HET GEVECHT BIJ DE BRUG VAN KEIZERSVEER

Uit Wiki Raamsdonks Historie
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

HET GEVECHT BIJ DE BRUG VAN KEIZERSVEER [1]
(13 Mei 1940)
bewerkt door A. G. J. M. F. VAN DER KROON,
Majoor van den Generalen Staf,
onder toezicht van den Generaal-Majoor N. T. CARSTENS,
Hoofd van het Krijgsgeschiedkundig instituut.

TROEPEN

Dekkingsdetachement Keizersveer (uit 6 R.I. en Korps politietroepen),
Verkenningsdetachement 5-2 R.H.,
6-2 R.H.,
Onderdeelen van de Peeldivisie.
Twee sectiën van 2-3 G.B.Kaartbladen 44 W. en 44 O.

INLEIDING

De brug over de Bergsche Maas te Keizersveer gelegen in den kunstweg Breda—Gorinchem, een van de Zuid/Noord uit Noord-Brabant naar het hart des lands loopende hoofdwegen, behoorde tot de z.g. kunstwerken in Ie linie.
Met de bewaking was tijdens den mobilisatietoestand 1939—1940 een dekkingsdetachement Ie linie, genaamd Dekkingsdetachement (dd.) Keizersveer, belast.

Bevelsverhouding

Het dd. stond aanvankelijk onder het rechtstreeksch bevel van den C.-
groep Merwede van het O. front der Vg.H. Begin April 1940 trad het dd. echter onder bevel van den C.-Vak Sleeuwijk van de groep Merwede. De cp. van den C.-groep Merwede bevond zich te Meerkerk (25 km N. van Keizersveer), die van den C.-Vak Sleeuwijk op den Zuidelijken oever van de Merwede bij het gelijknamig veer.

Samenstelling van het dd

De res. Kapitein van 6 R.L A. ZOUTEWELLE commandeerde het dekkingsdetachement, dat als volgt was samengesteld:
1 officier;
4 sergeanten, 4 korporaals, 39 soldaten van 6 R.L;
2 sergeanten en 6 soldaten, allen mitraillisten, van 6 G.B.;
1 s.m.i., 2 sergeanten, 13 korporaals van de Ptr.;
3 lichte mitrailleurs en de bewapening der rivierkazematten.

De opdracht van het dd

De opdracht van het dd. luidde in groote trekken:
1. Beletten, dat de vijand zich in het bezit stelt van de ongeschonden brug;
2. Eigen troepen laten overgaan;
Einde April 1940 had Kapitein ZOUTEWELLE nog van zijn chefs de schriftelijke mededeeling ontvangen, dat de brug slechts na bekomen machtiging van den C.-groep Merwede mocht worden vernield.

Inrichting der verdediging

De brug zelf was aan den Zuidelijken toegang voorzien van z.g. defensieve middelen in den vorm van 4 naast elkander geplaatste omhoog schuifbare gepantserde deuren met vertikale schietsleuven. In een dezer deuren bevond zich een kleine toegangsdeur. Onder het brugdek onmiddellijk achter de deuren was een ruimte, waarin deze buiten gebruik zijnde werden neergelaten en die plaats bood voor verscheidene personen. Aan den voet van den Zuidelijken oprit tot de brug en op het Noordelijke landhoofd waren permanente vechtwagenhindernissen (asperge-versperringen) aangebracht. Voor de verdediging kon worden beschikt over 2 rivierkazematten (zie terzake „Enkele alg. gegevens betreffende de Maaslinie", M i 1. S p e c t a t o r no. 6 van Juni '41), onderscheidenlijk geplaatst Z. en N. van de brug en elk bewapend met l kanon van 5 cm en l zwaren mitrailleur. Beide kazematten waren telefonisch verbonden met den cp. van den C., gevestigd in de barak op den Noordelijken oever. De Zuidelijke kazemat had 2, de Noordelijke 3 verdiepingen. De bezetting van de Z. kazemat bestond uit:
den Commandant Serg. WETERINGS en 5 korporaals der Ptr. te zamen de bediening van het kanon vormend,

Deze schetsen behooren bij het artikel HET GEVECHT BIJ DE BRUG VAN KEIZERS VEER (13 Mei 1940) gepubliceerd in „De Militaire Spectator" van Februari 1942, no. 2.
(SCHETS 1) Deze schetsen behooren bij het artikel HET GEVECHT BIJ DE BRUG VAN KEIZERS VEER (13 Mei 1940) gepubliceerd in „De Militaire Spectator" van Februari 1942, no. 2.
Deze schetsen behooren bij het artikel HET GEVECHT BIJ DE BRUG VAN KEIZERS VEER (13 Mei 1940) gepubliceerd in „De Militaire Spectator" van Februari 1942, no. 2.
(SCHETS 2) Deze schetsen behooren bij het artikel HET GEVECHT BIJ DE BRUG VAN KEIZERS VEER (13 Mei 1940) gepubliceerd in „De Militaire Spectator" van Februari 1942, no. 2.
Stafkaart regio Keizersveer 13 mei 1940
Stafkaart regio Keizersveer 13 mei 1940
Afb. l. Gezicht op den kunstweg Keizersveer-Geertruidenberg bij de kazemat Z. van de brug a = aspergeversperring. b = houtrand West van en evenwijdig aan den kunstweg.
Afb. l. Gezicht op den kunstweg Keizersveer-Geertruidenberg bij de kazemat Z. van de brug a = aspergeversperring. b = houtrand West van en evenwijdig aan den kunstweg.
Afb. 2. Stelling Z. van de brug ten O. van kunstweg Keizersveer—Geertruidenberg gezien vanaf dien kunstweg. a = bedekte rand waarin de gevechtsopstellingen, b = betonfabriek (I.G.B.). c = dam waarop in de lengterichting draadhindernis aansluitend aan de aspergeversperring. d = stoomgemaal aan Oude Maasje.
Afb. 2. Stelling Z. van de brug ten O. van kunstweg Keizersveer—Geertruidenberg gezien vanaf dien kunstweg. a = bedekte rand waarin de gevechtsopstellingen, b = betonfabriek (I.G.B.). c = dam waarop in de lengterichting draadhindernis aansluitend aan de aspergeversperring. d = stoomgemaal aan Oude Maasje.

een sergeant en 3 man van de infanterie zijnde de bediening van den zwaren mitrailleur. Bedoelde kazemat was uitstekend gecamoufleerd en bestreek den kunstweg van de brug in Z. richting voerend tot aan den knik in dien weg, 400 m N.O. van de voormalige lunette O. van Geertruidenberg, zij kon vuurbrengen op de aspergeversperring aan den voet van den Z. oprit naar de brug. (Zie afbeeldingen [2] )
De bezetting van de N. kazemat onder Co. van den Serg. der Ptr. VAN 'T HUL (tevens C. der springploeg, belast met de brugvernieling) had een overeenkomstige samenstelling.

Afb. 3- Stelling Z. van de brug ten W. van den kunstweg Keizersveer—Geertruidenberg gezien vanaf dien kunstweg. a — bedekte rand, waarin de gevechtsopstellingen, b = dam, waarop in de lengte- richting draadhindernis aansluitend aan de Z. aspergeversperring.
Afb. 3- Stelling Z. van de brug ten W. van den kunstweg Keizersveer—Geertruidenberg gezien vanaf dien kunstweg. a — bedekte rand, waarin de gevechtsopstellingen, b = dam, waarop in de lengte- richting draadhindernis aansluitend aan de Z. aspergeversperring.
Afb. 4. Voorterrein van het stellinggedeelte O. van den Kunstweg Keizersveer— Geertruidenberg. a = aspergehindrenis. b — houtrand W. van en evenwijdig aan genoemden kunstweg. c = boschperceel op 500 m vóór de stelling, d = oude kerk te Geertruidenberg. e = R.K. te Raamsdonksveer.
Afb. 4. Voorterrein van het stellinggedeelte O. van den Kunstweg Keizersveer— Geertruidenberg. a = aspergehindrenis. b — houtrand W. van en evenwijdig aan genoemden kunstweg. c = boschperceel op 500 m vóór de stelling, d = oude kerk te Geertruidenberg. e = R.K. te Raamsdonksveer.

Deze kazemat — niet van camouflage-middelen voorzien — bestreek de N. aspergehindernis alsmede de brug, welker dek naar het midden van de rivier oploopt en kon mede vuur brengen op de aspergehindernis Z. van de brug. De ontsteking van de slagsnoerleidingen der springladingen voor de brugvernieling bevond zich bij het N. landhoofd van de brug buiten de kazemat. De kazematten beschikten elk over 200 schoten voor het kanon, en over volop munitie voor de zw. mtrs. Voor de It. mitrs. van het dd. was ruim munitie toebedeeld, verder waren ± 50 handgranaten aanwezig.
     De C.-dd. bezat geen middelen voor patrouillegang op de Maas b.v. een motorbootje; wel lagen nabij de brug één of meer roeibootjes van particulieren gemeerd.

     Als gevechtsopstelling voor het dd. had de C. hoofdzakelijk bestemd het grondlichaam van opgespoten zand, met kreupelhout beplant, gelegen op den Z. oever aan weerszijden van den kunstweg naar Geertruidenberg, ter grootte

Afb. 5. Kunstweg Keizersveer—Geertruidenberg. a = houtrand W. van en evenwijdig aan dien kunstweg. b = aspergeversperring. c == P.N.E.M.-huisje. d = R.K. te Geertruidenberg.
Afb. 5. Kunstweg Keizersveer—Geertruidenberg. a = houtrand W. van en evenwijdig aan dien kunstweg. b = aspergeversperring. c == P.N.E.M.-huisje. d = R.K. te Geertruidenberg.
Afb. 6. Gezicht op het stellinggedeelte O. van den kunstweg Keizersveer—Geertruiden- berg uit boschperceel aan dien kunstweg op 500 m. vóór de stelling. a = aspergeversperring. b = brug te Keizersveer. c = papierfabriek de Maasmond. d = stelling.
Afb. 6. Gezicht op het stellinggedeelte O. van den kunstweg Keizersveer—Geertruiden- berg uit boschperceel aan dien kunstweg op 500 m. vóór de stelling. a = aspergeversperring. b = brug te Keizersveer. c = papierfabriek de Maasmond. d = stelling.

van ongeveer 1/2 vierkante km. Hierin waren nabij den Zuidelijken rand open gevechtsopstellingen, door een loopgraaf onderling verbonden, ingericht zoowel O. als W. van den kunstweg voor de sterkte van een comp. infanterie; het geheel was in front door eert tusschen 2 slooten loopende draadhindernis beschermd. (Zie afb. 2 en 3). Aldus werd het voordeel verkregen, dat de kleine bezetting, indien het vuur van den vijand daartoe zou nopen, telkens andere gevechtsopstellingen zou kunnen innemen. Later zal blijken, hoezeer deze maatregel het inzetten van troepen veel sterker dan het dd. heeft begunstigd.

Afb. 7. Kunstweg van stoomgemaal aan oude Maasje in richting Raamsdonksveer. a — hooge en breede dijk. b = R.K. te Raamsdonksveer.
Afb. 7. Kunstweg van stoomgemaal aan oude Maasje in richting Raamsdonksveer. a — hooge en breede dijk. b = R.K. te Raamsdonksveer.

