Overdiepse Polder

Uit Wiki Raamsdonks Erfgoed
Overdiepse polder
Vijftien jaar overheidsparticipatie
Door: PETER VAN ROOY
COÖPERATIE NEDERLAND BOVEN WATER

Liever gaat het onze deur voorbij,
maar als het vroeg of laat dan toch moet,

dan snel een besluit en in één keer goed aanpakken.
dan kunnen wij tenminste weer verder.

Bewoners Overdiepse polder in 2001

Woord vooraf

Het is al vaak verteld: de rivierverruiming in de Overdiepse polder is een bijzonder proces. Een bijzonder proces als koploper van het Programma Ruimte voor de Rivier, waarbij we in Nederland voor het eerst op grote schaal weer ruimte aan de rivieren geven. Een bijzonder proces vanwege het samen gaan van hoogwaterbescherming, ruimtelijke kwaliteit en agrarische doelen (met de daar- bij behorende terpen). En bijzonder bovenal door de eendrachtige samenwerking van overheden en de bewoners en ondernemers in de polder.

We leven in een tijd van grote en ingrijpende veranderingen. Een tijd waarin zelfs veranderingen veranderen. Het proces voor de Overdiepse Polder is er een exponent van. Het is een markering van nieuwe verhoudingen tussen overheden en samenleving. Rijk en provincie namen hun verantwoordelijkheid voor waterveiligheid, de bewoners namen verantwoordelijkheid voor hun eigen toekomst en provincie, waterschap en gemeenten begeleidden het proces naar oplevering van de uitvoering eind 2015. Bezorgde bewoners speelden een hoofdrol. Ging het om gebiedsontwikkeling en burgerparticipatie ‘avant la lettre’ of daadwerkelijk om overheidsparticipatie zoals de auteur met de titel suggereert? Feit is dat bewoners én overheden gezamenlijk optrokken om van dit bijzondere proces een groot succes te maken.

In fysieke zin illustreert de Overdiepse polder een trendbreuk in het denken over water. Eeuwenlang gold als reflex op hoogwater het aanleggen van nog hogere dijken. Een concept dat op enig moment eindig is. In Brabant is een beproefd Fries concept heruitgevonden.
Agrarische gebouwen staan er op terpen, koeien kunnen grazen op uitgestrekte weilanden en met een frequentie van naar verwachting eens per vijfentwintig jaar is een tijdelijk teveel aan water op de Maas te gast in de polder. Ruim daarvoor zijn de koeien in de stallen op de terpen gedreven en na de hoogwaterpiek wordt het water op de weilanden weer op de rivier uitgelaten. De eenvoud van het concept maakt het zó krachtig, dat menig buitenlands bestuurder en waterdeskundige - zich oriënterend op het anticiperen op klimaatverandering - een bezoek bracht aan de polder.

Ook in landbouwkundige zin is het breed maatschappelijk verlangen naar duurzame ontwikkeling gestalte gegeven. Dat ging - onvermijdelijk - gepaard met lastige discussies met ‘wijkers’ en ‘blijvers’. Maar het resultaat mag gezien worden! Als de weersomstandigheden het toelaten, grazen de koeien in de weilanden. De stallen zijn ruim van opzet met aandacht voor dierenwelzijn. Er komt voldoende daglicht binnen, isolatie zorgt voor een optimaal binnenklimaat, de lucht is fris en de ligboxen zijn comfortabel. De bedrijven voldoen aan de hoogste milieu-eisen. Aan de kant van het Oude Maasje is een ecologische verbinding gecreëerd. In de traditie van de landbouw nemen agrariërs een deel van het beheer ervan op zich. Landbouw en natuur gaan zo weer samen. Ook voor recreatief medegebruik van het open groene land is plaats. Fietsers kunnen een rondje polder doen en wandelaars kunnen letterlijk de polder in over de Dussensche Gantel, een voetpad van dijk tot dijk.

Het proces voor de toekomst van de Overdiepse polder is een treffend voorbeeld voor andere gebiedsontwikkelingen. Een proces met als rode draad de wil er samen uit te komen, hoe diep het tijdelijke dal soms ook was. Gestoeld op waarden en een bewijs dat de weg vooruit, niet de weg terug is. Een proces dat in 2000 begon met de uitnodiging van een Brabantse gedeputeerde aan de bewoners om hun ideeën en wensen op papier te zetten. Aan het begin van het gezamenlijke avontuur is tussen bewoners en overheden afgesproken dat er onafhankelijk verslag zou worden gedaan in de vorm van een boek voor, door en over de polder. De auteur van dit boek is gedurende het proces actief betrokken geweest als intermediair tussen bewoners en overheden en heeft het vertrouwen en de vrijheid gekregen vanuit zijn ervaringen verslag te doen. Het boek Overdiepse polder is weliswaar een bestuurskundig relaas, maar leest als een jongensboek voor gevorderden. Met tal van bekende en minder bekende personen. Pijnlijke momenten zijn wel benoemd, maar altijd in een context van leren voor vakmanschap. Zo klinkt ‘het Overdiep’ ongetwijfeld door in toekomstige overheidsparticipaties.

Wim van de Donk
Commissaris van de Koning in Noord-Brabant

Preambule

Overheidsparticipatie

In Nederland hebben velen weleens gehoord van de Overdiepse polder. Als bijzondere landinrichting, als ruimte voor de Maas of als terpen in Brabant. Weinigen weten dat deze gebiedsontwikkeling ook in bestuurskundig opzicht zeer bijzonder is. Het is een koploper van overheidsparticipatie, met ruim baan voor net- werksturing en het nemen van verantwoordelijkheid. Neigingen tot hiërarchische sturing en vrijblijvendheid hebben het hier (uiteindelijk) bij afgelegd. Ambtenaren hadden direct contact met hun bestuurders. Alle overheidslagen waren onderling verbonden. Volksvertegenwoordigers (Tweede Kamer, Provinciale Staten, Gemeenteraden, Waterschapsbestuur) namen het eerste woord en lieten het laatste woord aan het proces. Bewoners hadden positie in overlegstructuren. Leiderschap werd gedeeld met oog op de beste persoon op het moment. Functionarissen met formele posities heb- ben bijgedragen als mensen in een rol die van betekenis kan zijn. Moedig opereren en grenzen verleggen zijn als estafettestokjes overgedragen door Habiforum (voorverkenning en eerste deel verkenning) aan Provincie Noord-Brabant (tweede deel verkenning en planuitwerking) en door de provincie aan Waterschap Brabantse Delta (realisatie). Zelfredzame en zelforganiserende bewoners en ondernemers hebben verantwoordelijkheid genomen voor hun eigen toekomst en die van de samenleving. Niet met de kont tegen de krib maar een dreiging ombuigen naar een kans. Hiervoor hebben de bewoners diverse prijzen in de wacht gesleept: in 2005 van de ZLTO, in 2008 van de Duitse Rheinkollegs (Internationale Rheinland-Pfalz Preis) en in 2012 van de Unie van Waterschappen. De twee voormannen Sjaak Broekmans en Nol Hooijmaijers zijn op 1 december 2010 koninklijk onderscheiden tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau, onder meer voor hun grote verdiensten voor deze gebiedsontwikkeling.

Inrichtingskosten

Dijkgraaf Joseph Vos feliciteert Mark en Anita Broekmans met oplevering van hun boerderij, augustus 2012.

Kritiekpunten op het proces raken steevast de publieke kosten en de tijdsduur. Wat betreft publieke kosten heeft de herinrichting van 550 hectares de samenleving bij oplevering een slordige tachtig miljoen euro gekost (zie specificatie) exclusief mensjaren door overheden. Per hectare is dat aanzienlijk, maar het effect van het aftoppen van een hoogwaterpiek op de Maas reikt vooral bovenstrooms verder. In samenhang met andere riviermaatregelen kan een stad als ’s-Hertogenbosch er droog door blijven. Dat het niet gaat om een theoretische kansberekening is ook de afgelopen jaren gebleken. In januari 2015 was er opnieuw een hoogwatergolf, waarbij de maximale waterstand in de Bergsche Maas richting het overstromingspeil van NAP +2.50 m dreigde te gaan. In dit licht is het een publieke investering om de kans op een overstromingschade van vele miljarden substantieel te verkleinen. Beter nu investeren en een watersnoodramp voorkomen, dan wachten op herhaling van 1916 (bezwijken Zuiderzeedijk) of 1953 (bezwijken Zeeuwse, Zuid-Hollandse en Brabantse dijken) om na herstel van de schade alsnog fors te moeten investeren in waterveiligheid. Met recht gaat het bij deze gebiedsontwikkeling dus om inzet van belastinggeld. Verevening vanuit vastgoed, infrastructuur, energie of welke andere wezenlijke economische drager ook, is hier niet aan de orde.

Naast een investering in waterveiligheid is de Overdiepse polder ook een visitekaartje van het Nederlands jongleurschap met water. Vanaf het begin tot aan de oplevering is het aantal bezoekers uit alle hoeken en gaten van de wereld toegenomen. Niet alleen terp- toeristen (gemiddeld minstens één excursie per week) maar ook internationale beslissers van investeringen in waterveiligheid van andere delta’s. Wetende dat tachtig procent van de wereldbevolking binnen honderd kilometer van een oceaan, zee, rivier of groot meer woont, gaat het om investeringen van vele miljarden per jaar. De Overdiepse polder is bij uitstek een plek waar we kunnen laten zien wat we bedoelen met slim omgaan met water. Het bevordert de export van Nederlandse kennis en kunde op het gebied van water in de meest brede zin. Waterschap Brabantse Delta verstaat het gastheerschap en levert zo een wezenlijke bijdrage aan de doelen van de Topsector Water.

Omgevingswet

Wat betreft tijdsduur is vijftien jaar, een halve generatie, inderdaad fors. Het innovatieve karakter van het proces was weliswaar

noodzakelijk maar deed het schuren met geldende procedures. Anno 2015 zijn we, althans in ons denken, zover dat we procedures aanpassen aan wat goed is voor een volhoudbare toekomst, maar in 2000 waren procedures nog boven elke twijfel verheven. Overheden bepaalden en het Rijk was oppermachtig. In de halve generatie is het beeld gekanteld en zijn overheden op zoek naar een rol die enerzijds recht doet aan hun verantwoordelijkheden en anderzijds aan ontwikkelingen in de samenleving. In lijn met deze zoektocht werkt het Rijk aan een Omgevingswet, ter vervanging van talloze nog geldende sectorale wetten en regels. Vooruitlopend op die wet, werken Rijk en provincies parallel en van elkaar lerend aan omgevingsvisies. Het is een avontuur, een trektocht, een laboratorium voor nieuwe modaliteiten van democratie. De gebiedsontwikkeling Overdiepse polder vormt een schatkamer. Als het proces voor de Omgevingswet inclusief implementatie van de wetgeving slaagt, kan in toekomstig vergelijkbare gebiedsontwikkelingen vijftien jaar worden teruggebracht tot de helft. De proceskosten en de benodigde mentale energie van bewoners en ondernemers zullen daardoor naar verwachting ook afnemen.

Felicitatie aan bewonersvereniging

Namens het bestuur van Waterschap Brabantse Delta feliciteer

ik u van harte met het winnen van de Waterinnovatieprijs 2012. De Unie van Waterschappen reikte deze landelijke prijs dit jaar voor het eerst uit voor vernieuwende waterinitiatieven. Vorige week woensdag werd tijdens de prijsuitreiking in de Rode Hoed in Amsterdam bekend dat het terpenplan uit drie nominaties winnaar is geworden in de categorie Belangenorganisatie en Particuliere Initiatieven. Deze prijs komt alle (oud)inwoners van de Overdiepse polder toe. Wat een geweldige prestatie!

Een jury beoordeelde de inschrijvingen op onder andere innovativiteit, uitvoerbaarheid en de mogelijkheid om het elders toe te passen. Belangenorganisatie Overdiepse polder heeft het terpenplan ingediend. De jury roemde jullie plan vooral vanwege de persoonlijke betrokkenheid bij het project. Een prachtig voorbeeld van burgerparticipatie. Als dijkgraaf ben ik daar uiteraard ontzettend trots op. U hebt samen de Overdiepse polder op een fantastische manier op de kaart gezet.

Dat verdient respect, maar vraagt ook offers. Vijf jaar lang wonen en werken in een bouwput. Afscheid nemen van buren en een vertrouwd huis vol herinneringen. Spanningen en emoties. De veranderingen die jullie en de polder ondergaan zijn niet gemakkelijk. Tegelijkertijd zien we prachtige boerderijen en stallen ontstaan, zowel binnen als buiten de polder, en opbloeiende perspectieven voor de toekomst. Daarin zit de sleutel tot jullie succes. Samen met de overheden heeft u zich sterk gemaakt om dit vernieuwende waterproject rond te krijgen en uit te voeren. En u hebt op niet mis te verstane wijze laten zien hoeveel invloed we als belangenorganisatie of als particulier kunnen hebben op onze woonomgeving in relatie tot landschap en milieu. Daarmee zijn jullie een voorbeeld en een grote inspiratiebron. Ik kan dan ook niets anders zeggen dan: terecht dat jullie deze prijs gewonnen hebben!

Joseph Vos, dijkgraaf Waterschap Brabantse Delta, december 2012.

Inleiding

Piekberging

Op 29 februari 2000 lanceerde toenmalig staatssecretaris Monique de Vries in Slot Loevestein haar voornemen om gebieden zoals de Overdiepse polder in te zetten voor waterberging, om zo bovenstroomse steden ook bij hoogwaterpieken droog te houden.
Het was die dag een onderwerp in het journaal op televisie en daarmee wereldkundig. De aanleiding lag in de overstromingen van Maas en Rijn in 1993 en 1995. In steden als Koblenz en Roermond stonden wegen en woonwijken blank. In het oosten van Nederland zijn toen uit vrees voor dijkdoorbraken een kwart miljoen mensen geëvacueerd. De schade door de wateroverlast en de dreiging van een watersnoodramp beloopt in de miljarden. Waar de waterwolf uit het westen werd gevreesd, zijn we overvallen vanuit het oosten.
Als reactie zijn rond de millenniumwisseling diverse onderzoekstrajecten gestart, variërend van onderzoek door het Rathenau Instituut in opdracht van de Tweede Kamer tot Waterbeleid 21ste eeuw in opdracht van het voormalige Ministerie van Verkeer en Waterstaat.
De centrale vraag was of we zijn gesteld om de gevolgen van klimaatverandering te kunnen opvangen. Gemiddeld genomen was het antwoord ontkennend. Als metafoor uitgedrukt waren beslist niet alle bumpers op orde (waterkeringen), waren de veiligheidsgordels ontoereikend (buffercapaciteit) en was er behoefte aan airbags om calamiteiten net voor te zijn (aanvankelijk noodoverloopgebieden en later retentiegebieden). Ruimte voor water was het parool.
Het teruggeven van de Overdiepse polder, als ruimte voor het Maassysteem, paste daarin.

Terpenplan

Rijkswaterstaat organiseerde een informatiebijeenkomst voor bewoners en gebruikers van gebieden zoals de Overdiepse polder. Wim Bink, Sjaak Broekmans, Nol Hooijmaijers en Gerard Vos gingen er gespannen heen. Toch niet weer onrust in de polder, die pas in de jaren zeventig in gebruik is genomen door een kleine twintig gezinnen die er wonen en werken? Sjaak Broekmans werd aangewezen als woordvoerder en vertegenwoordiger van de bewoners van de polder. Tijdens de bijeenkomst klonk het voornemen van het Rijk overtuigend en daardoor als een serieuze dreiging. De polder zou weer overloopgebied moeten worden, net als voor 1975 toen er nog geen bedrijfspanden in de polder stonden. Het viertal heeft overwogen de beste juristen en advocaten in te huren om het voor- nemen van tafel te krijgen. Zij besloten toenmalig gedeputeerde Jan Boelhouwer, een man die met regelmaat een rondje polder fietste, uit te nodigen voor een gesprek. Na een emotioneel samenzijn vroeg de gedeputeerde in het kort op te schrijven waaraan overheden moeten voldoen om de polder toch te kunnen gebruiken als waterberging. Deze uitnodiging is opgepakt. Samen met Bart van Leerdam van de Zuidelijke Land- en Tuinbouw Organisatie (ZLTO) is het rapport ‘Overdiep retentiepolder?’ geschreven. Daarin het idee om circa acht bedrijven te verplaatsen naar andere gebieden en de overblijvende bedrijven te vestigen aan een nieuwe dijk langs het Oude Maasje. Uit een anonieme enquête onder de bewoners bleek dat in een dergelijke situatie zes gezinnen wilden blijven, zes wilden wijken en zes twijfelden. De dreiging was zo ook een kans voor de ondernemers om met hun bedrijven een kwaliteitsslag te maken.

