Verslag Nico van Strien
Luiten Ambacht in de vuurlinie
Gesprek met de heer Nico van Strien, landbouwer te Raamsdonk
“Ik zal het nooit vergeten......”. Woorden die je zo gauw gebruikt, zonder te realiseren, dat “nooit” wel erg lang is. Nic van Strien echter, die als 13 jarige jongen in 1944 het verschuivende front tussen de geallieerden en de Duitsers tweemaal zag passeren, meent het hartgrondig. Hij stond die middag aan het eind van oktober 1944 om 16:00 uur 's middags boven voor het slaapkamerraam. Daar zag hij de geallieerde tanks vanuit Waspik komen aanrollen. Er tussen liepen drommen manschappen, met eigenaardige platte helmen op. “Plotseling richt de voorste de loop op ons huis. Ik zie een enorme vuurbal en tegelijk staat onze hele schuur in brand”. Verteld Nick. “Het moet een fosforgranaat geweest zijn. We vluchten onze kelder in, maar na een paar minuten was het duidelijk dat ook ons woonhuis brandde. Op kousen, mijn zus Dina die nog net ongedeerd was gebleven”. Wanneer hij vertelt hoe ze daar die nacht met 30 man in hebben gezeten, kunnen we er ons wel iets bij voorstellen. De vloeroppervlakte was beslist niet groter dan 8 vierkante meter. Om maar niet te spreken van het piepkleine kelderraampje, waar doorheen op het laatste nippertje nog een bejaarde buurvrouw naar binnen getrokken werd. Door dat zelfde raampje zagen ze in die nacht twee grote graanschelven branden. Een vuurzee, die vlak voor hun ogen de oogst van 1944 verslond. Toen het eindelijk ochtend werd en wat stiller rondom, besloot de groep voorzichtig op onderzoek uit te gaan. Waren ze misschien al bevrijd?
Wat een teleurstelling toen ze, boven gekomen, in de keuken rondom de tafel Duitse soldaten zagen zitten, bezig met het verorberen van het kostbare brood en spek uit de voorraden van de boerderij. Geen Canadezen, geen Schotten of Polen, waar waren die geallieerden? “Toen we dat zagen”. Verteld Nic verder, “zijn we langs de door schnapps benevelde Duitsers heen, er als hazen vandoor gegaan. Terug in de richting van Waspik. Langs de smeulende puinhopen van vijf grote boerderijen. Allemaal in brand geschoten binnen een straal van zo'n honderd meter”.
Het is duidelijk dat hij zich die dag zijn hele leven lang zal blijven herinneren. De chaos, die ze zagen: overal geknakte telefoonmasten, de draden los over de grond, de lijken van gesneuvelde Schotse soldaten. Het was als een nachtmerrie. Pas later begrepen ze wat er gebeurd was. De Duitse soldaten hadden ter hoogte van waar nu het afwateringskanaaltje onder de Luiten Ambachtstraat doorkomt, de voorste Engelse tank vernietigd. Daarmee was de voorzorg van de geallieerden dus onvoldoende gebleken. Waaruit bestond de voorzorg? Die bestond uit het in brand schieten van alle langs de weg staande obstakels, waaronder dus de boerderij van Nic's ouders. Waarin of waarachter de Duitsers zich zouden kunnen verschuilen.