Voorterrein der stelling

     Uit deze gevechtsopstellingen aan den Z. rand van het grondplateau hadden de troepen een uitstekend uitzicht op het voorterrein der stelling tot aan de randen van Geertruidenberg en Raamsdonksveer. (Zie afb. 4.)
De houtrand W. langs en evenwijdig aan den kunstweg naar Geertruidenberg  belemmerde echter de waarneming in zijdelingsche richting (zie afb. l, 4 en 5). Op 500 m voor het midden van de stelling lag aan den kunstweg een boschje op 250 m N.O. van café VAN DONGEN. (Zie afb. 4 en 6). Het vóór- en zijterrein van de stelling was overigens open en met smalle slooten doorsneden, welke eenige dekking boden. Naar den Oostelij ken vleugel der stelling liep O. van en evenwijdig langs het Zuiderafwaterings-kanaal een verharde weg (deze weg was eerst eenige maanden vóór het uitbreken van den oorlog gereedgekomen), welke door een breeden en vrij hoogen dijk aan waarneming uit de stelling werd onttrokken. (Zie afb. 7).
     Op ongeveer" 500 m uitwaarts van den W. vleugel van de stelling was een kadencomplex, loopend van de voormalige lunette O. van Geertruidenberg in algemeen N. richting, dat de gelegenheid gaf, gedekt tegen vuur uit de stelling tot aan den Z. oever van de Bergsche Maas te naderen.
     Normaal was de bewaking van de brug toevertrouwd aan een wacht, welke 3 posten (bij duisternis dubbelposten) plaatste, n.l.:
1 midden op de brug,
1 bij de aspergeversperring aan den Zuidelijken oprit naar de brug.
1 bij den cp. van den Detachements-Commandant.
Volledigheidshalve dient vermeld, dat N. van de brug de 114 Bt.lu.a. (3 stukken van 6 tl.) was opgesteld, welke het Ivd. punt Keizersveer moest beschermen en onder de bevelen stond van den C.-luchtverdedigingskring Utrecht—Soesterberg.
     Kort voor 10 Mei was een detachement van twee Sectiën inf. van 2—3 G.B. onder commando van den 2en Lt. SCHRAVENDEEL te Geertruidenberg aangekomen om de centrale der P.N.E.M. aldaar te bewaken. Dit detachement zal later een werkzaam aandeel nemen in het gevecht bij Keizersveer. (Zie blz. 47).

HET GEVECHT BIJ DE BRUG VAN KEIZERSVEER

Vrijdag 10 Mei '40

     Aldus was de toestand bij het dd. te Keizersveer, toen in den morgen van 10 Mei te ± 4.00 de detachements-C. gewekt werd door het geluid van overvliegende vliegtuigen. Naar buiten gesneld, nam hij een groot aantal (100 a 200) vliegtuigen waar, van niet-Nederlandsch type en alarmeerde hij zijn detachement. Te 4.45 was het geheele detachement in zijn opstellingen en opende het vuur op de vijandelijke vliegtuigen, welke binnen vuurbereik kwamen. Daar tot de uitrusting van de zware mitrailleurs in de kazematten uiteraard geen luchtdoelaffuiten behoorden, richtte de Kapitein ZOUTEWELLE tot den heer F. X. BRAUN, Directeur van de nabij de brug gelegen N.V. papierfabriek "De Maasmond" het verzoek in allerijl 3 hulpluchtdoelaffuiten te doen vervaardigen.
     Reeds in den loop van den middag van 10 Mei konden de beide zware mitrailleurs op af f uit geplaatst aan de bestrijding van de vliegtuigen deelnemen. Te ongeveer 4.30 had de Kapitein ZOUTEWELLE het dd. Moerdijk opgebeld om te vernemen hoe aldaar de toestand was, doch kreeg geen gehoor. Na herhaaldelijk vergeefsch opbellen ontving hij te 8.00 bericht, dat de Moerdijk-bruggen in Duitsche handen waren.
     Uit Noord-Brabant komende troepenafdeelingen der Lt. Div. overschreden in goede orde de brug, met bestemming Gorinchem; de eerste troepen te ± 10.00. In den avond kwamen 3 uit een neergeschoten vliegtuig buitgemaakte Duitsche mitrailleurs met munitie in handen van het dd. Ze werden gevechtsklaar gemaakt en zeer spoedig hadden de manschappen zich met de bediening van deze wapens vertrouwd gemaakt. De 114 Bt.Lu.A. ging op last van C.-Lvd. Kring Utrecht—Soesterberg terug op Gorinchem en kwam daar in stelling.
     De nacht van 10/11 Mei verliep zonder bijzondere voorvallen.

Zaterdag 11 Mei '40

     Op 11 Mei te 3.00 meldde zich de res. Ritmeester D. W. VAN DAM, C.-6-2 R.H., met zijn eskadron bij den C. van het dekkingsdetachement. Dit x eskadron (op rijwielen) had op 10 Mei 21.15 te Zaltbommel van C.-III L.K. [3] ) de opdracht ontvangen de brug bij Keizersveer zoo lang mogelijk open te houden voor de eigen troepen. De brug mocht in geen geval in 's vijands handen" vallen; dreigde dit te gebeuren, dan moest de brug worden vernield. Ritmeester VAN DAM stelde zich onder de bevelen van Kapitein ZOUTEWELLE.
     Het eskadron had een sterkte van 2 officieren, 2 kornetten en ongeveer 130 onderofficieren, korpls. en huzaren en bestond uit 4 Pels. onderscheidenlijk gecommandeerd door:
     den reserve Luitenant mr. W. G. WENDELAAR,
     de Kornetten J. J. DE KAT ANGELINO en F. SANTMAN,
     den dienstplichtigen Wachtmeester MÖLLER.


     Daar het eskadron zeer vermoeid was, werd dit eers't een korte rust gegund.
Te 5.45 kwamen 3 eskadrilles (totaal ± 30) jachtvliegtuigen zeer laag over Keizersveer gevlogen zonder evenwel het detachement te verontrusten. Inmiddels gaf de Kapitein ZOUTEWELLE aan het eskadron opdracht de oorspronkelijke bezetting (zijnde 3 mitrailleurgroepen) Z. van de brug te versterken. Als gevolg hiervan bracht de Ritmeester VAN DAM te ± 6.00 2 pelotons Z. en 2 pelotons N. van de brug in stelling. De pelotons Zuid van de brug ter weerszijden van den kunstweg bleven voortdurend gevechtsvaardig; die Noord van de brug bezetten de opstellingen aldaar met piketten en genoten eenige rust.
Alle pelotons losten elkander 2 x per etmaal af, zoodat zij met elk der gevechtsopstellingen voornoemd vertrouwd waren. De strijd tegen de vijandelijke vliegtuigen werd voortgezet.
     In den loop van den morgen ontving de Kapitein ZOUTEWELLE bericht, dat Fransche troepen te 's-Hertogenbosch zouden zijn. Bij telefonisch contact opnemen met de brugbezetting te Heusden bleek, dat daarvan geen antwoord werd ontvangen. Na den C.-vak Sleeuwijk ter zake te hebben ingelicht, werd van dezen C. te ± 12.00 bericht ontvangen, dat de bruggen bij Heusden in den vroegen morgen op last van C.-111 L.K. waren vernield.
     Te 14.00 scheerde een D. vliegtuig in de lengterichting over de brug bij Keizersveer, wierp 2 bommen af, keerde en wierp daarna nog een bom. Waarschijnlijk was het doel eenige op den Z. oprit naar de brug opgestelde groote vrachtauto's van de N.V. Philips, beladen met machines voor defensiedoeleinden en archieven Een wagen geraakte in brand, een 2e wagen kantelde, de groote waterleidings-buis naar het land van Altena werd plaatselijk verbrijzeld, een der zware mitrailleurs, die tot het laatste oogenblik op het aanvallende vliegtuig had gevuurd, werd vernield en de bediening werd door den luchtdruk neergeworpen; bomscherven vielen tot 200 m van den kunstweg in de gevechtsopstellingen. De door de bommen in den betonweg geslagen trechters hadden ongeveer 4 m middellijn en 2 m diepte. Bedoelde wagens die krachtens de bepaling, dat de Zuidelijke asperge versperring en de stalen deuren nimmer gelijktijdig geopend mochten zijn, eenigen tijd voor de in geheven toestand zijnde pantserdeuren moesten wachten, zijn later van groot nut geweest, doordat zij liggende op den kunstweg ter hoogte van de Z. kazemat, dekking boden tegen vuur, dat uit Z. richting op den toegang tot de brug werd afgegeven. Hierdoor konden eigen troepen, van de brug komend, ongedeerd het bedekte zandplateau aan weerszijden van den kunstweg bereiken en omgekeerd.


     Op 11 Mei werden geen verliezen geleden.

Zondag 12 Mei '40.

     De bestrijding van vijandelijke vliegtuigen werd voortgezet. In totaal werden in de omgeving van Keizersveer door de mitrailleurs van het detachement 3 vliegtuigen neergeschoten. Gedurende den dag kwamen voortdurend eigen troepenafdeelingen (van de Peeldivisie) uit Noord-Brabant bij de brug aan. Toen de Kapitein ZOUTEWELLE zekerheid verkreeg, dat deze troepen geen verdere opdrachten hadden, besloot hij een deel daarvan onder zijn bevelen te nemen ter versterking van de brugverdediging. Uit de mededeeïingen van de troepen, welke de brug van Keizersveer passeerden, bleek hem, dat de mogelijkheid niet was uitgesloten, dat Duitsche troepen, eventueel door de Langstraat oprukkend, de Maas O. van Keizersveer zouden overgaan en zijn det. in flank en rug bedreigen. Hij besloot zich daartegen te beveiligen door het plaatsen van detachementen nabij de punten, welke zich het gemakkelijkst voor overgang leenden.

Uit de opgevangen troepen vormde hij detachementen:

  • te Heusden, ter sterkte van 3 officieren en ± 100 man onder commando van den res. Kapitein G. WISSELS, C.-3-III-14 R. I.
  • te Drongelensche veer, ter sterkte van 2 officieren en ± 70 man onder commando van den res. 2e Luitenant K. N. DUBBELMAN van 111-14 R.l. Te 18.30 nam de res. Kapitein J. CAPPON C.-1-111-14 R.l. aldaar het commando over.
  • te Kapelsche veer, ter sterkte van 2 officieren en 70 man onder commando van den res. Ie Luitenant H. HEBELS van 111-14 R.l.     Tevens werd een wacht geplaatst ter sterkte van een C. + 10 man met 2 It.mitrs. bij de ophaalbrug over de Bleeke Kil, 800 m West van R.K. te Hank (N. van Keizersveer).
         Vorenvermelde Cn. en troepen behoorden in hoofdzaak tot 111-14 R.l. Dit Bataljon was reeds in de Peel/Raamstelling nabij Grave en aan de ZuidWillemsvaart, alwaar zijn Commandant, de dappere en onverschrokken Majoor DÖBKEN (C.-III-14 R.I.) op 11 Mei bij de verdediging van de Dungensche brug was gesneuveld, in gevecht geweest. Hoewel het personeel zeer vermoeid was, werd onmiddellijk aan deze opdrachten gevolg gegeven. Zulks pleit voor den goeden geest, dien de Majoor DÖBKEN in zijn troep heeft aangekweekt.
         Kapitein ZOUTEWELLE kon daarna al zijn aandacht besteden om de stellingen te Keizersveer, zoowel Zuid als Noord van de brug, zoo sterk mogelijk te maken. De loopgraven werden in Westelijke en Oostelijke richting verlengd, zoodat geleidelijk een tusschenruimte van 5 m tusschen de schutters kon worden genomen.
         In den middag van Zondag 12 Mei omstreeks 13.00 deed zich een gebeurtenis voor, welke het moreel van de troepen in de stellingen Z. van de brug ernstig dreigde aan te tasten. Uit het geroep van op dat oogenblik uit N.-Brabant terugkeerende troepen, die de brug wilden passeeren, maakte de bezetting nabij de brug op, dat de Duitsche troepen in de onmiddellijke nabijheid zouden zijn.
    Als gevolg hiervan ontstond gedurende korten tijd een paniek, welke echter door het krachtig en oordeelkundig optreden van den Kapitein ZOUTEWELLE, bijgestaan door den Sergeant-Majoor der politietroepen C. NIEUWENHUIZE en door twee Vaandrigs, wier namen niet bekend zijn, spoedig werd bezworen.
    Ook kleinere groepen uit Noord-Brabant terugkeerende soldaten werden door den Kapitein ZOUTEWELLE aan zijn detachement toegevoegd, dat langzamerhand tot een sterkte van 400 a 500 man was aangegroeid. Het kalme, doelbewuste optreden van den Kapitein ZOUTEWELLE herstelde waar noodig, het moreel van deze soldaten.

