Post van en aan het thuisfront van Indiëgangers
Oorlogspost
Tijdens de oorlog met Indonesië (1945-1949) moedigde de Nederlandse legerleiding de troepen aan om brieven te schrijven. De legerkampen in Nederlands-Indië hadden een schrijftent, uitgezonderd de tijdelijk uitgezette posten en meerdaagse bivaks. Strategische informatie was uiteraard verboden te vermelden.
Soms werd een enkele brief uit de stapel doorgelicht op inhoud.
In de schrijftenten hing een grote poster met de opschriften: “Overdrijf niet” en “Weet wat je schrijft”.
Schrijven om niet vergeten te worden
Post was een belangrijk middel om tijdens de jarenlange uitzending toch contact te houden met familie en het thuisfront. Minstens eens per week landde een postvliegtuig op de verschillende eilanden waarna de post verder werd gebracht met legervoertuigen. De soldaten lagen verspreid over diverse kazernes en buitenposten en het kon even duren voordat de post daadwerkelijk aankwam. Aanvankelijk was het aantal en gewicht van brieven onbeperkt, later werden er om logistieke redenen grenzen gesteld. Het wel en wee te kunnen volgen van familieleden, collega’s, de thuisfronten betekende voor de soldaten veel. Het gaf een welkome afleiding tijdens hun dagelijkse militaire operaties.
Het lezen van een brief lang en ver weg van huis gaf steun en een goed gevoel van “he ze zijn mij nog niet vergeten”. Van hun kant uit stelden zij hun familie en collega’s graag gerust en was de toon ‘licht en luchtig’ te noemen: het leven was er altijd goed, het weer aangenaam, het eten smaakte net als thuis, de bevolking deed aardig tegen hen en ze hadden het prima naar de zin. Soms vroegen ze om persoonlijke kleinoden als sokken, ondergoed, sigaretten, papier.
De soldaten van mijn vaders bataljon hadden een krantje Rimboe Express. Daarin staken ze de draak met zichzelf en toonden een modelbrief met kant-en-klare tekst op het binnenblad van het verstrekte luchtpostpapier. Ze hoefden alleen nog maar op de stippeltjes een naam in te vullen en bij keuzemogelijkheid (a of b) de niet van toepassing zijnde door te halen. Ze schreven bewust niet over hun angsten en ontberingen om niemand ongerust te maken. Mogelijk keerde dit later zich tegen zichzelf omdat er bij thuiskomst in Nederland weinig aandacht zou zijn voor hun ware belevenissen tijdens die zware tropenjaren.
Slechts hun beste vrienden kregen meer te lezen over de echte strijd, verloren kameraden en omstandigheden.
Allerlei pakketten
Naast brieven stuurden families en verenigingen persoonlijke pakketten vanuit Nederland naar Nederlands-Indië. Die pakketten bestonden uit de meest uiteenlopende zaken: Rookwaren, ondergoed, kousen, pepermunt, lucifers, portemonnee, chocolade. Deze producten komen voor op douane-verklaringen, inclusief de waarde ervan.
Werkgevers stuurden hun uitgezonden werknemers allerlei spullen toe. Zo stuurde een bedrijf met Kerst onder andere kousen van eigen makelij. Andere bedrijven steunden militairen met een algemeen pakket, bijvoorbeeld door producten of een bijdrage te leveren voor het samenstellen van het NIWIN-pakket.
Ook het Rode Kruis zond jaarlijks kerstpakketten.
De waarde van het ontvangen van post volgens een Indië-veteraan:
“Op een ochtend, na een heftige confrontatie met de soldaten van het nationaal Indonesische leger (TNI) en meerdere gesneuvelden aan die zijde, dan komt er post. 25 december 1948, in Blitar. Dat was een mooi begin van onze 1e Kerstdag, ach, je denkt daar op zo’n moment niet aan, maar in de loop van de ochtend werd bij ons de post gebracht en niet te geloven ook nog postpakketten uit Holland.
Ik wil niet overdrijven, maar ik had drie pakketten, één van het Rode Kruis, één van mijn vader en één van de familie J. Sommigen makkers hadden niets van thuis en anderen één pakket plus het Rode Kruispakket want dat kreeg iederéén gelukkig.
Er werd met elkander gedeeld, dat hoort zo.”
Het thuisfront stuurde niet alleen pakketten met goederen en brieven, maar ook grammofoonplaten. Zo steunden ze hun zoons, broers, buurtgenoten en vrienden aan de andere kant van de wereld.
Digitalisering en Wiki opmaak: Terry van Erp