Bezinningsgroep Water

In het licht van de maatschappelijke urgentie van adequaat waterbeheer in een delta, aan de vooravond van een eeuw met mogelijk grote klimaatveranderingen, is begin 1999 op initiatief van Jaap Jelle Feenstra (toen parlementariër), Leen de Jong (toen Wereld Natuur Fonds), Pier Vellinga (toen Vrije Universiteit) en Hans van der Vlist (toen dijkgraaf van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier) een Bezinningsgroep Water opgericht. Dit in navolging van een eerdere Bezinningsgroep Energie, die als buitenboordmotor meerwaarde ten opzichte van bestaande instituties bleek te hebben. Vanuit een secretariaat, bekostigd door het Wereld Natuur Fonds op voorwaarde van later overnemen van dit stokje door een andere organisatie, zijn circa dertig personen uit kringen van wetenschap, instituties, bestuur en politiek benaderd en toegetreden tot het informele netwerk. De eerste bijeenkomst werd gehouden op 22 april 1999 in Utrecht. Roel Slootweg was secretaris en deed het voorstel om Neelie Kroes te vragen als voorzitter van het bonte gezelschap. Hans van der Vlist heeft contact met haar gelegd en zij stemde in op voorwaarde van tastbare resultaten.

Tijdens de zesde bijeenkomst, op 6 september 2000, hebben Peter van Rooy en Lydia Sterrenberg (toen Rathenau Instituut) voor de Bezinningsgroep de resultaten van onderzoek door het Rathenau Instituut gepresenteerd.

Centrale boodschap was: omdenken over water is noodzakelijk om het waterbeheer betaalbaar te houden en voor cultuurverandering zijn goede voorbeelden nodig. De auteur van dit boek was extern projectleider van het politieke wateronderzoek door het Rathenau Instituut en tevens associé binnen Habiforum, een publiekprivaat bekostigd innovatieprogramma voor meervoudig ruimtegebruik.

Neelie Kroes was onder de indruk van de presentatie en wees op het belang van concrete praktijkvoorbeelden van integraal en interactief werken. Roel Slootweg vroeg Jan Boelhouwer om tijdens de zevende bijeenkomst, op 12 december 2000, iets te vertellen over het bewonersinitiatief in de Overdiepse polder. Het bleek naadloos aan te sluiten bij de ambities van de groep. Neelie Kroes nodigde Monique de Vries uit voor de achtste bijeenkomst, op 12 maart 2001. Toen is vanuit Habiforum het voorstel van spiegelprojecten (lees: spiegelprocessen) gepresenteerd: om te beginnen één voor het hoofdwatersysteem (Overdiepse polder) en één voor het regionale watersysteem (Horstermeerpolder). Het motto luidde: Het beleid is goed, de boodschap is helder, de omslag in denken is ingezet, maar nu de praktijk nog. Op 21 mei 2001 is het projectvoorstel voor de Overdiepse polder in aanwezigheid van Neelie Kroes aan- geboden aan de staatssecretaris. Zij omarmde het spiegelproject in het licht van het door haar gewenste communicatieoffensief over anders omgaan met water. ‘Dit project mag niet afhankelijk worden gesteld van nog te voeren politieke discussie over waterbeleid. Waar mogelijk moeten procedures versneld worden doorgevoerd.’ Aldus Monique de Vries. Habiforum was uitvoerende organisatie van waaruit de helft van de proceskosten zou worden betaald. De andere helft zou van het departement komen. Peter van Rooy werd vanuit Habiforum verantwoordelijk voor alle spiegelprojecten en Roel Slootweg werd vooralsnog vanuit de Bezinningsgroep projectleider voor de Overdiepse polder.

Spiegelproject

Gedeputeerde Lambert Verheijen neemt resultaat van spiegelproject in ontvangst, oktober 2003.

Habiforum was een innovatieprogramma van en voor overheden en marktpartijen, een zogeheten ICES-KIS-programma voor de helft bekostigd door wat later het Ministerie van Infrastructuur en Milieu zou gaan heten en voor de andere helft vanuit cofinancie- ring door de vragende partij. Grenzen verleggen door te handelen was een uitgangspunt. Concreet: bakens zo ver verzetten dat het voorstel nog net inpasbaar is binnen organisaties, laten zien dat het werkt en dat het ook meerwaarde heeft, continu reflecteren op het proces in relatie tot de inhoud en de procedures, scherp optekenen van patronen en in een volgende praktijk uitvindingen toepassen. Toevoeging van het woord ‘spiegel’ aan project, was in deze zin bedoeld. Voor de latere spiegeldagen, grote nationale bijeenkomsten, geldt hetzelfde.

Vanuit Habiforum is NederLandBovenWater geboren, een innovatieprogramma voor gebiedsontwikkeling. In totaal is in meer of mindere mate gewerkt binnen minstens honderd praktijken. De Overdiepse polder is in vergelijking met andere praktijken intensief begeleid. Ab van Luin, programma-ontwikkelaar en adjunct-directeur van Habiforum, heeft het initiatief van meet af actief gesteund en heeft diverse parallelle leerprocessen geïnitieerd en begeleid. Waargenomen patronen en gedane uitvindingen, zijn beschreven in talloze publicaties. Een belangrijke uitvinding is het opwerken binnen processen met de 8P’s: personen, principes, panorama, programma, pakketten, projecten, producten en personen. Een toelichting volgt. Essentieel is het inzicht dat een proces, zeker in een dynamische en maar gedeeltelijk maakbare omgeving, fundamenteel verschilt van een project met een helder te markeren begin en einde. Een proces laat zich niet vangen in strakke opeenvolgende fasen alsof het een project is. De 8P’s zijn als acht ballen van een jongleur, die alle in de lucht parallel aandacht krijgen en toch in een zekere volgorde verkeren. De bewustwording van deze uitvinding dateert van 2010, maar is in feite gedaan tijdens het proces voor de Overdiepse polder. Avant-la-lettre is hier gewerkt met de 8P’s, die inmiddels doorklinken binnen provinciale omgevingsvisies en het implementatietraject van de Omgevingswet. De Overdiepse polder is dus niet alleen een wereldlaboratorium voor het omgaan met water, in het bijzonder voor het programma Ruimte voor de Rivier, maar ook voor het omgaan met complexe ruimtelijke processen in bestuurlijk-organisatorisch opzicht.

8P's

Ieder proces begint met Personen als initiatiefnemers. Het kan gaan om ambtenaren of bestuurders van overheden, politici, medewerkers of directieleden van bedrijven, maatschappelijke organisaties of particulieren. Voor de Overdiepse polder gaat het om particulieren: bewoners en ondernemers van de polder.

De hoofdrolspelers doen er goed aan met elkaar vrij snel het gesprek aan te gaan over te hanteren Principes tijdens het gezamenlijke avontuur. Het gaat om gedeelde waarden, waar ook aan wordt herinnerd op momenten dat het proces stroef verloopt. Met principes kunnen gemene verschilpunten in een gezamenlijke context worden geplaatst en zo overbrugbaar worden.

De effectiviteit van een proces gaat met sprongen vooruit met een gedeeld Panorama, een stip op de horizon, een beeld van een resultaat. Het is geen blauwdruk, geen georganiseerde reis waar alles van tevoren vastligt. Wel een vlekkenplan, een richting voor een trektocht waarbinnen ruimte bestaat voor voortschrijdend inzicht.

Op basis van het initiatief, de principes en het panorama tekent zich een Programma af. Een ontwerp in tijd en ruimte op hoofdlijnen. Wat is wanneer en waar nodig en met wie om in de buurt van het panorama te komen. Voor de Overdiepse polder is zowel op de schaal van de polder sprake van een programma als op de schaal van Ruimte voor de Rivier, waar de praktijk gaandeweg is ingepast.

Een programma is onder te verdelen in Pakketten, eigenlijk deelprogramma’s. Zo was voor de Overdiepse polder enige tijd sprake van een verschil in tempo tussen west en oost. Ook zijn pakketten ontwikkeld voor de blijvers, de wijkers en de twijfelaars.

Uit het programma en de pakketten zijn Projecten af te leiden. In tegenstelling tot een proces is een project een strak af te bakenen eenheid in tijd en/of ruimte met een helder begin- en eindpunt. Niet zelden worden ‘project’ en ‘proces’ als synoniemen gebruikt, terwijl de betekenissen fundamenteel van elkaar verschillen.

Projecten genereren Producten, bijvoorbeeld in de vorm van terpen en nieuwe gebouwen voor wonen en werken.

Uiteindelijk draait het om Personen als gebruikers. In een proces gericht op verduurzaming gaan zowel zij er op vooruit als de samenleving als geheel. In het geval van de Overdiepse polder hebben de blijvers en de wijkers met hun bedrijven een spectaculaire kwaliteitsslag gemaakt. Voor de samenleving verhoogt het de waterveiligheid van een hele regio langs de Maas tot aan ’s-Hertogenbosch, is de polder nog decennia goed voor hoogwaardige melkproductie en is de nieuwe boerderijstraat ook aantrekkelijk voor recreatief medegebruik.

Leeswijzer

De inhoud van dit boek over de Overdiepse polder in de 21ste eeuw tot nu, volgt de lijn van de 8P’s (zie voor nadere toelichting Cahier Meerwaardecreatie, NederLandBovenWater). Hoewel er al veel over het bijzondere proces is opgetekend in eerdere publicaties, is dit boekje zo veel mogelijk complementair. De auteur heeft de duur van vrijwel het hele proces in de keuken gekeken en van daaruit mogen handelen, niet zelden op het scherpst van de snede.
Het eindresultaat in de polder mag een eclatant succes heten, het proces kende ook scherpe kanten. Omdat het geen sprookje is, zijn die niet onder de mat geveegd. Wel zijn ze vanuit lerend perspectief beschreven, opdat in de toekomst nog slimmer, sneller en slanker tot een werelds resultaat kan worden gekomen. Vragen over de juistheid van veronderstelde feiten en/of delen van het manuscript, zijn ter beantwoording respectievelijk verificatie voor gelegd aan Sjaak Broekmans (voorzitter Vereniging Belangengroep Overdiepse polder 2000-2010), Hans Brouwer (Rijkswaterstaat Ruimte voor de Rivier 2000-2015), Simon Hofstra (projectleider vanuit Waterschap Brabantse Delta 2013-2015), Nol Hooijmaijers (voorzitter Vereniging Belangengroep Overdiepse polder 2010-2015), Will Hooijmaijers (echtgenoot van Nol), Ab van Luin (adjunct-directeur Habiforum), René Peusens (projectleider vanuit Provincie Noord-Brabant 2006-2010), Roel Slootweg (secretaris Bezinningsgroep Water) en Jaap Sonnevijlle (projectsecretaris/projectleider vanuit Provincie Noord-Brabant 2002-2015). De auteur dankt hen voor de adequate reacties.

Interview door Rico Gagliano voor Amerikaanse radiozender, juni 2007.
Informatiebijeenkomst voor bewoners.
Ben van den Reek, René Peusens en Jaap Sonnevijlle bij start planuitwerking, juni 2006
Minister Johan Remkes tijdens werkbezoek, juni 2006.

29 februari 2000, de dag die niet bestond
Volgens de Gregoriaanse tijdrekening moesten schrikkeljaren vervallen bij een eeuwwisseling. Met de komst van de atoomklok werd omstreeks 1980 pas duidelijk dat dat niet klopte. En aldus kwam 29 februari 2000 alsnog op de kalender. De dag werd beter bekend als de dag waarop de plannen gepresenteerd werden voor Ruimte voor de Rivier. In Slot Loevestein, of all places. De Overdiepse polder zou worden prijs gegeven aan het water. Een week later ontving ik in Raamsdonk als Brabants gedeputeerde de inwoners van de polder. Met tranen in de ogen vertelden ze dat ze wisten wat hun lot was. Ze vroegen of ik ze een kans wilde geven: hun boerderijen herbouwen op terpen.
En daarmee was op 7 maart 2000 het plan voor de Overdiepse polder geboren: een succes dat inmiddels vele vaders kent. Maar het zijn de bewoners aan wie alle eer toekomt, toen, nu en in de toekomst!


Jan Boelhouwer, voormalig gedeputeerde, 27 april 2015.

Over eigen schaduw heen stappen
Het initiatief van de bewoners creëerde een zodanige setting en dynamiek, dat dit bijna als vanzelf een soort selectiecriterium vormde voor mensen die verder konden denken dan hun eigen belangen. Continu is sprake geweest van een groep betrokkenen met de drang naar voren. Het mooie is dat die mensen echt overal te vinden waren. Bij de bewoners, de gemeenten, het waterschap, het Rijk, de provincie, de adviesbureaus, de aannemerscombinatie. Het resultaat is er ook naar: oplevering binnen de geplande tijd, binnen het budget, waterveiligheid met ruimtelijke kwaliteit en een geweldig agrarisch potentieel. Hier is over eigen schaduwen heen gestapt.

René Peusens, projectleider 2006-2010, 10 april 2015.

Bakermat voor burgerparticipatie
Het woord burgerparticipatie klinkt ons tegenwoordig vertrouwd in de oren. We gaan inwoners en agrariërs steeds meer zien als serieuze waterpartners. Zo’n besef is er niet van de ene op de andere dag; dat groeit. De Overdiepse polder en de inwoners van het gebied hebben daar een heel belangrijke rol in gespeeld. Het proces inspireerde ons om op een nieuwe manier te werken en samen te werken met inwoners. Dat vraagt om lef, respect en vertrouwen. Zo is de Overdiepse polder een leidraad geworden voor volgende processen. Het is prachtig dat er nu – nét na de verkiezingen - een nieuw bestuursakkoord ligt waarmee we vol inzetten op participatie. Inspiratie ligt voor het oprapen. Inwoners willen niet alleen meedénken over de ontwikkeling van hun gebied, maar ook zelf de handen uit de mouwen steken. Het waterschap heeft belangrijke doelstellingen en verantwoordelijkheden op het gebied van waterveiligheid.
We sturen toenemend op doelen en geven ruimte aan andere initiatiefnemers. Zo’n gedeelde verantwoordelijkheid slaat aan.
Het draagvlak groeit. Je kunt zeggen dat de Overdiepse polder de bakermat is voor burgerparticipatie in ons mooie NoordBrabant.


Carla Moonen, dijkgraaf Waterschap Brabantse Delta, 11 mei 2015.

