Brabant brandt

Uit Wiki Raamsdonks Erfgoed
Versie door Colani (overleg | bijdragen) op 29 okt 2023 om 09:06
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Krantenfoto van 13 augustus 1885 na de grote brand te Raamsdonk.
Krantenfoto van 13 augustus 1885 na de grote brand te Raamsdonk.

Stads- en dorpsbranden kwamen in de periode van de veertiende tot de achttiende eeuw veel voor. Waarom, en hoe konden Brabanders zich ertegen wapenen?
Branden waren een van de ergste rampen die middeleeuwse nederzettingen konden overkomen. Veel gebouwen waren gevoelig voor brand, want ze waren gemaakt van hout en riet. Gemakkelijk verkrijgbaar, duurzaam en goedkoper dan steen. Als een grote brand meerdere huizen in een dorp of een deel van een stad wegvaagde, verloren mensen niet alleen hun woonplaats, hun bezittingen of zelfs hun leven; de economie kreeg ook een flinke dreun te verduren.

De dreiging van brand

In plaats van een bankrekening, zoals tegenwoordig, hadden mensen hun vermogen opgeslagen in land, vastgoed, dieren, en allerlei voorwerpen zoals meubels, linnengoed, sieraden, servies en gereedschap. Daarnaast berustte de lokale economie op een ingewikkeld systeem van rentes en kleine leningen, waarvoor huizen, boerderijen, en alles wat er in opgeslagen lag als borg diende. Geen enkele andere gebeurtenis kon in één keer zoveel kapitaal verslinden. Denk aan alle materialen, maar ook aan de werkuren geïnvesteerd in het maken en bouwen.

Uitsnede van De Verzoeking van de Heilige Antonius, geschilderd door Jeroen Bosch omstreeks 1500. Op de voorgrond is een boerderij geschilderd en op de achtergrond een grote brand. (Bron: Museu de Arte de São Paulo)
Uitsnede van De Verzoeking van de Heilige Antonius, geschilderd door Jeroen Bosch omstreeks 1500. Op de voorgrond is een boerderij geschilderd en op de achtergrond een grote brand. (Bron: Museu de Arte de São Paulo)

Vuur was gevaarlijk. Tegelijkertijd was open vuur als bron van energie voor warmte, koken, en ambachtelijke productie absoluut onmisbaar. De energietransitie in de negentiende eeuw naar fossiele brandstoffen en elektriciteit heeft de samenleving in dat opzicht fundamenteel veranderd. Daarom is de omgang met branden en de risico's in deze vroegere periode, van ongeveer 1250-1700, een zeer relevant onderwerp, omdat we op dit moment voor een nieuwe transitie staan in het gebruik van energie. Zowel toen als nu spelen er grote vragen over hoe zo'n verandering kan worden bewerkstelligd: welke rol speelt beleid en wat is de invloed van economische en sociale factoren? En wat is het effect van rampen en conflicten?

In steden en dorpen in Brabant kwamen meerdere malen grote branden voor. Militaire conflicten veroorzaakten veel incidenten, zoals het platbranden van dorpen, pogingen tot brandstichting bij belegeringen, of aanvallen met vuur rondom steden. Maar daarnaast gebeurden er geregeld ongelukken. De bronnen zijn helaas zelden precies in de omschrijving van de grootte van een brand, en als bijvoorbeeld kroniekschrijvers wel aantallen verbrande huizen of dodelijke slachtoffers noemen, is de betrouwbaarheid ervan onzeker. Toch is het duidelijk dat brand, net als bijvoorbeeld overstromingsgevaar, hongersnood, en besmettelijke ziekten, een van de gevaren was die de inwoners van Brabant herhaaldelijk plaagden.

Als we brandincidenten die direct gerelateerd waren aan oorlog niet meerekenen, dan ziet een eerste verkennend overzichtje er als volgt uit: De grotere, dichtbevolkte steden werden relatief vaak getroffen door brandongelukken. Breda nog wel het meeste (1490, 1534, 1577 en 1603, waarvan dus ook twee gedurende de Opstand). Den Bosch kende grote branden in 1419 en 1469, waarover ook het nodige geschreven is door (bouw)historici. Ook Eindhoven brandde meerdere keren gedeeltelijk af, namelijk in 1486 en 1543.

Toch is het opvallend dat niet alleen de grotere stedelijke gemeenschappen slachtoffer werden. Ook kleinere stadjes en zelfs dorpen hadden permanent met brandgevaar te maken. In de vijftiende eeuw vonden er branden plaats in Bokhoven (1498), Geertruidenberg (1420), Grave (1415), Klundert (1420), en Zevenbergen (1447). In de zestiende eeuw volgden Oirschot, Boxtel, Hilvarenbeek, Sint-Oedenrode, Heusden, en Megen. Voor 1400 waren grote branden overigens relatief zeldzaam in Brabant, althans weten we weinig over ze – Bergen op Zoom (1379) is een van de weinigen. Na 1600 nam de dreiging af, wellicht omdat bouwen met steen toen definitief had doorgezet. Toch waren er toen ook nog enkele grote incidenten, waaronder in Ravenstein (1606), Werkendam (1641) en Oss (1751).