     Gedurende den Zondag was de stroom van de uit N. Brabant terugvloeiende troepen en voertuigen het grootst. Te ± 13.00 werd de indruk verkregen dat de Nederlandsche en Fransche troepen Oosterhout hadden ontruimd en dat dit dorp in Duitsche handen was. In den loop van den dag door het 3e Pel. (Kornet F. W. B. Baron VAN LIJNDEN) en 2e Pel. (Res. Luitenant H. VAN HOORN) van 3-2 R.H. [4] ) verrichte verkenningen in de richtingen Geertruidenberg en Oosterhout wezen uit, dat vij. paw. op den kunstweg Geertruidenberg—Oosterhout voortdurend heen en weer reden. Bij deze verkenningen sneuvelde de Huzaar Bos in de omgeving van Kp. 20 aan den kunstweg Oosterhout—Geertruidenberg. Deze pelotons stonden, daar zij door de terreingesteldheid aan de kunstwegen waren gebonden, vrijwel weerloos tegen de vij. pantserwagens. De Luitenant VAN HOORN stelde vast, dat het detachement infanterie belast met de bewaking van de P.N.E.M. centrale te Geertruidenberg (zie blz. 44) aldaar niet aanwezig was.
     Omtrent dit bewakingsdetachement valt het volgende te vermelden.

     Op Zondag 12 Mei in den namiddag ontving de C., de res. 2e Lt. SCHRAVENDEEL bericht, dat Duitsche troepen te Raamsdonk waren aangekomen. Toen omstreeks 17.00 bij hem geen twijfel meer bestond aan de juistheid van dit bericht, besloot hij met zijn det. bij het dekkingsdetachement te Keizersveer aan te sluiten, daar hij, alleen gelaten op den Brabantschen wal, spoedig voor overmacht zou moeten wijken. Den kunstweg over Geertruidenberg naar Keizersveer niet meer veilig achtend, koos de Luitenant SCHRAVENDEEL zijn weg over het water. Gebruik makend van een aan den W. oever van de Donge bij een werf liggend schip voer hij de Donge af en stroomopwaarts de Bergsche Maas op en landde op den N. oever daarvan ongeveer 800 m Westelijk van de brug van Keizersveer.
     In opdracht van Kapitein ZOUTEWELLE bezette het det. SCHRAVENDEEL den N. oever tusschen brug en voornoemd landingspunt. Gedurende den avond en nacht groef het det. zich aldaar in. Behoudens het voortdurend overvliegen van vij. vliegtuigen, was de 12e Mei vrij rustig verloopen.

Het verkenningsdetachement 5-2 R.H.

     In den avond van Zondag 12 Mei, ± 22.00, meldde zich bij het dekkingsdetachement de Luitenant BISCHOFF VAN HEEMSKERCK, behoorend tot een op den middag van dien dag door C.-III L.K. te Culemborg uitgezonden verkenningsdetachement. De detachementscommandant, C.-5-2 R.H., de res. 1e Luitenant E. P. VAN LANSCHOT, had te 11.00 op St. K.-III L.K. de opdracht ontvangen om marcheerende over Leerdam, Gorinchem, Keizersveer verband op te nemen met de Fransche troepen in Noord-Brabant, welke waarschijnlijk te 's-Hertogenbosch aanwezig zouden zijn.
Het detachement ter sterkte van:

  • twee pelotons van 5-2 R.H. vervoerd op auto's van III-Aut. Bat.;
  • een sectie-Mitrailleur Eskadron-2 R.H.;
  • een sectie Pag.-2 R.H.; was te 13.15 uit Buurmalsen afgemarcheerd, van 15.00 tot 20.00 door allerlei onvoorziene voorvallen te Gorinchem opgehouden en bereikte eerst te 21.30 Hank.
         Hier werd overnacht om den volgenden morgen (13 Mei) vroeg de opdracht uit te voeren. Zulks hield mede verband met het feit, dat de aspergeversperring Z. van de brug bij Keizersveer op Zondagavond definitief was gesloten, waardoor het noodig werd in het terrein een noodbrug te slaan over een 5 m breeden waterloop onmiddellijk West van het Stoomgemaal (ongeveer 1000 m Z.O. van de brug bij Keizersveer) om vandaar den kunstweg Keizersveer—Geertruidenberg weder te bereiken.
         De Wachtmeester FOPPEN van het detachement ontving de opdracht op 13 Mei te 4.00 van Keizersveer af te marcheeren met een rijwielpatr. van 4 man, teneinde vóór het uitbreken van het detachement Geertruidenberg, Raamsdonkveer en Made te verkennen. De Wachtmeester RUGGENBERG moest zoodra het licht werd op 13 Mei met den brugslag aanvangen. De nacht van 12/13 Mei verliep overigens rustig; de troepen bleven in hun stellingen.

13 Mei 1940

     „De berichten van vorenvermelde rijwielpatrouille kwamen zeer laat binnen," zegt C.-5-2 R.H. in zijn gevechtsbericht, „doch vast kon worden gesteld, dat vijandelijke pantserwagens bij voortduring op de kunstwegen Oosterhout—Geertruidenberg—Made patrouilleerden, terwijl ook motorpatrouilles gesignaleerd werden."
     Ondertusschen had de Luitenant VAN LANSCHOT zich persoonlijk in verbinding gesteld met den Kapitein ZOUTEWELLE tot het verkrijgen van de laatste inlichtingen omtrent den vijand. De toestand werd aldus gezien, dat Oosterhout en 's-Hertogenbosch door de D. waren bezet en dat D. gemotoriseerde troepen in de Langstraat aanwezig waren [5] ). De Lt. VAN LANSCHOT besloot met zijn detachement over Made in de richting Breda door te stooten.
     Te 12.45 marcheerde het verkd. uit Hank af en overschreed ± 13.00 de brug bij Keizersveer. Terwijl het verkd. op weg was naar de noodbrug, had de Lt. VAN LANSCHOT een motorpatrouille, waarvan de motoren over de Zuidelijke aspergehindernis werden getild, vooruit gezonden naar Geertruidenberg en Raamsdonksveer. Drie groote D. vliegtuigen vlogen op dat oogenblik boven het det. en dwongen het tot dekken. Spoedig keerden de voorste motorrijders terug met het bericht, dat zich te Raamsdonksveer Duitschers bevonden.
     Wachtmeester J. HOITING, C.-Sectie Pag., die gezeten in zijn motorzijspan, bewapend met een lichten mitrailleur, met zijn beide stukken van 4,7 aan het hoofd van het verkd. op den kunstweg naar Geertruidenberg marcheerde, bracht onmiddellijk zijn beide stukken bij pi. 14.5 in stelling. Daar er echter niets gebeurde en niets op de aanwezigheid van vijand wees en Wmr. HOITING van Luitenant VAN LANSCHOT bevel ontving om weer voorwaarts te trekken, werd de marsch vervolgd. Toen de stukken Pag. den knik in den kunstweg op ongeveer 400 m. N.O. van de voorm. lunette O. van Geertruidenberg waren genaderd, meldden de voorste motorrijders opnieuw vijand en deed Wachtmeester HOITING beide stukken in den knik wederom stelling nemen (Afb. 8). Luitenant VAN LANSCHOT deed een zware mitr. iets meer achterwaarts in stelling komen. Daar het voorshands stil bleef, ging Wachtmeester HOITING met zijn It.mitr. gewapend alleen vooruit, kruipend langs den berm van den weg tot nabij den knik in den kunstweg bij de voormalige lunette, vanwaar hij goed zicht had op den spoorwegovergang bij halte Raamsdonksveer. Hij zag daar eenige auto's aankomen en niet ver van zich drie Duitschers bij een motorzijspan staan. Teneinde inzicht te krijgen in de sterkte van den tegenstander, opende Wachtmeester HOITING het vuur met eenige vuurstooten. Dit moedige optreden van den Commandant bezielde de geheele Sectie Pag. De Duitschers verdwenen en na een oogenblik van stilte werd heftig geroepen „Wer schieszt denn da, so blödsinnig." Niemand antwoordde hierop. Het volgende oogenblik floten den Wachtmeester de kogels om de ooren en werd het vuur door de Duitschers krachtig beantwoord. De Wachtmeester HOITING beschrijft het aldus: „Het leek wel alsof elk huis vuurspuwde tegenover ons, want zelfs door de dakvensters en dakpannen werd geschoten."
     De Korporaal OONK, C. van het stuk pag. opgesteld O. van den kunstweg, schetst als volgt wat hij door zijn kijker zag. „Op den dijk ten Oosten van Raamsdonksveer [6] ), ontdekte ik door mijn kijker een onafzienbare, blijkbaar stilstaande autocolonne, ook namen we voetvolk van den vijand waar op 300—400 m van ons af in het dorp.

Afb. 8. 49 Bocht in den kunstweg Keizersveer—Geertruidenberg bij pi. 15 waar de Sectie pag. van het verkd. van Lanschot in stelling kwam. a =fplaats waar de wmr. HOITING en later de Korpl. VAN VLIET hun mitrailleur in stelling brachten, b ~ plaats waar de Gereformeerde Kerk heeft gestaan, waaruit o.a. de tegenstander onze troepen onder vuur nam.
Afb. 8. 49 Bocht in den kunstweg Keizersveer—Geertruidenberg bij pi. 15 waar de Sectie pag. van het verkd. van Lanschot in stelling kwam. a =fplaats waar de wmr. HOITING en later de Korpl. VAN VLIET hun mitrailleur in stelling brachten, b ~ plaats waar de Gereformeerde Kerk heeft gestaan, waaruit o.a. de tegenstander onze troepen onder vuur nam.

Zij gleden den dijk af en stelden onderaan hun, mitrs. op, dekking zoekend achter een schuurtje én andere terreindekkingen die in den polder stonden. Enkele panserwagens haastten zich in allerijl achter de huizen van het dorp, voor wij een goedgericht schot op hen hadden kunnen afgeven. Het geratel der mitrailleurs van beide zijden was niet van de lucht waar tusschen door de felle klappen van ons geschut klonken."
     HOITING zag twee vijandelijke mitrs. in stelling komen, aan den achterkant van een der nabijliggende huizen O. van den weg. Op dat oogenblik kwam HOITING'S zijspanrijder, de Korperaal VAN VLIET, bij hem met munitie-aanvulling voor den mitr. Wachtmeester HOITING gaf hem opdracht met den mitr. ter plaatse te blijven en alles onder vuur te nemen wat zich op den weg vertoonde. HOITING kroop toen terug naar zijn stukken om deze aanwijzingen te geven voor hun vuur. Nadat den richter het huis was aangewezen waar de vijandelijke mitrailleurs waren opgesteld, ging de eerste bg. eruit. Dit schot zat te laag, daarna richtte de richter (huzaar VIENERIUS) op den bovenkant van het huis. Het tweede schot was een voltreffer. De richter van het andere stuk (Korporaal HANDELS) opende nu ook het vuur met zijn stuk. Zijn eerste schot was een voltreffer in het meergenoemde huis. Gegil en geschreeuw drong daaruit tot de bediening van het stuk door. Het vijandelijke vuur werd voor de bedieningen gevaarlijker; het houten handvat van de sluitstukhefboom van een der stukken werd weggeschoten, de huzaar BROUWER kreeg een splinter ervan onder zijn oog, de huzaar VIENERIUS boven zijn oor. De huzaar F. HOOGENHUYZEN werd, terwijl hij munitie aanvoerde, door een schot in zijn dijbeen gewond.
     Inmiddels ontving Wachtmeester HOITING het bericht dat het verkd. zou terugtrekken en de opdracht met zijn Sectie den terugtocht te dekken. De kranige chauffeurs VAN BALEN en REYMERINK keerden op den open in ophooging aangelegden kunstweg hun trekkers en brachtten deze zoo dicht mogelijk bij de vuurmonden. Terwijl door vuur van het pag. en van een zw. mitr. de tegenstander tot dekken werd gedwongen en de Wachtmeester HOITING zag, dat de rest van het verkd. was teruggetrokken, werden op zijn last stuksgewijze sprongen achterwaarts uitgevoerd. Het huis waarop het pag. had geschoten (de oude Gereformeerde Kerk) stond nu in brand. De Wachtmeester HOITING ging terug met het voorste stuk, dat daarop weer in stelling kwam nabij café van Dongen.
     Wachtmeester HOITING had zijn bedieningen gelast niet in de trekkers plaats te nemen, doch er buiten aan te gaan hangen. Dit was goed gezien, want nauwelijks was de voorste trekker met het stuk van den Korporaal MOL in beweging of kogels scheerden over de leuningen van den trekker heen door de voorruit, waarvan geen splinter heel bleef. Niemand werd echter gewond. Tegelijk met dit stuk ging op last van den Sectie C. de moedige Korporaal VAN VLIET uit zijn vooruitgeschoven opstelling terug. Zijn mitr. had een schot in den schoorsteen ontvangen. Het andere stuk (stuks. C. Korporaal OONK) legde daarna op. De gewonde huzaar F. HOOGENHUYZEN werd snel in den trekker gelegd, waarop werd afgemarcheerd.
     Nadat dit stuk in stelling was gekomen achter de Zuidelijke aspergeversperring bij de brug, gaf Wachtmeester HOITING aan het achtergebleven stuk, waarbij hij zich bevond, bevel tot teruggaan. De moedige en beleidvolle Wachtmeester HOITING slaagde erin zijn kranige huzaren en zijn stukken behouden te Keizersveer terug te brengen. De motor met zijspan van den C. en de solomotor van den stuks C. Korporaal MOL bleven voor Raamsdonksveer achter. De S. had ongeveer 15 brisantgranaten verschoten.
     De C.-verkd. die nabij het café van Dongen (bij kp. 14) zijn beide pelotons ter weerszijde van den kunstweg in Z. richting had ingezet en twee zijner zw.mitrs. in stelling had gebracht (en vandaar het verloop van het gevecht had gevolgd) had in verband met de ook door hem waargenomen vele auto's op den kunstweg Waalwijk—Geertruidenberg en de kracht en omvang van het ontvangen vijandelijk vuur den indruk gekregen, dat de weg voor zijn detachement was versperd en had daarop besloten het gevecht af te breken (± 13.45).