1. Personen als initiatiefnemers

Initiatief

Veel diensten vinden hun oorsprong in het particuliere initiatief. Of het nou gaat om cultuurinstellingen, drinkwaterbedrijven, droogmakerijen, energiebedrijven, natuurmonumenten, spoorwegen, vuilophaaldiensten, waterschappen, woningcorporaties of zorgcentra, het zijn individuen die op grond van urgenties initiatief hebben genomen. Met het voornemen van het Rijk om de polder in te zetten voor ruimte voor de Maas was de urgentie gecreëerd om voor de toekomst van de polder tot een particulier initiatief te komen. Wim Bink, Sjaak Broekmans, Nol Hooijmaijers en Gerard Vos sloegen onder een kastanjeboom de handen ineen, besloten de Vereniging Belangengroep Overdiepse polder op te richten en waren zo vertegenwoordigers van de kleine honderd bewoners van de polder. Veelzeggend was hun uitspraak: ‘We zijn banger voor de overheid dan voor het water’. Er werden bijeenkomsten georganiseerd en met ondersteuning door de ZLTO is het terpenplan ontstaan. Het plan is een combinatie van technische en ruimtelijke ingrepen inclusief perspectieven voor alle bewoners. Het gaat om het verhogen van de waterkering ten noorden van het Oude Maasje tot het niveau van een rivierdijk. Het verplaatsen van woningen en bedrijven van blijvers naar circa acht aan te leggen terpen aan de nieuwe rivierdijk. Het realiseren van een constructie voor het in laten stromen van water en wateruitlaat in de dijk ten zuiden van de Bergsche Maas, waardoor de polder bij extreem hoog water dienst kan doen als verbreding van de Maas. Het afgraven van een voormalig gronddepot in de westpunt van de polder, waarvan het materiaal mogelijk te gebruiken is voor aanleg van de terpen. Het aanpassen van de waterhuishoudkundige infrastructuur, waaronder het vernieuwen van het poldergemaal. De nieuwe inrichting combineert wonen, werken en water en gaat uit van een frequentie van eens in de vijfentwintig jaar meestromen met de Maas.

Ontkenning

Het terpenplan werd aangeboden aan Jan Boelhouwer, toen gedeputeerde van Noord-Brabant. Hij bracht het onder aandacht van de informele Bezinningsgroep Water onder leiding van Neelie Kroes. Tegelijkertijd werd mede door zijn provincie gewerkt aan het plan om in het winterbed van de Bergsche Maas twee nevengeulen te graven. Dit ter compensatie van het verlies aan waterbergend vermogen door de bouw van een keersluis in het Heusdensch Kanaal. Eén van de nevengeulen was geprojecteerd op de Overdiepse uiter- waard, dwars door de percelen. Kosten van aanleg van de neven- geulen waren geraamd op elf miljoen euro. Vrijwel parallel in de tijd werkte Rijkswaterstaat aan een zogeheten blokkendoos, ter voorbe- reiding van wat later het programma Ruimte voor de Rivier is gaan heten. Voor het gebied ter hoogte van de Bergsche Maas zijn bijna twintig mogelijke maatregelen doorgerekend op waterstandseffect (verlaging van de waterstand) en kosteneffectiviteit. Het terpenplan was een initiatief van bewoners en werd aanvankelijk ontkend door medewerkers van Rijkswaterstaat. Het paste niet in hun systeem; de kaders waren nog onvoldoende ontwikkeld. Het was een ruimtelijk- maatschappelijke benadering van waterveiligheid, die ondanks alle mooie intenties in abstracte nota’s daarover, schuurde met het technische ingenieursdenken in die tijd. En het was onmiskenbaar ‘een plan van Brabantse boeren die geen waterdeskundigen zijn en wellicht een slaatje willen slaan uit de opgave van het Rijk’, aldus een medewerker van Rijkswaterstaat.

IJsbreker

Inmiddels was Habiforum verbonden aan het initiatief van de bewoners. Alles nog op kosten van uitsluitend Habiforum, omdat de toezegging door de staatssecretaris om de helft van de proceskosten voor haar rekening te nemen door haar departementale hofhouding niet serieus werd genomen. Het heeft meer dan een jaar aandringen en een interventie door Neelie Kroes vereist om de ambtelijke daad bij het bestuurlijke woord te voegen. Vanuit de Bezinningsgroep Water was Roel Slootweg de ijsbreker richting Rijkswaterstaat.
Hij heeft onorthodoxe wegen bewandeld om het terpenplan op formele agenda’s te krijgen. Ook Neelie Kroes heeft haar nek ver boven het maaiveld uitgestoken (zie ook Appendix). Zij irriteerde zich aan de traagheid van haar voormalige Ministerie van Verkeer en Waterstaat en Rijkswaterstaat en streefde er naar de oorzaken open en bloot op tafel te leggen. Tijdens de nationale conferentie Hoogwater Verbindt trad zij op als spreker: ‘Zelfs op kleine schaal is het vrijwel onmogelijk om het momentum vast te houden en snel tot uitvoering van een project te komen. De Overdiepse polder in Brabant biedt een prachtige kans als voorbeeld om met draagvlak extra ruimte te maken voor de rivier. Een schot voor open doel. Maar ook hier wordt de snelheid uit dit kansrijke project gehaald, omdat de regionale bestuurders moeten wachten op de resultaten van landelijke studies. Iedereen wacht op iedereen, waardoor er feitelijk niets gebeurt.’ In zijn contacten met de media en vanuit zijn onafhankelijke rol heeft de auteur van dit boek in de pers en op radio en televisie veelvuldig melding gemaakt van de stroperige besluitvorming en schroomde niet man en paard te noemen. Het geheel aan interventies zette ambtenaren van het Rijk onder externe druk en dat irriteerde hen getuige mailwisselingen (‘Hoe serveren wij deze studie zo snel mogelijk af?’) en opmerkelijk gedrag tijdens een veldbezoek in de polder, door letterlijk in de bus te blijven hangen terwijl Sjaak Broekmans en zijn collega’s in het veld wilden uitleggen wat hun terpenplan behelst. Achter de schermen deed toenmalig gedeputeerde Lambert Verheijen zijn best om de provincie een prominente rol te geven in het vervolg van het proces.

Laboratorium

Sjaak Broekmans en Nol Hooijmaijers, 2008.

Terwijl het Rijk werkte aan de Planologische Kern Beslissing Ruimte voor de Rivier, het kader voor rivierprojecten, ontwierpen provincie en Habiforum een organisatievorm voor de toekomst van de Overdiepse polder. Besluitvorming was aan de Stuurgroep Benedenrivieren, een orgaan van betrokken overheden. Projectvorming was aan een kerngroep, later een ambtelijke begeleidingsgroep, met vertegenwoordigers van Provincie Noord-Brabant, Gemeente Waalwijk, Gemeente Geertruidenberg, Waterschap Brabantse Delta (tot de fusie op 1 januari 2004 Hoogheemraadschap West-Brabant), Rijkswaterstaat, Bezinningsgroep Water, Habiforum en vertegenwoordigers van de Vereniging Belangengroep Overdiepse polder. Deze vereniging was opgericht door de bewoners van de polder. Sjaak Broekmans en Nol Hooijmaijers kregen rechtstreeks zitting in een ambtelijke groep. Het was een voorwaarde van Habiforum, waaraan alle overheden moesten wennen. Het bleek een gouden zet, een overgang van vrijblijvendheid naar verantwoordelijkheid. Elk uur aan tafel, was voor Sjaak en Nol een uur minder op de boerderij. Deze realiteitszin bepaalde alras de mores van de groep. Afspraak is afspraak en je beurt was voorbij als je die niet nakwam. Er werd gerekend met aannames over onder meer waterstandverlagende effecten.
Hiermee werd het wachten op rekenmeesters van Rijkswaterstaat omzeild onder het motto: geen betere cijfers, dan gaan we verder met wat we hebben, door gaan we. Berekeningen van kosten in relatie tot effecten waren nodig om het terpenplan op waarde in te schatten. Na lang aandringen werd het terpenplan op vergelijkbare wijze als mogelijke maatregelen van Rijkswaterstaat beoordeeld. Het resultaat was ontluisterend: het plan van de Brabantse ondernemers scoorde het beste op kosteneffectiviteit en volhoudbaarheid op langere termijn. Een half jaar later werden berekeningen op grond van nieuwe inzichten herhaald en opnieuw prijkte het terpenplan bovenaan. Ook Rijkswaterstaat kon er niet meer omheen.

Erkenning

Met behulp van intensieve contacten met parlementariërs vanuit Habiforum en provincie, aandacht van de media en de legitimatie op departementaal niveau door Overdiep te bestempelen als beleidsexperiment (een vondst van Marc Dierikx, toenmalig directeur van het Directoraat Generaal Water), is het resultaat van het spiegelproject erkend door Melanie Schultz, toen staatssecretaris. Op 14 december 2004 ondertekenden Karla Peijs, toenmalig minister van Verkeer en Waterstaat (ter vervanging van Melanie Schultz die met zwangerschapsverlof was) en Lambert Verheijen, toen gedeputeerde van Noord-Brabant, een bestuursovereenkomst tussen Rijk en provincie. De verweving van een formeel besluitvormingsproces en een informeel ontwikkelproces bleek succesvol. Het Rijk zegde zesenzeventig miljoen euro toe voor de realisatie. De provincie trok het voornemen van de twee nevengeulen ter hoogte van de polder in en zegde in overleg met andere bij de nevengeulen betrokken partijen tien miljoen euro toe. Ondanks de relatief forse rijksbijdrage bleef de provincie formeel regisseur. Rijkswaterstaat was niet langer monopolist in het realiseren van rijksinfrastructuur. Habiforum werd gevraagd betrokken te blijven als onafhankelijk intermediair tussen partijen, met zelf uitsluitend belangen in een innovatief proces en een ook op lange termijn volhoudbaar resultaat. De Vereniging Belangengroep Overdiepse polder kreeg nu ook positie in de Stuurgroep in de persoon van Peter van Rooy. Rijkswaterstaat kon pas echt meedoen nadat het programma Ruimte voor de Rivier een feit was op 19 december 2006. Tot die tijd was het Overdiepse proces voor hen een onbedoeld laboratorium voor afspraken, die later voor de overige ruim dertig gebieden zouden gaan gelden.
Afspraken die waren gestoeld op een praktijk, niet alleen op een bureau. Het besluit door de Eerste Kamer zette bij Rijkswaterstaat alle seinen op groen. De vanaf 1798 (instelling Rijkswaterstaat) bekende uitvoeringskracht werd ten volle benut. Voor vragen werd een 0800 informatienummer ingesteld, principes van open planprocessen werden toegepast en bestuursleden van de Vereniging Belangengroep Overdiepse polder werden met een bus naar andere gebieden gereden, om daar tegenstanders van ruimtelijke wateringrepen te overtuigen van de kracht van hun initiatief en de vruchtbare samenwerking met overheden. Niets zo overtuigend als het eerlijke verhaal van ervaringsdeskundigen.

Ordeverstoorder

Waterveiligheid is de verantwoordelijkheid van het Rijk. De inrichting van onze ruimte is de verantwoordelijkheid van velen.
Anders omgaan met water is dus ook een zaak van velen. Initiatieven van uiterst betrokken particulieren zijn het goud in handen van de samenleving. Het terpenplan van de bewoners is in de tweede helft van 2015 opgeleverd en is qua essentie overeind gebleven.
Toch moest hiervoor een strijd worden geleverd met bestaande routines en bureaucratische systemen. Een strijd die de realisatie zeker drie jaar heeft vertraagd en die heel veel energie heeft gekost van personen met een groot verantwoordelijkheidsgevoel. Roel Slootweg, entrepreneur van het eerste uur, moest al in 2003 het veld ruimen omdat verstoorde verhoudingen het ook door bewoners beoogde vervolgproces zouden kunnen frustreren. De directie van Habiforum is in 2004 door een topambtenaar verzocht het contract met Peter van Rooy op te zeggen. Sjaak Broekmans en Nol Hooijmaijers (voorzitter Vereniging Belangengroep Overdiepse polder 2000-2010 respectievelijk 2010-2015) zijn beiden tijdens hun voorzitterschap geconfronteerd met hartproblemen. Sjaak is diverse malen met ernstig hartfalen opgenomen in een ziekenhuis en Nol is behandeld vanwege ernstige hartritmestoornissen. Beiden zijn voor de rest van hun leven hartpatiënt. Ook andere bewoners hebben medische en psychische klachten ondervonden. Het initiatief was een ordeverstoorder en heeft zich gaandeweg ontwikkeld tot een voorbeeld voor de hele wereld. Voormalig Kroonprins Willem-Alexander en bestuurders, directeuren en waterdeskundigen van Nederland tot Frankrijk en van China tot de Verenigde Staten zijn op bezoek geweest in de kraamkamer van het nieuwe omgaan met water. Voor Nederland een visitekaartje voor modern waterbeheer en overheidsparticipatie.

Haute cuisine van publieksparticipatie
Met vallen en opstaan heeft Rijkswaterstaat zich de afgelopen jaren bekwaamd in het vroegtijdig betrekken van belanghebbenden bij haar activiteiten, zoals de ontwikkeling van infrastructuur of maatregelen voor de waterveiligheid. Het is niet typisch Rijkswaterstaat maar wel typisch Nederlands om belanghebbenden vroegtijdig bij besluitvorming te betrekken en zich niet te verlaten op de formele procedures met de daarin opgenomen inspraakmomenten. Het werkwoord 'polderen' geeft daar uiting aan en heeft een wereldwijde vlucht genomen.

De Nederlandse ervaring leert dat wachten tot de formele inspraak meestal leidt tot het zichtbaar worden van tegenstellingen, maar niet tot het overbruggen ervan. Niet zelden ontstaat een patstelling die leidt tot verlies van tijd en geld. Door juist zo vroeg mogelijk de dialoog aan te gaan is er tijd om elkaars standpunten te leren kennen, respecteren en gezamenlijk oplossingen te zoeken, waardoor – in het beste geval – de tegenstellingen schijnbaar blijken te zijn. Zo ook in de Overdiepse polder, waar – zoals in ieder proces – het overbruggen van de schijnbare tegenstellingen niet zonder slag of stoot ging. Dat hoort nu eenmaal bij het naar elkaar toegroeien, waarbij Rijkswaterstaat zich meestal als een 'kok' ziet die ervoor moet zorgen dat de ingrediënten worden samengebracht tot een voor ieder smakelijk gerecht. De ingrediënten zijn in deze vergelijking de lokale belangen en wensen, de politieke en beleidsmatige opgaven en kaders van wetgeving, tijd en geld. Rijkswaterstaat beschouwt een project pas als geslaagd als het aan de politieke en wettelijke opdracht voldoet en lokaal in het beste geval leidt tot trots, maar minimaal tot begrip.

Overdiep voldoet hier glansrijk aan en is wat mij betreft de haute cuisine van de publieksparticipatie. En dan gaat het niet alleen om het gerecht dat uiteindelijk is uitgeserveerd, een polder die ervoor zorgt dat ’s-Hertogenbosch droog blijft, landbouwkundig in gebruik blijft en zich toont met een fantastische rij van terpen met prachtige boerderijen. Het gaat ook om de bereiding van het gerecht, want laten we eerlijk zijn; er stond niet een kok meer in de keuken (Rijkswaterstaat) maar een brigade bestaande uit boeren, waterschap, lokale en regionale overheden, Habiforum en Rijkswaterstaat. Overdiep heeft daarmee een nieuwe stap gezet in samenwerking tussen overheid en belanghebbende. De belanghebbende wordt niet alleen maar gehoord, maar doet mee, neemt verantwoordelijkheid en draagt risico. Een voorbeeld dat navolging verdient.

Hans Brouwer, Rijkswaterstaat Ruimte voor de Rivier, 27 mei 2015.

Verzoek aan Neelie Kroes
In mijn brief van 20 mei dit jaar beloofde ik je op de hoogte te houden van de vorderingen in de Overdiepse polder. De Stuurgroep Benedenrivieren, de provincie, de gebiedscommissie, de gemeente en last but not least de bewoners en ondernemers denken gelijk over de voorkeursoplossing en de vervolgstappen. Nu zijn de betrokken bewindslieden aan zet. Mogelijk kun en wil jij vanuit jouw positie iets in hun richting ondernemen om het collectieve pleidooi van de regio en de direct belanghebbenden kracht bij te zetten.

Jan de Geus, burgemeester van Waalwijk, 3 november 2003.

2. Principes

Will Hooijmaijers, Jaap Sonnevijlle en Nol Hooijmaijers, maart 2012.

