Schansreglementen

Uit Wiki Raamsdonks Historie

Punt 1

Een onstraffelijken stock, voorzien van een ijzeren pin; De goedendag is een typisch Vlaams wapen. Het is in niets anders dan een stevige, anderhalf meter lange staf, die lichtjes dikker is aan het boveneinde, alwaar een ijzeren pin op staat die verankerd zit met behulp van een ijzeren ring. Er zijn ook een paar archeologische vondsten van het wapen die ons ook een inzicht geven in de constructie. De goedendag is een eenvoudig en daardoor ook goedkoop wapen. Tijdens de late 13e en vroege 14e eeuw werd het veel gebruikt in Vlaanderen en bewees het ook een zeer effectief wapen te zijn. Met de goedendag wordt in de eerste plaats geslagen, als een knots. Daarna kan men er ook nog eens mee steken. Men had dus in feite een dubbelwerkend wapen.
Een onstraffelijken stock, voorzien van een ijzeren pin; De goedendag is een typisch Vlaams wapen. Het is in niets anders dan een stevige, anderhalf meter lange staf, die lichtjes dikker is aan het boveneinde, alwaar een ijzeren pin op staat die verankerd zit met behulp van een ijzeren ring. Er zijn ook een paar archeologische vondsten van het wapen die ons ook een inzicht geven in de constructie. De goedendag is een eenvoudig en daardoor ook goedkoop wapen. Tijdens de late 13e en vroege 14e eeuw werd het veel gebruikt in Vlaanderen en bewees het ook een zeer effectief wapen te zijn. Met de goedendag wordt in de eerste plaats geslagen, als een knots. Daarna kan men er ook nog eens mee steken. Men had dus in feite een dubbelwerkend wapen.

Op elk der schansen zal een kapitein gekozen worden die zelf vrij is van wacht. Hij moet alle weken, eens of tweemaal zo de nood dit eist, 's morgens of 's avonds op de schans komen. De wacht, de brug, de vestingswal moet hij inspecteren. Ook naar de wapens moet zijn aandacht gaan. Zij die een geweer hebben moeten voorzien zijn van een half pond poeder en twaalf - convenabele loyen cogels - zoniet ! een boete van 21 stuivers, waarvan de helft gaat naar de officier, de andere naar de schans en haar onderhoud. Zij die niets anders hebben dan een stok als wapen, zullen de wacht optrekken met - een onstraffelijken stock (goedendag) [1] - voorzien van een ijzeren pin, dit op dezelfde boete.

Punt 2

Korporalen of rotmeesters zullen hun rotgezellen [2] bij het aflossen van de wacht vergezellen en zorg dragen dat deze goed gedaan wordt. Zo iemand daarbij nalatig is: zelfde boete. Zijzelf zijn echter ontslagen van de wacht op te trekken. Mocht de kapitein één of ander verzuim van de rotmeesters ongestraft laten, dan zal hijzelf beboet worden door de officier voor 2 gulden 2 stuivers.

Punt 3

Alle rotgezellen opgeroepen, 't zij door hun respectievelijke kapitein of rotmeester [3] , 't zij door publicatie in der kercken, 't zij door mondeling verzoek, moeten daaraan onmiddellijk gehoor geven en compareren voor het optrekken van de wacht of voor werk of reparatie aan de schans op boete van 30 stuivers. Spreekt iemand de kapitein of rotmeester - qualijck toe – of - injurieerde of dreychde men - dan loopt men 2 gulden 2 stuivers op. Slaat of kwetst iemand een superieur, dan zal hij door de schout gestraft worden. Komt iemand aan zijn opdracht te kort inzake wacht of weigert iemand deel te nemen aan schanswerk, dan zal hij onmiddellijk door de kapitein worden verwezen van de schans. Slechts na verlof van de heer en van de schansgezellen zal hij opnieuw toegang krijgen tot de schans. Loopt iemand een uitsluiting op, dan moet zijn "timmer" binnen de veertien dagen worden afgebroken en weggevoerd.

Punt 4

Iedereen is afhankelijk van de schans van zijn gehucht, tenzij in het geval van heirkracht. Mocht een vreemde zijn heil zoeken op een schans waar hij niet thuishoort, dan zal hij de wacht optrekken en werken net als de andere schansenaars en onderworpen zijn aan alle schansvoorschriften, zonder daarentegen iets te mogen inbrengen.

Punt 5

Slaapt iemand tijdens zijn wachturen of verlaat hij zijn post; dan zal de rotmeester hem beboeten met 3 gulden. Een tweede maal in gebreke bevonden, zal hij het dubbel betalen. Gebeurt het een derde maal, dan wordt hij van de schans verwezen en verbeurt zijn plaats. Het is echter zo, dat iemand een plaatsvervanger mag aanstellen voor een bepaalde opdracht of karwei.