Was hun aanval op het Duitse front de eerste keer mislukt, de volgende dag kwamen de geallieerden terug, maar nu niet langs de straat. Ze rolden achter de bebouwing langs, dwars door de weilanden. Uitgerekend bij de boerderij van Kees Langerwerf, waar Nic inmiddels met zo'n 40 andere mensen in de kelder zat, stelde ze zich op. De Duitsers, die kennelijk niet op zo'n snelle tweede aanval hadden gerekend, trokken min of meer in paniek naar het dorp, waar ze zich schuilhielden in de Sint Bavo kerk. Tegelijkertijd vluchtte ook een groepje buurtgenoten van de familie van Strien naar het dorp. Ze meenden daar veiliger te zijn, en hadden de anderen aangespoord om met hen mee te gaan. Tragisch genoeg zijn juist op die vlucht twee jonge mensen door de Duitsers doodgeschoten. De anderen hebben later in de werkloods van Oomes het einde van de gevechten afgewacht. Hoe de gevoelens in de groep waren, kunt u zich wel voorstellen. Ook de groep waar Nic bij zat had het moeilijk. Tussen de Sint Bavo en de boerderij van Kees Langerwerf vonden over en weer beschietingen plaats. Op een gegeven moment werd de paardenstal in één klap weggeschoten. Gelukkig bleef de rest van het gebouw gespaard, en vanaf dat moment trok het geallieerde front langzaam verder in de richting van het dorp. De Duitsers wachtten hun komst niet meer af, maar trokken zich terug tot aan de oude Hervormde kerk, op de weg naar Raamsdonksveer. Daar vond toen de tankslag plaats. Diezelfde dag nog trokken de verslagen Duitsers zich terug over de Keizersveerse brug, waarna ze deze opbliezen.
Raamsdonk was bevrijd. Van de Duitsers ja, maar niet van angst, verdriet, ellende en armoede.
Geen ongegronde angst, want gedurende de lange wintermaanden gingen vanaf de noordoever van de Maas regelmatig Duitse beschietingen op ons gebied door.
Zouden de geallieerden het houden? Zouden de moffen niet terugkeren?
Die hele winter sliepen de mensen van de Luiten Ambacht in de kelders van de boerderijen die waren overgebleven. Overdag werd er eten aangesleept, voor zover het mogelijk was. Koeien waren er niet meer. Maar wel bleken er nog twee varken te hebben overleefd, beschermd door een naar beneden gevallen stuk dak. Een geweldige meevaller. Door dat eten heeft onze verteller uit die tijd toch ook wel een goede herinnering: de saamhorigheid. ”Je at met een heel stel samen, in de keuken van de boerderij van (ome) Thomas van Dongen. Dat was toch ook weer wel gezellig”. Nadat de Duitsers uit dit gebied verdwenen waren, werd het leven hier door de ondergrondse vrij streng georganiseerd. Men moest blijven waar men was. De bewoners van de Luiten Ambacht mochten niet naar Waspik en ook niet over de spoordijk. Eens in de winter is Nic toch naar Waspik geweest, met een speciaal pasje. “Ik moest een paar nieuwe klompen hebben. Mijn vader en ik maakten de tocht samen. Een heel avontuur, want we werden op dat korte eindje wel drie keer beschoten, vanaf de overkant van de Maas. We moesten ons dan plat op de grond gooien. Ik vond het wel spannend, zegt Nic, maar of ons Pa er ook zo over dacht......?
Is Nic van Strien, wiens ouderlijk huis in puin werd geschoten, en wiens moeder er eigenlijk daarna nooit meer bovenop is gekomen, nu verbitterd over de Duitsers? “Nee”, zegt hij heel nuchter op die vraag. “Er waren goeie en slechte mensen bij, net als overal. De eerste groep soldaten die bij ons ingekwartierd werden, bleven drie jaar. Toen werden ze naar het Russische front gestuurd, waar ze allemaal op één na zijn gesneuveld. Ook voor hen was de oorlog erg”. Hij herinnert zich nog goed hoe die mannen, als het druk was, toestemming kregen om zijn vader te helpen. Iets wat de meesten, soms zelf uit een boerenbedrijf, maar al te graag deden.
Met de latere jongere lichtingen hadden ze het moeilijker. De Duitsers werden nerveus en agressief.
Met hen beleefden ze de slotfase van de bezetting, in chaos, rook en vuur.
Hoewel Nic het ons allemaal vertelt als een spannend verhaal, wordt toch ook wel duidelijk dat de mensen aan de Luiten Ambacht in die paar oktoberdagen en -nachten verschrikkelijke dingen hebben meegemaakt. Ze hebben aan den lijve ondervonden wat oorlog is.
Overgenomen van orgineel document inc. spelling door Terry van Erp