Gwijde van Dampierre

Uit Wiki Raamsdonks Erfgoed
Voor zijn gelijknamige voorouders, zie Gwijde I van Dampierre en Gwijde II van Dampierre.
Gwijde van Dampierre
ca. 1226-1305
Gwijde van Dampierre op zijn paard.
Gwijde van Dampierre op zijn paard.
Heer van Dampierre
Periode 1246 - 1251
Voorganger Willem III
Opvolger Jan I
Graaf van Vlaanderen
Graaf van Zeeland (tot 1299)
Periode 1278 - 1305
Voorganger Margaretha II
Opvolger Robrecht III
Markgraaf van Namen
Periode 1263 - 1298
+ Isabella
Voorganger Hendrik III
Opvolger Jan I
Vader Willem II van Dampierre
Moeder Margaretha II van Constantinopel

Wapen van Gwijde.
Ruiterzegel van Gwijde van Dampierre in het museum Kortrijk 1302

Gwijde van Dampierre (?, ca. 1226Compiègne, 7 maart 1305), in het Frans Gui de Dampierre, was graaf van Vlaanderen van 1278 tot 1305 en markgraaf van Namen van 1263 tot 1298.

Leven

Gwijde werd geboren als tweede zoon van Willem II van Dampierre en Margaretha van Constantinopel.

Vlaams-Henegouwse Successieoorlog (1244-1253)

Zie Vlaams-Henegouwse Successieoorlog voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Toen Margaretha in 1244 haar zus Johanna opvolgde als gravin van Vlaanderen en Henegouwen, brak er een openlijke strijd uit tussen de halfbroers Jan van Avesnes en Willem van Dampierre. Uiteindelijk kwam de Franse koning Lodewijk IX in 1246 tussenbeide: hij oordeelde dat Henegouwen naar Jan van Avesnes zou gaan en Vlaanderen naar Willem van Dampierre. In het kader van deze beslissing stond Margaretha het Vlaamse bestuur af aan haar zoon Willem. Ze bleef echter op de Henegouwse troon zitten.

Gwijde, die als tweede zoon niet direct uitzicht had op een eigen gebied, had door zijn huwelijk met Mathilde van Béthune (ook Machteld van Béthune en Dendermonde genoemd, dochter van Robrecht VII van Béthune) in 1246 de heerlijkheden Béthune en Dendermonde verworven.[1] Maar toen zijn oudere broer Willem in 1251 tijdens een toernooi in Trazegnies door paarden werd vertrappeld, werd Gwijde de nieuwe bestuurder van Vlaanderen.

Toen Lodewijk IX in 1248 echter op een zevenjarige kruistocht vertrok, nam Jan van Avesnes het recht in eigen handen. In de wetenschap dat zijn moeder hem nooit de troon van Henegouwen zou geven, kwam hij samen met zijn broer Boudewijn van Avesnes tegen haar en zijn halfbroer Gwijde in opstand. Jan van Avesnes was er bovendien in geslaagd om Willem II van Holland, de graaf van Holland en Zeeland, ervan te overtuigen zijn kant te kiezen en Henegouwen en enkele gebieden in Vlaanderen te bezetten. Op 4 juli 1253 werd Gwijde van Dampierre tijdens de slag bij Westkapelle door zijn halfbroer Jan van Avesnes verslagen en deze laatste werd hierdoor erfopvolger van het graafschap Henegouwen. Gwijde liep in de strijd verwondingen op aan beide benen en zou hierdoor de rest van zijn leven blijven hinken. Deze nederlaag leidde er ook toe dat in de Vrede van Brussel het graafschap Zeeland werd toegeëigend door de graven van Holland, hoewel Gwijde van Dampierre dit zou blijven aanvechten.

Erfgenaam van het graafschap Vlaanderen

Gwijde wist op 19 maart 1263 evenwel dit verlies deels te compenseren door het graafschap Namen voor 20.000 Parijse pond te kopen van Filips I van Courtenay, zoon van Maria van Brienne en Boudewijn II van Constantinopel.[2]

Deelname aan Achtste Kruistocht (1270)

Hij nam in 1270, aan de zijde van de Franse koning Lodewijk IX, deel aan de Achtste Kruistocht naar Tunis.

Gwijde wordt graaf van Vlaanderen (1278-1305)

Sterling van Gwijde van Dampierre, geslagen in Namen (1295-1296).

