Omstreden predikanten van de Zwaluwen, Made en Raamsdonk

Uit Wiki Raamsdonks Historie


 

Portret uit 1520 van Martin Luther als augustijner monnik door Lucas Cranach. De eerste predikanten van de Zwaluwen, Made en Raamsdonk staan nog met één been in het katholieke geloof. (bron: Rijksmuseum, RP-P-1919-1988)
Portret uit 1520 van Martin Luther als augustijner monnik door Lucas Cranach. De eerste predikanten van de Zwaluwen, Made en Raamsdonk staan nog met één been in het katholieke geloof. (bron: Rijksmuseum, RP-P-1919-1988)

Portret uit 1520 van Martin Luther als augustijner monnik door Lucas Cranach.

De eerste predikanten van de Zwaluwen, Made en Raamsdonk staan nog met één been in het katholieke geloof.

(bron: Rijksmuseum, RP-P-1919-1988)

Inleiding[bewerken| brontekst bewerken][bewerken| brontekst bewerken][bewerken| brontekst bewerken][bewerken| brontekst bewerken][bewerken| brontekst bewerken][bewerken| brontekst bewerken][bewerken| brontekst bewerken][bewerken| brontekst bewerken][bewerken| brontekst bewerken][bewerken| brontekst bewerken][bewerken| brontekst bewerken][bewerken| brontekst bewerken][bewerken| brontekst bewerken][bewerken| brontekst bewerken][bewerken| brontekst bewerken]

Het is dit jaar 500 jaar geleden dat de augustijner monnik Maarten Luther 95 stellingen publiceerde waarin hij zijn kritiek op de rooms-katholieke kerk verwoordde. Daarmee werd door Luther de reformatie in Duitsland ingezet, later gevolgd door Huldrych (Ulrich) Zwingli in Zwitserland en de Fransman Johannes Calvijn vanuit Genève. 1 Tijdens het bewind van Keizer Karel V, die landsheer was van de Nederlandse gewesten, drong het protestantisme door in de Nederlanden. Duitse kooplieden brachten de leer van Luther in de handelsstad Antwerpen. Er waren daar veel drukkers die al in 1518 lutherse geschriften uitgaven. Boekverkopers zorgden voor de verspreiding ervan. Veel aanhang hebben de lutheranen in de Nederlanden nooit gekregen. Het anabaptisme (wederdoperij) kreeg aanvankelijk meer volgelingen, maar het calvinisme, dat omstreeks 1550 in de Zuidelijke Nederlanden doordrong, groeide uiteindelijk uit tot de belangrijkste hervormingsbeweging in de Nederlanden. 2 Ook aan het huidige Noordwest-Brabant dat toen deels tot de provincie Holland behoorde ging de hervormingsbeweging niet ongemerkt voorbij. In dit artikel zullen we in het kader van het Lutherjaar 2017 aandacht besteden aan een aantal omstreden predikanten die in de Zwaluwen, Made en Raamsdonk tijdens de reformatie actief waren.
De calvinisten waren felle tegenstanders van Karel V en diens zoon en opvolger Filips II, die in de Nederlanden het katholicisme als enige godsdienst wilden handhaven. Zij waren dan ook de drijvende kracht achter de Beeldenstorm die op 10 augustus 1566 in Steenvoorde losbrak en op 22 augustus Breda bereikte. 3 Als reactie daarop greep Filips II hard in en zond begin 1567 Fernando Álvarez de Toledo, hertog van Alva, met Spaanse troepen naar de Nederlanden. De opstandelingen vluchtten naar het buitenland. Willem van Oranje vertrok van Breda naar zijn Nassause stamslot te Dillenburg in Duitsland en de nog maar net in Breda aangetreden, uit het Vlaamse Eeklo afkomstige predikant Johannes Lippius week uit naar het in Duitsland gelegen Wezel. 4 Ook vluchtten veel opstandelingen naar Engeland en maakten van daaruit de Noordzee onveilig. In 1572 veroverden de watergeuzen Den Briel en kort daarna kwamen de stadsbesturen van veel Hollandse steden in handen van de calvinisten. 5 De reformatie, die aanvankelijk vanuit het zuiden was ingezet kon zich nu vanuit Holland en Zeeland voortzetten.

