien cent voor een product dat minstens vijftig cent waard was, want dat wilde de mulder er grif voor onze tarwe geven. Maar dat kon je niet doen, dan was je een saboteur en een crimineel. Je had in die tijd de slagzin: "Exporteren of sterven". Er moesten deviezen binnenkomen.

Deden jullie nog wel eens iets anders dan hard werken, waren er bijvoorbeeld verenigingen in het dorp waar je lid van kon worden?

Niet veel, maar je had De Jonge Boerenstand en de Katholieke Arbeidersjeugd, de "Kajotters".Later zijn die twee groepen samen gegaan.

De Jonge Boerenstand verzorgde cursussen, waarvan ik verschillende heb gevolgd, na de Katholieke Landbouwschool. De lessen werden gegeven in een zaal van het Oude Raadhuis. Aan het eind van de cursus, in mei 1944, zouden we nog even een bijeenkomst hebben om de de leraren een cadeautje te overhandigen. Net in die middag echter, rond 12 uur, brandde liet Raadhuis af. (Tot op heden is niet helder hoe en waarom.) We hebben toen maar afscheid genomen in het cafeetje tegenover waar nu loonbedrijf Van Strien zit.

Werd er ook al iets aan sport gedaan?

Ook op dat gebied waren de Jonge Boeren actief. Ik herinner me de sportdag van 1953, die bij jullie achter in de wei werd gehouden (de wei naast en achter ons huis op de Luiten Ambachtstraat.) Zowel jongens als meisjes deden daar aan mee.

Wilt u nog iets aan het interview toevoegen.

Wat nog wel interessant is om te vertellen is het geval van de vonden militair, die bij ons op het land is gesneuveld. Bij het ploegen vonden we zijn zakboekje met identiteitsbewijs, dat we naar het gemeentehuis brachten. Het Militair Commando en het Rode Kruis ontfermden zich er toen over.

Drie jaar later, in 1948, deed de politie navraag bij Boons. Het boekje was afgegeven, maar hij wist de gegevens nog uit zijn hoofd. Het bleek dat iemand uit Vlaardingen voor de Duitse familie op zoek was naar meer gegevens over de gesneuvelde jongen. De Vlaardinger kwam, nam foto's van het dorp en de boerderij en vertelde dat uit het Duitse gezin drie jongens in de oorlog vermist waren. Als aandenken gaf hij ons het bidprentje van de soldaat. Daarna hoorden we elf jaar lang niets meer over het geval, tot, in 1959 Han Bouwers aankwam met twee Duitsers die de foto van Boons boerderij bij zich hadden. Ze vertelden dat van de drie broers er maar een uit Russische krijgsgevangenschap was teruggekomen. Die ene jongen is later burgemeester van zijn dorp geworden.


Mijnheer Boons, namens de lezers van De Actieve Plusser heel hartelijk bedankt voor het interview.