Munt (betaalmiddel)
Een munt (als collectivum: kleingeld of muntgeld) is een stuk materie, veelal metaal, dat als geld gebruikt wordt, gewoonlijk in de vorm van een schijfje. Munten hebben gewoonlijk een lagere nominale waarde dan bankbiljetten. Doorgaans staat op een munt de naam van het uitgevende land of instantie, de denominatie (munteenheid en aantal, bijvoorbeeld € 0,50 of, gelijkwaardig, 50 eurocent), een jaartal en een aantal symbolen; meestal zijn de gegevens (plaats, waarde en jaar) uit de kenmerken van een munt af te leiden. Op al deze karakteristieken van munten bestaan uitzonderingen.
Van oudsher was de waarde van een munt gelijk aan de waarde van het materiaal waarvan de munt gemaakt was, maar de meeste munten die tegenwoordig als geld in gebruik zijn, hebben uitsluitend een fiduciaire waarde.
De eerste munten
Munten zijn onafhankelijk van elkaar op drie verschillende plaatsen uitgevonden, ruwweg in dezelfde periode. De eerste 'munten' in China, gemaakt vanaf circa 770 v.Chr., waren symbolen van waardevolle voorwerpen, het zogenaamde 'mes- en spadegeld': modellen van messen en spades met enkele karakters, uit brons gegoten. Ongeveer tegelijkertijd werden de eerste kèpèngs gegoten, kleine ronde munten met een vierkant gat erin om er een touw doorheen te kunnen halen. 'kèpèngs' bleven ruim 2500 jaar in gebruik, tot in het begin van de twintigste eeuw.
In de westerse wereld werden de eerste munten vervaardigd in het midden van de zevende eeuw v.Chr., in Lydië (Klein-Azië). Het waren druppels elektrum, een natuurlijke legering van goud en zilver, met een afbeelding aan de ene kant en een betekenisloze stempel aan de andere. Van daaruit drong de nieuwe uitvinding, omdat zij de handel sterk vergemakkelijkte, snel door naar het oosten (het Perzische Rijk) en het westen (de Griekse wereld). Al spoedig kreeg de gemiddelde 'westerse' munt de vorm die zij ook tegenwoordig nog heeft: een rond plaatje metaal met een middellijn tussen 1,5 en 4,0 centimeter met op de ene kant ('voorzijde') een kop en aan de andere kant ('keerzijde') een zinnebeeldige voorstelling, meestal met een tekst eromheen. Hoewel gegoten munten ook in Europa en Klein-Azië voorkwamen, werden de meeste munten er geslagen: een plakje metaal, al of niet verwarmd, wordt in een matrijs geplaatst en onder hoge druk of met grote kracht wordt er een afbeelding in geperst of geklopt.
In India werden de eerste munten vervaardigd rond het jaar 500 v.Chr. Het waren platte stukjes zilver met een onregelmatige vorm, waarop verschillende kleine stempeltjes met plant- of diermotieven waren aangebracht. Aan Griekse munttypen ontleende voorstellingen begonnen vanaf de tijd van Alexander de Grote deze zogenaamde 'punch-marked' munten te verdringen.
Redenen voor de uitvinding van muntgeld
Waarom muntgeld op deze drie plekken ongeveer tegelijkertijd verscheen, is niet duidelijk. Dat de uitvindingen onafhankelijk van elkaar gebeurden, staat redelijk vast: de Chinese, Indiase en Lydische munten werden op dusdanig verschillende manieren vervaardigd en hadden dusdanig verschillende vormen, dat geen van drieën als model voor de andere kan hebben gediend. [1]
Een hypothese die uiteindelijk teruggaat tot Aristoteles, en binnen de moderne economie nog steeds opgeld doet, verbindt de uitvinding van muntgeld aan de groeiende handel over lange afstanden. Munten zouden zijn uitgevonden om deze makkelijker te maken, als vervanging van baar zilver. Vanuit de archeologie is echter bekend dat munten doorgaans weinig afstand aflegden, en het is ook bekend dat de Feniciërs Grieks zilver bleven wegen, zelfs geruime tijd nadat de Grieken het in munten gingen slaan. Citefout: Na het label <ref>
ontbreekt het afsluitende label </ref>
Bovendien verklaart geen enkele hypothese op basis van economische ontwikkeling waarom de uitvinding van muntgeld in het veel verder ontwikkelde India en China niet eerder plaatsvond, of waarom Egypte, de rijken van Mesopotamië, de Azteken en de Inca's geen van alle muntgeld kenden. Citefout: Na het label <ref>
ontbreekt het afsluitende label </ref>
Ontwikkelingen
Terwijl het kenmerk van de geschiedenis van de Chinese munten voornamelijk isolatie van de rest van de wereld is, heeft de westerse wereld op de Indiase een sterke invloed gehad. Omstreeks 560 v.Chr. slaagden de Grieken en Lydiërs erin goud en zilver van elkaar te scheiden. Slechts een ruime eeuw na de eerste Lydische elektrumdruppels waren in het klassieke Griekenland gouden, zilveren en bronzen munten gemeengoed in vele denominaties. In de Archaïsche periode, na de munthervorming door koning Kroisos, werden er gouden en zilveren staters geslagen: dikke kleine munten die ruim acht gram wogen. Anders dan de elektrummunten uit de zevende eeuw, die wellicht gebruikt werden om huursoldaten mee te betalen, waren zilveren staters en hun onderverdelingen gewone handelsmunten die het dagelijkse betalingsverkeer vergemakkelijkten.
