Prinses Irene Brigade de geschiedenis
Ontstaan en training
Op 14 mei, na de Duitse operatie Fall Gelb, gaf Nederland met uitzondering van Zeeland zich over aan Duitsland. Vanuit Nederland wisten slechts enkele militairen naar Groot-Brittannië te komen. Toen de strijd ook in Zeeland verloren werd, wist een groot aantal militairen zich via België en de Franse havens Brest en Cherbourg naar Groot-Brittannië te begeven.
Naast militairen van de landmacht wist ook een deel van het grondpersoneel van de vliegscholen Haamstede en Vlissingen naar Groot-Brittannië te ontkomen.
Uiteindelijk waren er tot juni 1940 120 officieren, 360 onderofficieren en 980 korporaals en soldaten afkomstig van allerlei onderdelen in Groot-Brittannië aangekomen. Zij werden door de Britten nabij Haverfordwest en nabij Porthcawl gelegerd, vanaf 23 mei onder commando van generaal-majoor Noothoven van Goor. Deze Nederlandse groep kreeg als naam “Detachement Koninklijke Nederlandse troepen in Groot-Brittannië” en haar commandant werd benoemd tot “Inspecteur der Nederlandse troepen”. Op 30 juni 1940 werden 133 man uit deze groep gehaald en overgeplaatst naar RAF en de vliegers naar Nederlands-Indië bij de Marineluchtvaartdienst 320 (Dutch) Squadron.
Na een periode van onzekerheid werd de groep bewapend, van uniformen voorzien en kreeg ze bewakingstaken. Eind juli bezocht prins Bernhard de troepen en begon de Nederlandse regering plannen te maken voor de vorming van een Nederlandse eenheid. Er werd in ieder geval beslist dat het aantal mensen onder de wapenen sterk uitgebreid moest worden. Op 27 mei werden alle in Groot-Brittannië wonende Nederlanders van 20 tot 35 jaar opgeroepen. Op 8 augustus werden ook de Nederlanders in Noord Ierland, Canada en de Verenigede Staten opgeroepen en later ook Zuid-Afrika en andere landen. De vrijwilligers in andere landen konden zich melden, maar werden eerst alleen geregistreerd, pas in een later stadium naar Groot-Brittannië gebracht.
Het aantal mensen dat beschikbaar kwam voor actieve dienst in Groot-Brittannië viel flink tegen, doordat Nederlanders zich vrijwillig opgaven bij het Amerikaanse en Canadese leger, een aanzienlijk aantal naar Nederlands-Indië werd gestuurd en een deel zich aan actieve dienst wist te onttrekken. Daarnaast werd nog eens een groot aantal mensen niet geschikt of beschikbaar gevonden voor actieve dienst omdat ze afgekeurd werden of vrijstelling kregen.
Ook wist een Duitse U-boot een schip met 392 opvarenden waaronder 59 rekruten, 1 lid van de Irene Brigade en 33 Nederlandse marinemensen te torpederen.
Van het personeel dat in Groot-Brittannië beschikbaar kwam, kon maar een beperkt aantal voor de Koninklijke Landmacht worden gebruikt, omdat een deel naar de Koninklijke Marine en de luchtstrijdkrachten ging. Hiernaast was er ook nog personeel nodig voor de Nederlandse regering in ballingschap. Eind 1940 besloot de regering tot de vorming van een Brigade.
Op 11 januari 1941 werd de Brigade officieel opgericht onder de naam ‘Koninklijke Nederlandse Brigade’ en zou bestaan uit een staf en 2 bataljons volgens de Britse organisatiestructuur. Eind januari werd hieraan nog een afdeling pantserwagens toegevoegd waarbij een groot deel van de Marechaussee werd ingedeeld. In mei 1941 konden de eerste eenheden uit het tijdelijke kamp naar het definitieve kamp te Wrottesleypark, op 4 kilometer van Wolverhampton. De brigadecommandant, kolonel der infanterie H.J. Phaff, werd tevens kampcommandant met een andere staf.
In augustus 1941 bestond de Brigade inmiddels uit staf, verbindingsafdeling, twee bataljons, depot (waaruit het 3de bataljon gevormd moest worden), brigadetrein, verbandplaatsafdeling, herstellingsafdeling en een sectie politietroepen. De afdeling pantserwagens was inmiddels weer opgeheven. Bij Koninklijk Besluit No. 1 1941 van 26 augustus 1941 kreeg de brigade de naam ‘Koninklijke Nederlandse Brigade Prinses Irene’.
De troepensterkte van de brigade werd tussen 1 september 1941 en 13 april 1942 verminderd met 48 officieren, 76 onderofficieren en 395 korporaals en soldaten. De oorzaken hiervoor waren de vorming van het 322 (Spitfire) Squadron en deelname aan Nr 10 Interallied Commando (Korps Commando Troepen) en de SAS (Special Air Service). Ook waren er troepen naar Suriname en Colombo (Ceylon) gestuurd. Uiteindelijk bleven er 1300 man over waarvan 900 geschikt voor frontdienst. In 1942 bleek het noodzakelijk om een organisatie te ontwerpen van 1000 man, welke na de bevrijding de kern zou vormen voor de nieuw op te bouwen strijdmacht.
Halverwege 1942 werd het commando van de Brigade overgenomen door luitenant-kolonel der artillerie A.C. de Ruyter van Steveninck. Op 16 december 1942 bezocht de Minister van Oorlog de Brigade met de mededeling dat er een reorganisatie plaats zou vinden en een geheel gemotoriseerde eenheid gevormd zou worden. De reorganisatie werd op 1 januari 1943 doorgevoerd en de naam Brigade bleef gehandhaafd, ook al was de organisatie anders. Nu bestond de Brigade uit de volgende onderdelen: staf, verkenningsafdeling, drie zelfstandige compagnieën (gevechtsgroepen genaamd), een batterij artillerie, een trein en een herstellingsafdeling. De Brigade werd met grote regelmaat getraind en in 1943 ook in combinatie met Britse eenheden op diverse locaties.
In de loop van 1943 werd de XXI Legergroep onder generaal Bernard Montgomery gevormd met daaronder het 1ste Canadese en het 2de Britse leger. Ook de Irene Brigade werd aan deze Legergroep toegevoegd en aan de kust te Dovercourt en Frinton-on-Sea belast met kustbewaking.