Voor de reformatie van het huidige West-Brabant was daarbij een belangrijke rol weggelegd voor Dordrecht. 6 In 1573 werd daar de Classis Dordrecht opgericht, een regionale vergadering van afgevaardigden van de aangesloten protestantse kerken die onder meer toezicht hield op de predikanten. Tot de Classis Dordrecht behoorden kerkgemeenten in het zuidelijk deel van Holland en het deel van het Hertogdom Brabant dat vanuit Den Haag bestuurd werd. De classis was opgedeeld in ringen. De ring Overwater omvatte de Hollandse dorpen en steden Klundert, Zevenbergen, Geertruidenberg, Hooge en Lage Zwaluwe, Made, Raamsdonk, Waspik ’s Gravenmoer, Capelle, Dussen, Besoyen en Sprang en het Brabantse deel van de classis. 7 De genoemde Hollandse dorpen en steden maken pas sinds het begin van de negentiende eeuw deel uit van Brabant.
Bij de Pacificatie van Gent in 1576 was besloten dat tegen de rooms-katholieken geen acties ondernomen zouden worden behalve in Holland en Zeeland, waar het openbaar belijden van deze godsdienst verboden was. 8 De Hollandse vestingsteden Klundert en Geertruidenberg waren al vroeg stevig in Staats-protestantse handen. Klundert kreeg zijn eerste predikant in 1576 en Geertruidenberg al in 1574. 9 Een plan uit 1578 van de Classis Dordrecht om een aantal van de andere hierboven genoemde Hollands-Brabantse plaatsen van predikanten te voorzien mislukte. Deze plattelandsdorpen waren militair gezien nog te onveilig om er predikanten naar toe te sturen. 10 Wat dat voor het verloop van de reformatie in die dorpen betekende zullen we in dit artikel nader onderzoeken aan de hand van het door ons eerder in het jaarboek 57 geschreven artikel met als titel ‘Zwaluwse predikanten of pastoors tijdens de reformatie’ en het vervolgonderzoek dat we na het verschijnen van dat artikel deden. 11 We keken daarbij onder andere naar de invloed van het dorpsbestuur, de prins van Oranje als heer van de Zwaluwen en de Classis Dordrecht, waaronder de Zwaluwen vielen, op de benoeming van de Zwaluwse predikanten. Dit nader onderzoek leverde ook meer inzicht op met betrekking tot de herkomst en achtergrond van de buiten de classis om benoemde pastoor/predikant Gosewinus Johannes die veelvuldig in ons vorige artikel ter sprake komt. Daarna gaan we in op de positie van de niet door de classis erkende predikanten in de Hollands-Brabantse dorpen Made en Raamsdonk die net als de Zwaluwen onder de Classis Dordrecht ressorteerden. 12
|
Reformatie in de Zwaluwen

In 1589 deelde de deken van Breda, L. de Smidt, aan het hoofdaltaar van de Onze Lieve Vrouwe Kerk te Breda de heilige oliën uit aan onder anderen de pastoor van Zwaluwe Petrus Michielsz. 13 Deze drie oliën gebruikte de pastoor in zijn parochie voor het toedienen van sacramenten. Drie jaar later, in 1592, betaalde de rentmeester van de Zwaluwen Joan van de Corput namens de curatoren van het sterfhuis van prins Willem van Oranje (Willem I was in 1584 vermoord) een jaarlijkse gage van 36 gulden 14 aan predikant Peter Michielsz. Willem was heer van de heerlijkheid Hooge en Lage Zwaluwe geweest en bezat daar het recht om de geestelijke voor te dragen voor benoeming, het zogenaamde collatierecht. Dat loon had Peter Michielsz. eerder ook als pastoor ontvangen, maar toen had hij bovendien nog inkomsten uit misintenties, dopen, huwelijken et cetera. Omdat deze extra inkomsten als gevolg van de reformatie grotendeels waren weggevallen, vroeg het dorpsbestuur aan rentmeester Van
de Corput om salarisverhoging voor de predikant. De gage werd verhoogd van 36 naar 110 gulden. 15 Dit werd door het dorpsbestuur nog aangevuld tot 220 gulden. Bovendien huurden de dorpsbestuurders voor de predikant een weiland, voor 10 à 12 gulden per jaar, waarop hij zijn koeien weidde. 16
Uit het voorgaande kunnen we opmaken dat de reformatie in de Zwaluwen begon in de periode 1589-1592 en dat Peter Michielsz. de laatste pastoor en eerste predikant van de Zwaluwen was. Hij was mogelijk nog door prins Willem van Oranje of de curatoren van het sterfhuis van de prins voor benoeming als pastoor van de Zwaluwen aan de bisschop voorgedragen, maar omstreeks 1590 overgegaan naar de nieuwe religie. 

Kerk te Hooge Zwaluwe, afgebeeld op een kopie van een kaart uit 1560. Afbeelding is een detail van deze manuscriptkaart. In 1641 kreeg Hooge en Lage Zwaluwe een nieuw Nederlands Hervormd kerkgebouw. De oude van oorsprong rooms-katholieke kerk bevond zich toentertijd in zo’n vervallen staat dat in 1639 tot afbraak besloten was. De kerk stond in Hooge Zwaluwe waar in die tijd ook de gemeenteleden uit Lage Zwaluwe te kerk gingen. Het kaartje laat zien dat de oude katholieke kerk op dezelfde plaats stond als de huidige protestantse kerk. Of de oude kerk er ook uitzag zoals op het kaartje werd afgebeeld is onzeker. Dit soort afbeeldingen op oude manuscriptkaarten zijn niet altijd waarheidsgetrouw. (bron: NA, Kaartcollectie Binnenland Hingman, VTH-1896B)
Kerk te Hooge Zwaluwe, afgebeeld op een kopie van een kaart uit 1560. Afbeelding is een detail van deze manuscriptkaart. In 1641 kreeg Hooge en Lage Zwaluwe een nieuw Nederlands Hervormd kerkgebouw. De oude van oorsprong rooms-katholieke kerk bevond zich toentertijd in zo’n vervallen staat dat in 1639 tot afbraak besloten was. De kerk stond in Hooge Zwaluwe waar in die tijd ook de gemeenteleden uit Lage Zwaluwe te kerk gingen. Het kaartje laat zien dat de oude katholieke kerk op dezelfde plaats stond als de huidige protestantse kerk. Of de oude kerk er ook uitzag zoals op het kaartje werd afgebeeld is onzeker. Dit soort afbeeldingen op oude manuscriptkaarten zijn niet altijd waarheidsgetrouw. (bron: NA, Kaartcollectie Binnenland Hingman, VTH-1896B)