     Nadat het verkd. Noord van de Bergsche Maas was teruggegaan, zagen de dekkingstroepen te Keizersveer op den Z.oever opgesteld, dat uit den Noordrand van Raamsdonksveer D. troepen zich te voet ter weerszijden van den kunstweg naar Keizersveer in het terrein begaven.
     De res. Ie Luitenant der Infanterie J. VOGEL van 6 R.L, die in het stellinggedeelte W. van den genoemden kunstweg het bevel voerde over ± 50 soldaten van allerlei onderdeden, zag door zijn kijker ongeveer 20 man het terrein ingaan en bovendien 3 auto's (met de bekende gele spandoeken) op dien kunstweg troepen uitladen.
     Inmiddels had Kapitein ZOUTEWELLE zijn versterkt detachement Zuid en Noord van de brug in stelling gebracht. De Ritmeester VAN DAM, die zich in een bomtrechter onmiddellijk Zuid van de stalen deuren had opgesteld, voerde het bevel over alle op den Zuidoever opgestelde troepen, terwijl de Kapitein ZOUTEWELLE N. van de brug het geheel commandeerde, alsmede de door hem te Heusden, Drongelensche veer en Kapelsche veer en Hank geplaatste detachementen.

Afb. 9. Voorterrein van het stellinggedeelte O. van den kunstweg Keizersveer—Geer- truidenberg, gezien vanaf de opstellingsplaats van de flankeerende mitrailleurgroepen onder commando van Luitenant JONGERLING. a = aspergeversperring Z. van de brug te Keizersveer. b = dam met draadhindernis in de lengterichting, c = houtrand West van en evenwijdig aan den kunstweg Keizers- veer—Geertruidenberg. d = Café van Dongen, e = opstelling van de mitrailleur- groepen van Lt. JONGERLING.
Afb. 9. Voorterrein van het stellinggedeelte O. van den kunstweg Keizersveer—Geer- truidenberg, gezien vanaf de opstellingsplaats van de flankeerende mitrailleurgroepen onder commando van Luitenant JONGERLING. a = aspergeversperring Z. van de brug te Keizersveer. b = dam met draadhindernis in de lengterichting, c = houtrand West van en evenwijdig aan den kunstweg Keizers- veer—Geertruidenberg. d = Café van Dongen, e = opstelling van de mitrailleur- groepen van Lt. JONGERLING.

     De res. Ie Lt. KAUFFMANN, luitenant-adjudant van IIT-14 R.I. op 12 Mei in den middag te Keizersveer aangekomen, trad op als luitenant-adjudant van den Kapitein ZOUTEWELLE en is voor dezen een grooten steun geweest.

Groepeering der troepen te Keizersveer

Bij den aanvang van het gevecht waren de troepen gerekend van West naar Oost als volgt gegroepeerd.
     Zuid van de Maas.
     Op den uitersten rechtervleugel een mitr. groep van het dd. Keizersveer, onder commando van den Sergt. VOORDENHOUT met als taak een omtrekking uit Z.W. en W. richting tegen te gaan. Daarnaast, met den linkervleugel nabij den kunstweg naar Geertruidenberg, een detachement gevormd uit kader en manschappen o.a. van 1-3 R.I., 1-6 R.I., 11-29 R.L, G.B.J., 3 G.B., 6 G.B.; een peloton + l mitr. groep van 6-2 R.H. (P.C.-dpi. Wmr. MÖLLER) en een mitr. groep van dd. Keizersveer, tesamen ter sterkte van ruim 100 man, bewapend met ± 14 It.mitr.s, waarvan het Westelijk deel werd gecommandeerd door den res. Ie Lt. van 6 R.I. J. VOGEL en het Oostelijk deel door den res. Ie Lt. van 3 G.B. J. D. SCHILS. Tusschen de groep VOORDENHOUT en den rechtervleugel van het vorenvermelde detachement bleef een strook van ± 150 m vrijwel onbezet. Onmiddellijk ten Oosten van den kunstweg naar Geertruidenberg bevonden zich het peloton van den Kornet F. SANTMAN van 6-2 R.H. (3 It.mitrs.) en een mitr. groep van het dd. onder co. van Sergt. F. VAN BRUMMELEN. Op den Oostelijken vleugel nabij de betonfabriek was wederom een mitr. groep van het dd. onder commando van Sergt. MOL opgesteld. Bovendien was O. van de betonfabriek een staande patr. geplaatst ter beveiliging van den Oostelijken flank. Oost van het peloton SANTMAN was het front niet of zeer zwak bezet. Op ongeveer 200 m vóór het front van de stelling en eenigszins uitwaarts (Z. van de betonfabriek) bevonden zich in open opstelling achter een laag dijkje onmiddellijk W. van het waterloopje de Kil, 3 mitrailleurgroepen onder bevel van den res. Luitenant van 11-26 R.I. J. JONGERLING. Deze mitrailleurs konden de draadhindernis flankeeren en vóór de stelling echarpeerend vuur brengen, in de richting van het café VAN DONGEN (zie af b. 9).

     Noord van de Maas

     De Noordelijke oever van de Bergsche Maas West van de brug was over een lengte van ongeveer 500 m bezet door het detachement van Lt. SCHRAVENDEEL met Oost daarvan het peloton WENDELAAR. Onmiddellijk Oost van de brug bezette het peloton de KAT ANGELINO de voorbereide gevechtsopstellingen op de beide landtongen en achter een muur Zuid van de papierfabriek. Verder had de Kapitein ZOUTEWELLE nabij zijn cp. een kleine reserve opgesteld.
     Nog dient vermeld, dat de Kapitein ZOUTEWELLE door het in overleg met waterstaatkundige instanties doen openen van enkele sluizen, had getracht door waterinlaat het peil van de slooten te verhoogen en daardoor het voorterrein minder begaanbaar te maken. Ten slotte heeft dit weinig resultaat opgeleverd, slechts het terrein O. van den kunstweg nabij de vechtwagenhindernis kwam eenigszins dras te staan. Daar de kunstweg Keizersveer—Geertruidenberg/Raamsdonksveer — in ophooging aangelegd — het voorterrein van de stelling feitelijk in twee afzonderlijke strooken scheidt, zoodat het Westelijke deel van de stelling geen inzicht had in het voorterrein voor het Oostelijk deel en omgekeerd, zullen de gebeurtenissen vóór en in de beide stellinggedeelten afzonderlijk na elkander worden behandeld.

Kazemat Zuid komt in gevecht

     Nauwelijks was het verkd. over de brug teruggekeerd (13.45), toen de Z. kazemat het eerste vuur opende op eenige D. motorrijders, gevolgd door een vrachtauto, welke bij kp. 15 op den kunstweg Geertruidenberg—Keizersveer zichtbaar werden (afstand meer dan 1500 m). De pantsergranaat nam de kap van den vrachtauto mede. Deze stopte en begon te draaien, waarbij het 2e schot een der motorrijwielen en het achterstuk van den auto trof. Niettemin wist de auto zich door de bocht in veiligheid te stellen.
     Toen Sergt. WETERINGS daarop de kazemat verliet om beter te kunnen waarnemen, ontplofte daarachter een vijandelijk projectiel. Het bleef voorshands bij dit eene schot (vermoedelijk mortierprojectiel). Eenigen tijd later brachten de Sergeant BRAND en de soldaten VAN DER HEIDE, VAN HEMERT, VAN LIESHOUT, VAN DER Louw en SNELDERS onder vijandelijk vuur den zwaren mitrailleur met munitie van de Noordelijke kazemat naar de Z. kazemat over. Het daarna in het vuurgevecht ingrijpen van dezen mitrailleur deed het moreel der bezettingstroepen stijgen. Sergeant WETERINGS zag ± 15 Duitschers uit den houtrand West van en evenwijdig aan den kunstweg den weg oversteken naar het café VAN DONGEN, hetwelk hij uit de kazemat ten voeten uit kon zien liggen. Hij gaf bevel 2 schoten met het kanon op dit café af te geven en droeg aan den zwaren mitrailleur op onmiddellijk daarna den voorgevel te bevuren.
Zulks geschiedde. De schoten troffen doel, precies te 15.00; het oversteken van den weg was hiermede geëindigd.
     Inmiddels had een D."soldaat de achterzijde van het P.N.E.M. huisje op ± 250 m vóór de kazemat gelegen, bereikt en nam vandaar uit deze met zijn automatisch wapen onder vuur. Eenige treffers op het schietgatraam maakten het noodig dezen schutter tot zwijgen te brengen. De Korporaals der ptr. DE JONG en FEIKE, verlieten de kazemat om hem met de karabijn onder schot te krijgen. Toen zij daarin niet slaagden, werd op het P.N.E.M. huisje een bg. afgevuurd, waarna de schutter zich niet meer liet hooren. Uit den houtrand West van en evenwijdig aan den kunstweg werd eveneens door den vijand gevuurd, waarop de kazemat ook daarop eenige schoten loste. Kort daarop zag WETERINGS op ongeveer 1000 m afstand in het terrein Oost van den kunstweg zee a zeven groepen van 10 en meer man verspreid naderen. Hierop werden 15 bg. verschoten en ook vuur met den zwaren mitr. afgegeven. Deze troepen verdwenen in het terrein. Sergeant WETERINGS meldde zijn waarnemingen voortdurend telefonisch aan Kapitein ZOUTEWELLE.
     Vijandelijke projectielen, welke vlak achter de kazemat insloegen, verwondden Sergeant BRAND en de Korporaals der ptr. DE BOEF en FEIKE, die daar een oogenblik frissche lucht wilden inademen, door scherven. De gewonden werden in de kazemat gesleept en door Sergt. WETERINGS verbonden.
Onmiddellijk daarop werd het vuur van kanon en zwaren mitrailleur heropend op den tegenstander, die nu was opgerukt tot achter den verhoogden verharden weg van café VAN DONGEN in O. richting voerend. De gewonden werden door Korporaal der ptr. BAKKER en een hospitaalsoldaat afgevoerd, voorloopig naar de ruimte onmiddellijk achter het Z. bruggehoofd onder het brugdek.
De Korp. FEIKE, in den hiel gewond, wilde echter zijn kameraden in de kazemat niet verlaten en bleef.
     Sergeant WETERINGS, die voortdurend in telefonisch contact was met de cp. van den commandant, ontving op zijn vraag om nadere opdrachten van Kapitein ZOUTEWELLE het bevel „Standhouden tot het uiterste". Uit den rand van Raamsdonksveer gingen nieuwe vijandelijke groepen (naar schatting waren daarvan 50 man zichtbaar) Oost van den kunstweg het terrein in.
     Sergeant WETERINGS verplaatste nu het vuur van kanon en zwaren mitrailleur naar deze oprukkende doelen. Gebruik makend van deze vuurpauze te hunnen opzichte, stormden nu van achter den kunstweg van café VAN DONGEN in O. richting voerend een 20-tal Duitschers vooruit en verdwenen achter en in het boschperceel op 250 m N.O. van het café. Onmiddellijk haalde WETERINGS zijn vuur weer achteruit en betreurde het, dat hij zich tot vuren op den veraf zijnden vijand had laten verleiden, tengevolge waarvan de dichter genaderde Duitsche troepen even werden losgelaten. Toen geleidelijk aan zich voor het kanon geen loonende doelen meer vertoonden, bleef hoofdzakelijk de zware mitrailleur vuren in het bijzonder in het terrein O. van den kunstweg.
De uitwerking van dit wapen in het open terrein was groot.