Na inspectie door de Britten werd terecht gesteld dat de Brigade niet op voldoende sterkte was en werd ze verzwaard door een groep mariniers die in opleiding waren in de Verenigde Staten. Ze werden tot het einde van de oorlog toegevoegd aan de Irene Brigade en ingedeeld bij de 2de Gevechtsgroep, waardoor de Irene Brigade wel aan de door de Britten gestelde eisen voldeed.
Tijdens Operatie Overlord op 6 juni 1944 was de Irene Brigade nog steeds belast met kustbewakingstaken. Eind juni werd ze overgeplaatst naar een tentenkamp nabij Narborough, waar ook oefeningen in groter verband, onder andere met de Belgische Brigade, plaatsvonden. De Irene Brigade was zich aan het klaarmaken om overgebracht te worden naar het vasteland en werd compleet afgesloten van de buitenwereld vanwege de beveiliging. Alle uitrusting en bewapening werd grondig nagekeken en zonodig vernieuwd. Frans geld en 24-uurs rantsoenen werden uitgereikt. De Irene Brigade was er klaar voor.
Indeling bewapening en personeel
Overzicht van personeel en bewapening van de Prinses Irene Brigade.
Personeel | Staf
|
Verk.
|
3 Gev. groep.
|
Artil.
|
Verbind.
|
Brig.Trein
|
Herstel
|
Tot.
|
Officieren | 16
|
7
|
33
|
4
|
1
|
1
|
2
|
64
|
Ond. Officieren | 14
|
15
|
93
|
6
|
1
|
5
|
5
|
139
|
Korp en Sold | 90
|
110
|
621
|
82
|
39
|
37
|
23
|
1002
|
Totaal | 120
|
132
|
747
|
92
|
41
|
43
|
30
|
1205
|
|
||||||||
Bewapening | ||||||||
Pistolen | 14
|
7
|
33
|
4
|
1
|
1
|
2
|
62
|
Geweren | 49
|
63
|
465
|
58
|
18
|
22
|
17
|
692
|
Karabijnmitr (Sten) | 52
|
39
|
210
|
28
|
21
|
20
|
10
|
380
|
Lt Mitr (Bren) | 5
|
29
|
48
|
2
|
1
|
3
|
1
|
89
|
Vickers Mitr | -
|
-
|
12
|
-
|
-
|
-
|
-
|
12
|
Piat | 5
|
6
|
21
|
2
|
1
|
3
|
-
|
38
|
5 cm mortier | -
|
6
|
18
|
-
|
-
|
-
|
-
|
24
|
8 cm mortier | -
|
-
|
6
|
-
|
-
|
-
|
-
|
6
|
Kanon AA (2 cm) | 3
|
-
|
6
|
-
|
-
|
-
|
-
|
9
|
A. Tk kanon (6 pds) | 2
|
6
|
-
|
-
|
-
|
-
|
8
| |
Kanon (25 pds) | -
|
-
|
-
|
4 (6)
|
-
|
-
|
-
|
4 (6)
|
Seinpistolen | -
|
12
|
-
|
2
|
-
|
-
|
-
|
14
|
Handgranaten | -
|
?
|
1380
|
24
|
12
|
-
|
12
|
1428
|
3 Gev. groep. = de 3 afzonderlijke gevechtsgroepen tezamen.
Opmars naar de Seine
De Irene Brigade vertrok op 6 augustus 1944 naar Normandië tegelijk met de 1ste Belgische Brigade en zij ontscheepte op 7 augustus op verschillende plaatsen. De gevechtsgroepen kwamen aan bij de kunstmatige haven te Arromanches (Mulberry havens), terwijl de andere afdelingen bij Courseulles sur Mer met landingsschepen aan land kwamen. Op 8 augustus arriveerde de Brigade in Cresserons en bleef daar tot 12 augustus. Zij werd net zoals de 1ste Belgische Brigade ingedeeld bij de Britse 6th Airborne Division onder Richard Gale, die net ten oosten van de Orne lag.Voordat een offensief van start ging nam de Irene Brigade op 12 augustus een stuk van 1 kilometer frontlijn ten oosten van Breville over. Deze was eerder bezet door de Royal Ulster Rifles en had tegenover zich Duitse eenheden van het 744ste Grenadierregiment. Na het overnemen van de frontlijn waren er van tijd tot tijd artilleriebeschietingen, waardoor er gewonden vielen en op 14 augustus de eerste dode. De batterij artillerie werd ingedeeld bij het 53rd Airborne Artillery Regiment en in stelling gebracht ten noorden van Ranville en later nabij Béneauville. De 2de Gevechtsgroep werd later tijdelijk ingezet voor bewakingstaken te Ouistreham.
De Duitse troepen in Normandië waren op 20 augustus 1944 nabij Falaise na een bloedig gevecht in een omsingeling vast komen te zitten waarbij slechts eenderde had weten te ontkomen en al het zware materieel achtergelaten moest worden. De geallieerden zouden een offensief lanceren om de Duitse troepen op hun terugtocht naar de Seine te achtervolgen. De Irene Brigade moest met de 6th Airborne Division oprukken langs de kust als onderdeel van dit offensief tot aan de Seine.
In de vroege morgen van 17 augustus begon men op te rukken richting Varaville en ze wisten gemakkelijk de ondermijnde Duitse stellingen te nemen, waar ze enkele dagen verbleven. De 3de Para Brigade die ten zuiden van de Irene Brigade optrok ontmoette halverwege de weg naar Dozulé zware tegenstand, waarna drie dagen van onsuccesvolle aanvallen volgden. De Irene Brigade bleef in haar stelling tot 20 augustus waarna ze Varaville bevrijdde en 21 augustus Perriers bereikte. Inmiddels hadden de Duitsers zich teruggetrokken van Dozulé en dit werd 21 augustus ingenomen door de 3de Para Brigade, waarna er wederom bij Annebault werd gevochten en de Duitsers zich daar ook terugtrokken. De Irene Brigade had opdracht gekregen zich via Dozulé en Annebault naar een plaats ten zuidwesten van Pont l’Eveque te begeven om daar twee dagen te bivakkeren. Tijdens dit bivak kwam prins Bernhard op 22 augustus op bezoek.