Peter Michielsz. is vermoedelijk begin 1604 uit Hooge Zwaluwe vertrokken of daar overleden, want in april van dat jaar ging de schout van Lage Zwaluwe op zoek naar een nieuwe predikant. Gosewinus Johannes (Gooswijn Jansz.) hield in juni 1604 een proefpreek en kort daarna arriveerde hij met vrouw en kinderen in Hooge Zwaluwe. 17

De dorpsbestuurders (wethouders) hadden hem als predikant aangenomen, zonder medeweten en toestemming van de Classis Dordrecht waaronder de Zwaluwen toen ressorteerden. Wel was dit gebeurd met medeweten van prins Maurits, want via zijn rentmeester ontving Gosewinus net als zijn voorganger Peter Michielsz. de jaarlijkse toelage van 110 gulden. 18 Prins Maurits had in 1601, na het overlijden van de nog in functie zijnde curator Pijll van het sterfhuis van prins Willem, de administratie van de nog onverdeelde boedel uit de nalatenschap van zijn vader grotendeels naar zich toegetrokken. 19
Tijdens de vergadering van de gedeputeerden van de Classis Dordrecht op 12 november 1604 meldde de predikant van Rotterdam dat hij had gehoord dat Gosewinus Johannes in de voormiddag aan de Brabantse kant de mis deed en in de namiddag op het Hollandse Zwaluwe kwam preken en dopen op sijn geussche en dat de monnik ongehuwd was en samenwoonde met een begijn. Om die reden wilde de classis dat de raden van de prins Gosewinus uit Zwaluwe zouden doen verwijderen, maar omdat deze met goedkeuring van Maurits benoemd was, moest de classis hem eerst verhoren om aan te tonen dat hij ongeschikt was voor het ambt van predikant. De ondervraging vond plaats op 10 januari 1607 en werd al uitvoerig beschreven in ons eerder artikel in jaarboek 57. 20 De resultaten van het nader onderzoek naar aanleiding van een aantal door Gosewinus afgelegde verklaringen, zullen we in de volgende paragraaf samenvatten.
|

Omstreden-predikanten-Raamsdonk-06.jpg
Omstreden-predikanten-Raamsdonk-06.jpg

Nieuwe informatie over de levensloop van Gosewinus Johannes Gosewinus verklaarde tijdens zijn verhoor (door de Classis Dordrecht) dat hij geprofest was in het klooster Porta Coeli (Caeli) van de orde der Benedictijnen (Wilhelmietenklooster) te ‘s-Hertogenbosch. 21
Het archief van dit klooster, dat ook wel het klooster Baseldonk werd genoemd, is nu deels in het bezit van het Wilhelmietenmuseum te Huijbergen. 22 Toen de archivaris van dat museum, broeder Adri Franken, onze artikelen over deze tweede predikant van de Zwaluwen op de website van de protestantse gemeente van Hooge Zwaluwe las, besloot hij om in zijn archief te gaan zoeken naar de naam Gosewinus Johannes. 23 Hij vond daarin inderdaad een frater genaamd Gosewino en nodigde ons uit om naar het museum in Huijbergen te komen. Daar toonde hij ons een oud kasboek van het klooster Baseldonk met een aantal uitgavenposten waarin Gosewinus genoemd wordt.
Op 1 januari 1590 betaalde het klooster twee gulden voor de sargie pro f(rater) Gosewino.
Sargie of sarge is een wollen stof waarvan het habijt van de fraters werd gemaakt. Volgens Adri Franken kunnen we uit deze post opmaken dat Gosewinus in januari 1590 intrad bij het Wilhelmietenklooster.
Verder vertelde hij ons dat de mannen die bij het klooster Baseldonk intraden, meestal afkomstig waren uit gegoede families. Zij hadden als vooropleiding de Latijnse school gevolgd en waren 20 tot 25 jaar oud. Dat laatste klopt met Gosewinus’ verklaringen bij de classis, waaruit we in ons eerder artikel in De Oranjeboom concludeerden dat hij omstreeks 1570 geboren moet zijn. 24 In mei 1591 werd er volgens het kasboek anderhalve stuiver uitgegeven om lakens te stoppen in f(rater) Goosewins covel. Een covel is een overkleed dat deel uitmaakte van de dagelijkse kleding van de fraters en deze uitgavenpost betreft dus een reparatie van zijn kloosterkleding.
Op 3 juli 1591 werd negen gulden gegeven aan Lijnken van Brueghel in volder betalinghe van d’laken van die professie f(rat)ris Gosewini et Henrici den rest noch van d’laken te betalen van die cledinghe f(rat)ris Henrici Kesselij. Uit deze uitgavenpost kunnen we opmaken dat frater Gosewinus samen met frater Henricus Kesselij in juli 1591 professie deed, dat wil zeggen dat zij de gelofte van gehoorzaamheid, kuisheid en armoede aflegden.
Dat gebeurde meestal ongeveer een jaar na het intreden, op het eind van het noviciaat, dat gold als een soort proeftijd.
In november 1591 werd Gosewinus voor het laatst in het kasboek genoemd.