Bakens

Het is bij ruimtelijke processen eerder uitzondering dan regel dat aan het begin het gesprek wordt gevoerd over principes of waarden die door de hoofdrolspelers worden gedeeld. Het gaat om waarden waar ook aan kan worden herinnerd op momenten dat het proces stroef verloopt. Het proces voor de Overdiepse polder begon als vanzelf over principes.

Sjaak Broekmans en Nol Hooijmaijers, de twee voormannen in het overleg met overheden en beiden raadslid van Waalwijk, opperden het belang van ‘harde afspraken aan de voorkant’ en doelden daarmee op het expliciteren van gedeelde waarden.

Overheden gingen mee in hun verzoek.

Bij gemene verschilpunten en bij dreigende escalatie, bracht altijd wel iemand de principes te berde. Zo plaatsten zij het verschilpunt in een bredere en een gezamenlijke context en deden zij herinneren waarom we ook alweer om tafel zitten. Het hielp wezenlijk bij het overbruggen van verschilpunten.

Principes

  1. Belangen van bewoners en overheden als gelijkwaardig benaderen
    Bewoners en overheden hebben fundamenteel verschillende belangen en posities, die eerder complementair dan contrair zijn. Overheden zetten in op waterveiligheid en bewoners op continuïteit van hun ondernemingen. Geen van beide belangen is op voorhand alles bepalend. Beide partijen komen alleen in goed samenspel verder, zonder te sinterklazen (uitdelen, afkopen) of te zwartepieten (modder gooien naar elkaar, al dan niet via media). Habiforum heeft de rol van intermediair en op gezette tijden die van facilitator op de relatie tussen beiden ingevuld. De positie van bewoners in de Ambtelijke Begeleidingsgroep en later ook in de Stuurgroep komt hieruit voort. Informeel zijn kwesties in onderling vertrouwen op tafel gekomen tijdens het zogeheten SNP-overleg. SNP staat voor Sjaak, Nol en Peter, de projectleider van het betreffende moment (Ben van den Reek, René Peusens, Maartje Thijssen, Simon Hofstra) en Jaap Sonnevijlle.
  2. Inhoud en proces leidend, procedures volgend
    Het doel is inhoudelijk in de zin van een toekomstbestendige inrichting van de polder. Het proces is bepalend of dat doel wordt bereikt. Het gaat om mensen die urgenties voelen, ambities ontwikkelen en condities scheppen. Mensen die moeten, willen en kunnen.
    Procedures zijn nodig om knopen door te hakken maar mogen het proces niet in de weg zitten. De worsteling met Rijkswaterstaat hangt samen met dit principe. Het waren niet zozeer de medewerkers van de organisatie die niet zouden willen of kunnen, zo bleek later. Het waren de intern geldende regels, die vooral tijdens de niet formele verkenningsfase opspeelden. Binnen Rijkswaterstaat bestond iets pas als het paste binnen eigen kaders en binnen de eigen taal. In een gebiedsontwikkeling als de Overdiepse polder is dat lastig werken.
  3. Gelijkblijvende vermogens- en inkomenspositie
    Bij aanvang hebben alle bewoners en ondernemers bepaalde posities qua geïnvesteerd vermogen en qua inkomen uit hun bedrijfsvoering. Tijdens het proces gaat de inrichting van de polder volledig op zijn kop zonder de vermogens- en inkomstenpositie van direct belanghebbenden te raken. Dit principe klinkt vergaand door in afspraken over waardebepalingen van onroerende zaken en regelingen voor schadeloosstelling. Meest cruciaal is de basisregeling die in 2005 in goed overleg tot stand is gekomen. In de regeling gaan provincie en bewoners uit van minnelijke verwerving op onteigeningsbasis (kosten van herinvestering zijn in de schadeloosstelling betrokken).
  4. Ook nieuwe situaties moeten voor ondernemers realistisch zijn
    Zowel voor blijvers als voor wijkers zijn nieuwe situaties als zelfstandig ondernemers realistisch. Buitenproportionele leningen of financieel gedwongen fusies of verkoop vallen buiten het bereik.
    Dit principe heeft later geleid tot een voorstel aan de blijvers om extra gronden in de polder voor tien jaar te kunnen pachten, met na die tien jaar het eerste recht van koop. De pachtregeling voorkomt dat agrarische ondernemers met hun eeuwige grondhonger zichzelf zo diep in de schulden steken dat terugbetalen niet meer mogelijk is. Elke euro in grond moet immers worden terugverdiend met de marge in de literprijs voor melk en die is uiterst volatiel, zo is alleen al in de periode 2000-2015 gebleken.
  5. Verdeling van grond in de polder in eerste instantie onder blijvers
    De overblijvende grond in de polder wordt eerst aangeboden aan de blijvers. Pas in tweede instantie kunnen agrariërs van buiten of grondinvesteerders toetreden. Zeker sinds de financieel-economische crisis vanaf 2008 is de belangstelling voor investeringen in landbouwgrond in opmars. Het wordt gezien als een veilige haven voor middelen met een bescheiden maar wel een betrouwbaar rendement en bovendien een kans op verdere waardestijging door de toenemende wereldvraag naar zuivelproducten van hoge kwaliteit.
    Om te voorkomen dat externe investeerders vrijkomende gronden in de polder kopen om die vervolgens tegen de hoofdprijs te verpachten aan de bestaande boeren, is dit principe geboren. Het heeft bijgedragen aan oplossingen voor emotioneel geladen grondkwesties.
  6. Grenzen aan overstromingsfrequentie en overstromingsduur
    De overstromingsfrequentie van de nieuwe polder mag gemiddeld niet meer dan eens in de vijfentwintig jaar bedragen, anders is economisch gezonde landbouw onmogelijk. Het dimensioneren van waterkeringen moet hierop zijn toegesneden. Na inundatie moet het water binnen enkele weken weer uit de polder zijn, eerst op natuurlijke wijze via de uitwateringssluizen in het westen en uiteindelijk door drooglegging met de pompcapaciteit. Na inundatie volgt een snelle en volledige schadeloosstelling van de ondernemers. Bij de bepaling ervan worden consequenties voor voedselveiligheid en afzet van producten betrokken.
  7. Flexibiliteit in beheer waar het kan, continuïteit waar het moet
    Vooral tijdens de transformatie van de polder is flexibel met beheer omgegaan, zodat ruimte ontstaat voor aanpassingen.
    Bewegingsruimte voor ondernemers is noodzakelijk om parallel te verbouwen en ook de winkel open te houden. Het gaat om waterbeheer door Waterschap Brabantse Delta, beheer van de openbare ruimte (wegen, verlichting, veiligheid) door Gemeente Geertruidenberg en Gemeente Waalwijk en beheer door nutsbedrijven. De nutsbedrijven hebben gezamenlijk gezorgd voor dubbele voorzieningen. Eén leiding voor de oude situatie en één voor de nieuwe situatie, zodat onmiddellijk na het betrekken van nieuwe gebouwen kan worden overgeschakeld.
  8. Vereniging Belangengroep Overdiepse polder betrekt achterban
    Overheden overleggen met bestuursleden van de Vereniging Belangengroep Overdiepse polder, bijgestaan door Johan Elshof vanuit de ZLTO. Het bestuur van de vereniging betrekt haar leden, zowel mannen als vrouwen. Met regelmaat worden bewonersavonden georganiseerd. Overheden zijn daarbij niet initiërend maar ondersteunend. Het betrekken van alle bewoners is geholpen door de aandacht in de media, bijeenkomsten in de polder en de nieuwsbrief die is uitgegeven door alle betrokken overheden en de aannemers. Ook individuele bewoners hebben gebruik gemaakt van de mogelijkheid om rechtstreeks contact op te nemen met de projectleider of met intermediair Peter van Rooy. Leerlingen van basisschool De Brug in Waspik hadden op school een werkproject over water en hebben met hun ouders een maquette van het terpenplan gemaakt. Deze maquette heeft zeer geholpen bij de communicatie over wat bewoners voor zich zien.

Hartenkreet van Sjaak Broekmans
De meeste mensen in de polder waren banger voor de overheid dan voor het water. Toen bleek dat de gedeputeerde, de burgemeester en zelfs de staatssecretaris echt wilden luisteren naar ons verhaal, sloeg het wantrouwen om in een gevoel serieus te worden genomen. Natuurlijk bepalen wij niet wat hier gebeurt, maar zonder onze medewerking gebeurt er niets. Wie het proces door alle aandacht van de media ziet als een sprookje, heeft het mis. Het heeft van de bewoners heel veel gevraagd, want samen werken met overheden is zwaar. Zij denken in jaren en in papier, terwijl voor de continuïteit van onze bedrijven elke dag telt en papier voor ons niet meer is dan een noodzakelijk kwaad.
Sjaak Broekmans, voorzitter Vereniging Belangengroep Overdiepse polder, 6 maart 2006.

3. Panorama

Terpenplan

Als het proces ergens bijzonder in is, is het wel in een glashelder panorama welhaast vanaf de eerste dag. Het terpenplan voorzag al in acht terpen, een nieuwe dijk aan de noordkant van het Oude Maasje, uiterwaarden ten zuiden van de Bergsche Maas, behoud van het oorlogsmonument, ontsluiting van de Dussensche Gantel en een fietspad voor recreatief medegebruik. Anno 2015 is het terpenplan grotendeels gerealiseerd. De vraag rijst of het een blauwdruk was die door de bewoners is bevochten of een stip op de horizon waar gezamenlijk invulling aan is gegeven. Inhoudelijk mag de nieuwe situatie verrassend veel lijken op het terpenplan, qua proces inclusief afspraken was het zelfs minder dan een stip op de horizon. Het was een trektocht met een duidelijke richting maar de weg er naartoe was voor alle partijen een avontuur. Er zijn uitvindingen gedaan die op zijn minst binnen het programma Ruimte voor de Rivier breder zijn toegepast. Zelfs het innovatieve omwisselbesluit in de Planologische Kern Beslissing (PKB) Ruimte voor de Rivier is er niet los van te zien. Waar Rijkswaterstaat aanvankelijk uitkwam op verdieping van het zomerbed van de Bergsche Maas, is door bewoners het terpenplan ontwikkeld dat als beste uit een kritische beoordeling kwam. Habiforum was betrokken bij zowel de Overdiepse polder als het proces voor de PKB en heeft het terpenplan in samenspraak met de provincie als treffend voorbeeld van de meerwaarde van professionele participatie in het PKB-proces gebracht.

Beelden

Het panorama is van meet af verbeeld aan de hand van luchtfoto’s, handmatige schetsen, GIS-kaarten, een maquette, driedimensionale animaties en een ‘artist impression’ door niemand minder dan Rudolf Das. Het was een krachtig beeld als gezamenlijke focus die zich goed verhoudt tot de principes. De focus heeft het vijftienjarige proces draaglijk en vruchtbaar gemaakt.

Perspectieven

De kracht van het panorama schuilt ook in het van meet af benoemen en beschrijven van perspectieven voor bewoners en ondernemers. Na oplevering zou iedereen erop vooruit gaan.
Urgenties voor ondernemers, om ook los van ruimte voor de rivier, aanzienlijk te moeten investeren in verband met noodzakelijke schaalvergroting en scherpere eisen ten aanzien van milieu en dierenwelzijn, zijn expliciet genoemd. Zo bezien was de noodzaak van ruimte voor de rivier ook een oplossing voor een situatie die steeds nijpender zou worden.
De polder zou immers niet groter worden en zonder schaalvergroting zouden banken uitbreidingen met moeite financieren. Voor de zes blijvers lag het perspectief in de polder, voor de zes wijkers juist daarbuiten en de zes twijfelaars schoven een beslissing naar voren in de tijd. Blijvers, wijkers en twijfelaars volgden de eerste aankoop door de provincie met argusogen. Het was een zogeheten anticiperende aankoop medio 2005, voordat de Planologische Kern Beslissing een feit was en daarmee ook de rijksmiddelen definitief waren. Het risico was voor de provincie.
Het verzoek tot aankoop is gedaan door Kees en Marion Kemmere, die hun oog hadden laten vallen op een locatie in Canada. Samen met hun drie toen nog schoolgaande zonen wilden ze liever niet wachten maar snel zaken doen. Sommige bewoners waren bang dat de voorwaarden voor aankoop bepalend zouden worden voor alle volgende aankopen. Verhalen over magere taxaties deden de ronde en gaven de aanvankelijke scepsis binnen de polder weer zuurstof.
Enkele leden beëindigden hun lidmaatschap van de vereniging. Na aankoop zijn in opdracht van de provincie alle gebouwen op het perceel gesloopt, als signaal dat het proces geen fabeltje is.

Familie Kemmere, 2008.

Kees Kemmere vanuit Ontario
Door de anticiperende aankoop door de provincie, kunnen wij beginnen aan een nieuwe toekomst in Canada. Wachten totdat de polder klaar is, was voor ons geen optie. Bovendien ligt er niet voor alle boeren een toekomst in de nieuwe polder. In Canada zijn we gestart met een melkveehouderij. Volop ruimte en weer perspectief voor onze drie zonen Bas, Sjoerd en Lars. In de Overdiepse polder heeft de overheid zich laten zien van zijn betrouwbare kant.
Kees Kemmere, medio 2005 vertrokken naar Canada,12 maart 2006.

Adviseur op raakvlak traditie en innovatie
Wie de Overdiepse polder binnenrijdt ziet links en rechts

terpen tegen de nieuwe hoogwaterkering. Terpen? Deden de Nederlanders dat al niet in de Middeleeuwen om zich te beschermen tegen hoogwater? Ja, en nu doen ze het weer in het kader van een nieuw concept van hoogwaterbescherming: Ruimte voor de Rivier. Zo hebben ze dat in de Overdiepse polder aangepakt. 'Ze', dat zijn in eerste instantie de bewoners van de polder zelf. Het was hun idee om de polder bij hoogwater weer onder te laten lopen en dan zelf hoog en droog op terpen te gaan wonen. Rijkswaterstaat en de provincie omarmden het idee, Deltares rekende het hydraulisch uit en een consortium van ingenieursbureaus onder leiding van Witteveen + Bos werkte het uit in plannen en ontwerpen. Het project was één van de vier koploperprojecten en bood daarom nog alle ruimte voor experimenteren met innovatieve oplossingen. Gedurende de ontwerpfase zijn nog de nieuwe ontwerpnormen voor dijken ter discussie gesteld, zijn de hydraulische modellen verder verbeterd, is er onderzocht of onderzuigen een oplossing kon bieden tegen kwel en zijn nieuwe contractvormen uitgeprobeerd. De Overdiepse polder heeft veel buitenlands bezoek gehad, dat met eigen ogen wilde aanschouwen hoe Nederland de gevolgen van klimaatverandering aanpakte. Na de deltawerken blijkt dit weer een belangrijk exportproduct voor Nederland.
Jan Coppes, voormalig projectleider planuitwerking

Witteveen + Bos, 23 april 2015.

Contramal van beelden uit China
Waar het beeld bestaat van een Chinese overheid die per brief laat weten dat een woning kort daarna moet wijken voor een ander gebouw of infrastructuur, roept dit proces soms het tegenovergestelde op. Overheden hebben stinkend hun best gedaan om binnen geldende wetten, regels en systemen mee te bewegen met wensen van bewoners en ondernemers van de polder. Er waren momenten dat enkele bewoners geloofden in Sinterklaas. Rupsje nooit genoeg bleef maar vragen en eisen, terwijl elke euro een belastingeuro is. Overheidsparticipatie is een overtuigende richting, maar kan alleen maar succesvol zijn als alle spelers vanuit onderling vertrouwen hun verantwoordelijkheid nemen. Niet alleen overheden moeten leren omgaan met de nieuwe realiteit. Waar bewoners de hoofdrol krijgen mag van hen ook een bijpassend moreel kompas worden verwacht.
De meeste bewoners hebben hier voortreffelijk invulling aan gegeven.