Op 24 augustus kwam de Irene brigade onder bevel van de Britse 5de Para Brigade en vertrok naar Pont l’Eveque, waarna de gevechtsgroepen 1 en 3 de zuidelijke flank vormde van de 5de Para Brigade. Er ontstond de mogelijkheid om snel door te stoten naar Pont Audemer om daar de brug te bezetten en zo terugtrekkende Duitsers de pas af te snijden. Er werd een stootgroep gevormd bestaande uit Verkenningsafdeling, Gevechtsgroep 1, geladen op tanks van verkenningsafdeling 6th Airborne Division en als laatste Gevechtsgroep 3 op lichte trucks. In de vroege morgen van 26 augustus werd opgetrokken naar Beuzeville, waar de hoop op insluiten van Duitse eenheden vervlogen bleek. De Duitsers waren met achterlating van kleine eenheden teruggetrokken achter de Seine. De stoottroep kreeg opdracht direct verder op te rukken naar Pont Audemer en wist deze plaats te bezetten. Enkele Duitse eenheden hadden zich op een hoogte aan de overzijde van de rivier ingegraven en namen de stad onder vuur.
Tegen de avond bereikte de 49ste Divisie de stad en nam de bezetting van de stad over, de Irene brigade en de 5de Para Brigade werden naar Genneville gezonden. Zij verbleef daar van 26 tot en met 29 augustus, waarna ze naar Colletot werd verplaatst waar ze van 29 augustus tot en met 3 september verbleef. Vanwege de terugkeer van de 6th Airborne Division naar Groot-Brittannië kwam de Irene Brigade vanaf 28 augustus onder bevel van de Britse 49ste Divisie, de batterij artillerie werd ingedeeld bij het 185th Field Artillery Regiment Royal Artillery van de 49ste Divisie en op 31 augustus aangevuld met 2 vuurmonden en de nodige ondersteunende voertuigen.
De Irene Brigade werd belast met rivierbewaking van de Seine in haar vak en kreeg opdracht om patrouilles over te zetten om de toestand daar te bekijken en mogelijk gevangenen te maken. Op 30 en 31 augustus 1944 werden succesvolle verkenningen gedaan met behulp van het Franse verzet, waarbij bleek dat de Duitsers zich verder terugtrokken en zich niet meer bij de Seine-oever bevonden. Op 1 september kwam bevel tot voortzetting van de opmars en op 2 september zou de Seine worden overgestoken. De Belgische brigade zou tegen Le Havre worden ingezet en de Irene Brigade zou als laatste oversteken.
België en Market Garden
De geallieerde opmars naar de Seine had een voorspoedig verloop gehad en de Duitse troepen waren de rivier met veerponten overgestoken vanwege het ontbreken van bruggen als gevolg van hun vernietiging door geallieerde bombardementen. Hierbij werd vrijwel al het zware materieel door de Duitse troepen achtergelaten.Het 2de Britse Leger moest over de Seine optrekken naar het gebied Arras, Amiens en St. Pol vanwaar een opmars naar België zou volgen. Het 1ste Canadese Leger moest langs de kust optrekken tot Brugge en zo havens en de lanceerplaatsen van V-wapens veroveren. Het 2de Britse Leger trok op naast het Canadese Leger meer landinwaarts en na een zeer voorspoedige opmars namen ze uiteindelijk Brussel en de haven van Antwerpen volledig intact in.
Op 3 september 1944 werd prins Bernhard door de Nederlandse regering aangewezen als bevelhebber der Nederlandse strijdkrachten. De Prinses Irene Brigade bleef echter onder operationeel bevel van de Britse 21ste Legergroep. De Brigade werd op 3 september ingedeeld bij de 2de Canadese Legergroep en kreeg de opdracht zich naar de plaats St Rémy te begeven, waar ze weer werd samengevoegd met de tot dan ergens anders opererende batterij artillerie. Op 4 september kwam de Irene Brigade aan, waarbij ze werd ingedeeld als onderdeel van het 30ste Legerkorps van het 2de Britse Leger. Ze kreeg opdracht zich naar het Belgische Diest te begeven waar het onder commando zou komen van de Britse Garde Pantserdivisie, waarna ze weer in de frontlijn aanwezig zou zijn. Op weg naar Diest voorbij Leuven nabij St. Joris werd ze gewaarschuwd dat de vijand dichtbij was en werd de colonne even later met kanonnen en mitrailleurs beschoten. Hierbij raakten 16 mensen gewond waarvan er 2 overleden aan de verwondingen en gingen er 7 voertuigen verloren.
Alle bruggen over het Albertkanaal waren vernietigd, maar de Garde Pantserdivisie wist in zijn opmars het kanaal over te steken en een bruggenhoofd te vestigen waarna een pontonbrug werd geslagen. Gevechtsgroep I van de Irene Brigade kreeg de opdracht deze brug te bewaken met de ondersteuning van Britse artillerie en een eskadron tanks. In de loop van 7 september volgden enkele Duitse aanvallen welke allemaal met succes werden afgeslagen.
De volgende dag werden de 2de en 3de Gevechtsgroep verplaatst naar defensieve stellingen ten oosten en noordoosten van Beringen, waar ze werd versterkt met 2 Britse batterijen antitankgeschut (17-ponders). In de vroege morgen van 9 september wisten de Duitsers het bruggenhoofd binnen te dringen en vernielden 46 voertuigen uit een slecht bewaakte Britse colonne. Later op de dag kwam de Irene Brigade onder commando van de 29ste Pantserbrigade van de 11de Pantserdivisie en kamde ze met de pantserbrigade met succes een bos uit. Hierna werd ze eerst ingedeeld bij de 159ste Infanteriebrigade, waarna ze kort daarop werd ingedeeld bij de 100ste Antiluchtdoelbrigade.
Uiteindelijk ging de Irene Brigade in stelling nabij Houthalen en Laak (België) in de frontlijn in afwachting van de komende operatie Market Garden. De Irene Brigade vormde nu de verbindende scheiding tussen het Britse 30ste Legerkorps en het Amerikaanse 1ste Leger. Ze stond onder direct commando van de Britse 50ste Divisie.
