Verslag Jan Koopmans
Jan Koopmans woonde ten tijde van de oorlog op D ofwel 't Fort (is nu achter op De Oude Meikkaven)
Hij vertelt over razzia's, bijverdiensten en schuilen in de kelder van brouwerij De Wereld.
Gerard en Sophia Koopmans woonde met hun gezin aan de Oude Melkkaven. Een van de negen kinderen was Jan Koopmans. Hij vertelt: "ik was een jongen van, veertien jaar, maar omdat ik nogal groot was voor mijn leeftijd moest ook ik me verbergen als er weer een razzia was.
We hebben met een man of acht in de Oostpolder twee keten, die van de werkversckaffeing waren, weggehaald.
Die hebben we goed verstopt tussen hout en bomen tegen elkaar aan gezet en sliepen daar 's nachts in. De Duitsers hieldien overigens niet alleen 's nachts razzia's, maar bijvoorbeeld ook zondags als we aan het biljarten waren in het café vlakbij de spoorlijn. Als het overdag met schieten wat rustig was, gingen we bij een boer in de Drunense duinen bunt (een harde grassoort, J.H.) steken, dat werd gebruikt om er houtborstels van te maken. Een andere bijverdienste was het vangen van bunzings en mollen. Die verkochten we dan voor ongeveer 40 cent per stuk; voor hele grote exemplaren liep het bedrag soms op tot wel 70 cent per stuk.
Ene Versteeg kocht die beesten van ons voor de huiden en hij kwam daarvoor elke vrijdag vanuit Drunen naar het café van Aant van Strien. Eind oktober 1944 zaten we in de schuilkelder van Toke 'van de Bergen', dat was een oud, krom vrouwtje met een bult op de rug. In die kelder, vlakbij de kerk zaten zowat alle bewoners van 't Fort.
Omdat de Duitsers dreigden de kerk op te blazen, moesten we daar echter weg. We zijn toen met z'n allen gevlucht naar brouwerij De Wereld, waar de familie Van Iersel een hele grote kelder had. Die Familie had ons voorheen diverse keren weggestuurd als we in de polder vlakbij de brouwerij wilden gaan vissen; dat water moest namelijk zo helder mogelijk blijven, want dat werd gebruikt om bier mee te brouwen.
Na veel overredingskracht van de pastoor, besloten de Duitsers die uit de Elzas kwamen, de kerk te sparen en konden wij weer terugkeren naar onze schuilkelder in de Bergen. Wat later moest ik samen met mijn broer Rinus grote gaten graven waarin de koeien van boer Schoenmakers gegooid werden. Zijn boerderij was getroffen door granaten en geheel afgebrand. We zijn met het hele gezin weggevlucht uit Raamsdonk en hebben een tijd ingewoond bij een tante in Dongen. Met kerst '44 zijn we weer teruggekomen. Ons moeder was in verwachting van het tiende kind. De oudste kinderen moesten bij de boer in het hooi gaan slapen en we kwamen alleen thuis om te eten.
Er moest daarom brood op de plank komen en we gingen met z'n drieen, Sjef Kieboom, die later naar Canada is geemigreerd, mijn broer Rinus en ik, werken bij de leerlooierij in Gilze.
Het was winter en erg koud en dus stookten Sjef en Rinus op het werk een vuurtje zodat we ons een beetje konden opwarmen. De baas zag dat en prompt kregen de anderen hun ontslag. Ik niet, want ik stond op dat moment te werken, maar ik ben toen ook maar opgestapt. We liepen tot en met de echte bevreiding in mei 1945 van de enen naar de andere baas.
Het schieten was eindelijk afgelopen en we konden eindelijk gaan werken aan de wederopbouw van ons dorp."
Bron: Historisch dorp Raamsdonk 75 jaar bevrijd
Wiki opmaak: Terry van Erp