Jan van Groos, wethouder van Waalwijk, 22 mei 2015.


  • De polder onder normale omstandigheden en bij extreem hoogwater door Rudolf Das, 2008.

4. Programma

Verbonden schaalniveaus

Op basis van het initiatief, de principes en het panorama tekent zich een programma af. Een ontwerp in tijd en ruimte op hoofdlijnen.
Wat is wanneer en waar nodig en met wie om in de buurt van het panorama te komen? Voor de Overdiepse polder is zowel op de schaal van de polder sprake van een programma als op de schaal van Ruimte voor de Rivier, waar de praktijk gaandeweg is ingepast. Sterker nog: voor beide processen zijn impliciet de 8P’s toegepast. Vanaf vaststelling van de Planologische Kern Beslissing Ruimte voor de Rivier zijn dit hogere schaalniveau en het lagere schaalniveau van de Overdiepse polder goed met elkaar verbonden. De aanvankelijk schier onthoofde koploper werd geleidelijk de gevierde koploper van het programma Ruimte voor de Rivier. Op sommige momenten leek binnen de provincie het zijn van koploper zelfs eerder doel dan middel.

Ruimte voor water

De eerste aanleiding voor het programma Ruimte voor de Rivier lag bij de hoogwatergolf op de grote rivieren december 1993 en de herhaling een goed jaar later, januari 1995. Wat aanvankelijk een incident leek, zou wel eens een voorbode kunnen zijn van de gevolgen van klimaatverandering, ruimtelijk steeds verder inklemmen van rivieren, ontbossing en/of uitbreiding en verharding van het bebouwde oppervlak in stroomgebieden van rivieren. Rijkswaterstaat, toen nog penvoerder van beleidsnota’s, startte begin 1995 met het proces op weg naar de Vierde Nota Waterhuishouding. De eerste stap was een visienotitie als aanzet voor discussie. De hoogwatergolven op de rivieren bepaalden de titel: Ruimte voor water. In een traditie van water en eigenlijk alles steeds meer naar onze hand willen zetten, was het een paradigmashift vanaf het begin van de jaartelling. Niet voor niets opent de notitie met een citaat van de Romein Plinius in 42 na Christus. In de notitie aandacht voor de ruimte die water zelf nodig heeft, voor de toenemende maatschappelijke behoefte aan zelforganisatie en het belang van passende ambities in relatie tot financiële (on) mogelijkheden. Het visionaire gedachtegoed klinkt door in vrijwel alle latere beleidsnota’s voor water en ruimte en adviezen van uiteenlopende commissies. Zo ook in het programma Ruimte voor de Rivier.

8P’s binnen Ruimte voor de Rivier

Personen in de zin van initiatiefnemers zijn in dit geval bewindspersonen die kiezen voor een zwaar instrument, een Planologische Kern Beslissing (PKB). Reden hiervoor is de overtuiging dat de hoogwaterproblematiek integraal, dus vanuit meer beleidssectoren, succesvol kan worden aangepakt. Een sectorale waterbenadering zou bij voorbaat tekort schieten. In mei 2001 gaf de Stuurgroep Deltaplan Grote Rivieren het startsein voor de PKB. Op 19 december 2006 heeft de Eerste Kamer ingestemd met de PKB. Op 26 januari 2007 is de PKB officieel in werking getreden en is uiteindelijk een bedrag van ruim twee miljard beschikbaar gesteld. Waterveiligheid was prioriteit, ruimtelijke kwaliteit was een belangrijke nevendoelstelling.
Een veilig land waar landschappelijk weinig te beleven valt is immers voor niemand aantrekkelijk. Principes hebben vroegtijdig aandacht gehad. Te denken valt aan een terugvaloptie voor alle projecten, namelijk dijkverzwaring. Dit hing als schaduw boven het proces en hield de druk erop. Een ander principe is het al eerder genoemde omwisselbesluit. Als een alternatief voorstel tegen dezelfde kosten meer positieve effecten sorteert, wordt het eerdere voorstel van tafel gehaald. Het terpenplan voor de Overdiepse polder is als zodanig te beschouwen. Het Panorama is waterveiligheid in combinatie met ruimtelijke kwaliteit. Veilige rivierenlandschappen met ruimte voor agrarisch en recreatief medegebruik en waar mogelijk leunend op natuurlijke processen.

Het Programma bestond uit ruim dertig projecten, die in een uitgekiende onderlinge samenhang tot maximale waterveiligheid leiden. De programmatische samenhang van de projecten is bepalend voor de totale effectiviteit. Binnen het Programma Ruimte voor de Rivier is de Overdiepse polder zowel een deelproces als een project.
De Programmadirectie Ruimte voor de Rivier (PDR), waarbinnen Rijkswaterstaat heeft samengewerkt met provincies, gemeenten en waterschappen, was verantwoordelijk voor de kosteneffectiviteit van het programma. Ingwer de Boer, directeur van de PDR, heeft de Overdiepse polder erkend en bediend als absolute koploper, als wereldlaboratorium voor mens en water. Binnen het programma zijn diverse Pakketten te onderscheiden. In ruimtelijk opzicht gaat het vooral om riviertakken, in thematisch opzicht om ontpolderingen, dijkverleggingen, hoogwatergeulen, uiterwaardvergravingen en bergingen. Projecten zijn Ontpoldering Rivierverruiming Overdiepse polder, Ontpoldering Noordwaard, Dijkteruglegging Lent, et cetera.
Producten zijn terpen, nieuwe uiterwaarden, dijkverleggingen, geulen, et cetera. Vanaf autowegen en spoorwegen zijn ze te zien in het landschap. Personen in de zin van gebruikers zijn alle Nederlanders, die direct (waterveiligheid, ruimtelijke kwaliteit) of indirect (kosten van waterveiligheid en baten van medegebruik) gebaat zijn bij de realisatie van het programma.

Programma binnen Overdiepse polder

Het programma is een uitwerking van de principes en het panorama voor de Overdiepse polder. Het gaat om eenheden in tijd en ruimte. In de tijd is gewerkt met vijf fasen: voorverkenning, verkenning, planuitwerking, realisatie, beheer en onderhoud. Zowel de voorverkenning (centrale vraag: OF) als de verkenning (centrale vragen: WIE en WAT) zijn aanvankelijk informeel uitgevoerd met ondersteuning vanuit Habiforum. De informele verkenning (het spiegelproject) is afgerond met een advies van bewoners en ondernemers aan de verantwoordelijke overheden. Het advies: start nog in 2003 met de planuitwerking van het terpenplan. Dit plan, toen nog voorkeursvariant geheten, heeft de uitdrukkelijke voorkeur van de bewoners vanwege het definitieve, robuuste en kosteneffectieve karakter, de versterking van de landschappelijke en mogelijk cultuurhistorische kwaliteit en bovenal van de sociale cohesie binnen de polder. Voorts pleitten bewoners voor het vasthouden van hun actieve participatie. Drie ministeries (LNV, VenW, VROM), een provincie (Noord-Brabant), twee gemeenten (Geertruidenberg, Waalwijk), twee waterschappen (Hoogheemraadschap West-Brabant, Waterschap Dongestroom) en een gebiedscommissie (Wijde Biesbosch) hebben het verzoek om participatie gehonoreerd. Het tempo geenszins.

Zo was de voorgenomen activiteit m.e.r.-plichtig en de m.e.r.-procedure verplicht tot het definiëren van alternatieven naast de voorgenomen activiteit, terwijl bewoners eensluidend achter het informele terpenplan stonden. De bureaucratie en daardoor het verlies van tempo was in de polder niet uit te leggen en heeft tot weerstand geleid. Een terugblik in 2008 leert dat de aanvullende onderzoeken wel meer kennis hebben opgeleverd maar amper hebben bijgedragen aan verrijking van het in 2003 al bestaande terpenplan. In de periode tussen afronding van de informele verkenning en aanvang van de formele planuitwerking is het geduld van de bewoners zeer op de proef gesteld. Zo was ruim een half jaar niet duidelijk wie de kosten van tussentijds verzwaarde rijkseisen voor waterveiligheid zou betalen.
Pas in september 2008, na ruime media-aandacht voor de stroperigheid, nam staatssecretaris Tineke Huizinga een projectbesluit: de Overdiepse polder zou worden ontpolderd. Een maand later is een akkoord bereikt tussen het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en Provincie Noord-Brabant. Resultaat: het projectplan (lees terpenplan) wordt gerealiseerd, de geraamde 111 miljoen euro (herziene raming) is daarvoor beschikbaar en Waterschap Brabantse Delta neemt het regiestokje van de provincie over en daarmee ook de financiële verantwoordingsplicht naar het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Tot de overdracht van de regierol was het waterschap afwachtend, maar is er na de overdracht vol voor gegaan. Dijkgraven Joseph Vos en later Carla Moonen en projectleiders Maartje Thijssen en later Simon Hofstra hebben met gepaste trots de realisatie geregisseerd.

De formele planuitwerking (centrale vraag: HOE) verliep onder regie van Provincie Noord-Brabant en is ondersteund door een adviescombinatie van ondermeer Witteveen+Bos en Tauw. De erop volgende fase van realisatie verliep onder regie van Waterschap Brabantse Delta, is ondersteund door Arcadis en is gerealiseerd door de aannemerscombinatie De Hollandsche Waard. Naast de feitelijke werkzaamheden, vooral in de sfeer van grondverzet, verstond de combinatie de kunst van het jongleren met logistiek. Wijzigingen moesten worden ingepast, de bedrijfsvoering van de ondernemers moest ongehinderd kunnen doorgaan, de nieuwe situatie moest parallel worden gerealiseerd en sociale veiligheid in de openliggende polder moest worden gegarandeerd. Door de bank genomen oogst de aannemer waardering in de polder. Op 10 augustus 2012 is, in het bijzijn van Joop Atsma in de hoedanigheid van staatssecretaris, het eerste nieuwe woonhuis met bedrijfsgebouwen op een terp opgeleverd. De eer was aan Mark en Anita Broekmans, de zoon en de schoondochter van Sjaak en Rianne Broekmans die zelf buiten de polder zijn gaan wonen. De drie jaren die erop volgden zijn alle terpen bebouwd en bewoond, is de oude bebouwing gesloopt en is de infrastructuur gereed gekomen. Tijdens de realisatie klonk de beheerfase regelmatig door en werd ook pijnlijk duidelijk dat daar geen middelen voor waren gereserveerd. Aanleggen is noodzakelijk maar zonder adequaat beheer is het verre van duurzaam. Uiteindelijk zijn afspraken gemaakt over de bekostiging en zijn alle beheeraspecten belegd bij één van de overheden, deels met participatie door de ondernemers in de polder. De kans op een beheervacuüm na oplevering door de aannemer is nihil.

Roep om tempo door Annemarie Moons
Ik ben erg blij dat het oorspronkelijke idee van de bewoners tot dit plan heeft geleid. Een toekomstgericht plan waarin veiligheid, ruimtelijke kwaliteit en landbouw prima samengaan. Een plan met regionaal draagvlak. Ik reken er dan ook op dat de staatssecretaris snel groen licht geeft, zodat wij met het proces verder kunnen.
Annemarie Moons, gedeputeerde, nieuwsbrief juni 2008.

Plinius na bezoek aan Nederland
Daar stort de oceaan zich met twee tussenpozen per etmaal over een onmetelijk land uit. Bij deze eeuwige strijd in de gang van de natuur rijst de vraag of de bodem tot de aarde of tot de zee behoort.

Daar leeft een armzalig volk op hoge heuvels of liever op door hen met de handen opgeworpen hoogten. Daarop hebben zij hun hutten gebouwd. Zij zijn zeevarenden als het water de omgeving bedekt, maar schipbreukelingen als het water teruggeweken is. Dan jagen zij de vissen na, die met het water trachten terug te vluchten.
Vee hebben zij niet en zij kunnen zich dus niet met melk voeden, zoals hun buren.

Evenmin gelukt het een stuk wild te vangen, aangezien heinde en ver de zee elk struikgewas heeft weggespoeld. Van riet en biezen maken zij een soort touw, waarvan zij visnetten knopen. De enige drank die zij kennen, is in kuilen bewaard gebleven regenwater in de hal van hun huis.
Romein Plinius, 42 na Christus.

5. Pakketten

  • Uitleg over bodemonderzoek, juni 2007.

West en oost

Pakketten zijn delen van het programma die in de tijd, in de ruimte of qua thema specifiek worden uitgewerkt. De fasering in de tijd met specifieke punten per fase zijn bij het programma genoemd.
In de ruimte was sprake van een westelijke en een oostelijke helft van de polder. Ruimtelijk onderscheid in de zin van de gedrevenheid om tempo te maken en de bereidheid daarvoor ook zelf continu knopen door te hakken. De meeste blijvers aan de westkant bleken hiertoe bereid en in staat. Bewoners aan de oostkant bepaalden min of meer hun eigen tempo en keken de kat uit de boom aan de westkant. Het oostelijk deel was vanwege de meeste wijkers ook het meest complex. Al met al niet verwonderlijk dat de terpen en gebouwen aan de westkant eerder zijn opgeleverd dan die aan de oostkant.

Grond, de heilige graal

Het meest in het oog springende pakket is grond. Voor een grondgebonden agrariër betekent grond bijna alles. Het is vanaf de eerste tot de laatste dag van het proces een bepalend onder- werp van gesprek tussen Provincie Noord-Brabant en de onder- nemers. Ook na overdracht van de regierol van provincie naar waterschap is Bureau Vastgoed van de provincie hiervoor aan zet gebleven. Marc Ketelaars van de provincie is hierbij onder- steund door Ad van Heesbeen en Thomas Houwen, vastgoed- deskundigen van Gloudemans. Als geen ander weten de agrariërs dat de grondwaarde van diverse variabelen afhankelijk is: de schaarste op de markt (hoe meer vraag, hoe hoger de vierkante meterprijs), de ligging ten opzichte van bebouwing (huiskavels zijn aantrekkelijker dan losse veldkavels), de landbouwkwaliteit van de bodem (hoe vruchtbaarder, hoe kostbaarder), de milieukwaliteit van de bodem (hoe schoner, hoe kostbaarder) en de waterhuishouding (niet te nat, niet te droog). Deze variabelen maken het niet eenvoudig om tot overeenstemming over een prijs per vierkante meter te komen, te meer omdat het geen wiskunde is. De marktwaarde is sterk afhan- kelijk van de keuze van de peildatum, de ligging ten opzichte van bebouwing is het minst discutabel, de landbouwkwaliteit van de bodem leidt steevast tot discussie, de milieukwaliteit van de bodem wordt eerder geaccepteerd en de waterhuishouding is in de praktijk weerbarstiger dan een computerberekening vooraf voorspelt. Toch is het gelukt er, ondanks strubbelingen en soms harde woorden tot zelfs deurwijzigingen, met alle ondernemers uit te komen.

Anticiperende aankopen

In een poging vaart in het proces te houden, is de provincie al in 2005 gestart met anticiperende aankopen van grond en opstallen. Het ging om het eigendom van Kees en Marion Kemmere, die vroegtijdig besloten naar Canada te emigreren om daar een nieuwe toekomst op te bouwen. Het vastgoed is gekocht, opstallen zijn gesloopt en de grond is tijdelijk verpacht aan Overdiepse boeren. Omdat de provincie nog niet over de beoogde rijksmiddelen beschikte, zijn prioriteiten gesteld. Wijkers met vastgoed op een plek waar nieuwe infrastructuur was gepland en die snel zaken wilden doen, kregen voorrang. Bij voldoende middelen, volgden wijkers op andere locaties en pas daarna eigenaren van losse grond.
De blijvers konden pas later hun bezittingen aanbieden in ruil voor een terp met bouwvergunning. De wijkers waren zelf aan zet om elders een geschikte locatie te vinden. Wel hebben provincie en Rijkswaterstaat kennis en contacten ter beschikking gesteld.
Aankoop geschiedde op basis van vrijwilligheid (minnelijke verwerving) en onteigeningswaarde in het kader van de Onteigeningswet.
Ook eventuele productierechten (melkquota) en pachtrechten zijn in de onderhandelingen betrokken. Het geheel impliceert volledige schadeloosstelling en gelijkblijvende vermogens- en inkomenspositie voor en na de aankoop. Van meet af is de provincie helder geweest over uiteindelijk gedwongen onteigening krachtens de Onteigeningswet. In vergelijking met vrijwillige verkoop zou dit niet van invloed zijn op de waardebepaling maar wel op de tijd voor maatwerk. Vrijwillig was dus te verkiezen boven verplicht, waardoor de onteigeningstitel heeft gewerkt als stok achter de deur.
Onteigening bleek uiteindelijk niet nodig.