De brigade tijdens Operatie Market Garden tot 17 oktober 1944
Tijdens Operatie Market Garden moest met behulp van luchtlandingstroepen een verovering van diverse bruggen worden bereikt. De belangrijkste bruggen waren hierbij de brug over de Waal bij Nijmegen en de brug over de Rijn bij Arnhem. Vanaf de grond zou vanuit het zuiden een sterke formatie optrekken bestaande uit o.a. de Britse Garde Pantserdivisie gevolgd door de Britse 43ste Divisie. Vlak voor het begin van Market Garden werd op 16 september '44 de Irene Brigade onder bevel van de 43ste Divisie geplaatst bij het 30ste Legerkorps en was zij gelegerd nabij Helchteren waar ze gereed moest zijn om binnen 2 uur na bevel te vertrekken.
Op 20 september 1944 om 17:00 uur vertrok de brigade in de colonne van de 43ste Divisie waarbij zo rond 20:00 uur het Schelde-Maaskanaal overschreed en slechts langzaam vorderde vanwege de grote drukte op de enige weg waarover de opmars kon plaatsvinden. De Nederlandse grens werd rond middernacht overgestoken en zo was de Irene Brigade eindelijk op Nederlandse bodem. Ze volgde een route over Eindhoven, Son, Grave en uiteindelijk naar Lunen waar ze de opdracht kreeg om de beveiliging van de Maasbrug op zich te nemen. Ze zond de verkenningsafdeling uit voor verkenningen naar de plaatsen Haps, Beugen en Oeffelt waar geen Duitsers werden aangetroffen.
Op 24 september werd begonnen met de bouw van een tweede brug over de Waal die 25 september gereed was. De Irene Brigade kreeg opdracht ook voor de bewaking van deze brug te zorgen. Nadat Duitse kikvorsmannen de brug bij Nijmegen wisten te beschadigen werd bevolen tot extra waakzaamheid. Tot 17 oktober was de Brigade belast met bewaking van de bruggen en zond regelmatig patrouilles uit waarbij slachtoffers vielen en krijgsgevangenen werden gemaakt. In de periode van het bewaken van de brug viel de Brigade onder het commando van elkaar snel opvolgende eenheden.
De Irene Brigade werd rond 13 oktober aangewezen voor deelname aan operaties in Midden en Noord Brabant als onderdeel van het XIIe Legerkorps en droeg voor haar vertrek de bewaking van de bruggen over aan eenheden van de Garde Pantserdivisie en de 43ste Infanteriedivisie. Op 17 oktober reisde de brigade naar Oerle (nabij Eindhoven), vanwaar de acties in Noord-Brabant van start gingen. Met het uiteindelijke doel om de haven van Antwerpen in gebruik te kunnen nemen met een volledig geopende vaarweg er naartoe.
Noord-Brabant
Noord-Brabant 17 oktober - 14 november 1944
Nadat operatie Market Garden niet succesvol bleek, werd het volgende doel van de geallieeerde troepen in Nederland en België de verovering van de haven van Antwerpen om zo de bevoorrading veilig te stellen, die op dat moment afhankelijk was van kleine zeehavens aan de Franse en Belgische kust. De haven van Antwerpen kon echter pas worden gebruikt nadat beide zijden van de waterweg er naartoe, de Westerschelde, in geallieerde handen waren. Onder andere de Irene Brigade werd hiervoor ingeschakeld en daarvoor uit het gebied rond Grave teruggetrokken en op 17 oktober verplaatst naar Oerle (nabij Eindhoven), waarna ze het eerst in actie zou komen bij het bevrijden van Brabant.Aanval richting Tilburg
De Irene Brigade werd onder bevel van de 154ste Brigade van de 51ste Lowland Divisie geplaatst en op 18 oktober onder de 4de Pantserbrigade van de 15de Divisie. Op 18 oktober nam de Brigade het rustige frontgedeelte op de zuidoever van het Wilhelminakanaal van tegenover Best tot tegenover Oirschot in. Er deden zich regelmatig mortier- en artilleriebeschietingen voor, totdat op 25 oktober Oirschot veroverd was door eenheden van de 15de Divisie. De Brigade werd hierna verplaatst naar Hilvarenbeek waar zij zich moest voorbereiden op een aanval in de richting van Tilburg en Broekhoven moest veroveren, dat als uitgangspositie voor de verovering van Tilburg zou dienen. Hiervoor werd ze versterkt met een eskadron Britse Shermantanks.
De aanval werd op 25 oktober om 07:30 uur ingezet met de Verkenningsafdeling. voorop met 3 pantserwagens en 2 tanks in de voorste patrouille. Met weinig tegenstand kwam men makkelijk door Groote Westerwijk en het daarachter liggende bosterrein. Bij de rivier de Oude Ley bleken de Duitsers echter een vooruitgeschoven verdedigingsstelling te hebben ingericht inclusief anti-tankgeschut. Omdat de grond erg drassig was konden de tanks amper gebruikt worden en werd Gevechtsgroep II ingezet voor een aanval. Vanwege het open terrein kon men amper vooruitgang boeken en groeven de troepen zich in. Na een krachtig ondersteunend mortier- en artillerievuur kon de aanval hervat worden en wist men ondanks 4 gesneuvelden de Duitse stelling in te nemen. Hierbij werden 34 krijgsgevangenen gemaakt die bleken te horen tot II/456 R.Gr. 256ste divisie. De brug over de Oude Ley bleek vernield en overdag oversteken was onmogelijk vanwege het vijandelijke vuur. Diverse pogingen om 's nachts en de volgende dag over de Oude Ley te komen mislukten vanwege moordend vijandelijk vuur.
Op 27 oktober werd het frontgedeelte van de Irene Brigade versterkt met de 44ste Infanteriebrigade en de 227ste Infanteriebrigade, die na een 1 uur durend artillerievuur om 14.00 uur door de Irene Brigade optrokken. Om 17.00 uur was Tilburg bevrijd door de 44ste Infanteriebrigade, maar de Irene Brigade kon Tilburg niet binnentrekken (met uitzindering van de artillerieafdeling) omdat zij bevel kreeg zich naar Straatakkers te begeven (tussen Poppel en Weelde te België). Op 28 oktober werd 's ochtends van de 4de Pantserbrigade het bevel ontvangen om naar een verzamelrayon in Maasbrug ten westen van Tilburg te vertrekken, dat om 13.30 uur bereikt werd via Poppel en Tilburg.
