Toernooi en heraldiek: verschil tussen versies

Uit Wiki Raamsdonks Historie
(Nieuwe pagina aangemaakt met '<br><br> Bron: [https://www.academia.edu/35434843/Toernooi_en_heraldiek_Wapenboeken_als_het_schriftelijk_geheugen_van_de_laatmiddeleeuwse_adel?email_work_card=view-paper Mario Damen] <br><br> Digitalisering en Wiki opmaak: Terry van Erp <br> Categorie:WapenboekCategorie:Heraldiek')
 
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 1: Regel 1:
In de twaalfde en dertiende eeuw werden vele toernooien georganiseerd waaraan wel honderden ridders deelnamen. Deze massale toernooien waren belangrijke ontmoetingsplaatsen voor de adel naast het feit dat ze een uitgelezen kans boden om te oefenen voor een ‘echte’ veldslag. De prestaties op het toernooiveld leverden losgeld (voor gevangengenomen ridders) en prestige op, terwijl de feesten en partijen voor en na het toernooi konden bijdragen aan allerhande allianties op politiek en sociaal vlak. Uit laatmiddeleeuwse kronieken zijn vele vermeldingen en beschrijvingen van dergelijke toernooien overgeleverd. Toch kunnen we ons aan de hand van deze passages slechts zelden een concrete voorstelling maken van hoe het er tijdens een toernooi aan toe ging. Alleen als er een calamiteit gebeurde, laten kroniekschrijvers soms wat meer los. Zo weiden zowel Lodewijk van Velthem als Jan van Boendale in hun kronieken uit over het overlijden van hertog Jan I van Brabant († 1294) op een toernooiveld in Bar en over zijn betekenis voor de Europese toernooicultuur in het laatste kwart van de dertiende eeuw.<ref>2</ref>
Terwijl de kronieken nauwelijks iets melden over de deelnemers aan deze toernooien, tonen wapenboeken dit aspect van het speelveld juist in volle glorie. Een bekend voorbeeld is het Wapenboek Beyeren waarin de heraut Klaas Heinenzoon rond 1400 de wapenschilden optekende van de 337 deelnemers aan een toernooi te Compiègne in 1279 en van de 191 ridders die te Mons in 1310 participeerden in een toernooi.<ref>3</ref> Deze wapenreeksen werden tot in de zeventiende eeuw veelvuldig gekopieerd. <ref>4</ref>
De belangstelling voor deze ridderlijke festivals uit een ver verleden was blijkbaar toen nog niet tanende. Sterker nog: adellijke families uit die tijd konden er aan de hand van dergelijke wapenboeken prat op gaan dat hun verre voorvaders ook deel hadden genomen aan deze ridderlijke wapenfeiten. Wapenboeken hadden voor de adel dus een belangrijke memoriefunctie aangezien deze de adellijke status van het individu toonden, de wortels van het geslacht blootlegden en de groepsidentiteit versterkten.<ref>5</ref>
Die fascinatie voor het ridderlijk verleden blijkt ook uit twee laat zestiende-eeuwse wapenboeken waarin de wapenschilden zijn opgenomen van de deelnemers van een groot toernooi te Brussel dat in mei 1439 op de Grote Markt werd georganiseerd. In de eerste week van mei kwamen daar 235 toernooigangers bijeen onder het toeziend oog van de toenmalige hertog van Brabant Filips de Goede (†1467). Filips had aan het begin van de jaren dertig van de vijftiende eeuw de hertogdommen Brabant en Limburg, en de graafschappen Holland, Zeeland en Henegouwen toegevoegd aan zijn bezittingen. Hij verbleef in die week met zijn hofhouding op het paleis van de Coudenberg dat juist in die jaren met subsidie van het stadsbestuur werd verbouwd en uitgebreid.<ref>6</ref> Veel deelnemers aan het toernooi maakten dan ook deel uit van de hertogelijke familie en de hofhouding. In geograijisch opzicht was het hertogdom Brabant echter de grootste leverancier. Ik heb dit toernooi dan ook elders al gekwaliijiceerd als ‘the Burgundian court meets Brabant’.<ref>7</ref> Van zeer weinig toernooien in de vijftiende eeuw is er zulke gedetailleerde informatie beschikbaar. Terwijl de kroniekschrijvers Jean Stavelot en Olivier van Dixmuide een korte maar vrij gedetailleerde beschrijving bieden van de activiteiten tijdens het toernooi,<ref>8</ref> geven de rekeningen van hertog Filips de Goede inzicht in de materiële benodigdheden voor het toernooi (paarden, harnassen, knuppels, toernooizwaarden, banieren, wapenschilden, pluimen enzovoort).<ref>9</ref> De twee wapenboeken completeren dit beeld en laten zien welke personen vermoedelijk deelnamen aan het toernooi.
In dit artikel onderwerp ik deze twee wapenboeken aan een grondige analyse.<ref>10</ref> Daartoe vergelijk ik allereerst de handschriften en tracht ik de talrijke verschillen te duiden. Hoe verhouden deze handschriften zich tot elkaar en wat leren ze ons over de verloren gegane originele bronnen waarop ze zijn gebaseerd? Vervolgens ga ik in op de identiteit van de mogelijke samenstellers van de originele wapenboeken en hun opdrachtgevers. Op deze manier wil ik doordringen tot het belang van deze wapenboeken voor de adel zowel ten tijde van het toernooi als in de laatste decennia van de zestiende eeuw.
=== Een toernooi, twee wapenboeken ===
Wapenboek is de algemene term voor de manuscripten die hier ter discussie staan: een repertorium waarin een zeker aantal wapenschilden getekend of geschilderd is, in een specifieke ordening – geograijisch, institutioneel of heraldisch – al dan niet met een tekst ter identiijicatie bij ieder wapenschild.
Een verzameling wapenschilden opgetekend bij een speciijieke gebeurtenis, een veldslag of een toernooi bijvoorbeeld, noemen we een gelegenheidswapenboek.<ref>11</ref> Het gaat in het geval van het Brussels toernooi dus om twee gelegenheidswapenboeken die beide dateren uit de laatste decennia van de zestiende eeuw, maar teruggaan op onbekende originelen uit (vermoedelijk) het tweede kwart van de vijftiende eeuw, of latere kopieën daarvan. Torsten Hiltmann heeft recentelijk benadrukt dat de eindverantwoordelijkheid van een wapenboek zeker niet altijd bij een wapenkoning of heraut lag. Bovendien waren dit soort manuscripten niet het werk van één persoon maar waren er vaak diverse vaklieden, zoals klerken of schilders, bij betrokken.<ref>12</ref>
Daarom spreek ik in het navolgende niet van ‘auteurs’ of ‘herauten’ maar van ‘samenstellers’. Het eerste wapenboek (zie afbeelding 1) is onderdeel van een manuscript van 205 folia dat tegenwoordig in het stadsarchief van Brussel wordt bewaard onder de titel Échevins de Bruxelles et tournoys.<ref>13</ref>
Het gehele manuscript is samengesteld door Joost van Becberghe of Beckberghen, heraut en wapenkoning van Brabant sinds maart 1578.<ref>14</ref> Hij vervulde het ambt een flink aantal jaren en in 1596 wordt hij zelfs genoemd als plaatsvervanger van Toison d’Or, de wapenkoning van de [[Orde van het Gulden Vlies]] en hoogste in rang van het herautencorps van de Bourgondische hertog.15 In 1598 ontving hij als painctre een bedrag van 2.200 lb.
<br><br>
<br><br>
Bron: [https://www.academia.edu/35434843/Toernooi_en_heraldiek_Wapenboeken_als_het_schriftelijk_geheugen_van_de_laatmiddeleeuwse_adel?email_work_card=view-paper Mario Damen]
Bron: [https://www.academia.edu/35434843/Toernooi_en_heraldiek_Wapenboeken_als_het_schriftelijk_geheugen_van_de_laatmiddeleeuwse_adel?email_work_card=view-paper Mario Damen]