Basisregeling

In 2005 is gewerkt aan een basisregeling voor waardebepaling van grond en opstallen en schadeloosstelling. Met een dergelijke regeling kon worden voorkomen dat tijdens maatwerkonderhandelingen te grote verschillen ontstaan tussen personen die meer of minder vaardig zijn in het onderhandelen. Dit met het risico van frustraties die daar achteraf uit kunnen voortkomen. De basisregeling was voor de bewoners cruciaal en een graadmeter voor de betrouwbaarheid van de provincie. Uit vrees voor het vastlopen van onderhandelingen over de basisregeling heeft het bestuur van de Vereniging Belangengroep Overdiepse polder medio 2005 een scherpe brief ingediend in het kader van formele inspraak in de Planologische Kern Beslissing Ruimte voor de Rivier. In die brief pleit het bestuur voor snelheid en vernieuwing, ook waar het gaat om onderhandelingen en voorwaarden. Deze inspraakreactie had een constructieve bedoeling maar was wel een signaal dat het vertrouwen in overheden niet overhoudt en tijdens de wording van de basisregeling zelfs flinterdun was. Bewoners van de Overdiepse polder zijn ondernemers en ondernemen was niet mogelijk bij het aanhouden van de toen bestaande onzekerheid. Ondernemers worden afgerekend op wat zij van dag tot dag produceren, terwijl het plannen op een termijn van tien jaar voor overheden eerder regel dan uitzondering is. Dit laatste is pijnlijk maar op zijn minst voor een deel te verklaren door de welhaast verpletterende complexiteit in wet- en regelgeving en de zorgvuldigheid die overheden aan de dag moeten leggen. Zonder dat, worden zij teruggefloten door de Raad van State of worden door de EU op de vingers getikt als met de ondernemers te royaal wordt afgerekend, want dat wordt gezien als staatssteun. Op de drukbezochte bewonersavond van 15 november 2005 hebben bewoners zich, op enkele details na, akkoord verklaard met de basisregeling.

Laaste horde

Onderhandelingen over grond hebben voortgeduurd tot kort voor oplevering van de nieuw ingerichte polder in 2015. Het bleek een ingewikkelde puzzel door schaarste aan hectares, ruimtelijke en fysieke beperkingen, wensen van bewoners en hun financiële (on)mogelijkheden. Er in goed overleg en naar ieders tevredenheid uitkomen is essentieel, wetende dat de blijvers een nieuwe gemeenschap vormen met daarbinnen onderlinge afhankelijkheden die inherent zijn aan het agrarische bestaan (goed nabuurschap).
Uiteindelijk is het gelukt. De laatste horde is genomen in februari 2015. Toen pas was duidelijk hoeveel hectares er resteerden na onderhandelingen met individuele ondernemers. Het was beduidend minder dan aanvankelijk gedacht, toen nog werd uitgegaan van een pachtregeling voor tien jaar met daarna het eerste recht van koop.
Dit om te voorkomen dat blijvers zich tot hun nek in de schulden zouden moeten steken, een situatie die mogelijk niet volhoudbaar is. Om het zekere voor het onzekere te stellen, hebben blijvers toch fors gronden gekocht. De resterende vijfendertig hectares is verdeeld onder vijf blijvers: Broekmans, Hooijmaijers, De Wit, Fleerakkers en Zijlmans. Met de andere blijvers waren al eerder afspraken gemaakt over pachtgrond. Aanvankelijk wilde de provincie de verdeling overlaten aan de vijf blijvers, maar signalen over het risico van opnieuw onrust over grond in de polder en een tijdrovend proces, hebben doen besluiten om op basis van alle beschikbare kennis te komen met een voorstel. Dat voorstel is op 26 februari 2015 met de blijvers besproken en op details na akkoord bevonden. Van elkaar wetend dat er fors is gekocht, had niemand nog op zoveel extra pachtgrond gerekend. Voor de betreffende blijvers was het uiteindelijk een meevaller.

  • Gedicht van Stadsdichter Hans Branderhorst

Verzoek aan Annemarie Moons
In de vijf jaar dat ik betrokken ben bij dit proces voor de Overdiepse polder, is de crisis niet zo ernstig geweest. De bewoners vragen zich af zij ook naar Canada moeten verhuizen, of het nog zinvol is te investeren en of de uiteindelijke transformatie van hun woongebied echt doorgaat. De cruciale basisregeling voor grondwaardebepaling en schadeloosstelling is er in concept nog niet. Ook loopt de planning van bijvoorbeeld de Europese aanbesteding van de planuitwerking nu al vele maanden uit.
In contrast hiermee zijn de bewoners in juni van dit jaar wel geconfronteerd met veldonderzoek in het kader van de Flora- en Faunawet. 'De provincie is kennelijk wel in staat te organiseren dat muggen worden geteld, maar wat voor onze bedrijven leven of dood betekent, blijft op de plank liggen.' Aldus de voorzitter van de Vereniging Belangengroep Overdiepse polder. Uit onvrede heeft het bestuur van de vereniging eind juli een brief gestuurd aan staatssecretaris Melanie Schultz in het licht van de inspraakmogelijkheid binnen de PKB/MER Ruimte voor de Rivier. Ik hoop van harte dat je er als verantwoordelijk gedeputeerde in slaagt de crisis om te buigen naar een energieke doorstart van dit trendsettende proces.

Peter van Rooy, lid Stuurgroep Overdiepse polder, 18 augustus 2005.

Adviseur vastgoed over onderhandelingen
Ook de blijvers in de polder hadden recht op een volledige vergoeding van alle schade voor zover die voortvloeit uit het terpenplan. Over de hoogte van de schadevergoedingen is flink onderhandeld. Niet onbegrijpelijk dat bij deze belangrijke stappen voor bedrijf en gezin emoties kwamen bovendrijven. In één van de gesprekken heeft een stoel het daarbij moeten begeven, omdat de boer zijn standpunt met heftige bewegingen kracht bij zette. Met dit voorval was wel het ijs gebroken en zo konden nog tijdens datzelfde gesprek de handen worden geschud op het bereikte onderhandelingsresultaat. Het terpenplan leverde ook een nieuwe bijzondere schadecomponent op. Daar waar de melkkoeien in het oude Overdiep vanuit de stal het kavelpad op konden gaan om naar de weilanden te lopen, brengt het terpenplan een extra klus voor het vee. De koeien moeten zes meter omhoog lopen via een flauw hellend talud aan de achterzijde van de terp. Op vergoeding van deze component is stevig ingezet. In het geheel weliswaar een bagatel, maar niet te verwaarlozen. Een Zweeds wetenschappelijk onderzoek bracht verheldering. Het blijkt te berekenen hoeveel extra voer een koe moet innemen voor het nemen van de helling. Dit was de grondslag voor de schadebepaling. Nu moeten we de koeien wel in de wei zien lopen.
Ad van Heesbeen, adviseur vastgoed Gloudemans, 10 april 2015.

6. Projecten

  • Oorlogsmonument met 'de boom die alles zag'.

Onderzoeken

Mede door de talloze, in het kader van procedures veelal verplichte, onderzoeken is sprake van een keur aan projecten gerelateerd aan de bodem, het water, de infrastructuur, de terpen, de Westplas, het oorlogsmonument, et cetera. Om niet in herhaling van de overige hoofdstukken en andere publicaties over de polder te vervallen, zijn hier twee projecten uitgelicht. Het gaat om ruimtelijke kwaliteit, dat weliswaar integraal deel was binnen het proces maar ook als project te beschrijven is, en het munitieonderzoek.

Ruimtelijke kwaliteit

Vanwege het integrale karakter van het programma Ruimte voor de Rivier stond naast waterveiligheid ook ruimtelijke kwaliteit hoog in het vaandel van het Rijk. Het rivierengebied zou niet alleen veiliger maar ook aantrekkelijker moeten worden. Voor Rijkswaterstaat was het een nieuw thema, dat voorheen voornamelijk de verantwoordelijkheid was of leek van het Ministerie van VROM (stedelijk), het Ministerie van LNV (landelijk), de provincies en de gemeenten. Nu werd het onlosmakelijk verbonden met een kerntaak van Rijkswaterstaat. Het heeft veel tijd gekost het begrip te operationaliseren. Sommigen gaven een inhoudelijke invulling in termen van natuurwaarde en cultuurhistorie. Anderen hebben het meer procesmatig opgepakt in relatie tot wonen, werken en recreatie. Binnen het Ministerie van VROM is de regiegroep Lange Termijn in het leven geroepen om ruimtelijke kwaliteit een belangrijker plaats in het proces te geven. Toenmalig Rijksadviseur voor het landschap, Dirk Sijmons, is gevraagd een commissie te vormen en alle rivierprocessen op dit punt te begeleiden. In de polder werd gevreesd voor een commissie die op kosten van de blijvers gouden randen zou opleggen of voor een klassieke welstandscommissie die tot op het niveau van de deurbel en het nummerplaatje het laatste woord zou opeisen.
Na werkbezoeken in de polder besprak de commissie op 7 november 2009 haar bevindingen met René Peusens, toen de projectleider, en Habiforum. De vrees bleek onterecht. De commissie pleitte er zelfs voor niet alles ondergeschikt te maken aan waterstanddaling en het kappen van oude bomen aan weerszijden van de Veerweg -nabij het oorlogsmonument- te heroverwegen. Dirk Sijmons vroeg door naar overwegingen achter de vorm en het talud van de terpen en stelde kritische vragen bij duoterpen. Hij bepleitte verschil in beplanting tussen oost en west, het ontsluiten van de polder voor fietsers en wandelaars en het uitnodigen van architecten voor het ontwerpen van de signatuur van de boerderijstraat van de 21ste eeuw. Hij benadrukte dat het hier gaat om een unieke kans om met zoveel publieke middelen iets toe te voegen aan het landschap van Nederland. Alle betrokkenen zouden moreel verplicht zijn hier iets bijzonders van te maken.

Als reactie op het advies van de commissie, het zogeheten Q-team, heeft de provincie in 2010 de prijsvraag ‘Een boerderijenfamilie voor de Overdiepse polder’ uitgeschreven. Belangrijk motief was het vinden van elementen die tot een zekere eenheid in architectuur kunnen leiden en bewoners kunnen inspireren. Voor de eerste fase zijn achtentwintig ontwerpers uitgenodigd. Precies de helft heeft met een inzending gereageerd. Op advies van een onafhankelijke vakjury zijn vijf ontwerpers gevraagd hun inzending nader uit te werken. Winnaar werd architect Allart Vogelzang van architectenbureau Onix. Vervolgens is de winnaar gevraagd in samenspraak met de blijvers een ambitiedocument te maken, waarvan de inhoud zich verhoudt tot het Inpassingsplan Overdiepse polder (dit is het bestemmingsplan dat op verzoek van beide gemeenten door de provincie is opgesteld) en de criteria zoals op basis van de prijsvraag vastgelegd in de gemeentelijke Welstandnota’s. Om de eenheid in architectuur te waarborgen zijn twee belangrijke uitgangspunten benoemd: de rangschikking van de gebouwen op het erf en de vormverwantschap. Verder zijn afspraken gemaakt over de kapvorm van woningen, gevels, materialen, positie van woningen ten opzichte van stallen, markante elementen bij elke terp, etcetera. De eerste opstallen zijn daadwerkelijk in lijn hiermee gerealiseerd, soms tegen individuele wensen in en tegen hogere kosten.
Het hogere doel was bepalend. Eén ondernemer heeft vergunning aangevraagd voor afwijkingen en die is door Gemeente Waalwijk abusievelijk verleend. Hieruit voortgekomen onbedoelde elementen zijn onmiskenbaar zichtbaar in het landschap maar vormen details in het robuuste totaalontwerp. Ook anno 2015 blijft het zaak dat beide gemeenten alert zijn op het nakomen van afspraken, niet alleen vanwege ruimtelijke kwaliteit maar ook vanwege correctheid naar ondernemers die zich wel hebben geconformeerd.

Munitieonderzoek

In de winter van 1944/1945 is in en om de polder zwaar gevochten tussen Duitsers en geallieerden. Het oorlogsmonument staat er niet voor de vaak. Vanaf 1946 startte de ruilverkaveling. Vanwege het oorlogstuig en niet ontplofte granaten waren graafwerkzaamheden levensgevaarlijk, vooral langs de weg van de brug naar de pont. De Opruimingsdienst heeft veel werk verzet maar niet alles opgeruimd. Tijdens het recente grondverzet zijn wederom vondsten gedaan. Opnieuw veel munitie van allerlei kaliber, maar ook andere voorwerpen variërend van helmen en proviandblikken tot granaten en waterkruiken. Van twee gesneuvelde militairen zijn stoffelijke resten aangetroffen. Tijdens het verlagen van de primaire waterkering tot tussenkade is een lichaam in een veldgraf aangetroffen.
De man is geïdentificeerd als een Canadese militair en is op 6 mei 2015 in het bijzijn van zijn familie herbegraven in Bergen op Zoom.
Enkele kenmerkende gevonden voorwerpen zijn tijdelijk in vitrines opgesteld in de bouwkeet in de polder en krijgen later een definitieve bestemming.

Gewenste dijkdoorbraak
In april 2014 zijn de laatste boeren uit de oude polder vertrokken en vier weken later heeft de aannemer het laatste gat in de nieuwe rivierdijk dicht gereden. Die nieuwe dijk is 2 juni 2014 door het waterschap in gebruik genomen en direct dezelfde dag is de aannemer begonnen met het verlagen van de oude dijk.

Voor het waterschap was dit een bijzonder moment, want het komt niet vaak voor dat je een dijk over zes kilometer lengte afgraaft. Ook voor de boeren was dit een bijzonder moment, want vanaf de start van de dijkverlaging kan het water zo de polder instromen, bij hoog water. We hebben de start van het afgraven als speciaal moment gemarkeerd met alle resterende bewoners van de polder (de blijvers), onze dijkgraaf Carla Moonen en de Hoofd Ingenieur Directeur (HID) van Rijkswaterstaat Joke Cuperus. Een groep schoolkinderen uit ’s-Hertogenbosch heeft meegeholpen aan de symbolische doorbraak van de dijk, want zij worden straks immers door deze polder beschermd voor hoogwater. De landelijke en lokale radio en televisie waren erbij.
Het was zelfs het hoofditem in het avondjournaal van RTL4.
Heel bijzonder en feestelijk.

Dat feestje was voor de aannemer snel voorbij, want twee weken later moesten zijn mensen het afgraven al stilleggen omdat zij meerdere grote granaten (tot een halve meter) en ontzettend veel kleine munitie tegen kwamen. Dat was niet verwacht! Onder regie van een gespecialiseerd bedrijf heeft de aannemer de dijk in lagen moeten afpellen. Ze vonden handgranaten tot op tweeënhalve meter diepte en zelfs nog twee lichamen van soldaten. Het explosievenonderzoek heeft veel geld en tijd gekost en de aannemer is ruim vier maanden langer bezig geweest met het afgraven dan gepland. Het siert de aannemer dat hij ondanks de enorme meerkosten, en een maandenlange onzekerheid over zijn vergoeding, toch gewoon door is gegaan met zijn werkzaamheden. Daarom is het werk wel op tijd gereed gekomen. Dit is kenmerkend voor de sfeer onder de partijen die werken aan deze polder. Het is voor iedereen een bijzonder project, waaraan men graag zijn bijdrage levert. En wat we allemaal tot een succes willen maken.
Simon Hofstra, projectmanager Waterschap Brabantse Delta, 22 mei 2015.