Bewakingstaken
In Maasbrug aangekomen kreeg de Brigade het bevel Reyen en omgeving over te nemen van de Royals en de Greys, eenheden van de 4de Pantserbrigade. Gevechtsgroep I bezette het station Rijen en zond patrouilles het dorp in. Gevechtsgroep II nam stelling bij de viersprong van de wegen Rijen-Gilze en Tilburg-Breda. Gevechtsgroep III kwam in reserve te Hulten, de Verkenningsafdeling en de commandopost werden geplaatst nabij Hulten. Op 29 oktober kwam de Irene Brigade onder commando van de Greys, dit alles onder bevel van de 7de Pantser Divisie. Op 30 oktober loste Gevechtsgroep III Gevechtsgroep II af, waarna 's avonds bevel werd ontvangen om onder commando van de 22de Pantserbrigade een deel van de eerste lijn over te nemen. Op 31 oktober vertrok de Brigade naar het aangewezen gebied via Tilburg omdat de bruggen over het Wilhelminakanaal waren vernield. Op 1 november werden stellingen betrokken te Waspik – Raamsdonk vanwaaruit patrouilles naar de Maas werden gezonden.
Op 4 november werd het beschikbare personeel naar Tilburg gezonden voor een kleine parade vanwege de huldiging van haar aandeel in de bevrijding van Tilburg. Hierbij aanwezig waren het gemeentebestuur en prins Bernhard. Dit personeel keerde op 5 november terug, waarbij de Brigade in de tussentijd reeds bevel had gekregen naar Waalwijk te vertrekken en al op weg was. Het personeel dat uit Tilburg kwam werd nagezonden. Van 5 tot en met 11 november verbleef de Brigade in het gebied rond Kaatsheuvel, met de Verkenningsafdeling te Baardwijk, Gevechtsgroep II te Waalwijk, Gevechtsgroep I tussen Besoyen en Waalwijk en Gevechtsgroep III werd reserve gehouden te Loon op Zand. De batterij artillerie kwam in stelling te Kaatsheuvel, waar ook de brigadestaf zich bevond. De Brigade bevond zich nu tussen de 22ste Pantserbrigade en de 131ste Infanteriebrigade van de 7de Pantserdivisie.
Ondertussen was op 8 november de verovering van Walcheren door de 52ste Lowland Divisie met de 4de Commando Brigade voltooid en kreeg de Irene Brigade bevel om bewakingstaken in Walcheren op zich te gaan nemen onder commando van de 52ste Lowland divisie. Op 11 november vertrok de Brigade na afgelost te zijn door Canadezen en reisde via Tilburg, Rijen, Breda, Rijsbergen, Zundert en Wuustwezel (België) uiteindelijk naar Zeeland.
Zeeland
Irene Brigade in Zeeland 14 november 1944 – 10 april 1945
Voordat de Irene Brigade naar Zeeland werd bevolen was de herovering van Walcheren, Zuid- en Noord-Beveland, Tholen en Zeeuws-Vlaanderen reeds voltooid en werd zij belast met bewakingstaken, zodat de Britse en Canadese troepen die de verovering hadden voltooid grotendeels vrijkwamen voor operaties elders. De beveiliging van het veroverde deel van Zeeland was in handen van het 1ste Candese Leger bestaande uit onder andere de 4de Canadese Pantserdivisie, Poolse Pantserdivisie en 52ste Divisie (later vervangen door Nr 4 Commando Brigade). Later werden zij versterkt met onderdelen van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten, twee Belgische Fuselierbataljons en een nieuw geformeerd Nederlands Bataljon. De Irene Brigade werd hiervoor ook ingeschakeld en ingedeeld bij de 52ste Divisie. Bij haar aankomst op Walcheren trof zij Walcheren voor het grootste gedeelte onder water aan, vanwege de door de geallieerden gebombardeerde dijken.
Op 14 nov. vertrok Gevechtsgroep II naar Walcheren, de Verkenningsafdeling naar Noord-Beveland en op 15 november vertrokken Gevechtsgroepen I en III naar Zuid-Beveland. Op 16 november ging de batterij artillerie naar Arnemuiden en op 17 november de trein- en herstellingsafdeling naar Nieuw Borgvliet (nabij Bergen op Zoom).
De opstelling was nu:
- Verkenningsafdeling op Noord-Beveland onder bevel van de 52. Verkenningsafdeling en die met het gros werd geplaatst te Colijnsplaat, terwijl de 25ste Verkenningsafdeling daarvan westelijk stelling nam. Een drietal verkenningsposten werd langs de kust geplaatst, terwijl 's nachts patrouilles werden uitgezonden.
- Gevechtsgroep II bezette Veere, van waaruit een tirailleurpeloton, een sectie mitrailleurs en de sectie pag. bij de Sloedam werden geplaatst, een infanteriepeloton en de sectie tl. (voor grondverdediging) te Vrouwenpolder.
- Gevechtsgroep I werd te Middelburg gelegerd, maar met de tirailleurspelotons te Vlissingen
- Gevechtsgroep III legerde te Oostkerke (op Zuid-Beveland)
- Batterij artillerie legerde te Arnemuiden in twee rijnaken.
- Brigade stafkwartier werd gevestigd te Goes, de trein- en herstellingsafdeling te Bergen op Zoom. De compagnie aanvullingstroepen te Deurne.
In de loop van de maand november werd de Schelde door de geallieerde marine van mijnen gezuiverd en op 28 november voer het eerste konvooi naar Antwerpen. Vanaf dat tijdstip was Antwerpen de voornaamste aanvoerhaven voor de geallieerden. Schouwen-Duiveland was nog in Duitse handen en ze hadden er alle belang bij de scheepvaart naar Antwerpen te verstoren. Daarom werd er een raid uitgevoerd in de nacht van 24 op 25 november door een groep van 26 Duitsers die zich uiteindelijk door artillerievuur overgaven. Rond de kerstdagen werden diverse kleine Duitse onderzeeboten waargenomen, waarvan enkele vanaf de wal en door vliegtuigen tot zinken gebracht werden. De batterij artillerie werd met grote regelmaat verplaatst om op allerlei plaatsen vuursteun te verlenen voor het beschieten van troepen, schepen, artillerie en op 31 december de haven van Zierikzee.