Lydië werd echter in de jaren veertig van de zesde eeuw door de Achaemeniden onder koning Darius I veroverd, en Darius nam het gebruik van de dikke gouden stater over; deze wordt 'dariek' genoemd. Ook de zilveren stater werd door de Perzen aangemunt; deze munt heeft de Griekse naam siglos gekregen, sikkel of sjekel. De Achaemenidische munten zijn bijzonder statisch van uiterlijk: eeuwenlang, van het begin tot het einde van de dynastie bleven het dikke kleine munten met dezelfde onopvallende afbeelding.
Andere volkeren deden opvallend lang over de invoering van muntgeld. De Feniciërs, in de oudheid bekend als hét handels- en bankiersvolk in het oostelijke Middellandse Zeegebied, bleven eeuwenlang handelen met een combinatie van baar zilver en krediet, tot zij in 365 v.C. ook tot het munten van edelmetaal overgingen. Hun westelijke evenknieën in Carthago volgden enige tijd later, maar aan de opschriften op hun munten te oordelen alleen om buitenlandse huurlingen mee te betalen. [2]
Drachme
De belangrijkste munt in het oude Griekenland was de zilveren drachme, die in het midden van de zesde eeuw voor Christus geïntroduceerd werd en circa 4,5 gram woog. De waarde ervan komt ruwweg overeen met een dagloon. Een drachme was verdeeld in 6 obolen, maar in de vele stadstaatjes van Griekenland en Grieks-Italië werden hier en daar ook veel munten van vier en twee drachmen geslagen, van drie obolen, twee obolen, anderhalve obool, een halve obool en een kwart obool - dat waren nauwelijks als munt herkenbare korrels zilver, maar toch met een stadssymbool erop. De drachme, maar vooral de tetradrachme, het vierdrachmestuk, werd massaal gebruikt voor de handel in het Middellandse Zeegebied. Het esthetische beeld van deze munten is uiterst beweeglijk: er bestonden vele honderden verschillende steden en kolonies die alle een eigen symbool hadden. Het bekendst is de uil van Athene, maar ook de roos van Rhodos is wijdverbreid. Op Thasos werd een 'ithyfallische' (opgewonden) sater met een geroofde maenade als symbool gebruikt, op Aegina een schildpad en in Syracuse een nymfenkop omzwommen door dolfijnen. Veel van deze kleine afbeeldingen zijn met groot detaillistisch vakmanschap gemaakt: sommige klassiek-Griekse munten zijn nimmer overtroffen toppunten van schoonheid, subtiliteit en expressiviteit.
De verovering van de wereld[bron?] door Alexander de Grote deed de rest. De halve ton zilver die zijn 120.000 soldaten dagelijks aan soldij ontvingen[bron?] genereerde een ongekende vraag naar edelmetaal en muntgeld; voor zijn veroveringstochten leende hij enorme sommen, terwijl onder de oorlogsdreiging bestaande kredietsystemen bezweken. Een deel hiervan werd geleverd door de goud- en zilvermijnen in Macedonië, de rest door de overwonnen volkeren. Eerst werd wat beschikbaar was aan edelmetaal door Alexanders leger geroofd, daarna werden de mijnen en muntslagerijen van Perzië en die van Tyrus en andere stadstaten uitgebreid en gereorganiseerd. De lokale bevolking, nu in slavernij, leverde de arbeidskracht in deze mijnen. Citefout: Na het label <ref>
ontbreekt het afsluitende label </ref>
gebruikt om seksuele handelingen te betalen. Een ander historisch voorbeeld is het zogenaamde boordgeld.
Numismatiek
De studie van munten (muntkunde of numismatiek) is niet alleen een hobby die velen boeit en een onderwerp van financiële speculatie voor sommigen. Het is ook een belangrijke hulpwetenschap voor historici en archeologen. In feite is het vaak een wetenschap die deze twee met elkaar verbindt, aangezien het bij opgravingen van overblijfselen uit een historische tijd uitsluitsel over datering kan geven. Soms is het ook de enige informatie over de duur van de regeringsperiode van een bepaalde vorst. Daarnaast zijn munten uitingen van politieke propaganda, kunst en metallurgie en geven ze inzicht in economische en financiële geschiedenis.
Muntschatten
Een muntschat is een depotvondst van een hoeveelheid munten (vaak van goud, zilver of brons), die ergens in het verleden door de eigenaar in de grond is verstopt op een moment dat de eigenaar bang was voor diefstal, burgeroorlog of plundering door vijandelijke troepen.
Galerij
Bronnen
- David Graeber, Debt: The First 5,000 Years, Melville House, 2011.
Noten
- ↑ David M. Schaps, The Invention of Coinage in Lydia, in India, and in China, XIV International Economic History Congress, Helsinki, 2006.
- ↑ Graeber 2011:227.