Angst voor brand bracht lokale overheden, zowel in Brabant als elders in de Nederlanden, ertoe om een groot scala aan maatregelen te nemen ten behoeve van brandveiligheid. Ze richtten zich bijvoorbeeld op gevaarlijke industriële activiteiten. Er werden strengere regels gemaakt voor met name bakkers, smeden, brouwers en ververs. Ook stelde men bijvoorbeeld paal en perk aan het 's nachts bij een kaars werken met brandbare materialen zoals laken en vlas. Brandgevaarlijke ovens zoals voor kalkbranden en de grote baksteenovens van de steenbakkerijen werden zelfs naar helemaal buiten de stadsmuren of de bebouwde ruimte verbannen.

Op opzettelijke brandstichting (ook wel moordbrand genoemd) stond meestal de doodstraf. Gezien het bijzonder lage aantal veroordelingen hiervoor buiten oorlogstijd was dit waarschijnlijk ook een groot taboe: bijna niemand haalde dat in het hoofd. Maar ook onvoorzichtigheid met vuur en onoplettendheid waren strafbare feiten waarvoor mensen fikse boetes riskeerden. De vroegste bekende regels over brandveiligheid dateren uit de eerste decennia van de dertiende eeuw.

Brandbestrijding

Een fragment van een ordonnantie, gevaardigd door Hendrik III van Nassau in Breda op 22 november 1534. Een voorbeeld van zo'n ordonnantie voor brandpreventie is die van Breda, gevaardigd door Hendrik III van Nassau op 22 november 1534 (Bron: Erfgoed Breda)
Een fragment van een ordonnantie, gevaardigd door Hendrik III van Nassau in Breda op 22 november 1534. Een voorbeeld van zo'n ordonnantie voor brandpreventie is die van Breda, gevaardigd door Hendrik III van Nassau op 22 november 1534 (Bron: Erfgoed Breda)

Al heel vroeg bemoeide lokale bestuurders zich dus al met privé-eigendom en de dagelijkse gewoontes van inwoners om brandrisico's in te perken. De details in de regels zijn fascinerend, zoals een kleine greep uit de ordonnanties en wetten (keuren) laat zien: "pas op met smeulend as op de vuilnishoop"; "geen stro drogen op zolder boven het vuur"; "geen brandende kolen met een tang bij de buren halen (maar in een afgedekte pot)"; "niet met een open kaars nachts in de stal bij de dieren kijken (gebruik een lantaarn)"; "alleen vet verbranden in stenen kelders"; en "een oven moet minstens 1,5 voet van de muur af staan"; "alle rieten daken moeten worden ingesmeerd met leem".

Rampen hadden weliswaar grote gevolgen, maar ook het preventiebeleid zelf had invloed op de organisatie en ontwikkeling van nederzettingen. Brandbeleid was een rede om een stad of dorp in wijken in te delen: buurtbewoners moesten dan samen blusmateriaal onderhouden en goed weten waar ze moesten verzamelen en hoe ze moesten helpen bij brand. Blusmiddelen zijn alomtegenwoordig in archiefstukken in de hele regio: ladders, waterbakken, vuurhaken (om daken of zelfs hele gebouwen om te trekken om verspreiding te voorkomen), fakkels en lantaarns (om in nachtelijke duisternis de weg naar water te vinden) en vooral emmers – heel veel emmers.

Naast brandbestrijdingsmiddelen in openbare gebouwen, moesten burgers moesten hun eigen gereedschap onderhouden: een emmer, een ton of bak water, en soms afhankelijk van de grootte van het huis, ook een ladder en brandhaken. Sommige steden hielden zelf lijsten bij met deze verplichte emmers. Inspecties waren een belangrijk middel om deze maatregelen te handhaven. Stadsbodes werden bijvoorbeeld betaald om inspecties aan te kondigen. Overgeleverde stadsrekeningen vermeldden ook vergoedingen voor degenen die hielpen met het dragen van water. Soms vergoedde men bewoners voor huizen die moesten worden afgebroken. Brandhaken in de collecties

Er bestond dus, door de komst van de moderne brandweer, een brandweerorganisatie die berustte op burgerplicht: iedereen moest helpen. Ook de stedelijke ambtenaren zoals nachtwakers, opzichters, en wijkmeesters droegen hun steentje bij en hadden de taak om goed op te letten, tijdig alarm te slaan, en bluswerken te coördineren. Voor 's-Hertogenbosch gold bijvoorbeeld dat de wijk- of blokmeesters van oudsher 'vuurmeesters' heetten en belast waren met het onderhoud van de blusmiddelen en de watertrappen naar de Dieze.