Versie van 25 mrt 2024 14:51

In de twaalfde en dertiende eeuw werden vele toernooien georganiseerd waaraan wel honderden ridders deelnamen. Deze massale toernooien waren belangrijke ontmoetingsplaatsen voor de adel naast het feit dat ze een uitgelezen kans boden om te oefenen voor een ‘echte’ veldslag. De prestaties op het toernooiveld leverden losgeld (voor gevangengenomen ridders) en prestige op, terwijl de feesten en partijen voor en na het toernooi konden bijdragen aan allerhande allianties op politiek en sociaal vlak. Uit laatmiddeleeuwse kronieken zijn vele vermeldingen en beschrijvingen van dergelijke toernooien overgeleverd. Toch kunnen we ons aan de hand van deze passages slechts zelden een concrete voorstelling maken van hoe het er tijdens een toernooi aan toe ging. Alleen als er een calamiteit gebeurde, laten kroniekschrijvers soms wat meer los. Zo weiden zowel Lodewijk van Velthem als Jan van Boendale in hun kronieken uit over het overlijden van hertog Jan I van Brabant († 1294) op een toernooiveld in Bar en over zijn betekenis voor de Europese toernooicultuur in het laatste kwart van de dertiende eeuw.[1]

Terwijl de kronieken nauwelijks iets melden over de deelnemers aan deze toernooien, tonen wapenboeken dit aspect van het speelveld juist in volle glorie. Een bekend voorbeeld is het Wapenboek Beyeren waarin de heraut Klaas Heinenzoon rond 1400 de wapenschilden optekende van de 337 deelnemers aan een toernooi te Compiègne in 1279 en van de 191 ridders die te Mons in 1310 participeerden in een toernooi.[2] Deze wapenreeksen werden tot in de zeventiende eeuw veelvuldig gekopieerd. [3]