Het gevecht in het stellinggedeelte W. van den kunstweg

     Kort nadat het verkd. was teruggekeerd, ontvingen ook de troepen W. van den kunstweg frontaal het eerste vuur. Het was mortiervuur, kort daarop gevolgd door vuur uit zware mitrailleurs. In het voorterrein aan den rand van Geertruidenberg werd wat beweging van troepen gezien.
     De vijand ging vandaar in meerdere groepen het terrein in; aanvankelijk vertoonden zich deze groepen vrij dicht opeen, waarna geleidelijk een meer verspreide vorm werd aangenomen. Ook werd beweging opgemerkt in den houtrand West van en evenwijdig aan den kunstweg. Het vijandelijk mortiervuur ging regelmatig voort. De projectielen spatten vóór en in de stelling uiteen.
Tijdens het oprukken van den vijand heerschte er verschil van opvatting over den afstand, waarop men dezen onder vuur zou nemen.

     Luitenant VOGEL, wiens afdeeling geheel open terrein voor zich had, heeft herhaaldelijk het vuur doen staken, omdat, gezien den afstand en de kleine doelen, welke werden geboden, verder vuren hem als munitie verspilling voorkwam. Luitenant SCHILS, wiens troep meer bloot stond aan bedreiging door den vijand uit den schuin voor zijn opstelling gelegen houtrand West van den kunstweg, liet het vuur openen toen de vijand — naar zijn schatting — tot op 500 m de stelling was genaderd. Bedoelde houtrand werd in het bijzonder bevuurd, zoodra daarin eenige beweging werd waargenomen.
«
     Luitenant SCHILS vermeldt een en ander in zijn rapport als volgt:
     „In het voorterrein zag je de vijandelijke soldaten nader komen. Een kort afstandje loopen — tegen den grond — een opeenvolgende beweging van liggen en loopen. Hier een en daar een en daar ginder een. Onregelmatig maar voortdurend. De afstand om ze te bevuren was nog te groot. Ook in het houitrandje zag je alsmaar beweging. Toen de vijand zoo op ± 500 m was genaderd, gaf ik mijn lichte mitrailleurs opdracht tot vuren en daar ratelde de kogelregen uit mijn lichte mitrailleurs. Verwarrend werkte hierbij het herhaaldelijk geroep om niet te vuren. Ik herhaalde mijn duidelijke opdracht aan een ieder om te vuren zoo hij meende te kunnen treffen. In het meer vlakke voorterrein is de voorwaartsche beweging tot rust gekomen. Die in het houtrandje gaat voort.
Ik laat mitrailkurvuur op het houtrandje brengen en speciaal op de plaats, waar ik beweging zie. Daar hoor ik wederomduidelijk het commando „niet vuren". Thans komt het echter uit de richting van het houtrandje. Ik bevind mij in mijn uitkijkpost vlak bij den straatweg en het houtrandje is nauwelijks 100 m van mij verwijderd. Bij mij bevindt zich de Ritmeester VAN DAM, die het commando voert over het geheele terreingedeelte voor de brug. Hij geeft het commando door. Ik beduid hem echter waarvandaan ik het gehoord heb en ik geef de lichte mitrailleurs opnieuw opdracht tot vuren op het voorste en meest naar ons toegekeerde gedeelte van het houtrandje; hetzelfde roep ik toe aan de bediening van den zwaren mitrailleur achter mij en even later bemerken wij in het houtrandje geen leven meer."

     In het algemeen kan men aannemen, dat met het oog op de trefkans eerder te vroeg dan te laat werd gevuurd; hetgeen, gezien de nog geringe oorlogservaring van onze troepen begrijpelijk is te achten.In het bijzondere geval hier, waar de Kapitein ZOUTEWELLE het gevecht tot het invallen van de duisternis wilde voeren, is het echter doeltreffend geweest, dat veel vuur en reeds op grooten afstand op den aanvaller werd gebracht.

Het gevecht in het stellinggedeelte O van den kunstweg

Naar aanleiding van de berichten omtrent het optreden van den vijand, ontvangen van den C. van de Z. kazemat had de Kapitein ZOUTEWELLE omstreeks 14.40 het peloton WENDELAAR Z. van de brug ingezet. Dit peloton nam daarop stelling O. van den kunstweg naar Geertruidenberg onmiddellijk Oost van het peloton SANTMAN. Te 15.15 teekende zich ook een oprukken van den vijand uit den Noordrand van Raamsdonksveer Oost van den kunstweg tegen het front van de stelling. Luitenant WENDELAAR zag tegenover zich ongeveer 30 man sprongsgewijze terrein winnen. Hij liet daarop met vizier van 1000 m het vuur openen.
     Kornet SANTMAN meldt in zijn rapport:
     „De vijandelijke infanterie ging intusschen uitstekend gedekt in het terrein voorwaarts, zoo'als wij konden waarnemen hadden wij wel resultaat met ons vuur; niettegenstaande dat, naderde de vijand café van Dongen en bezette het ten slotte."
     De aanval scheen daarna te stokken. Na eenigen tijd bleek, dat de tegenstander meer Oostelijk uithalend in breeder front naar voren kwam. Met vizieren van 600 tot 800 m werd thans op de vijandelijke linie gevuurd. De mitrailleurschutters TIMO van 6-2 R.H. en NAGTZAAM van het dd. Keizersveer onderscheidden zich hierbij door hun kalm en goed gericht vuur. Verscheidenegewonden werden bij den vijand weggedragen.
     Ook de Luitenant JONGERLING, die in het terrein ten Zuidwesten van zijn opstelling herhaaldelijk groepjes van 5 en meer man in N. richting terrein zag winnen, deed toen deze tot ongeveer 500 m. waren genaderd, daarop met zijn mitrailleurs vuur brengen alsmede op een meer compacte groep van ±15 man, welke juist een sprong maakte in de richting van café van Dongen.

Inzet van het detachement van den Lt. Schravendeel

     Toen ook de Kapitein ZOUTEWELLE den indruk kreeg, dat de tegenstander zich ten Oosten van den kunstweg meer Oostelijk uitbreidde, gaf hij te 15.45 aan de sectiën [7] ) van Luitenant SCHRAVENDEEL en S.m.i. v. D. KASTEEL bevel den eigen Oostelijken vleugel Z. van de brug te verlangen. Onmiddellijk verlieten deze Sn. hun gevechtsopstellingen N. van de Bergsche Maas en slaagden erin, zonder vuur te hebben ontvangen, de brug te overschrijden [8] ), en het plateau Oost van den kunstweg te beklimmen. In verspreide order werd het bedekte plateau overgestoken en in den Z. rand daarvan stelling genomen Oost van het peloton WENDELAAR. In het te bezetten terreingedeelte waren echter geen gevechtsopstellingen ingericht, zoodat deze sectiën zich in allerijl moesten ingraven. Bij het controleeren bleken twee mitr. groepen van de Sectie v. D. KASTEEL niet in den rand te zijn aangekomen. Deze groepen waren — zonder dat de S.C. kon worden ingelicht — door den Ritmeester VAN DAM gezonden naar het stellinggedeelte West van den straatweg, waar hun inzet noodig werd geoordeeld in verband met het feit, dat ook daar de vijand zijn aanval meer Westelijk deed uithalen. De S.m.i. v. D. KASTEEL stelde de in zijn vak aangetroffen verspreide huzaren onder zijn bevel.
     Nauwelijks waren de groepen van Luitenant SCHRAVENDEEL en S.m.i. v. D. KASTEEL op hun plaats, of tegenover hen bleken twee vijandelijke mitrs. tot op 4 a 500 m in front te zijn genaderd, terwijl uit een meer Oostelijk op ± 200 m voor het front der stelling gelegen boomgaardje eveneens mvu. werd gehoord [9] ).
Van een mitr. groep van de sectie SCHRAVENDEEL, opgesteld nabij de loods van de betonfabriek op den Oostelijken vleugel, werd de mitr. bediening gewond.
Nadat 2 andere soldaten, w.o. de dpi. ROOVERS, snel naar voren kruipend de bediening van den mitr. hadden overgenomen, konden de gewonden worden afgevoerd. De aanwijzingen van den Ritmeester VAN DAM voor de vuurleiding kwamen regelmatig van mond tot mond van den kunstweg tot den O. vleugel door.

Inzet van het peloton De Kat Angclino

     Op den N. oever Oost van den straatweg hadden intusschen de volgende ge-
beurtenissen plaats. Het pel. van den Kornet de KAT ANGELINO van 6-2 R.H. was bij den aanvang van het gevecht opgesteld in bestaande gevechtsopstellingen N. van de Maas onmiddellijk O. van de brug met een mitr.groep op elk der beide landtongen en met een mitr.groep achter een muur aan den Maasoever onmiddellijk Z. van de papierfabriek. Te ± 16.00 begon vij.mitr.vuur te vallen op den N. oever nabij de brug. Op last van Kapitein ZOUTEWELLE bracht de Kornet een zijner mitr.groepen onmiddellijk W. van de brug in de gevechtsopstelling aldaar. Na ongeveer 20 minuten gaf Kapitein ZOUTEWELLE opdracht om met het geheele peloton stelling te nemen Z. van de brug op den uitersten W. vleugel. Het peloton begaf zich op weg, de mitr.groep achter de muur Z. van de papierfabriek bleef echter daar achter [10] ). Toen het peloton bij de geheven pantserdeuren op de brug was aangekomen, bleken deze onder vuur te liggen. Mitrailleurprojectielen sloegen tegen de buitenzijde der deuren. Ritmeester VAN DAM, die zich thans achter de pantserdeuren ophield, gaf hier het goede voorbeeld door zelf eerst door de kleine pantserdeur vóór te gaan, waarop het peloton onmiddellijk volgde.
     Op de Z.W. punt van het plateau trof de Kornet DE KAT ANGELINO de vorenvermelde mitr. groep van Sergeant VOORDENHOUT van het dekkingsdetachement Keizersveer aan; zij had nog geen vuur ontvangen, doch voelde zich geïsoleerd.
De Kornet stelde zijn beide mitrailleurgroepen op aan den Z. rand van het plateau in het open vak van ± 150 m tusschen vorenvermelde mitrailleurgroep en eenige meer Oostelijk gelegen verspreide infanteristen en plaatste een post front W, in den N.W. rand van het plateau teneinde tijdig gewaarschuwd te zijn indien vijand uit W, richting mocht naderen. Het peloton trof geen voorbereide gevechtsopstellingen aan; het lag daar onbeschermd en dekte zich zoo goed mogelijk achter graspollen. Op 40 m voor de opstelling lag de draad versperring. Uit 's vijands richting vielen thans steeds schoten, de kogels sloegen tusschen de huzaren in het zand. In het voorterrein gegeven Duitsche commando's en korte bevelen drongen tot de bezetting van de stelling door. Op 100 a 200 m van de stelling dook af en toe een vijandelijke helm op. Uit den houtrand W. van en evenwijdig loopend aan den kunstweg en van den dijk, welke van café van Dongen in Westelijke richting voert (op ± 600 m afstand vóór de stelling ) werd vuur ontvangen. Dit vuur werd door beide mitrs., onderscheidenlijk met standvizier en vizier van 500 m vurend, beantwoord.
De mitrailleurploeg met de huzaren AARTS als schutter en VINK als helper onderscheidde zich hierbij door haar goed gericht vuur. De vele in schuine richting op de stelling aanloopende deels droge en begroeide slooten begunstigden echter de nadering van den Duitschers. Steeds kwamen de helmen dichter bij, zich zeer verspreid verplaatsend. Aangezien de Kornet op den linkervleugel van zijn peloton slechts verspreide soldaten zonder mitrailleurs had aangetroffen, voelde hij zich daar niet voldoende beveiligd en zond hij een ordonnans naar Ritmeester VAN DAM met verzoek hem zijn op den Koordoever achtergebleven 3e mitr.groep ter beschikking te stellen. Deze ordonnans kwam voorloopig niet terug. Intusschen bleef de tegenstander met de bekende korte vuurstooten de stelling bevuren.