Gosewinus verklaarde tijdens zijn verhoor dat zijn huisvrouw (Wilhelmietenmuseum, Huijbergen). een religieuze was, die echter alleen de gelofte van gehoor- (foto: Matti Herben) zaamheid, maar niet die van het celibaat had afgelegd. 25
In het archief van de Ontvangers van het Geestelijk Kantoor van Delft werden, na het verschijnen van ons eerder artikel, nadere gegevens over Gosewinus Johannes en zijn gezin gevonden. 26 Het Geestelijk Kantoor van Delft beheerde sinds de reformatie de kerkelijke goederen van de nieuwe kerk tot in het huidige Noord-Holland en Noord-Brabant toe.
Op 8 september 1578 stelden de Staten van Holland Cornelis van Coolwijk aan als eerste ontvanger. Hij en zijn opvolgers administreerden onder andere de predikantstraktementen die uit de geestelijke goederen werden gefinancierd. 27
In 1609, kort na het ingaan van het Twaalfjarig Bestand, werden de dorpsbestuurders van de Zwaluwen door afgevaardigden van het Geestelijk Kantoor ondervraagd over de vroegere pastoors en kapelaans en het door hen genoten salaris. 28 Ze verklaarden toen dat er in Zwaluwe nooit een kapelaan was geweest en dat de pastoor naast de 110 gulden van de rentmeester van de Zwaluwen gedurende drie jaar een toelage van 55 gulden per jaar van de (aarts)hertogen van Brabant, Albrecht van Oostenrijk en zijn vrouw Isabella, ontving. 29

Zoals we eerder zagen sprak de rentmeester van de Zwaluwen in zijn rekening over de gage voor de predikant, terwijl de hertogen van Brabant hem vermoedelijk voor pastoor aanzagen. Het dorpsbestuur had voor de toelage een verzoek ingediend bij de hertogen. Dat was gehonoreerd en de rentmeester van de hertogen betaalde de toelage uit de geconfisqueerde inkomsten van het domein Lage Zwaluwe. Wat de predikant voor zijn onderhoud tekort kwam ontving hij uit de dorpskas. Verder verklaarden zij dat mr. Goeswijn als ordinaris gagie eerst in totaal 350 gulden per jaar ontving en op het laatst 300 gulden.
Dat sommige inkomsten uit het domein de Zwaluwen door de vijand werden geïnd, blijkt ook uit de rentmeestersrekeningen uit die tijd. Daarin lezen we over pachtpenningen die voor de helft door de rentmeester van de vijand, de hertogen van Brabant, geïncasseerd werden. 30 Ook reisden dorpsbestuurders regelmatig naar Den Bosch om daar aan de rentmeester van de vijand Thomas Maes contributies te betalen. 31 Blijkbaar had prins Maurits tijdens het predikantschap van Gosewinus Johannes niet de volledige zeggenschap over de Zwaluwen. Dat bleek ook in 1607, toen, na het vertrek van Gosewinus Johannes uit de Zwaluwen, prins Maurits de schout van Lage Zwaluwe Adriaan Anthonisz. Brant naar Brussel stuurde om daar bij de hertogen van Brabant een sauvegarde (vrijbrief) te vragen voor een predikant die vanuit Holland (boven het Hollands Diep) in de Zwaluwe (in Holland beneden het Hollands Diep) zou komen preken en na een eventuele benoeming daar wilde gaan wonen. Het verzoek werd niet ingewilligd met als gevolg dat de prins en de Classis Dordrecht nog tot na het intreden van het Twaalfjarig Bestand in 1609 moesten wachten met de benoeming van een nieuwe predikant voor de Zwaluwen. 32

Poortgebouw van het voormalige klooster van de zusters van Orthen aan de Dieze. De foto is gemaakt in 1932. (bron: http://denboschpubliek.hosting.deventit.net/detail.php?id=15025259)
Poortgebouw van het voormalige klooster van de zusters van Orthen aan de Dieze. De foto is gemaakt in 1932. (bron: http://denboschpubliek.hosting.deventit.net/detail.php?id=15025259)

De dorpsbestuurders vertelden de afgevaardigden van het geestelijk kantoor ook dat mr. Goeswijn parthiael inde religie was en niet zo stichtelijk leefde als het behoorde. Hij was monnik geweest van Baselaers convente binnen Shertogenbosch en had die stad verlaten samen met een begijntje met wie hij een huishouden voerde. Zij hadden volgens de dorpsbestuurders drie kinderen. Dat zijn vrouw een begijn was geweest, klopt met hetgeen Gosewinus in 1607 bij de Classis Dordrecht vertelde. Toen zei Gosewinus dat hij twee kinderen had. Een nieuw gegeven in de verklaringen van de dorpsbestuurders is dat zij nog wisten in welk klooster zijn vrouw begijn was geweest. Zij was een bagijntgen vant clooster van Orten. Aan dit klooster, dat al enkele eeuwen geleden is verdwenen, herinnert nu nog een doodlopend zijstraatje van de Hinthamerstraat in Den Bosch genaamd de Zusters van Orthenpoort. Vroeger stond hier de poort die toegang gaf tot het convent van de Zusters van Orthen.
De zusters van Orthen legden geen kloostergeloften af, maar leefden volgens de statuten of gewoonten van het convent. Dit bevestigt de verklaring van Gosewinus voor de Classis Dordrecht dat zijn vrouw de gelofte van celibaat niet had afgelegd. De zusters verdienden hun geld met het weven van linnen. 33