Citaat uit brief van Q-team aan provincie
Het Q-team heeft veel waardering voor het referentieonderzoek naar de terpen en de erven. De detailleringen zien er veelbelovend uit. Voor de achterzijde van de terp geeft het Q-team de voorkeur aan variant H met een steiler talud ter plaatse van het koeienpad. Als alternatief voor de gedachte ontwateringsloten langs de terpvoeten wordt meegegeven ook een drainagesysteem te onderzoeken. Verder is het Q-team van mening dat de greppel tussen de dijk en de iets hogere terp een zo groot mogelijke breedte zou moeten krijgen om deze als apart element herkenbaar te maken. De twee opritten (een ‘schone’ en een ‘vuile’) en de vormgeving van de erfafscheidingen vragen nog een goede doorwerking.
Dirk Sijmons, voorzitter Q-team, 8 juli 2008.

7. Producten

Terpen

Over de producten is al veel gezegd. Het meest bijzonder zijn de terpen. In Brabant wel te verstaan, waar zij niet eigen zijn aan de context noch aan de geschiedenis. Dijken waren hier het middel tegen het wassende water. En nu dan fiere terpen met daarop karakteristieke gebouwen. Het geheel oogt als een toonbeeld van een welvarend land dat weet te jongleren met nieuwe opgaven. Het is een visitekaartje voor ons omgaan met water en voor overheden die luisteren naar bewoners en ondernemers die zelf hun toekomst willen vormgeven. Omdat woorden op deze plaats weinig toevoegen aan beelden, hierna een fotoreportage van enkele terpen met daarop de gloednieuwe gebouwen. Voor meer foto's wordt verwezen naar een beeldkroniek, uitgegeven door Coöperatie Waterzaken in opdracht van Waterschap Brabantse Delta.

Ook aannemer trots op wat is bereikt
In het voorjaar van 2010 was ik werkzaam op het bedrijfsbureau van Van Oord Nederland en hoorde dat er een werk aanbesteed werd waarbij een nieuwe dijk en diverse terpen gebouwd moesten worden. Omdat ik juist dit soort werk mooi vind, heb ik vanaf dat moment gelobbyd om, indien het werk aangenomen zou worden, in aanmerking te komen er als projectleider op gezet te worden. Helaas stond ik niet bovenaan het lijstje, wel op de tweede plaats. Doordat de voorkeurkandidaat voor een ander project koos, werd ik in januari 2011 namens de combinatie De Hollandsche Waard Overdiep (Van Oord - GMB - Oldenkamp) de projectleider van het werk Rivierverruiming Overdiepse polder. Het project is uniek en ik ben trots op het feit dat ik vier jaar namens de combinatie de kar heb mogen trekken. Mede door de samenwerking met niet alleen Waterschap Brabantse Delta maar zeker ook met de bewoners van de polder, is het een succesvol project wat wereldwijd interesse heeft gewekt en zal blijven wekken.
Jos van Uden, voormalig projectleider van de aannemerscombinatie, 21 april 2015.

Handgeschreven briefje van Onno Hoes ter gelegenheid van de overdracht van het voorzitterschap van de Vereniging Belangengroep Overdiepse pol der door Sjaak Broekmans aan Nol Hooijmaijers
Beste Sjaak, Heel veel dank voor je grote inzet in de Overdiepse polder in de afgelopen jaren. Mede dankzij jouw steun in het gebied en tussen de mensen, zijn er enorme stappen gezet. Mede namens Jan [Boelhouwer], Lambert [Verheijen] en Annemarie [Moons], dank!
Onno Hoes, gedeputeerde, 11 januari 2010.

8. Personen als gebruikers

Blijvers

De nieuw ingerichte polder telt acht terpen met daarop evenzoveel woningen en bedrijven. In de westelijke punt het bedrijf voor vleeskoeien van de familie Van Dongen. Verder zeven melkveehouderijen.
Van west naar oost van de families Broekmans, Hooijmaijers, De Wit, Fleerakkers, De Bont (Frans), De Bont (Peter) en Zijlmans. Ten zuiden van het Oude Maasje is het recreatiebedrijf van de familie Rekkers ingepast in een ecologische zone. De agrarische ondernemers hebben allen de beschikking over aanzienlijk meer grond voor hun bedrijfsvoering. Omdat het zweet van de boer niet op kan tegen het schuim van de markt, zijn investeringen gepleegd om mee te kunnen blijven spelen op het wereldtoneel van zuivelproductie. Het heeft een halve generatie geduurd en in de meeste gevallen ook het nodige gekost, maar de kwaliteitssprong is zonder uitzondering spectaculair.

Wijkers

De wijkers hebben elders een nieuw bestaan opgebouwd, variërend van Canada en de kop van Noord-Holland tot Biezenmortel en Drongelen. De meesten zijn verder gegaan met agrarisch ondernemerschap, sommigen ook niet. Voor allen geldt dat ook zij, weliswaar gedwongen, buiten de polder een kwaliteitssprong hebben gemaakt.

Recreanten

De wijkers en anderen zijn welkom in de polder als fietser of wandelaar. Een fietspad om de polder en een voetpad van dijk tot dijk over de Dussensche Gantel maken de polder beleefbaar. Voor een vaartocht staat het bedrijf van de familie Rekkers klaar.
Mocht de belangstelling voor dit unieke proces aanhouden, gaat de horeca in de omgeving goede zaken doen. Bussen met terptoeristen zijn al jaren een gegeven, toen in de modder en binnenkort op gloednieuwe wegen en paden voorzien van zitbanken en informatieborden.

Overheden

Het proces is een proeftuin voor nieuwe verhoudingen tussen overheden onderling en tussen overheden en particulieren. Op instigatie van diverse personen is ingezet op actieve leerprocessen, opdat we vaardiger worden in ruimtelijke processen en met minder menselijke energie en maatschappelijke middelen toch tot spraakmakende resultaten komen.

Het eerste leerproces was een voorstel van Ab van Luin op 14 december 2004 naar Mark Dierikx, toen algemeen directeur van het Directoraat Generaal Water. Aan het begin van de fase van planuitwerking waren de uitvoerende rol van Provincie Noord-Brabant en de ondersteunende rol van de Programma Directie Ruimte voor de Rivier van Rijkswaterstaat nieuw voor alle betrokkenen. Het Directoraat Generaal Water was opdrachtgever, de Tweede Kamer eiste voortgangsrapportages om haar controlerende rol te kunnen invullen. Vier hoofdrolspelers binnen nieuwe kaders die elkaar nodig hebben en hiërarchisch hebben leren denken.
Van Tweede Kamer naar departement naar Rijkswaterstaat naar Provincie Noord-Brabant. Tijdens dit leerproces is naast de formele top-downsturing ook het voordeel van netwerksturing ontdekt.
Bij netwerksturing positioneren partijen zich juist ten opzichte van elkaar en nemen tegelijkertijd zowel verantwoordelijkheid voor de eigen rol als voor elkaar. Het leidt tot een driehoeksrelatie met als initiator het departement met daarboven het parlement, als realisator de provincie en als facilitator de programmadirectie. De spanning tussen departement (Overdiep is één van de circa dertig praktijken binnen het programma Ruimte voor de Rivier) en provincie (Overdiep is dé absolute koploper vooruitlopend op het programma Ruimte voor de Rivier) is door dit inzicht nagenoeg verdwenen.
Het tweede leerproces speelde ook in 2005 en 2006 en betrof een reflectie op urgenties, ambities en condities van alle partijen, vertegenwoordigd binnen de Ambtelijke Begeleidingsgroep (ABG).
Tijdens alle sessies gedurende het proces van vijftien jaar draaide het om personen in hun onderlinge relaties. Het heeft gezorgd voor wederzijds begrip voor belangen en ongetwijfeld bijgedragen aan de prettige sfeer tijdens de in totaal ruim vijftig ambtelijke en ruim twintig bestuurlijke bijeenkomsten.
Het derde leerproces was een initiatief van de aannemerscombinatie en liep in 2011 en 2012. Personen binnen deze combinatie zochten een vorm van omgaan met Waterschap Brabantse Delta en Arcadis die effectief is en zo min mogelijk kans op gedoe of escalaties geeft. Ook hier kwam een driehoeksrelatie op het netvlies en zijn concrete afspraken gemaakt in termen van ‘afspraak is afspraak’ en ‘probeer eerst intermenselijk tot een oplossing te komen’.


Bewoners gefotografeerd voor boek 'Overdiepse polder: wonen en werken anno 2008'.

De polder als proeftuin
Deze gebiedsontwikkeling is om meer redenen een innovatie te noemen: de match tussen bewoners die met hun terpeninitiatief blijk gaven verder te kunnen kijken dan hun eigen belang en de door overheden ingebrachte ontwikkelruimte, onder de noemer van koploperproject. Innovaties hebben een productieve 'derde ruimte' nodig om te gedijen, zo weten we uit internationaal onderzoek. Een ruimte tussen de systeemwereld van de instituties, regels en procedures (in dit geval overheden) en de sociale leefwereld (de dagelijkse leefwereld van de boeren, hun families en hun bedrijven).

Habiforum, later NederLandBovenWater, is het tehuis geweest waar het Ruimte voor de Rivier koploperproject Overdiepse polder zich heeft doorontwikkeld. Een onafhankelijke ontwikkelruimte waar tegenstrijdige belangen zich met elkaar hebben kunnen verzoenen en waar ook regelmatig fors strijd is geleverd, zoals in dit boek is te lezen. Zonder wrijving immers geen glans. Habiforum heeft ook periodieke reflecties georganiseerd met direct betrokkenen vanuit het gebied, Provincie Noord-Brabant, Programmadirectie Ruimte voor de Rivier en het Ministerie van IenM. Nieuw is de uitvoerende rol van de provincie en de ondersteunende rol van Rijkswaterstaat.
Het ministerie (DG Water) was opdrachtgever. Een spannende driehoek. De hoofdrolspelers hadden de moed om met elkaar hun nieuwe rollen te onderzoeken en te beproeven. Juist door tijdens het proces actief te reflecteren, waar nodig te interveniëren en het geleerde direct toe te passen, is het proces voor betrokken personen een leeromgeving geweest. De aanpak verschilt

fundamenteel van een evaluatie na afloop van een proces, die

niet zelden handelen achteraf moet legitimeren om vervolgens in een kast te belanden.
Ab van Luin, voormalig adjunct-directeur Habiforum, 23 maart 2015.

Plankaart Overdiepse polder

'

Lessen voor andere praktijken

Zoals vele andere praktijken van gebiedsontwikkeling, getuigt ook dit proces van wederzijdse afhankelijkheden tussen publiek (overheden), privaat (hier: adviesbureaus en aannemers) en particulier (bewoners). Vrijwel niemand betwist dit. Wel gaat het gesprek over bestaande versus wenselijke verhoudingen. Met roepen om minder regels gaan we er waarschijnlijk niet komen. Het ontwerpen van slimmere regels kan helpen en erkent de noodzaak van afspraken, maar dan wel productieve en geen verstikkende kaders. Slimmere regels zullen we moeten uitvinden in praktijken.

Geleidelijk kan afvinken zo plaatsmaken voor aanvonken. Het heruitvinden van vitale verhoudingen tussen publiek, privaat en privaat is de grote opgave voor alle partijen, die ongetwijfeld met vallen en opstaan gepaard gaat. Het is een trektocht, een avontuur, een laboratorium voor nieuwe modaliteiten van democratie.

Met het oog op de gezamenlijke trektocht zijn vanuit de Praktijkschool Brabant voor de provincie algemene principes en handelingsperspectieven geformuleerd. De principes klinken door in het bestuursakkoord ‘Beweging in Brabant’ uit 2015. De handelingsperspectieven krijgen handen en voeten tijdens de bestuursperiode. De praktijk Overdiepse polder heeft wezenlijk bijgedragen aan het ontwerpen van de algemene principes en de handelingsperspectieven. Soms tegen de stroom in, zijn ze er deels al toegepast.

Hierna zijn de tien lessen opgenomen, veralgemeniseerd naar alle overheden. Het verdient aanbeveling dat ook private en particuliere partijen, aan de voorkant van gebiedsprocessen op het niveau van waarden, eigen spel- en speelregels formuleren die ook voor overheden uitnodigend zijn.

1. Dienstbaarheid aan de samenleving boven eigen specialistische kennis

  • Verdiep je in essenties van de externe vraag of behoefte.
  • Bepaal welke kennis, vaardigheden en persoonlijke kwaliteiten nodig zijn.
  • Stel een compact geëquipeerd team met een heldere taakverdeling samen.

2. Gebiedsurgenties prevaleren boven beleidsurgenties

  • Verdiep je in essenties van de externe vraag of behoefte.
  • Leg relaties met beleidsurgenties.
  • Bepaal je eigen meerwaarde (personen en organisatie) en leg die vragend voor aan externen.

3. Gemotiveerd regionaal maatwerk boven beleidsconfectie

  • Verdiep je in essenties van de externe vraag of behoefte.
  • Formuleer beoogde of noodzakelijke afwijkingen ten opzichte van beleid.
  • Motiveer beleidsafwijkingen en organiseer hiervoor intern beleidsruimte.

4. Sectoraal beleid of kennis altijd ten dienste van maatschappelijke thema’s

  • Verdiep je in essenties en de reikwijdte van thema’s (bijvoorbeeld waterveiligheid).
  • Bepaal je eigen meerwaarde (personen en organisatie) en mogelijkheden voor de thema’s.
  • Leg verbindingen met externe netwerken rondom de thema’s.

5. Beleidsevaluaties zijn onafhankelijk en komen ongecensureerd beschikbaar

  • Bepaal of een beleidsevaluatie bijdraagt aan het lerend vermogen van personen en organisatie.
  • Selecteer een geschikte partij en ondersteun onafhankelijk en ongecensureerd onderzoek.
  • Communiceer essenties van bevindingen vanuit het oogpunt van lerend vermogen.

6. Experimenteerstatus impliceert faalrecht mits de faalanalyse breed wordt gedeeld

  • Bepaal of een praktijk de experimenteerstatus krijgt.
  • Richt een proces in dat op één of meer aspecten afwijkt en niet is beproefd.
  • Ontvang eventueel falen als kans, om vanuit de praktijk te leren en geef opnieuw ruimte.

7. Expliciete en extern gedeelde meerwaarde van de overheid is voorwaarde voor deelname

  • Expliciteer voorbij automatisme de meerwaarde van deelname door de overheid.
  • Leg ter beoordeling de gedachte meerwaarde aan derden rondom de praktijk voor.
  • Scherp meerwaarde aan en rapporteer hierover beknopt op intranet.

8. Volhoudbare initiatieven van derden minstens zoveel aandacht als eigen initiatieven

  • Wees ontvankelijk en sta open voor volhoudbare initiatieven van derden.
  • Vraag initiatiefnemers of zij meerwaarde zien in de overheid en zo ja welke.
  • Organiseer passende menskracht om het initiatief te verbinden en op te werken.

9. Ook intern geen overleg zonder duidelijk doel en zonder benoembaar resultaat

  • Begin overleg met een helder overlegdoel en stap als deelnemer op als dat ontbreekt.
  • Ben tijdens overleg alert op vrijblijvendheid in relatie tot het overlegdoel.
  • Sluit overleg af met gedeelde overlegresultaten en leg die in enkele regels vast.

10. Openheid voor disruptor die onaangekondigd reflecteert op naleving van principes

  • Sta open voor een onafhankelijke disruptor die onaangekondigd kritische vragen stelt.
  • Probeer interventies te zien in de context van lerend netwerken in plaats van oordelen.
  • Stel de vraag aan de disruptor wat hem of haar het meeste opvalt en vervolg het proces.