Artillerievuur

     Te ± 18.00 sloegen vijandelijke projectielen in de stelling dicht bij, doch voornamelijk achter de opstelling van het Pel. DE KAT ANGELINO. De projectielen (± 12 stuks) detoneerden in de lucht met scherpen knal, vuurverschijnsel en sterke scherfwerking. Het peloton zette kalm het vuur voort. Uit Oostelijke richting drong geroep door: „Er wordt teruggetrokken, de kazemat is gevallen."
     Inderdaad zweeg thans de kazemat, die vooral in den aanvang van het gevecht veelvuldig had gevuurd. De Kornet beval zijn peloton om in de stelling te blijven. Hij zelf zou zien wat er van waar was. Hij verplaatste zich zoover achterwaarts, dat hij de brug kon zien en nam met zijn kijker waar, dat soldaten in den looppas in N. richting over de brug snelden. De Kornet ging naar zijn Pel. terug en bleef daarmee ter plaatse, aangezien hij geen bevel voor teruggaan had ontvangen. Er kwam meer beweging bij den vijand en in breeder front. Af en toe viel er nog een projectiel. Na ongeveer 15 minuten bracht een ordonnans van den Ritmeester VAN DAM het bevel voor het peloton om terug te trekken. Eerst toen gaf de Kornet bevel tot den terugtocht.
     Luitenant VOGEL geeft omtrent het artillerievuur de volgende beschrijving:
„Een vijandelijke artilleriebeschieting volgde. In den toren van Geertruidenberg [11] ) was mondingsvuur waar te nemen. Wij hoorden hoe de projectielen kwamen aansuizen. Aan alle kanten om ons heen hoorden wij de ontploffingen.
Sommige projectielen gingen over ons heen.
     In dat geval bleef soms de ontploffing achterwege. Toen deze beschieting begon, ging ik naar mijn commandopost. Kort na deze beschieting openden de aanvallende tirailleurs het vuur uit automatische wapens, die series van drie schoten afvuurden. Dit vuur werd door de onzen krachtig beantwoord."
     Aan het rapport van Luitenant SCHILS is het volgende ontleend:
     „Een vliegtuig komt in de lengterichting over onze stelling en even later mengt zich in het mortiervuur en zware mitrailleurvuur vijandelijke artillerie.
Verschrikkelijk is thans het stofbeweeg in de stelling. Ik sta thans bij een kazemat [12] ) in het midden der stelling. De aanval schijnt thans niet door te komen, toch zie ik in het voorterrein beweging van soldaten, welke zich echter meer en meer richt op de flank van onze stelling. Een zevental der lichte mitrailleurs blijkt dusdanig van het opstuivende zand te lijden hebben gehad, dat zij niet meer werken. Ik gelast de bedienende manschappen om ze wederom op gang te brengen en geef bericht van het onklaar geraken. Ik bemerk even daarna dat in de ondersteuningsloopgraafjes manschappen ter versterking zijn gekomen. In een dier loopgraafjes liggen een viertal lichte mitrailleurs ongebruikt. Ik geef aan de bezetting van drie mitrailleurs opdracht in de voorste loopgraaf te komen en wijs hun de plaats van opstelling."
     Luitenant WENDELAAR geeft zijn indrukken mondeling als volgt weer:
     „Kort nadat Ritmeester VAN DAM mij had bezocht, viel mortiervuur vrij dicht bij de opstelling van mijn peloton. Vervolgens concentreerde het vuur zich meer op de papierfabriek. Gedurende 3 kwartier werd gevuurd; er viel ongeveer l schot per 3 minuten. De schoten geven een scherpen knal en veel scherven." Omstreeks 17.45 had men het gevoel dit wel te kunnen uithouden.
Toen werden uit de Kn.M. 400 m O. van Halte Raamsdonksveer oranje lichtpatronen afgeschoten."
     Te 18.00 begon een bombardement door wat leek op een batterij 7 veld.
Dit vuur lag direct op onze linie, slechts enkele schoten vielen te kort. De indruk van het enkele schot was veel krachtiger dan bij de voorafgaande beschieting. Ongeveer 12 projectielen vielen hier in de stelling. Daarna werd het vuur achter ons verplaatst. Ieder lag plat op den grond. De frequentie van het vuur groeide van aanvankelijk 1 schot per minuut tot 3. Dit vuur gaf geen scherven en duurde ± 15 minuten. Toen ging de tegenstander over groote breedte voorwaarts.

Groep Lt. Jongcrling

     Luitenant JONGERLING, die in zijn vooruitgeschoven opstelling den vijand herhaaldelijk had bevuurd, werd aanvankelijk niet rechtstreeks door dezen beschoten. Gedurende den middag hadden rustperioden en vijandelijke actie elkaar afgewisseld. Omstreeks 17.00 zag Luitenant JONGERLING boven Raamsdonksveer seinpatronen (3 lichte sterren) opgaan. Dadelijk daarop zoefde een projectiel over zijn opstelling, sloeg 4 m achter deze in en ontplofte aldaar.
De Luitenant voelde toen een slag tegen zijn been. Het 2e projectiel sprong iets verder achter hem. Daarop gaf de Luitenant bevel terug te gaan op de achtergelegen betonfabriek, aangezien in de door zijn groepen ingenomen opstelling geenerlei dekking aanwezig was. Een volgend projectiel sloeg in een teruggaande groep van 5 soldaten; allen vielen, niemand bleek ernstig getroffen.
Het 4e projectiel viel vlak vóór een der fabrieksgebouwen.
     Luitenant JONGERLING deed zijn menschen dekking zoeken en tusschen ter plaatse aanwezige betonpalen een mitr. opstellen. Met zijn kijker stelde hij vast, dat het vuur werd afgegeven uit de richting R.K. te Raamsdonkveer. Hij plaatste zich achter een der lichte mitrailleurs en gaf met vizierstand 900 m een aantal vuurstooten op het onderkende doel af. Daarop eindigde het mortiervuur.
Totaal 14 projectielen (met zekerheid herkend als mortierprojectielen van 8 cm) sloegen in en nabij de fabriek in. Daarna werd het weer rustig.
     Van deze rustperiode maakte Luitenant JONGERLING, wiens verwonding zulks noodzakelijk maakte, gebruik om zich onder behandeling van een dokter te stellen en begaf hij zich daartoe naar de barak. Terwijl Luitenant JONGERLING aldaar in gesprek is met Kapitein ZOUTEWELLE hoorden zij een vrij hevige knal, gevolgd door een stofwolk bij de brug. Het volgend projectiel viel iets N.O. van den cp., daarna sloegen eenige projectielen in de Bergsche Maas. Vervolgens dreunden regelmatig de schoten; ze maakten diepen indruk. De geheele brug was in een stofwolk gehuld.
     De Sergeant van de Politietroepen A. VAN 'T HUL, belast met het doen springen van de brug, die zich tijdens den geheelen duur van het gevecht steeds op de brug heeft opgehouden en vandaar uitstekend uitzicht had op het stellinggebied Z. van de brug, verklaarde, dat het eerste mortiervuur (± 3 schoten) kort na den aanvang van het gevecht is gevallen ten Oosten van den Zuidelijken oprit naar de brug dicht bij de pantserdeuren. In den verderen loop van het gevecht zag hij veel mortierprojectielen inslaan op en nabij de betonfabriek.
Daarna vielen zij in het bouwland kort voor het front van het Oostelijk deel van de stelling, in de struiken nabij de daarvóór gelegen draadversperring en in het N. deel van den houtrand West van den kunstweg naar Geertruidenberg.
Ten Westen van vorenvermelden kunstweg zijn naar zijn meening weinig mortierprojectielen in de stelling gevallen. Zijn waarneming omtrent het artillerievuur tegen het einde van het gevecht is de volgende: Dit vuur werd afgegeven door 3 stukken opgesteld ten Noorden van den spoordijk nabij halte Raamsdonksveer. Het leek of 1 deze stukken zich telkens na het afgeven van een aantal schoten verplaatsten [13] . De projectielen sprongen in de lucht met een scherpen knal, waarna een geluid werd gehoord als het afvuren van een aantal rnitrailleurpatronen. Zij maakten, in den aanslag springend, trechters van 15 a 20 m middellijn. Zoodra de projectielen bij de stelling ontploften, volgde reeds een nieuwe laag. Sergeant VAN 'T HUL schatte, dat 150 a 160 van deze zware projectielen op de omgeving van Keizersveer werden afgevuurd. Slechts weinige dezer zware projectielen 2 ) zag hij springen in het stellingterrein Zuid van de brug, vele detoneerden boven de Maas vóór de papierfabriek, op den landtong bij den samenkomst van de Bergsche Maas en het Oude Maasje, op de brug en bij de asperge-versperring N. van de Maas. Daar er Oostenwind stond, trok de rook van deze projectielen langzaam naar het Westen over de brug. Deze rook was soms zoo dicht, dat de sergeant den tweeden boog van de brug, welke op ongeveer 25 m van hem verwijderd was, niet kon zien. Een tiental brisantgranaten trof het water vlak W. van de brug. Dit artillerievuur ving omstreeks 17.45 aan en heeft bijna onafgebroken tot 20.00 geduurd. Zoo nu en dan trad een vuurpauze van ten hoogste 10 minuten in. Tijdens voornoemd artillerievuur hebben de Duitsche troepen ook het mortiervuur op de .stelling voortgezet. Omtrent de door den tegenstander op de stelling afgegeven soorten van artillerievuur heerscht verschil van meening. Vermoedelijk heeft de vijand aanvankelijk de stelling op verschillende plaatsen met mortiervuur bestrooid en later de brug en de omgeving van de brug en de Papierfabriek meer in het bijzonder met zwaardere projectielen beschoten, welke laatste voornamelijk in de opstellingen in de onmiddellijke omgeving van de brug inslotgen en door de daarin toen aanwezige officieren werden waargenomen. Het is daarom mogelijk, dat sommige deelen van de stelling alleen vuur van mortieren of van zwaarder geschut hebben ontvangen, andere deelen daarentegen beide soorten van vuur. Omtrent den aard van het laatst ontvangen artillerievuur kan worden aangenomen, dat dit brisantgranaten zijn geweest van 10.5 cm houwitscr [14] . Dit vuur is zeer waarschijnlijk afgegeven door vuurmonden, opgesteld in een terreininzinking O. van de halte Raamsdonksveer en N. van de spoorweg aldaar.

HET AFBREKEN VAN HET GEVECHT.

De terugtocht van de pelotons Wendelaar en Santman.

Te omstreeks 19.45 gaf Kapitein ZOUTEWELLE bevel om het gevecht af te breken en terug te gaan. Luitenant WENDELAAR ontving van Ritmeester VAN DAM (per ordonnans) het bevel om terug te gaan. Hij heeft het bevel naar de beide vleugels doen doorgeven [15]

     Vrijwel gelijktijdig gingen de peletons WENDELAAR en SANTMAN terug.
Luitenant WENDELAAR hoorde aan 'svijands zijde „Sieg, Heil" roepen.
     Tijdens den terugtocht over de brug, welke geschiedde op daar achtergebleven rijwielen, zag hij, dat het artillerievuur zich verplaatste naar de Papierfabriek. Ook aan de N.zijde van de brug sloegen artillerie-projectielen in. De pelotons gingen terug in richting Nieuwendijk.