Gedurende de maanden november en december werden de diverse onderdelen van de Brigade met enige regelmaat verplaatst. Een belangrijke wisseling was het vertrek van de 52ste Lowland Divisie op 27 november, waarbij haar taak werd overgenomen door Nr 4 Commando. Daardoor viel de Irene Brigade onder bevel van Nr 4 Commando Brigade. Halverwege december was de Brigade na alle verplaatsingen als volgt gesitueerd:
- Verkenningsafdeling op Noord-Beveland
- Gevechtsgroep I te Middelburg en Vlissingen
- Gevechtsgroep II op de noordpunt van Walcheren, vanwege een mogelijke Duitse aanval.
- Gevechtsgroep III op Zuid-Beveland, kanaal door Zuid-Beveland en de noordkust.
- Batterij artillerie op Noord-Beveland.
- Brigade stafkwartier gevestigd te Middelburg, de trein- en herstellingsafdeling te Bergen op Zoom.
Bedreiging Noord-Walcheren
Eind december werd er een verhoogde activiteit van de Duitsers waargenomen en daardoor ontstond er de dreiging van een aanval vanaf Schouwen-Duiveland op Walcheren. Dit als latere fase van het Duitse Ardennenoffensief gericht op de herovering van Antwerpen. Als het Ardennenoffensief namelijk geslaagd zou zijn zouden er ook aanvallen vanuit Noord-Brabant over een noord-zuid as worden uitgevoerd en aanvallen vanuit Schouwen op Walcheren. Echter, door het vastlopen en mislukken van het Ardennenoffensief zijn deze aanvallen nooit uitgevoerd. De dreiging die uitging van de samengetrokken Duitse troepen op Schouwen-Duiveland zorgde ervoor dat de Irene Brigade en met name Gevechtsgroep II op de noordpunt van Walcheren versterkt werden en sterke defensieve posities innamen.
Door het bericht dat de Duitsers 4.000 man hadden samengetrokken werden op 28 en 29 december Gevechtsgroep I en het pantserafweergeschut van Gevechtsgroep III en de Verkenningsafdeling verplaatst naar Noord-Walcheren. Op 2 en 3 januari werd uiteindelijk ook Gevechtsgroep III naar Walcheren verplaatst. Een bericht dat de verwachte aanval op 3 januari zou komen bleek niet te kloppen, al werd op 4 januari wel weer een concentratie schepen waargenomen bij Burgsluis. Door het mislukken van het Ardennenoffensief en het hervatten van de geallieerde offensieven werd de dreiging voor een Duitse aanval op Noord-Walcheren uiteindelijk weggenomen en werd op 9 februari Gevechtsgroep II naar Vlissingen verplaatst.
Uitbreiding van de Irene Brigade
Sinds november 1944 is er veel discussie ontstaan over het uitbreiden van de Irene Brigade met de in Zuid-Nederland beschikbare gekomen rekruten of het opzetten van een nieuwe Koninklijke Landmacht, waar de Irene Brigade eventueel de nieuwe kern van zou vormen. Omdat de Irene Brigade operatief onder de XXIste Legergroep viel, kon niets zonder toestemming gebeuren. Uiteindelijk werd besloten om de Gevechtsgroepen van de Irene Brigade uit te breiden met een tirailleurspeloton, dat het totaal per Gevechtsgroep op 4 zou brengen. Een besluit van de regering in februari 1945 had tot gevolg dat de Verkenningsafdeling werd opgeheven en dat de bij de Irene Brigade ingedeelde mariniers zouden worden losgemaakt en weer ingezet voor hun oorspronkelijke doel.
Ook kwam op 11 maart 1945 het I-3 R.I. onder bevel van de Irene Brigade te staan. Dit onderdeel was ontstaan uit het in België opgerichte Wachtbataljon III. Dit onderdeel had in november en december 1944 onder bevel gestaan van 105 AA Brig. en werd door de Engelsen het “Paris Batt” genoemd. Op 18 december 1944 had het de naam I-3 R.I. gekregen en zij was uitgebreid naar 5 compagnieën. Het I-3 R.I. was 10 maart verplaatst naar Walcheren. Zuid-Beveland en Tholen en legerde met de staf in Middelburg, een compagnie te Goes, een compagnie te Vrouwenpolder, een compagnie te Wemeldinge en twee compagnieën op Tholen.
Het vertrek van de mariniers werd gesteld op 1 april en de daarmee verband houdende reorganisatie werd voorbereid. Omdat de Verkenningsafdeling zou worden opgeheven werd haar taak overgenomen door Gevechtsgroep III.
Een heugelijke gebeurtenis was op 15 en 16 maart het bezoek van de koningin aan Walcheren. Zij maakte een tocht door Middelburg en per amfibievaartuig naar Westkapelle en Domburg. Op 19 maart werden 30 man geoefend in de behandeling van de LCT en in de nacht van 24 op 25 maart werd Gevechtsgroep III overgezet naar Noord-Beveland, waar zij de taak van de Verkenningsafdeling overnam. Hierdoor kwam zij onder bevel van Nr 47 Royal Marine Commando. De vertrekkende mariniers verlieten op 1 april de brigade en gingen via Terneuzen naar Schotland.