Punt 6

Klimt iemand - buiten geval van nood - over de vest, 't zij man, vrouw of kind : 25 gulden boetegeld. Neemt iemand – dieffelijck – iets mee van de schans, dan verbeurt hij zijn schansplaats en loopt bovendien een straf op naar verhouding van de diefstal.

Punt 7

Niemand zal zonder kaarslantaarn of lamp mogen gaan in hut of stal, zo deze niet - gesolderd zijn -. Maakt iemand vuur bij nacht, of gaat hij zonder lantaarn over de straat: 3 goudgulden boete. Mocht iemands "timmer" [4] door eigen nalatigheid vuur vatten, dan zal hij voor eeuwig zijn schansplaats verbeuren en mochten daardoor andere "timmeringhen" in de vlammen opgaan, dan zal hij aan allen die schade leden 100 goudpenningen uitkeren.

Punt 8

Indien iemand - op zijne mede - gesellen geweer trock of iemand een wonde heeft toegebracht, zo zal hij ter verantwoording geroepen worden voor de heer. Geschillen tussen een schansgezel en zijn nabuur worden door kapitein of rotmeester beslecht. Daarvoor dient geen beroep gedaan, noch op geestelijk, noch op wereldlijk gerecht.

Punt 9

Staat iemand zijn schansplaats af, dan zal hem in ruil 5 gulden Brabants worden uitgekeerd : hij mag zijn "timmer" afbreken en tot eigen gebruik te nutte maken.

Punt 10

Heeft iemand een plaats op de schans en verhuist hij naar een ander gehucht of dorp, dan mag hij vrij over zijn "timmer" beschikken.

Punt 11

De officier mag geen geld innen zonder verlof van kapitein en rotmeesters.

Punt 12

Iemand slaat op de vlucht en laat have en goed in de steek: wordt op dit - desolaet goet - iemand betrapt op diefstal: 21 stuivers boete.

Punt 13

Krijgen een aantal gemeentenaeren soldaten op logies, dan betalen de anderen 4 stuivers, om mede de logieskosten te dekken.

Zie ook: De Schans

Bron: Terry van Erp

  1. De goedendag is een typisch Vlaams wapen. Het is in niets anders dan een stevige, anderhalf meter lange staf, die lichtjes dikker is aan het boveneinde, alwaar een ijzeren pin op staat die verankerd zit met behulp van een ijzeren ring. Er zijn ook een paar archeologische vondsten van het wapen die ons ook een inzicht geven in de constructie.
    De goedendag is een eenvoudig en daardoor ook goedkoop wapen. Tijdens de late 13e en vroege 14e eeuw werd het veel gebruikt in Vlaanderen en bewees het ook een zeer effectief wapen te zijn. Met de goedendag wordt in de eerste plaats geslagen, als een knots. Daarna kan men er ook nog eens mee steken. Men had dus in feite een dubbelwerkend wapen.
  2. Rotgezel, de uitgekozen persoon met wien men voorgenomen heeft meer in het bijzonder de oorlogsgevaren te delen en elkander in alles bij te staan. Kwam een van beiden te vallen, of werd hij wegens ziekte verwijderd, dan voegde de overgeblevene zich bij een ander rot. De inlanders noemden een rotgezel ‘tèmèn prang’ (krijgsmakker).
  3. Een rotmeester had binnen een heerlijkheid een aantal door de overheid gedelegeerde taken, waaronder het toezien op de veiligheid en publieke zaken. Daarnaast had de rotmeester waarschijnlijk ook een taak bij het innen van het hoofdgeld.
    Een rot is een wijk, buurtschap of gehucht. Over ieder rot was een rotmeester aangesteld. Tot begin 19e eeuw was een rotmeester verantwoordelijk voor de uitvoering van de publieke werken (onderhoud wegen en vestingwerken, brandblusmiddelen, het onderhoud van de bruggen en het school- en poorthuis, aanplanten van bomen, bestrijden van zandverstuivingen, vegen van de sloten en dergelijke) van een bepaald rot. Tevens moesten de rotmeesters om de drie jaar de rekening van de stadsrentmeester afhoren. Een rot werd gevormd door de volwassen mannen, een per huisgezin. Ook hier waren allerlei afwijkingen mogelijk. Bij een vacature van rotmeester werd door de richter, keurnoten en de overige rotmeesters een "bekwaam persoon uit de burgerij" gekozen tot rotmeester.
    In de Franse tijd kwam een einde aan de oude structuur van een heerlijkheid. Wel bleef bijvoorbeeld in Winterswijk de rotindeling nog tot in de jaren 1930 in gebruik. Dat bleek daar tijdens een gemeenteraadsvergadering, toen een vraag werd gesteld door de brandweer van Winterswijk naar de bevoegdheid van rotmeesters bij brand.
  4. Het woord timmer ziet er vreemd uit. Het hoort bij het werkwoord timmeren en betekent dus: getimmerte, bouwwerk, huis en ook: vertrek.