Daarnaast besefte men maar al te goed dat een echte verminderen van brandrisico alleen kon worden gerealiseerd door aanpassingen van gebouwen en infrastructuur. Dat laatste betrof bijvoorbeeld investeringen in waterwerken, het bestraten van belangrijke doorgaande wegen, en stadsreiniging om snel en soepel bij bluswater naar brand te kunnen dragen. Of de bouw van een stadsmuur om minder kwetsbaar te zijn voor brandstichting tijdens oorlogen. Succesvolle verduurzaming (ook hier dringt een parallel met het heden zich op!) was lastig, want dit was heel duur. Het hing af van de beschikbaarheid van bouwmaterialen, of bewoners geld genoeg hadden om te investeren, maar ook of bestuurders genoeg invloed hadden om mensen daartoe te dwingen.

Lokale overheden hebben heel strategisch nagedacht over hoe ze verandering konden realiseren. Aan de ene kant allerlei waren er, zoals hierboven beschreven, allerlei regels. Aan de andere kant bestonden er zelfs ook subsidies: financiële steun aan bewoners om te bouwen met brandveilige materialen. Vooral rieten daken waren erg brandgevaarlijk. Daarom konden in een aantal Nederlandse en Vlaamse steden, waaronder in Den Bosch na de branden van 1419 en 1463, mensen bij de gemeente subsidie aanvragen voor een 'hard dak': leien of dakpannen in plaats van riet. Ze kregen dan een deel van de aankoop vergoed. Deventer was waarschijnlijk een van de eerste steden in de Lage Landen, misschien zelfs in Europa, die dergelijke brandsubsidies verstrekten – meer dan 2700 subsidies tussen 1337 en 1425. Conclusie

Kortom, in bijna elk lokaal archief zijn er sporen terug te vinden van dit ingrijpende brandbeleid, van investeringen in brandveiligheid, het veranderen van gebouwen, regels voor inwoners, en de blusorganisatie. Samen tonen ze aan hoe belangrijk brandveiligheid was. Ten slotte vond de traumatische ervaring van vuur zijn weg in verschillende culturele uitingen. Een eeuwig brandende hel weerspiegelde de prominente plaats van vuur in de religieuze verbeelding. Processies in Brabant herdachten zowel grote rampen als wonderen, bijvoorbeeld van heilige hosties die niet werden aangetast door woedende vlammen, of het voorkomen van een stadsbrand door een plotselinge wind – een helpende zucht van God.

Er is echter, in tegenstelling tot de aandacht voor de geschiedenis van waterbeheersing en overstromingen, nog nauwelijks systematisch onderzoek naar de geschiedenis van brand gedaan. Een schat aan informatie ligt nog verborgen in archieven – lokale historici weten vaak wel degelijk een en ander over branden in de geschiedenis van hun stad of dorp. De actuele aard van de problematiek geeft hopelijk aanzet tot verdere verkenning en nieuwe syntheses.
Bronnen:

  • Terry van Erp - Branden in Raamsdonk
  • Hoekx, J. A. M, Hopstaken, G., Van Lith-Droogleever Fortuijn (red.), Kroniek van Molius: een zestiende-eeuwse Bossche priester over de geschiedenis van zijn stad, 's-Hertogenbosch, 2003.
  • Kuys, J., De Leeuw, L., Paquay (red.), De Tielse kroniek: een geschiedenis van de Lage Landen van de Volksverhuizingen tot het midden van de vijftiende eeuw, Hilversum, 1983.
  • Erfgoed ’s-Hertogenbosch, 0001 Stadsbestuur van ’s-Hertogenbosch, 1262-1810 (afgekort OSA), inv.nrs. 42, 51r, 2961-2965, 3985, 3986, 3987.
  • Coomans, J., 'Subsidie voor transitie: De stadsbrand van 1463 en het wederopbouwprogramma', Silva , nr. 2, 2022, p. 3-15.
  • Coomans, J., "Up in smoke. The transforming power of fire safety policies in the Low Countries, 1250-1550", in: J. E. Abrahamse & H. Deneweth (red.), Transforming Space: Visible and Invisible Changes in Premodern European Cities, Turnhout, 2022.
  • Deneweth, H., "Building regulations and urban development in Antwerp and Bruges, 1200- 1700", in: T. R. Slater & S. M. G. Pinto (eds.) Building Regulations and Urban Form, 1200-1900, London, 2017.
  • Enderman, M., "Historie: De stadsbrand van 1463", Bossche Kringen nr. 6, 2017, p. 23-25.
  • Garrioch, D., "Towards a Fire History of European Cities (Late Middle Ages to Late Nineteenth Century)", Urban History, nr. 46, 2019, p. 202–24.
  • Meyer, G.M.D., Van den Elzen, E.W.F., De verstening van Deventer: huizen en mensen in de 14e eeuw, Groningen, 1982.
  • Tussenbroek, G.V., "The great rebuilding of Amsterdam (1521-1578)", Urban History, nr. 46, 2019.
  • Zwierlein, C. Prometheus Tamed: Fire, Security, and Modernities, 1400 to 1900, Leiden, 2021.