Plaatsen waar het broederklooster Porta Coeli (bovenste cirkel) en het klooster van de zusters van Orthen (cirkel daaronder) ooit stonden. Op deze kaart uit circa 1588 is links ongeveer het Noorden. 34 (bron: http://www.bossche-encyclopedie.nl/cartografie/plattegronden.htm)
Plaatsen waar het broederklooster Porta Coeli (bovenste cirkel) en het klooster van de zusters van Orthen (cirkel daaronder) ooit stonden. Op deze kaart uit circa 1588 is links ongeveer het Noorden. 34 (bron: http://www.bossche-encyclopedie.nl/cartografie/plattegronden.htm)

Gosewinus verklaarde tijdens zijn verhoor dat hij voor hij naar de Zwaluwen kwam twee jaar in Veenen (Veen) bij Heusden in het land van Altena had gestaan. 35
Er werd door ons een bezoek aan dit dorp gebracht om daar in de hervormde kerk te kijken of zijn naam op het predikantenbord voorkwam.

Voormalige rooms-katholieke en sinds de reformatie hervormde kerk te Veen. (foto: Matti Herben)
Voormalige rooms-katholieke en sinds de reformatie hervormde kerk te Veen. (foto: Matti Herben)

Het is een mooi kerkgebouw met een zeer oude geschiedenis. Omstreeks 1100 bouwde men in Veen een aan Sint Paulus gewijd tufstenen kerkje. Dat kerkje werd in de dertiende eeuw aanzienlijk vergroot en in 1504, tijdens de Gelderse Oorlogen, verwoest, maar kort daarna weer hersteld. 36 Omstreeks 1600 namen de protestanten de kerk in gebruik en werd de eerste predikant aangesteld. Zijn naam prijkt nu links boven aan het predikantenbord en het is inderdaad Gosewinus Johannes. Volgens het bord was Goseüinus Johannes Monnick van 1601 tot 1603 de eerste predikant te Veen en had hij, gezien zijn ‘achternaam’, er geen geheim van gemaakt dat hij een uitgetreden monnik was.

Detail van het predikantenbord van de Herv. Gemeente Veen. 37 (foto: Matti Herben)
Detail van het predikantenbord van de Herv. Gemeente Veen. 37 (foto: Matti Herben)

Veen viel in die tijd onder de Classis Gorinchem. Gosewinus Johannes zou de eerste wettige
plattelandspredikant in het Land van Heusden zijn geweest. 38 Hij werd in 1601 te Veen als
voorganger aangesteld maar drie jaar later uitte de predikant van de nabijgelegen gemeente
Giessen ernstige kritiek op zijn functioneren. Tijdens de classisvergadering van 26 april
1604 te Gorinchem meldde dominee Dithmarus, dat in den dorpe van Veen noch geduldet wert
een paep dewelcke daer alomme veel schade doet. 39 Daarop verzocht de classis Dithmarus en de
predikant van Heusden, Cornelius Martini, om de gouverneur en drossaard van Heusden
te vragen de paep uit Veen te doen vertrekken. In de classisvergadering van 18 juni 1604
vertelden zij dat de paap (Gosewinus) zou worden weggestuurd. 40 Eerder zagen we dat
Gosewinus nog diezelfde maand door het dorpsbestuur van Zwaluwe als predikant van
de Zwaluwen was aangenomen. Ook daar bleef hij er katholieke praktijken op nahouden,
maar daar hadden de inwoners van de Zwaluwen blijkbaar niet zo’n probleem mee, want
toen de Classis Dordrecht in 1607 Gosewinus vroeg uit Zwaluwe te vertrekken gaven de
Zwaluwnaren aan dat ze hem nog enige tijd als hun herder wilden behouden.
|
Pastoor/predikant van Made en Raamsdonk Hooge Zwaluwe was niet het enige dorp gelegen in het tot de Classis Dordrecht behorende deel van Hollands Brabant waar een door de classis omstreden pastoor/predikant actief was.
Dat gold ook voor Made en Raamsdonk 41 .
De eerste met naam bekende predikant van Made is Gillis van Couwenberg. 42 Gillis vertrok in 1588 van Made naar Meerkerk en in 1590 naar Werkendam. Van 1596 tot 1605 was hij predikant te Eethen en van 1605 tot 1614 in Zuilichem. 43 De Classis Dordrecht beschouwde Gillis als een onwettige predikant. 44 Over zijn predikantschap in Made is maar weinig bekend.
Een van zijn opvolgers in Made was de gewezen priester Laurentius Baltheus van den Berge. Ook Laurentius werd niet door de classis als predikant erkend. De classis noemde hem monnik of pastoor omdat hij er waarschijnlijk nog te veel paapse denkbeelden op nahield. Over het predikantschap in Made van Van den Berge en zijn opvolgers zijn in de classicale acta van Dordrecht meer gegevens te vinden.
Tijdens de classisvergadering, die van 24 tot 26 april 1607 in Westmaas werd gehouden, besloot men de heren Balthazar Lydius, predikant te Dordrecht en Michael Hogius, predikant te Streefkerk, naar Den Haag te sturen. 45 Zij moesten daar aan graaf Hendrik van Nassau of aan de leden van zijn Raad een verzoek van de Classis Dordrecht tonen om de monnik Van den Berge van Made te verwijderen en een andere, getrouwe leraar in zijn plaats te stellen. 46 Graaf Hendrik had namelijk het recht om de predikant in Made te benoemen. In de vergadering van gedeputeerden van 16 mei 1607 werd gemeld dat Hogius en Lydius dit met Louis Meganck, raadsheer van graaf Hendrik, hadden besproken. 47 De raadsheer beloofde een schriftelijk verzoek te richten aan het stadsbestuur van Geertruidenberg om meer over de zaak te vernemen. Lydius schreef daarop een brief aan de predikant van Geertruidenberg, Johannes Episcopius, met het verzoek om de classis te laten weten of dat ook gebeurd was. Tijdens de vergadering van gedeputeerden van de Classis Dordrecht van 30 mei 1607 antwoordde Episcopius op het schrijven van Lydius, dat Meganck nog geen actie had genomen. 48