De belangstelling voor deze ridderlijke festivals uit een ver verleden was blijkbaar toen nog niet tanende. Sterker nog: adellijke families uit die tijd konden er aan de hand van dergelijke wapenboeken prat op gaan dat hun verre voorvaders ook deel hadden genomen aan deze ridderlijke wapenfeiten. Wapenboeken hadden voor de adel dus een belangrijke memoriefunctie aangezien deze de adellijke status van het individu toonden, de wortels van het geslacht blootlegden en de groepsidentiteit versterkten.[4]

Die fascinatie voor het ridderlijk verleden blijkt ook uit twee laat zestiende-eeuwse wapenboeken waarin de wapenschilden zijn opgenomen van de deelnemers van een groot toernooi te Brussel dat in mei 1439 op de Grote Markt werd georganiseerd. In de eerste week van mei kwamen daar 235 toernooigangers bijeen onder het toeziend oog van de toenmalige hertog van Brabant Filips de Goede (†1467). Filips had aan het begin van de jaren dertig van de vijftiende eeuw de hertogdommen Brabant en Limburg, en de graafschappen Holland, Zeeland en Henegouwen toegevoegd aan zijn bezittingen. Hij verbleef in die week met zijn hofhouding op het paleis van de Coudenberg dat juist in die jaren met subsidie van het stadsbestuur werd verbouwd en uitgebreid.[5] Veel deelnemers aan het toernooi maakten dan ook deel uit van de hertogelijke familie en de hofhouding. In geograijisch opzicht was het hertogdom Brabant echter de grootste leverancier. Ik heb dit toernooi dan ook elders al gekwaliijiceerd als ‘the Burgundian court meets Brabant’.[6] Van zeer weinig toernooien in de vijftiende eeuw is er zulke gedetailleerde informatie beschikbaar. Terwijl de kroniekschrijvers Jean Stavelot en Olivier van Dixmuide een korte maar vrij gedetailleerde beschrijving bieden van de activiteiten tijdens het toernooi,[7] geven de rekeningen van hertog Filips de Goede inzicht in de materiële benodigdheden voor het toernooi (paarden, harnassen, knuppels, toernooizwaarden, banieren, wapenschilden, pluimen enzovoort).[8] De twee wapenboeken completeren dit beeld en laten zien welke personen vermoedelijk deelnamen aan het toernooi.

In dit artikel onderwerp ik deze twee wapenboeken aan een grondige analyse.[9] Daartoe vergelijk ik allereerst de handschriften en tracht ik de talrijke verschillen te duiden. Hoe verhouden deze handschriften zich tot elkaar en wat leren ze ons over de verloren gegane originele bronnen waarop ze zijn gebaseerd? Vervolgens ga ik in op de identiteit van de mogelijke samenstellers van de originele wapenboeken en hun opdrachtgevers. Op deze manier wil ik doordringen tot het belang van deze wapenboeken voor de adel zowel ten tijde van het toernooi als in de laatste decennia van de zestiende eeuw.

Een toernooi, twee wapenboeken

Wapenboek is de algemene term voor de manuscripten die hier ter discussie staan: een repertorium waarin een zeker aantal wapenschilden getekend of geschilderd is, in een specifieke ordening – geograijisch, institutioneel of heraldisch – al dan niet met een tekst ter identiijicatie bij ieder wapenschild.

Een verzameling wapenschilden opgetekend bij een speciijieke gebeurtenis, een veldslag of een toernooi bijvoorbeeld, noemen we een gelegenheidswapenboek.[10] Het gaat in het geval van het Brussels toernooi dus om twee gelegenheidswapenboeken die beide dateren uit de laatste decennia van de zestiende eeuw, maar teruggaan op onbekende originelen uit (vermoedelijk) het tweede kwart van de vijftiende eeuw, of latere kopieën daarvan. Torsten Hiltmann heeft recentelijk benadrukt dat de eindverantwoordelijkheid van een wapenboek zeker niet altijd bij een wapenkoning of heraut lag. Bovendien waren dit soort manuscripten niet het werk van één persoon maar waren er vaak diverse vaklieden, zoals klerken of schilders, bij betrokken.[11]

Daarom spreek ik in het navolgende niet van ‘auteurs’ of ‘herauten’ maar van ‘samenstellers’. Het eerste wapenboek (zie afbeelding 1) is onderdeel van een manuscript van 205 folia dat tegenwoordig in het stadsarchief van Brussel wordt bewaard onder de titel Échevins de Bruxelles et tournoys.[12] Het gehele manuscript is samengesteld door Joost van Becberghe of Beckberghen, heraut en wapenkoning van Brabant sinds maart 1578.[13] Hij vervulde het ambt een flink aantal jaren en in 1596 wordt hij zelfs genoemd als plaatsvervanger van Toison d’Or, de wapenkoning van de Orde van het Gulden Vlies en hoogste in rang van het herautencorps van de Bourgondische hertog.15 In 1598 ontving hij als painctre een bedrag van 2.200 lb.




Bron: Mario Damen

Digitalisering en Wiki opmaak: Terry van Erp

  1. 2
  2. 3
  3. 4
  4. 5
  5. 6
  6. 7
  7. 8
  8. 9
  9. 10
  10. 11
  11. 12
  12. 13
  13. 14