The Netherlands District
Toen in het najaar van 1944 duidelijk werd dat het westen van Noord-Nederland voorlopig nog niet bevrijd zou worden en daardoor in bijzonder moeilijke omstandigheden zou komen te verkeren, werd besloten tot een hulpverleningsplan. Dit plan kwam tot stand door overleg tussen SHAEF en de Nederlandse regering. Nederland was door SHAEF in drie gebieden verdeeld, namelijk A ten zuiden van de grote rivieren, B ten noorden van de grote rivieren en ten westen van de IJssel en C ten oosten van de IJssel en het IJsselmeer. De uitvoering van het hulpverleningsplan kwam voor rekening van het XXIste Legergroep dat hiertoe een speciaal onderdeel oprichtte met als titel West Holland District, later omgedoopt tot Netherlands District onder bevel van generaal-majoor Galloway. Omdat het 1ste Legerkorps zich niet meer kon bemoeien met de bewaking van het lange rivierfront werden de Irene Brigade en andere bewakingstroepen onder bevel van het Netherlands District geplaatst. De mannen van de Irene Brigade gaven te kennen dat ze graag een actief aandeel in de operaties wilden en uiteindelijk werd deze wens ingewilligd en werd de Brigade naar de omgeving van ‘s-Hertogenbosch gezonden voor een andere taak. De bewakingstaak werd overgenomen door onderdelen van de 1ste Belgische Brigade. De Irene Brigade zou in actie komen aan de Maas bij Hedel en Heusden.
Hedel en Heusden
Hedel en Heusden 10 april - 6 mei 1945
Nadat de Irene Brigade zich had teruggetrokken uit Zeeland en haar taken daar had overgegeven aan de 1ste Belgische Brigade, verplaatste ze zich tussen 10 en 14 april met als bestemming:
- Staf, Gevechtsgroep II en Batterij artillerie naar Vlijmen
- Gevechtsgroep III naar Herpt (nabij Heusden)
- Gevechtsgroep I naar Engelen (tegenover Hedel)
- Trein- en herstellingsafdeling naar Vught.
De Irene Brigade was nu ingedeeld bij de Britse 116de Brigade die het Maasvak van Heerewaarden tot en met Besoyen bezette, met van rechts naar links 30 Bat. Mariniers, Irene Brigade, 28 Bat. Mariniers (afgelost op 26 april door 30th Berkshire Regt.). De Irene Brigade kreeg het vak van de spoorlijn ’s-Hertogenbosch – Hedel tot Heusden.
De vijand had nog slechts zwakke troepen in de Bommelerwaard, voornamelijk in de dorpen aan de Maasoever. ’s Nachts vuurden vijandelijke mitrailleurs op de zuidelijke oever, overdag vonden artilleriebeschietingen plaats. Omdat de geallieerden Oost- en Noord-Nederland al hadden bevrijd en er een staakt-het-vuren met de Duitsers was afgesproken, vonden vanaf 29 april voedseldroppings plaats en zouden de Duitsers verder geen land meer inunderen. Voor dit staakt-het-vuren had de Britse 116de Brigade al opdracht gekregen de Bommelerwaard te bezetten en kwam de Irene Brigade hiervoor in actie.
De indruk bestond dat de Duitsers zich uit de Bommelerwaard hadden teruggetrokken en alleen enkele geïsoleerde posten hadden ingericht. Verder zouden er veel mijnenvelden en boobytraps aanwezig zijn volgens inlichtingen van burgers. Het plan voor de bezetting van de Bommelerwaard was dat 30th Bat. Royal Marines en de Irene Brigade over de Maas een bruggenhoofd moesten veroveren van waaruit een opmars naar Zaltbommel kon worden ondernomen om deze stad te bezetten. Voor artilleriesteun kon de Irene Brigade naast haar eigen batterij ook beschikken over twee batterijen van 90 Fd. Rgt. en een batterij lichte luchtdoelartillerie. De vorming van de bruggenhoofden werd bevolen voor de nacht van 22 op 23 april en het uitbreken uit het bruggenhoofd stond voor de ochtend van 23 april gepland. Voor de oversteek van de Maas kreeg de Brigade de beschikking over een Britse pioniersgroep en 3 LCA’s (Landing Craft Assault).
Verovering van Hedel
In de avond van 22 april werden de infanteriepelotons van Gevechtsgroep I ingescheept en staken om 22.30 uur de rivier over in 2 vaarten. Ze werden op een aanzienlijke afstand van Hedel, tussen Hedel en Ammerzoden, aan land gezet waarna ze eerst in noordelijke richting optrokken om vervolgens Hedel vanaf de ‘achterkant’ te benaderen. Dit gelukte en Hedel werd zonder moeilijkheden bereikt. Vanuit noordwestelijke richting werd het grotendeels in puin geschoten Hedel binnengedrongen waar aan de zuidrand de Duitsers zich zonder slag of stoot overgaven. Aan de oostkant werd een draad geraakt dat een alarmsignaal liet afgaan waardoor daar de Duitsers snel vertrokken. In het oosten kon men mitrailleur- en artillerievuur horen, waardoor men wist dat de oversteek bij Driel ook gaande was.
Snel werden nu de aangewezen steunpunten ingenomen en in staat van verdediging gebracht. Ook hadden pioniers een stuk oever ten westen van het haventje van Hedel verkend en de toegangsweg bruikbaar gemaakt, zodat vanaf hier overgevaren kon worden. Nu Hedel was ingenomen werden versterkingen overgevaren waaronder mortieren en mitrailleurs. In de volgende morgen werden diverse malen vijandelijke troepen waargenomen, die daarop door de artillerie werden beschoten. Om 11.00 uur werd een patrouille uitgezonden naar Kerkdriel en Velddriel, welke al vrij snel onder vuur kwam te liggen vanuit sterke Duitse stellingen en zich weer terugtrokken. Ook werd er om 11.00 uur een tegenaanval door Duitsers ondernomen, welke al dicht tot Hedel was genaderd vanwege slecht zicht door het terrein. De Duitse groep wist door te dringen tot in Hedel en nam daar defensieve posities in. Een tegenaanval van beschikbare versterkingen en reserves zorgde voor een gevecht met bajonet en handgranaten dat uiteindelijk een overgave van de Duitsers tot gevolg had. De brigade had 4 doden en 7 gewonden, terwijl er bij de Duitsers 18 doden en 5 gewonden waren; 9 man werden krijgsgevangen gemaakt.
De Britten die bij Driel een oversteek hadden ondernomen waren in tegenstelling tot de Irene Brigade teruggeslagen, waardoor een snelle bezetting van de Bommelerwaard moest worden uitgesteld. De Irene Brigade kreeg bevel Hedel te behouden en te verdedigen, waarop versterkingen uit Gevechtsgroep II en III werden aangevoerd, waarvoor ook 4 amfibievaartuigen (Buffalo’s) beschikbaar waren gekomen. In de late avond wist een Duitse patrouille na beschoten te zijn door artillerie Hedel binnen te dringen, waarna ze gevangen genomen werden.