Op 29 december 1278 deed zijn moeder Margaretha van Constantinopel in zijn voordeel afstand van het graafschap Vlaanderen, waarvan hij tot dan mederegent was. Gwijde was toen al 53 jaar oud.

Het grafelijk bestuur stond niet hoog aangeschreven bij de bevolking. Dat was te wijten aan de langdurige afwezigheid van Ferrand van Portugal, die jarenlang in Frankrijk in gevangenschap verbleef, het onzekere bestuur van zijn echtgenote Johanna van Constantinopel en de jarenlange vete tussen het huis Dampierre en het huis Avesnes. De Vlaamse steden (Gent, Ieper, Kortrijk) werden welvarend dankzij de lakenindustrie. De graven moesten om hun hofhouding te bekostigen financieel steeds meer op hen een beroep doen ten koste van grafelijke macht.

Graaf Gwijde van Dampierre met zijn twee echtgenotes: Mathilde van Béthune en Isabella van Luxemburg (afbeelding uit Flandria illustrata, 1641)

Bij de troonsbestijging van koning Filips IV de Schone in 1285, begonnen de moeilijkheden tussen Vlaanderen en Frankrijk. Gwijde van Dampierre zocht steun bij de Engelse koning Eduard I. In 1294 kwamen Gwijde en Eduard te Lier overeen dat zoon Eduard II van Engeland zou huwen met Filippa van Vlaanderen, de dochter van Gwijde. De Franse koning verhinderde dit huwelijk door Gwijde, zijn dochter en groot gevolg naar Frankrijk uit te nodigen en ze beiden gevangen te zetten. Gwijde werd na bemiddeling van onder meer paus Bonifatius VIII vrijgelaten in 1295, terwijl zijn dochter Filippa in het paleis Louvre opgesloten bleef en er overleed in 1306. Gwijde zegde zijn feodale trouw 9 januari aan de Franse koning op en sloot een militair verbond met Engeland (7 januari 1297, dezelfde dag waarop de nieuwe Hollandse graaf Jan I met Elisabeth, de dochter van de Engelse koning Eduard, huwde[3]). De openlijke strijd tussen graaf Gwijde en koning Filips IV nam hierdoor een aanvang.

Zie Vlaamse Opstand (1297-1305) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Uit geldnood deed Gwijde geregeld een beroep op Pieter uten Zak (gestorven in 1309 'in duistere omstandigheden'), de voorlaatste commandeur van de Tempeliers in het baljuwschap Vlaanderen.[4] Vlaanderen werd door de Franse koning veroverd tussen januari en mei 1300. Gwijde gaf zich met zijn oudste twee zonen, Robrecht III van Béthune en Willem van Crèvecoeur, gevangen. Deze gebeurtenissen waren mede oorzaak van de Brugse metten en de Guldensporenslag in 1302, waarin Gwijde van Namen, een zoon uit zijn tweede huwelijk, een belangrijke rol zou spelen.

Gwijde van Dampierre overleed in gevangenschap te Compiègne in 1305. Hoewel hij liever naast zijn tweede echtgenote Isabella van Luxemburg in de Abdij van Beaulieu was begraven, werd hij door zijn kinderen begraven in de Abdij van Flines. Hij werd in Vlaanderen opgevolgd door zijn zoon Robrecht III van Béthune.

Kinderen

Mathilde schonk hem acht kinderen:

Na de dood van zijn vrouw Mathilde (1263) hertrouwde hij in 1265 met Isabella van Luxemburg.[1] Isabella schonk hem elf kinderen, van wie er acht de volwassen leeftijd bereikten:

Voorouders

Voorouders van Gwijde van Dampierre (1226-1305)
Overgrootouders Willem I van Dampierre
(1130-1161)

Ermengarde van Toucy
(?-?)
Archimbald van Bourbon
(1140-1167)
∞ 1164
Adelheid van Bourgondië (1146-1192)
(1146-1192)
Boudewijn de Moedige
(1150-1195)
∞ 1169
Margaretha van de Elzas
(1145-1194)
Hendrik I van Champagne
(1126-1181)
∞ 1164
Maria van Frankrijk (1145-1198)
(1145-1198)
Grootouders Gwijde II van Dampierre (?-1216)

Mathilde I van Bourbon (1165-1228)
Boudewijn I van Constantinopel (1171-1205)

Maria van Champagne (1174-1204)
Ouders Willem II van Dampierre (1196-1231)
∞ 1223
Margaretha II van Vlaanderen (1202-1280)

Zie ook