Bronnen

  1. Robert Bood, Marc Coenders & Ab van Luin, 2010. Leren van Overdiepse polder. In: Netwerkleren. Uitgave Habiforum.
  2. Heemkundekring ‘Op ’t Goede Spoor’ Waspik, 2011. De Overdiepse polder. 750 jaar geschiedenis van een polder in de delta.
  3. Ernst ten Heuvelhof, Hans de Bruijn, Marieke de Wal, Michiel Kort, Marinka van Vliet, Maarten Noordink & Bas Böhm, 2007. Procesevaluatie. Totstandkoming PKB Ruimte voor de Rivier. Uitgave Berenschot.
  4. Jan Hoevenaars, 2003. Toekomstperspectieven Overdiepse polder. Rapportage in opdracht van Habiforum.
  5. Ab van Luin, 2009. Leren samenwerken in de Overdiepse polder. In: Ruimte in ontwikkeling. Eindrapportage Habiforum.
  6. Ab van Luin, Katrien Termeer, Hans Mommaas, Gerard Breeman & Jules Hinssen, 2012. Terpen in de Overdiepse polder. In: Cahier Waardenmakerij. Uitgave NederLandBovenWater.
  7. Hilde Nagel & Jaap Sonnevijlle, 2008. Overdiepse polder: wonen en werken anno 2008. Uitgave Provincie Noord-Brabant.
  8. Peter van Rooy & Roel Slootweg, 2003. Spiegelproject Overdiepse polder. Samenvatting van verkenning met advies van bewoners en ondernemers. Uitgave Habiforum.
  9. Peter van Rooy, Ab van Luin & Emile Dil, 2006. Praktijkboek Gebiedsontwikkeling I. Uitgave Habiforum, Nirov, VROM.
  10. Peter van Rooy, 2009. Praktijkboek Gebiedsontwikkeling II. Uitgave Habiforum, Nirov.
  11. Peter van Rooy, 2012. Cahier Meerwaardecreatie. Uitgave NederLandBovenWater.
  12. Praktijkschool Brabant, 2015. Algemene principes en handelingsperspectieven. Uitgave Provincie Noord-Brabant.
  13. Projectteam NW4, 1995. Ruimte voor water. Visienotitie als aanzet voor discussie. Uitgave Ministerie van Verkeer en Waterstaat.
  14. Provincie Noord-Brabant, 2009. Inpassingsplan Overdiepse polder.
  15. Roel Slootweg & Peter van Rooy, 2002. Spiegelproject Overdiepse polder. Verkenning. Uitgave Habiforum.
  16. Roel Slootweg, 2003. Spiegelproject Overdiepse polder. Chronologie van gebeurtenissen. Interne rapportage in opdracht van Habiforum.
  17. Allart Vogelzang & Erik Kauffman, 2010. Ambitiedocument Overdiepse polder. Uitgave Onix in opdracht van Provincie Noord-Brabant.
  18. ZLTO, 2001. Overdiep retentiepolder? Documentnummer ZBLE.01.0051.

Appendix

Spiegelprojecten kijken dwars door beren op de weg

Voordracht door Neelie Kroes op spiegeldag 22 november 2002.

Inleiding

Een kleine drie jaar geleden ben ik door een aantal mensen benaderd met de vraag of ik voorzitter wilde worden van de Bezinningsgroep Water. Ik was aangenaam verrast door de uitstraling en gedrevenheid van de initiatiefnemers. Ze waren ervan overtuigd dat het anders moet met het water in Nederland. Er komt te weinig vernieuwing van de grond. Het was een verademing om met mensen te praten die met inhoud en praktijk bezig zijn en niet gefixeerd zijn op procedures en onderling gekissebis. Ik had toen niet durven vermoeden hoe juist het moment voor dit initiatief gekozen was. Ik zal daarom kort ingaan op wat er allemaal is langsgekomen in die relatief korte tijd.

De rode draad

Al in de eerste bijeenkomsten kwam duidelijk naar voren dat er fundamentele veranderingen in het waterbeheer nodig zijn. Zowel voor veiligheid als voor behoud van biodiversiteit is er meer veerkracht in het watersysteem nodig, om, zogezegd, weer tegen een stootje te kunnen. Dit vraagt om meer ruimte voor water, ruimte die schaars is, en dus vormen van meervoudig ruimtegebruik noodzakelijk maakt. Hiermee is water dus een vraagstuk van ruimtelijke ontwikkeling geworden. Bovendien zijn combinaties van functies per definitie locatiegebonden en zal een oplossing op lokaal maatwerk gebaseerd moeten zijn. Generieke concepten werken dus niet.
Verder werd er gehamerd op de noodzaak om de kloof tussen papier en praktijk te overbruggen. Het probleem zit hem niet in het beleid maar in het gebrek aan uitvoering. Het op gang helpen van bijvoorbeeld een paar regionale cases zou een mooie taak voor de groep zijn.

Ontstaan van spiegelprojecten

Het eerste duwtje kwam van het door een aantal wetenschap- pelijke adviesraden opgestelde rapport over de kennis op het gebied van waterbeheer. Hierin werd zonder veel omhaal van woorden gesteld dat de kennisontwikkeling technocratisch en sectoraal is en los staat van maatschappelijke ontwikkelingen. Kortom, om iets nieuws in het waterbeheer te beginnen, is er maar één weg: aan de slag in de praktijk en onderweg vooral veel leren. Ofwel 'learning by doing'.

Vervolgens deed het Rathenau Instituut hier een schepje bovenop met de introductie van de term 'omdenken' over waterbeheer. De redenatie is dat water niet alleen problemen geeft, maar ook kan- sen biedt. Dit is ook prachtig geïllustreerd in een recent boekje van het Wereld Natuur Fonds over tien jaar natuurontwikkeling in Nederland. De koppeling van maatschappelijke belangen (waaron- der waterbeheer) met natuur leidde in het rivierengebied in korte tijd tot verbluffende resultaten. Het laatste duwtje kwam uit het rivierengebied. Voor de nood- zakelijk geachte wateropvang in het rivierengebied waren kaarten opgesteld met zoekgebieden voor water. Deze werden met het com- municatief sterke woord 'calamiteitenpolders' in de openbaarheid gebracht. Het communicatie-effect was inderdaad groot: iedereen stond op zijn achterste benen. Maar er was ook een groep boeren in één van deze zoekgebieden die verder dacht. Hun houding was: 'Wij laten ons niet verrassen door plannen van buitenaf waarover wij nooit zijn geraadpleegd. We doen gewoon zelf een voorstel hoe onze polder voor waterberging kan worden ingericht'. Jan Boelhouwer, een Brabantse gedeputeerde, deed ons hierover verslag (en doet dat vandaag weer) en plotseling werd daar bij wijze van spreken het eerste spiegelproject in de schoot geworpen.

Een tweede project was snel gevonden, want voortkomend uit 'Het blauwe goud verzilveren', het waterproject van het Rathenau Instituut. Het gebied van de Horstermeer in Noord-Holland was grondig bestudeerd als illustratie van de onmacht van overheden en het regiedilemma. Iedereen was het eens over het feit dat het gebied grote problemen kent, maar niemand durfde de stap te zetten om het probleem werkelijk aan te pakken, met als gevolg een twintig jaar durende discussie zonder oplossing.

De opzet

Een eerste schets van twee spiegelprojecten is met toenmalig staatssecretaris voor Verkeer en Waterstaat, Monique de Vries, in een drietal besprekingen verder uitgewerkt. Zij steunde het idee om een aantal onorthodoxe projecten op gang te helpen die mogelijk als voorbeeld zouden kunnen dienen voor de grote opgave die ons land te wachten staat. Met haar is een aantal uitgangspunten overeengekomen.

  1. Beleid en plannen voor vernieuwend waterbeheer worden eigendom van de burger.
  2. Processen volgen een niet formalistische benadering.
  3. Processen worden niet afhankelijk gesteld van nog te voeren politieke discussies, omdat de noodzaak tot verandering al genoeg is

onderkend.

  1. Waar mogelijk worden procedures versneld.

Ondanks de steun van de staatssecretaris heeft het uiteindelijk zestien maanden geduurd alvorens er een procescontract lag voor de Overdiepse polder en zijn er veertien versies van het projectvoorstel nodig geweest alvorens de spiegelprojecten van de grond kwamen.
Het schimmenspel dat zich achter de Haagse schermen heeft afgespeeld doet de vraag opkomen of men onwillig is of simpelweg niet in staat is om op initiatieven van de samenleving te reageren. Ik ga hier nú niet verder op in.

De lessen

Ondanks het feit dat we nog maar verkeren in het stadium van de verkenning van mogelijkheden, zijn er positieve resultaten te melden en kunnen we al lessen trekken uit de spiegelprojecten.

  1. Leg een directe relatie met de direct betrokkenen. Het blijkt dat burgers niet onwillig zijn om over problemen na te denken en zeker niet altijd een NIMBY (Not In My Back Yard) reactie vertonen. Voorwaarde is dan wel dat zij serieus genomen worden en geen van hogerhand opgelegde oplossingen voorgeschoteld krijgen. En gun de mensen nou eens tijd om een probleem te doorgronden. Eén informatieavondje is niet genoeg.
  2. Zoals al eerder betoogd blijkt de lokale benadering te werken. Het zal misschien effectiever blijken om heel veel kleine puzzeltjes op te lossen, dan om een heel grote landelijke puzzel in één keer op te willen lossen.
  3. Zorg voor een goede balans tussen technocraten en betrokkenen. Vaak komen technocraten in een dirigerende rol en bedenken oplossingen vanuit hun gedachtenkader. Het blijkt in de praktijk moeilijk uit te leggen dat zij niet een dirigerende maar een faciliterende rol hebben. Nog moeilijker blijkt het, ondanks de enorme technische expertise die we in het land hebben, om simpele vragen van burgers te kunnen beantwoorden. Het eerder aangevoerde commentaar op de niet aan de maatschappij aangepaste kennisinfrastructuur blijkt dus ook in onze praktijk.
  4. Zorg voor een proceseigenaar en continuïteit. De provincie als verantwoordelijke autoriteit voor het regionaal ruimtelijk beleid is de eerst aangewezene eigenaar. Het feit dat de provinciale gedeputeerden hier verslag doen van de projecten onderstreept dit duidelijk. Maar....., worden de resultaten van de verkennende studies ook daadwerkelijk doorvertaald naar concrete planuitwerkingen? Het zal toch niet zo zijn dat de provincies het na de statenverkiezingen laten afweten? Hoe betrouwbaar kan een overheid zijn?
  5. En als laatste punt: maak veel, héél véél herrie! Het risico om aan de kant te belanden is levensgroot. Alleen opvallende resultaten en een constante vraag om aandacht kan ervoor zorgen dat er ook werkelijk iets met de resultaten zal worden gedaan.

Vandaar ook dat mijn grote waardering uitgaat naar de initiatiefnemers en organisatoren van deze spiegeldag. Ik ben ervan overtuigd dat we met de spiegelprojecten iets bijzonders in handen hebben dat de moeite waard is om je voor in te zetten. Dit niet alleen vanuit de optiek van veranderende ideeën over waterbeheer in Nederland. Het gaat wat mij betreft over nog fundamenteler zaken. Het zal niemand ontgaan zijn dat het functioneren van ons politiek en bestuurlijk bestel nogal wat onvrede oproept. Zou het kunnen zijn dat spiegelprojecten ons ook een spiegel kunnen voorhouden over hoe politiek, bestuur en burgers met elkaar om kunnen gaan?

Colofon

Concept en tekst
Peter van Rooy

Vormgeving
Jean-Paul Mombers (Made by Mombers, Haarlem)

Druk
Calff + Ando Graphic, Den Haag

Uitgave
Coöperatie NederLandBovenWater

Eerste druk september 2015

ISBN 978-90-902903-0-0

© 2015 Peter van Rooy

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur respectievelijk de fotografen en beeldleveranciers. De beeldverantwoording is met uiterste zorg tot stand gekomen. Mochten er onverhoopt omissies worden geconstateerd kan contact worden opgenomen met de uitgever.

Dit boek is mogelijk gemaakt door Waterschap Brabantse Delta en Provincie Noord-Brabant. Het in dit boek beschreven proces is een coproductie van bewoners van de polder, Gemeente Geertruidenberg, Gemeente Waalwijk, Ministerie van IenM, Provincie Noord- Brabant, Rijkswaterstaat en Waterschap Brabantse Delta.

Beeldverantwoording

  1. Allart Vogelzang/Onix/Provincie Noord-Brabant: p55.
  2. Bart Coolen/Provincie Noord-Brabant: p10/19(projectleiders)/44/45.
  3. Beeldleveranciers Amsterdam/NederLandBovenWater: p14.
  4. Bosch Slabbers/Waterschap Brabantse Delta: p72/73.
  5. Evert Broekmans: p30(Prins).
  6. Flying Camera/Provincie Noord-Brabant: p38/40.
  7. Frank van Engelen/Provincie Noord-Brabant: p54/55.
  8. Giem Broekmans: p30(stoel).
  9. Gloudemans/Provincie Noord-Brabant: schutblad achterkant (2015).
  10. Henri Cormont/inZicht-foto/Waterschap Brabantse Delta: omslag/p4/6/8/18/27/39/42/45(Terp 7)/50/52/58/60/61/62/63/64/65/76.
  11. Jaap Sonnevijlle/Provincie Noord-Brabant: p18(interview)/18(informatiebijeenkomst)/26(ondertekening)/39(koe)/46.
  12. Merlin Daleman/Provincie Noord-Brabant: p19(Remkes)/22/27(Donner)/38/66/68/69/70/71.
  13. Ministerie van IenM(Huizinga): p26.
  14. Minister-president’s photostream/Rijksvoorlichtingsdienst: p26(Rutte).
  15. Peter Kuijken/Provincie Noord-Brabant: p12.
  16. Peter van Rooy/Accanto: p24/28/39(Campina).
  17. Richard Marc Design/Provincie Noord-Brabant: p74.
  18. Rudolf Das/Provincie Noord-Brabant: p36/37.
  19. Wim Wagemakers: schutblad voorkant (2003).

Waar de Overdiepse polder in de vorige eeuw nog een gewone en daardoor tamelijk onbekende polder was, is het deze eeuw een bijzonder gebied geworden. Een schoolvoorbeeld van gebiedsontwikkeling in Waalwijk. Een proeftuin voor Ruimte voor de Rivier. Een icoon van overheidsparticipatie. Een visitekaartje voor ruimtelijk ondernemerschap. Aanvankelijk waren de bewoners banger voor de overheid dan voor het wassende water. Zij kregen en namen de hoofdrol en vonden voor de realisatie van hun terpenplan in overheden uiteindelijk een dienstbare partner. De kanteling in verhoudingen die zich in de samenleving aan het voltrekken is, tekent zich scherp af in dit proces. Het was een avontuur dat een halve generatie veel energie heeft gekost. Wel met een resultaat dat de aandacht trekt van beslissers en deskundigen tot ver buiten de landsgrenzen.

Aan het begin van de trektocht is tussen bewoners en overheden afgesproken dat er onafhankelijk verslag zou worden gedaan in de vorm van een boek voor, door en over de polder.
De auteur van dit boek is gedurende het proces actief betrokken geweest als intermediair tussen bewoners en overheden en heeft het vertrouwen en de vrijheid gekregen vanuit zijn ervaringen verslag te doen. Het boek is weliswaar een rijk geïllustreerd bestuurskundig relaas maar leest als een jongensboek voor gevorderden. Met tal van bekende en minder bekende personen.
Pijnlijke momenten zijn wel benoemd, maar altijd in de context van leren voor vakmanschap. Zo klinkt het proces ongetwijfeld door in toekomstige overheidsparticipaties.

Bron:Overdiepse Polder Webversie

Digitalisering en Wiki opmaak: Terry van Erp