De terugtocht van het detachement van de Lts. Schils en Vogel

     Lt. SCHILS vermeldt hieromtrent in zijn rapport als volgt:
     „Plotseling worden wij van meer zijwaarts (uit Z.W. richting) bevuurd.
Meerdere soldaten roepen luide om terug te trekken. Hier moeten wij er allen aan." Ik beduid hen, dat hiervan geen sprake kan zijn zoolang hiertoe geen bevel gegeven is. Vele geweerschutters en lichte mitrailleurs beschieten alsmaar den meer en meer zijwaarts uitbuigenden vijand. Bijzonder rustig gedraagt zich hierbij de bezetting van een kazematje [16] . Kalm, alsof zij op een schietoefening zijn, bedienen zij hun mitrailleur. Zij glunderen als ik munitietrommels laat aanvoeren. „Wai zitten nog niet zonder" zegt de lange Amsterdammer als hij naar het stapeltje trommels kijkt dat bij hem is geplaatst.
Even later tikken de kogeltjes van automatische geweren boven onze helmen.
Maar waar zit die vijand dan. Ja, daar zie ik een soldaat in een boom rechts van ons zitten. Ik beduid hem aan enkele geweerschutters die hun geweren richten. Doch thans moeten wij ons terdege dekken want de kogeltjes zijn, goed gericht. Het is tegen schemerdonker geworden. Nog enkele mitrailleurs werken. De bedieningen weten echter, dat, als wordt teruggetrokken, zij met hun vuur deze terugtocht moeten dekken. Ik zie in het linkervakgedeelte aan de overzijde van den straatweg de manschappen terugtrekken — ik hoor het commando doorgeven. Ik laat het voor mijn stellinggedeelte bij opeenvolging doorgeven. De bedieningen der lichte mitrailleurs blijven op hun post. Nog juist voor wij terugtrekken raakte een sergeant van onze bezetting gewond.
Op de brug waarover wij heen moeten, strooit de vijand mitrailleurvuur. Wij komen er echter zonder verliezen over."
     Luitenant VOGEL ontving het bevel om terug te gaan door zijn ordonnans, die het van Luitenant SCHILS had ontvangen.
     In zijn rapport deelt de Luitenant ter zake mede:
     „Hoe lang dit hevige vuurgevecht heeft geduurd, kan ik mij niet herinneren. Het moet echter vrij lang geweest zijn en de situatie werd steeds hachelijker. Er vielen bij ons wapens uit. Op verschillende plaatsen zag ik gesprongen geweren liggen, mitrailleurs waren vastgeloopen, munitie raakte op. Een sergeant kwam mij zeer ontdaan melden, dat van zijn groep twee soldaten waren gesneuveld. Zij hadden een kogel in het voorhoofd gekregen.
Onze pag. hoorde ik niet meer vuren. Ook aan den anderen kant van den weg werd het vuren zwakker en zwakker. De aanvallers waren tot zeer kort voor de draadversperring genaderd. Ons bevel luidde: „Standhouden, in ieder geval tot de duisternis". De duisternis begon te vallen en onze toestand werd met de minuut moeilijker en ons vuren steeds zwakker. Ik zond mijn ordonnans RIJSTERBORGH naar de brug om te vragen of er teruggetrokken moest worden.
In mijn commandopost heb ik zijn terugkeer afgewacht. Ik hoorde hem, nadat hij tot dicht bij mijn commandopost was teruggekeerd roepen: „Is Luitenant VOGEL daar?" en na mijn bevestigend antwoord: „terugtrekken"! Ik gaf onmiddellijk bevel tot terugtrekken en met degenen, die zich nog in opstellingen bevonden stak ik in de looppas het zandplateau over, dat ons van de rivier scheidde, daarbij achterna gevuurd door de aanvallers. Langs de rivier, dus gedekt door het plateau, liepen wij naar den weg en moesten daar tegen den hoogen dijk opklauteren en daarna de brug overschrijden. Dat dit laatste in de looppas geschiedde, behoef ik wel nauwelijks te melden."

De terugtocht van het peloton De Kat Angelino

     Het bevel voor den terugtocht door Ritmeester VAN DAM aan den Kornet DE KAT ANGELINO gegeven, werd deze gebracht door den ordonnans, uitgezonden met het verzoek de 3e mitrailleurgroep van zijn peloton te mogen aantrekken. Het peloton ging recht achteruit tot aan de Bergsche Maas terug.
De mitrailleurgroep van het dekkingsdetachement op den Westelijken vleugel sloot zich daarbij aan. De soldaten verkeerden in twijfel en onrust of zij nog tijdig over de brug zouden komen. De Kornet begaf zich persoonlijk in W. richting om te zien of een boot, welke eenigen tijd tevoren aan den Z. oever gemeerd lag, nog aanwezig was, teneinde daarmede over te varen. De boot bleek evenwel naar den N. oever te zijn gehaald. Toen werd de terugtocht over de bezalt-beschoeiïng dicht bij het water in looppas ingezet. Dicht bij den oever viel mitrailleurvuur op het water. Een kogel nam de door hem op de borst gedragen electrische lantaarn van den Kornet geheel weg. Het peloton bereikte de brug met medenemen van al zijn wapens; één der pantserdeuren was neergelaten. Ook deelen van de bezetting Oost van den kunstweg snelden op de brug toe, o.a. het peloton van den Kornet SANTMAN.
     De Kornet DE KAT ANGELINO trof den Ritmeester VAN DAM aan op den kunstweg bij de barak, meldde zich en bleef wachten tot ook het peloton van Luitenant WENDELAAR zou zijn aangesloten. Kort daarop werd de omgeving van de Papierfabriek hevig onder vuur genomen met — naar de Kornet verklaard — dezelfde projectielen als waarmede kort te voren zijn eigen opstelling Z. van de brug was beschoten. Ook in den boomgaard vlak bij de barak, waar de rijwielen van 6-2 R.H. stonden, sloegen projectielen in. De Kornet begaf zich daarna met zijn Peloton naar Nieuwendijk, alwaar het eskadron zou verzamelen.

De terugtocht van de bezetting van de Z. kazemat

     De sergeant WETERINGS had, teneinde zijn voorraad brisantgranaten, welke snel verminderde, te sparen, het kanon doen ophouden met vuren tot zich meer geëigende doelen zouden voordoen. De zware mitrailleur nam de zich nog vertoonende levende doelen onder vuur.
     Inmiddels ontving de kazemat vuur met zwaardere projectielen. Voortdurend sloegen deze in de onmiddellijke*omgeving daarvan in, zonder dat het tot voltreffers kwam. De door dit vuur teweeggebrachte stof en rook belemmerden ten zeerste het uitzicht uit de kazemat. WETERINGS belde toen den cp. van Kapitein ZOUTEWELLE op teneinde nadere orders te vragen, doch kreeg geen gehoor. Om de kazemat-bezetting niet te verontrusten, deed hij alsof hij antwoord ontving en deelde zijn mannen mede, dat moest worden standgehouden. Een blik door het achterluik van zijn kazemat werpend, zag hij dat één der pantserdeuren was neergedraaid. Weer belde hij den cp. op, waarop hij weder geen gehoor ontving. Hij deelde daarop de bezetting mede, dat thans moest worden teruggetrokken. Toen hij in verband met het nog aanhoudend artillerievuur eenige aarzeling daartoe bemerkte, verliet hij zelf als eerste de kazemat en gaf last het sluitstuk van het kanon mede te nemen en den zwaren mitrailleur onbruikbaar te maken. Zulks geschiedde. Tusschen de invallende projectielen, waarbij o.a. de Sergeant WETERINGS een scherf in zijn been kreeg en door den luchtdruk werd neergeworpen, werd de brug bereikt. Op de omhooggedraaide deuren tikkelden de vijandelijke mitrailleurkogels. Veel projectielscherven lagen op de brug. Nabij de samenkomst van Oude Maas en Bergsche Maas vielen vijandelijke artillerieprojectielen in het water. WETERINGS zag Kapitein ZOUTEWELLE op den viersprong kunstwegen 750 m N.O. van de brug en meldde zich daar.

Terugtocht van het detachement van Lt. Schravendeel

Het detachement SCHRAVENDEEL is op eigen initiatief teruggetrokken. De indruk van Lt. SCHRAVENDEEL was, dat het vijandelijk vuur daartoe noopte.
Hem was niet bekend, dat het eskadron van den Ritmeester VAN DAM Zuid van de brug was opgesteld, evenmin dat hij onder de bevelen van dien Ritmeester stond. Hij meende, dat hij rechtstreeks onder den Kapitein ZOUTEWELLE ressorteerde. Daarom ook had hij getracht met dezen in contact te komen, toen hij tengevolge van het ontvangen artillerievuur teruggaan noodzakelijk achtte en daaromtrent nadere orders wilde vragen. Het opnemen van contact met Kapitein ZOUTEWELLE werd echter door het artillerievuur verhinderd. Hierop ging Luitenant SCHRAVENDEEL terug en gaf per ordonnans het volgende bevel:
     „Terugtrekken, groepsgewijze, achter de brug, oude stellingen bezetten.
Bericht doorgeven".
     Aan dit laatste schijnt niet het gewenschte gevolg te zijn gegeven; het bericht heeft althans den S.m.i. VAN DE KASTEEL niet bereikt. Tijdens de afwezigheid van Lt. SCHRAVENDEEL ontving S.m.i. VAN DE KASTEEL, die toen het commando over het detachement voerde, van den Sergeant KOSTERMANS (uit W. richting komend) bericht, dat hij den loopgraaf O. van den kunstweg geheel onbezet had gevonden. VAN DE KASTEEL kroop, om zich te overtuigen, zelf door den loopgraaf naar den kunstweg toe en daarna terug naar den Oostelij ken vleugel. Beide stellingsgedeelten waren verlaten, stelde hij vast; slechts zijn detachement was nog ter plaatse. Toen deed VAN DE KASTEEL het detachement groepsgewijze teruggaan en zond als laatste te 20.15 den Sergeant KOSTERMANS terug. Daarna vertrok hij zelf alleen. Enkele vijandelijke mitrailleurs waren, zooals VAN DE KASTEEL waarnam, tot 200 m van de stelling genaderd. Er vielen af en toe nog schoten en er hing veel stof en rook in de stelling. Terugkeerend over de brug zag VAN DE KASTEEL alleen nog 2 man van de Politietroepen op de brug, die hem aanspoorden zich te haasten, omdat de brug te 20.30 de lucht in zou gaan. Vijandelijke mitrailleurs op den Z. Maasoever opgesteld, beschoten de brug. Toen VAN DE KASTEEL den N. oever had bereikt en 300 m van de brug verwijderd was, sprong deze.
     De mitrailleurgroepen van Luitenant JONGERLING. welke na diens vertrek door den wachtmeester VAN NOORT van 6-2 R.H. werden gecommandeerd, verlieten tegelijk met het peloton van Luitenant WENDELAAR en op diens bevel de stelling.

De vernieling van de brug

     Te ± 19.45 ontving de C. van de vernielingsploeg, de Sergeant der politietroepen A. VAN 'T HUL, van Kapitein ZOUTEWELLE per ordonnans het volgende bevel:

     „Eigen troepen trekken terug, laat de brug springen zoodra alle eigen troepen gepasseerd zijn."
     Na dit bericht is de sergeant, vergezeld van den geniesoldaat M. H. PETERS, onmiddellijk de brug opgegaan naar de ladingkastjes, waar het vuurkoord zich bevond. Hij is aldaar gebleven tot het oogenblik dat hij het vuurkoord aanstak.
     Wat betreft den terugtocht van de troepen Z. van de brug vermeldt de sergeant het volgende in zijn rapport. ,,Bij den terugtocht was het onmogelijk een volgorde vast te stellen. Alle troepen kwamen in groote haast over de brug. Bij een der laatste groepen bevond zich het personeel van de kazemat Z. Het allerlaatste passeerde mij een Wachtmeester en ongeveer 9 cavaleristen.
De soldaat PETERS, die ongeveer 100 m de brug was opgegaan, rapporteerde mij: „Geen eigen soldaten meer te zien". Hierna heb ik hem naar de kazemat Noord gestuurd. Daarna heb ik nog ongeveer 7 a 8 minuten gewacht. Nadat ik mij overtuigd had dat zich geen eigen troepen meer op de brug bevonden, heb ik te ongeveer 20.45 uur de brug laten springen [17] . De oorzaak, dat de terugtocht niet ordelijk heeft plaats gehad is mijns inziens te wijten aan het feit, dat de soldaten bevreesd waren, dat ik de brug te vroeg zou laten springen. Dit bleek mij op Dinsdag 14 Mei 1940, nadat ik mij bij den Commandant Kapitein ZOUTEWELLE had teruggemeld. Verschillende soldaten kwamen toen naar mij toe om me te bedanken voor het feit, dat ik gewacht had met de brug te laten springen, totdat zij waren gepasseerd. Zij waren bang, dat de brug te voren de lucht in zou gaan en dat zij dan tegelijk met de brug ook de lucht in zouden gaan."
     Een kwartier na den aanvang van den terugtocht eindigde het vijandelijke artillerievuur. Toen de troepen, welke bij Keizersveer hadden gevochten, waren teruggegaan en de Kapitein ZOUTEWELLE Sleeuwijk had bereikt, deed hij vandaar uit de detachementen te Capelsche Veer, Drongelensche Veer en Heusden het bevel toekomen ook terug te trekken. Na den terugtocht van het detachement ZOUTEWELLE heeft de C. van het Vak Sleeuwijk een patrouille van 3-2 R.H. ter waarneming naar Keizersveer gezonden. Deze patrouille is tot 14 Mei ,± 2.00 aldaar gebleven en heeft geen bijzondere meldingen gezonden. De tegenstander heeft de Bergsche Maas niet overschreden.