Verder meldde hij dat Laurentius van den Berge nog steeds als predikant op Made werkzaam was. Van diens huisvrouw had hij begrepen dat de inwoners van Made van mening waren dat die van Dordrecht daar niets mee te maken hadden. Daarom werd door de gedeputeerden besloten aan Laurentius te schrijven dat hij dadelijk van de dienst in Made afstand moest doen. Eerder had de Madese predikant middels een klein kladje aan Lydius laten weten dat hij bereid was aan een verzoek daartoe van de broeders van de classis te voldoen. Andreas Demetrius, predikant te Dordrecht, zou de brief aan Laurentius schrijven.
In de classisvergadering die op 12 en 13 juni 1607 te Oud Alblas werd gehouden vertelde Johannes Becius, predikant te Dordrecht, dat Laurentius hem geschreven had over zijn positie te Made. 49 Hij wilde dat de broeders van de classis hem met spoed zouden laten weten of zij hem daar in de dienst tolereerden of niet, zodat hij wist waarnaar hij zich moest schikken. Aangezien Laurentius niet voor de vergadering was verschenen, ondanks dat hij daartoe schriftelijk vermaand was, besloot de classis hem te dagvaarden om op de eerstvolgende bijeenkomst van de broeders te verschijnen en daarna naar bevind van zaken te handelen.
Op 27 juni 1607, tijdens een vergadering van de gedeputeerden van de classis, werd besloten dat Johannes Debetius, predikant te Dordrecht, een brief aan graaf Hendrik zou overhandigen met het dringende verzoek om zo spoedig mogelijk een nieuwe predikant in Made aan te stellen. 50 Becius moest de brief schrijven. Op de middag van 11 juli 1607 vertelde Debetius dat hij in de zaak van Made niets had kunnen uitrichten omdat raadsheer Meganck in Den Haag afwezig was. 51 Daarop werd besloten dat hetzelfde rekest over veertien dagen nogmaals aan Meganck gepresenteerd zou worden. Dit temeer omdat Laurentius van den Berge aan de broeders van de classis had geschreven niet meer op Made te willen wonen. Aan de predikant van Geertruidenberg werd verzocht om in de gaten te houden wat er in de tussentijd met de monnik en met de inwoners van Made gebeurde.
Op de middag van 5 september 1607, werd tijdens de vergadering van gedeputeerden afgesproken dat Debetius nog eens aan de raadsheer zou vragen om voor de bediening van Made een goede leraar voor te dragen. 52 Laurentius had waarschijnlijk Made al verlaten, want tijdens de classisvergadering van 6 tot 8 november 1607 te Dordrecht werd besloten dat Abrahamus Muysenholius, predikant te Breda, de Raden van graaf Hendrik zou gaan vragen wat er gedaan was in de zaak van Made en in het verwijderen van Gosewinus Johannes. 53