De tweede dag was betrekkelijk rustig op enkele schotenwisselingen na. En ook de derde dag waren er enkele schotenwisselingen en werden patrouilles uitgezonden. Tevens werd Hedel nog verder versterkt met troepen van de Irene Brigade door het overzetten van extra eenheden. De vierde dag, 25 april, werd 's ochtends een peloton met weinig oorlogservaring onder vuur genomen, gevolgd door een aanval van een sterke Duitse eenheid, welke door de verdediging heenbrak en bijna de commandopost wist te bereiken. Echter sterk vuur van de 5 en 8 cm mortieren en de artillerie zorgde ervoor dat de Duitsers vastgepind werden. Uiteindelijk werd door een tegenaanval van een peloton van Gevechtsgroep III het gevecht beslist. De Irene Brigade had 3 doden en 18 gewonden te betreuren, terwijl de Duitsers grotere verliezen hadden geleden waaronder 30 krijgsgevangenen.
Terugtrekking uit Hedel
Omdat een snelle verovering van de Bommelerwaard er nu niet meer in zat en het duidelijk was dat de oorlog op een einde liep kreeg de Irene Brigade bevel zich terug te trekken uit Hedel naar de zuidkant van de Maas. In de nacht van 25 op 26 april werden alle troepen onder stevige dekking van artillerie-, mortier- en mitrailleurvuur teruggetrokken zonder verdere incidenten.
De Irene Brigade stond gedurende deze acties onder bevel van de 116de Brigade, welke op 3 mei werd afgelost door de 308ste Infanterie Brigade. Tevens losten de drie Gevechtsgroepen elkaar met enige regelmaat af om telkens een groep rust te gunnen. De oorlog liep duidelijk ten einde, want op 1 en 2 mei kwamen berichten over de dood van Hitler en de val van Berlijn binnen. Uiteindelijk werden op 5 mei om 8.00 uur alle vijandelijkheden in Nederland gestaakt als gevolg van de overgave van alle Duitse legers aan Bernard Montgomery op de avond van 4 mei. Op 5 mei werd om 16.30 uur in Wageningen de overgave van de Duitse troepen in West-Nederland in ontvangst genomen. Op 6 mei vond de feitelijke ondertekening plaats in een verlaten boerderij buiten Wageningen, waarop de oorlog tot een einde was gekomen.
Hierdoor was de veldtocht afgelopen en zou de Irene Brigade nog enkele taken uitvoeren voordat zij ontbonden werd.
Van 6 mei 1945 tot haar ontbinding
Op 6 mei 1945 om 07:30 uur vertrok de Brigade naar Wageningen met de bedoeling te worden doorgezonden naar 's-Gravenhage. In Wageningen werd bevel gegeven om op 8 mei naar 's-Gravenhage te gaan en daar binnen te trekken, dit tot grote vreugde van het personeel. De mensen stonden juichend aan de kant van de weg bij het onthaal. Na de feestelijke intocht bezette de Irene Brigade de paleizen: Gevechtsgroep I Paleis Noordeinde, Gevechtsgroep II Ruygenhoek en Gevechtsgroep III Huis ten Bosch. De staf werd ondergebracht in de door de Duitsers gebouwde Clingendael-kazerne, waar later de Generale Staf zat en toen omgedoopt werd in Juliana-kazerne.Hierna volgen diverse zaken als herdenkingsdiensten, bezoeken van diverse hooggeplaatste personen en op 31 mei een parade in Amsterdam die werd afgenomen door generaal-majoor Forster, commandant van de Canadese 1ste Divisie. Als waardering voor de prestaties van de Irene Brigade werd bij Koninklijk Besluit van 3 juli 145 Nr 28 besloten om het vaandal van de Brigade te versieren met het ordeteken van Ridder vierde klasse der Militaire Willemsorde. Uiteindelijk zou na nog diverse kleine taken de Brigade ontbonden worden waarbij op 13 juli 1945 een afscheidsparade plaatsvond. Hierbij was een groot aantal hoogwaardigheidsbekleders aanwezig.
De brigade werd met Koninklijke Besluit Nr 11 ontbonden:
Wij WILHELMINA bij de gratie Grods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz. Op de voordracht van Onzen Minister van Oorlog van 5 december 1945, Mil. Kab., bur. 2, Nr 405; Gelet op het gestelde in Ons Besluit van 26 augustus 1941, betreffende de naamsverleening aan de Koninklijke Nederlandsche Brigade "Prinses Irene"; Overwegende, de wenschelijkheid voornoemde brigade op te heffen, doch de traditie dezer brigade voor de Koninklijke Landmacht te bewaren;
Hebben goedgevonden en verstaan: te bepalen:
- de Koninklijke Nederlandsche Brigade Prinses Irene is met ingang van 24 december 1945 opgeheven;
- de naam van de brigade zal onder Onze nadere goedkeuring worden gedragen door een infanteriekorps, dat deel uitmaakt van de vredessamenstelling van de Koninklijke Landmacht;
- het vaandel van de Koninklijke Nederlandsche Brigade "Prinses Irene" zal worden ingenomen om te zijner tijd te worden overgedragen aan het onder 2 genoemde korps.
Met de uitvoering van dit besluit, dat zal worden geplaatst in de Staatscourant, is belast Onze Minister van Oorlog
's-Gravenhage, den 13 December 1945. WILHELMINA
De minister van Oorlog, Mr J. MEIJNEN.
Bronnen
- De geschiedenis van de Koninklijke Nederlandse Brigade Prinses Irene, Departement van defensie, Hoofdkwartier van de generale staf, Krijgsgeschiedkundige afdeling, Bewerkt door: generaal-majoor tit. b.d. V.E Nierstrasz, ’s-Gravenhage 1959.
- Ik zou weer zo gek zijn, mannen van de Irene Brigade, Hanny SR Meijer, Amsterdam 1992
Bron digitalisering en Wiki opmaak: Terry van Erp