NABESCHOUWING

     Uit het vorenstaande komen de volgende feiten naar voren.
     De brug te Keizersveer heeft in verschillend opzicht een rol van beteekenis vervuld. In de eerste plaats vonden de uit N. Brabant en N. Limburg teruggaande troepen daar den eenigen opengehouden toegang naar de Vesting Holland. Op den Zuidelijken flank van het veldleger bood de brug de laatst overgebleven gelegenheid tot het onderhouden van verband met eigen troepen in N. Brabant en tot het uitzenden van verkenningsorganen, welke niet met primitieve middelen over de Maas konden worden gezet. Ten slotte was ook de mogelijkheid aanwezig, dat de tegenstander zou trachten deze brug in zijn bezit te nemen voor een actie bijv. tegen het scharnierpunt van de Vesting Holland Gorinchem.
     Gelet op de sterkte van het oorspronkelijke dekkingsdetachement te Keizersveer, is het duidelijk, dat deze geheel ontoereikend zou zijn geweest om den aanval van de Duitsche troepen — na den terugkeer van het verkenningsdetachement — af te slaan, althans gedurende langeren tijd te doorstaan.

Aan den res. Kapitein ZOUTEWELLE C. van het oorspronkelijke kleine dekkingsdetachement komt de eer toe, door zijn beleidvol, moedig en kalm optreden, tot het laatst toe de mogelijkheid tot gebruik en de onmogelijkheid tot misbruik van deze toegangspoort te hebben verzekerd. Deze officier heeft hier met goed gevolg een taak vervuld, welke den omvang van zijn oorspronkelijke opdracht verre te boven ging. Hij heeft de verantwoording aangedurfd om allerlei troependeelen zonder verband onder zijn bevel te stellen, weder te encadreeren en — ondanks de zich daarbij voordoende groote moeilijkheden in te/zetten voor de verdediging van het bruggehoofd te Keizersveer.
     Het kordate optreden van het verkenningsdetachement VAN LANSCHOT had tengevolge, dat de door de Langstraat oprukkende gemotoriseerde Duitsche troepen vermoedelijk min of meer werden verrast door vuur uit pag., zware en lichte mitrailleurs en zulks op zeer korten afstand van hun marschweg.
     Gemotoriseerde Duitsche troepen te Raamsdonksveer en Geertruidenberg hebben zich vervolgens tot een gevecht in Noordelijke richting ontwikkeld, dat van ongeveer 14.00 af tot het invallen van de duisternis heeft geduurd en waarbij zwaardere automatische wapenen en ook artillerie zijn ingezet. Of tengevolge hiervan de opmarsch van de hoofdmacht dezer troepen, welke te Geertruidenberg de eenige onvernielde bruggen over het Wilhelmina-kanaal en de Donge aantrof en dus daar moest passeeren, is vertraagd, dan wel of de ingezette troepen slechts een flankdekking hebben gevormd en de hoofdmacht van de gemotoriseerde onderdeelen is doorgemarcheerd, is niet bekend. Vrij zeker zijn de eerste grootere Duitsche troepenafdeeling^n op 13 Mei te ± 14.00 te Geertruidenberg aangekomen en eerst op den 14 Mei te 2.00 daaruit vertrokken .

     Bijzonder moeilijk was de commandovoering over de troepen van het versterkte dekkingsdetachement, samengesteld uit zooveel verschillende uit Noord-Brabant afkomstige — en deels in gevecht geweest zijnde — onderdeelen.
Officieren, onderofficieren en soldaten kenden elkander veelal in het geheel niet.
Vooral in het gevecht, waarbij tusschen commandant en ondergeschikten een volledig onderling vertrouwen noodzakelijk is, wat hier uiteraard grootendeels moest ontbreken, eischte het van het kader groote inspanning zich te doen gehoorzamen en de leiding te behouden. Wederkeerig bracht het voor de ondergeschikten moeilijkheden mede — hier waar het kon gaan om leven of dood — zich geplaatst te zien onder hen geheel onbekende meerderen. Ondanks devorengeschetste moeilijkheden heeft de bezetting te Keizersveer de haar gestelde taak goed vervuld. Begrijpelijk was het, dat de bezetting, in haar geheel opgesteld vóór de brug, waarvan het tijdig sprirgin hoofdzaak was, zich — ondanks de stellige verklaring van den commandant, dat hij de brug niet eerder zou doen springen, dan nadat de laatste man zou zijn terugg gaan — voortdurend de vraag stelde of de vijand in deze niet een spaak in het wiel zou kunnen steken en een tijdig teruggaan verijdelen. Toen dan ook in den laten namiddag het vijandelijke artillerievuur op de brug en omgeving losbrak, was het niet onbegrijpelijk, dat de terugtocht daarna zeer snel en veelal onordelijk geschiedde
     Merkwaardig is het, dat slechts één man van het versterkte dekkingsdetachement bij het gevecht sneuvelde, terwijl het aantal gewonden — in hoofdzaak door mortiervuur — slechts ongeveer 40 bedroeg, aangezien een aanzienlijk deel van het detachement zich vrijwel zonder vuurdekking in de stelling bevond. Zulks is te meer opmerkelijk daar het front van de stelling (zie de afb. 2, 3 en 6), mede door de hoogere boomen en struiken aan den buitenrand, zich voor den vijand sterk waarneembaar afteekende. De vrijwel lineaire opstelling van het detachement in dezen rand bleek nochtans moeilijk trefbaar.
Ook de gedurende den lOan t/m. den 13en Mei 1940 op het versterkte detachement ondernomen beschietingen met mitrailleurs uit vliegtuigen — door den Kapitein ZOUTEWELLE op totaal ongsveer honderd geschat — hebben geen verliezen aan het detachement berokkend.

     Het optreden van den reserve Ritmeester VAN DAM dient mede te worden vermeld. Met groote kalmte en onverstoorbaarheid had hij alle verhalen en geruchten van de uit Noord-Brabant terugkeerende troepen over zich heen laten gaan en was steeds bezig gebleven om het moreel van de onder hem gestelde troepen op peil te houden. Tijdens het gevecht begaf de Ritmeester zich voortdurend naar de troepen in de voorste lijn opgesteld. Zijn voorbeeld van plichtsbetrachting en rustige vastberadenheid werkte bemoedigend op allen, die met hem in aanraking kwamen en vervulden hen met respect. Zonder tentoonspreiding van bravour gaf hij op moeilijke oogenblikken zelf het goede voorbeeld.
     Vermelding verdi?nt nog het moedig optreden van den geniesoldaat PEETERS, die tijdens den terugtocht alleen op den Zuidelijken toegang van de brug achterbleef om den C. van de springploeg sergeant der politietroepen VAN 'T HUL, die zich op de brug ophield, te waarschuwen, wanneer de laatste eigen troepen zouden zijn teruggegaan en de vijand eventueel mocht nadringen.
     Eveneens de moedige hospitaalsoldaat [18] die de achter de pantserdeuren zich verzamelende gewonden aldaar verbond en hen daarna over de onder vuur liggende brug bracht, verdient hier als voorbeeld te worden vermeld.
Verder hebben zich verschillende officieren, onderofficieren, korporaals en soldaten, wier namen hier niet allen genoemd kunnen worden, zich door moedig gedrag en plichtsbetrachting onderscheiden. Bijzondere vermelding verdient ook het gedrag van den burgergeneesheer Dr. T. W. VAN VUURE, arts te Dussen die zich — aangezien het detachement niet over een officier van gezondheid beschikte — op verzoek van Kapitein ZOUTEWELLE beschikbaar stelde om de gewonden in de barak te verzorgen en hiermede rustig doorging, ook nadat het vijandelijk artillerievuur rondom de barak viel.

Wij besluiten deze studie met een eeresaluut allereerst aan hen, die bij Keizersveer het leven voor hun Vaderland gaven, n.l. de huzaar Bos van 3-2 R.H., op 12 Mei gesneuveld tijdens een verkenning in de richting Oosterhout en de soldaat KLEIN HORSMAN van 3-II-29 R.I. op 13 Mei in de stelling tijdens het gevecht door een kogel in het voorhoofd getroffen, alsmede aan de te Keizersveer gewonden en ten slotte aan allen, die daar dapper hun plicht onder moeilijke omstandigheden hebben vervuld.

Bron: Publicatie van het krijgsgeschiedkundig instituut: VII. Het gevecht bij de brug van Keizersveer (13 mei 1940) Bestand:1942-0037-01-0018.PDF
Digitaal bewerkt door: Terry van Erp

  1. Door bijzondere omstandigheden kunnen geen schetsen worden bijgevoegd en wordt naar bijgaande reproductie van een gedeelte der stafkaart verwezen.
  2. Afbeeldingen Krijgsgeschiedkundig Instituut (9)
  3. C.-III L.K. wien de aanwezigheid van het dd. Keizersveer bekend was, achtte het noodig dit detachement — dat evenwel niet onder zijn bevelen stond — te versterken.
  4. Dit eskadron, onder commando vanden len Luitenant der Cavalerie J. COERT, was op 11 Mei ter beschikking gekomen van C.-vak Sleeuwijk.
  5. In den vroegen morgen van 13 Mei was een door C.-vak Sleeuwijk ter verkenning uitgezonden peloton van 3-2 R.H. onder den Wmr. LIEFAARD even ten Oosten van Raamsdonksveer op een vij. paw. gestuit, welke halt hield en waaruit het Pel. met handgranaten werd aangevallen, zonder evenwel verliezen te lijden.
  6. Bedoeld is de kunstweg (in ophooging) Raamsdonksveer—Raamsdonk.
  7. Deze sectiën beschikten elk over 3 It. mitrs.
  8. De geheven pantserdeuren en de omgevallen vrachtauto's van de N.V. Philips be- namen vermoedelijk den tegenstander het zicht op de brug in de lengterichting.
  9. Dit laatste mitr.vuur was afkomstig van de 3 op den Oostelijken vleugel van de stelling vooruitgeschoven It. mitrs., onder commando van Lt. JONGERLING. Den S.m.i. VAN DE KASTEEL was dit niet bekend, zoodat hij meende met tegenstander te doen te hebben. Gelukkig heeft dit voor de vooruitgeschoven mitrailleurgroepen geen noodlottige gevolgen gehad, aangezien deze in den dooden hoek onmiddellijk Z. van het plateau opgesteld, aan vuur en zicht uit de stelling onttrokken waren.
  10. De C. dier groep gaf later op, dat dit op last van Kapitein ZOUTEWELLE zou zijn geschied.
  11. De Oude Kerk, welke een plat dak heeft.
  12. Bedoeld is waarschijnlijk een der overdekte mitr. opstellingen.
  13. Vermoedelijk is hier door eenige vuurmonden uit verschillende opstellingen bij afwisseling gevuurd.
  14. Een nabij de papierfabriek gevonden onontploft projectiel bleek te zijn een bg. van 10.5 houwitser.
  15. Dit bevel heeft noch de mitr.groep van Sergeant VAN BRUMMELEN, noch het detachement SCHRAVENDEEL bereikt. Zij zijn op eigen initiatief teruggegaan, toen geconstateerd werd, dat de loopgraaf ten W. van hun troepen geheel was verlaten.
  16. Bedoeld is waarschijnlijk een der overdekte lichte mitrailleur-opstellingen.
  17. De vernieling van de brug is volkomen geslaagd.
  18. Vermoedelijk de dpi. VAN DEN BERG.