De gewezen monnik Gosewinus Johannes liet zich, nadat hij door de classis van Zwaluwe verdreven was, in Made gebruiken als pastoor/predikant en tevens als schoolmeester. In de vergadering van gedeputeerden van 28 november 1607 verklaarde Becius dat Muysenholius zowel raadsheer Meganck als graaf Hendrik over beide zaken had aangesproken en dat de graaf beloofd had er iets aan te doen. 54 Dan lezen we zo’n anderhalf jaar niets meer over deze zaak in de classicale acta. Het zou nog tot de ondertekening van het Twaalfjarig Bestand op 9 april 1609 te Antwerpen duren voordat de Classis Dordrecht een predikant naar Made durfde te sturen.
In Raamsdonk sloten schout, heemraden, burgemeesters, kerkmeesters, heilige geestmeesters en naburen van Raamsdonk op 8 oktober 1597 een contract af met heer Jan van Gissen (Giessen). 55 Daarin kwamen zij overeen dat Van Giessen de gemeente als pastoir ofte predicandt en als schoolmeester vanaf alderheijligendach dienen zal. Als pastoor/predikant moest hij het woord van God preken op alle hoichtijden, sonnedaegen, aposteldaegen en ook moest hij op goede vrijdach ofte inde goede weeck die passie ons heeren prediken. Verder moest hij zieken bijstaan, doode lichaemen ter aerden helpen, kinderen dopen, bruijdegoms en bruijten trouwen zoals een goeden harder onder sijn schaepen toestaet en betaemt. Daarvoor kreeg hij onder andere het vrij gebruik van een huis, 50 tonnen turf per jaar, een wei  voor vijf koeien en een winterfoerage hooi en stro. Dat laatste voor het geval het hem niet lukte om de hem in zijn vorige standplaats Aalburg toegezegde wintervoorraad hooi en stro naar Raamsdonk te halen.
Verder werd hij vrijgesteld van een aantal belastingen en beloofde men hem vrij te houden jegens allen heeren en vuersthen en jegens allen andere die hem soude willen beneemen en verbieden sijne predicatie. Als schoolmeester kreeg hij voor het onderwijzen van lezen, schrijven, goede zeden en manieren voor ieder kind per kwartaal vijf stuivers. Ook had hij de beschikking over een stuk akkerland en een buitendijks gelegen werf om te hooien. Bovendien ontving hij voor het uitoefenen van zijn ambten jaarlijks nog 200 gulden. Het contract werd jaarlijks verlengd. Daarbij werden de taken die hij als pastoor/predikant moest uitvoeren nader omschreven. Zo lezen we in de contractverlenging van 1608 dat heer Jan op verzoek tijdens heiligendagen en zondagen moest bidden voor de zielen van in 1608 overleden personen alsook voor degenen die het jaar daarvoor waren overleden en dat hij ook mee te grave diende te gaan nae ouder usantie. 56

Verder moest hij bij dag en nacht zieken bezoeken als zij daar om vroegen, kraamvrouwen in de kerk geleiden, kinderen dopen, bruidegoms en bruiden trouwen, zonder daarvoor geld te eisen. Hij zou daarvoor van de schout, heemraden, burgemeesters, kerkmeesters, Heilige Geestmeesters (of dismeesters) en gemene naburen 20 gulden ontvangen bovenop de 250 gulden die hij toen per jaar ontving en de eerder toegezegde niet geldelijke beloningen. Het geld dat hij in voorgaande jaren had ontvangen vanwege het jaargebed voor overledenen mocht hij behouden, maar wat hij nog niet ontvangen had kon hij niet meer van de erfgenamen opeisen. Zij mochten daarvoor betalen wat zij wensten, al was het maar een stuiver. Verder werd met Jan van Giessen overeengekomen dat hij niet buiten het dorp mocht overnachten of preken dan alleen vijf of zes keer in Waspik. Als hij dat toch deed, zouden zij hem mogen korten op zijn salaris. In het geval Jan in 1608 kwam te overlijden, dan kregen zijn vrouw en kinderen de beloofde penningen.

Voormalige rooms-katholieke en sinds de reformatie protestantse kerk te Made. (foto: Matti Herben)
Voormalige rooms-katholieke en sinds de reformatie protestantse kerk te Made. (foto: Matti Herben)

Uit de extra taken in het contract van 1608 kunnen we opmaken dat er in Raamsdonk nog behoefte was aan een aantal oude roomse gebruiken en dat Jan van Giessen daar ook in voorzag.
De predikant van Geertruidenberg, Johannes Bisschop, meldde in de classisvergadering die van 5 tot 7 mei 1602 te Dordrecht gehouden werd dat de pastoor van Raamsdonk bruidsparen trouwde zonder voorafgaande gheboden ofte proclamatieën, ook degenen die in Geertruidenberg geen toestemming kregen om te trouwen. 57 Tijdens de classisvergadering van 6 tot 8 november 1607 werd de pastoor van Raamsdonk beschuldigd van de betooverde t’ontooveren. 58 Er werd besloten om de schout van Zuid-Holland te verzoeken hem te laten stoppen met deze duiveluitdrijving. Maar ook de streng katholieke pastoor Adriaen Stalpaerts van de Brabantse stad Waalwijk ergerde zich aan de manier waarop Jan van Giessen zijn ambt uitoefende. Sommigen van zijn parochianen lieten hun kind in Raamsdonk door pastoor/predikant Jan van Giessen dopen omdat hij geen moeilijke vragen stelde en doopte als daarom gevraagd werd. 59
Net als in de Zwaluwen bleef men in Raamsdonk zijn pastoor/predikant lang trouw en het zou in Raamsdonk nog tot na de ondertekening van het Twaalfjarig Bestand duren voordat de Classis Dordrecht zijn macht kon laten gelden. 60

Voormalige rooms-katholieke en na de reformatie protestantse kerk te Raamsdonk. (bron: https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/4/48/32279_Lambertuskerk_Raamsdonk.jpg)
Voormalige rooms-katholieke en na de reformatie protestantse kerk te Raamsdonk. (bron: https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/4/48/32279_Lambertuskerk_Raamsdonk.jpg)

Het Twaalfjarig Bestand (1609-1621)
Na de ondertekening van het Twaalfjarig Bestand, op 9 april 1609 te Antwerpen, werden in
de eerdergenoemde dorpen in Hollands Brabant de eerste door de Classis Dordrecht erken-
de predikanten aangesteld. In 1610 gebeurde dat in Hooge en Lage Zwaluwe, Dussen, ‘s
Gravenmoer, Made en de stad Zevenbergen. 61 De drie dorpen Capelle, Raamsdonk en Waspik
kregen in datzelfde jaar gezamenlijk een predikant. Dat gold ook voor Sprang en Besoyen.
Op het platteland van Brabant dat tot het territorium van de Republiek behoorde bleef nog
tot 1648 godsdienstvrijheid van kracht. Vanaf de ondertekening op 15 mei 1648 van het
vredesverdrag, de Vrede van Münster, die voor Spanje en de Republiek der Zeven Verenigde
Nederlanden het einde van de Tachtigjarige Oorlog betekende, kwamen ook daar de katho-
lieke kerkgebouwen in het bezit van de aanhangers van de nieuwe religie. 62 Een groot deel
van de bevolking bleef er katholiek en woonde de mis bij in schuilkerken.
|
Conclusies
De reformatie voltrok zich in de dorpen Hooge en Lage Zwaluwe, Made en Raamsdonk op een andere wijze dan in de vestingsteden Geertruidenberg en Klundert die al vroeg stevig in Staats-protestantse handen waren. Deze Hollandse plattelandsdorpen waren militair gezien nog te onveilig om er vanuit de Classis Dordrecht zonder sauvegarde predikanten naar toe te sturen om zich daar te vestigen. Een verzoek tot het verkrijgen van zo’n vrijbrief aan de katholieke hertogen van Brabant door de dorpsbestuurders van de Zwaluwen, op aandringen van prins Maurits, werd afgewezen. De Classis Dordrecht was daarom niet bij machte om deze plaatsen van een predikant te voorzien. In de Zwaluwen en Raamsdonk maakten de dorpsbestuurders van dit machtsvacuüm gebruik door zelf een pastor aan te stellen en in Made vestigden zich zelfs predikanten buiten de classis om in het rechtsgebied van Geertruidenberg, waar Made bestuurlijk onder viel. Deze eerste predikanten van de Zwaluwen, Made en Raamsdonk waren veelal omstreden figuren die niet door de Classis Dordrecht erkend werden. Zo was de Zwaluwse predikant Gosewinus Johannes eerder door de Classis Gorinchem weggestuurd uit Veen omdat hij er nog te veel Roomse praktijken op nahield. Ook in de Zwaluwen bleef hij zich als pastoor/predikant manifesteren. Toen hij in 1607 op last van prins Maurits uit Zwaluwe vertrok vestigde hij zich als predikant en schoolmeester te Made. Uit de aanstellings- en contractverlengingsbrief van pastoor/predikant Jan van Giessen kunnen we opmaken dat er bij de inwoners van Raamsdonk nog behoefte was aan een aantal oude roomse gebruiken en dat Jan van Giessen daar ook in voorzag. Zo zorgden deze omstreden predikanten voor een geleidelijke overgang van de oude naar de nieuwe religie en werden ze in deze militair onveilige plattelandsdorpen door beide strijdende partijen als pastor getolereerd. Pas na de ondertekening in 1609 van het Twaalfjarig Bestand durfde de Classis Dordrecht predikanten naar de Hollandse dorpen aan de overkant van het Hollands Diep te sturen om zich daar te vestigen. Daarmee kwam er een kleine eeuw nadat Maarten Luther zijn 95 stellingen publiceerde een einde aan de reformatie in de Zwaluwen, Made en Raamsdonk.



BRONNEN en GERAADPLEEGDE LITERATUUR

Bronnen
Nationaal Archief (NA)
- Archief van de Ontvangers van het Geestelijk Kantoor van Delft.
- Archief van de Nassause Domeinraad 1581-1811.
- Kaartcollectie Binnenland Hingman.
Regionaal Archief Tilburg (RAT)
- Archief van het dorpsbestuur van Hooge en Lage Zwaluwe.
- Archief van de Hervormde Gemeente van Raamsdonk/Raamsdonksveer.
- Archief van het dorpsbestuur van Raamsdonk.
Wilhelmietenmuseum te Huijbergen
- Archief Wilhelmietenmuseum te Huijbergen, kasboek 43 exposita juli 1589 t/m juni 1592.Jaarboek ‘de Oranjeboom’ 70 (2017)

Geraadpleegde literatuur
- Adang, A. en F.E.M. Vercauteren, Mensen en Machten (Amsterdam, 1964).
- Dooren, van, J.P., Classicale Acta, 1573-1620:Classis Dordrecht 1573-1600 (Den Haag, 1980).
- Gils-Spee, A.C.M. van, ‘Luikse en heerlijke strategie in de Brabantse noordwesthoek, de kerk van Raamsdonk in de Middeleeuwen’, in: Van Tweeën één (Delft, 2001) 55-78.
- Hamoen, G., ‘Gosuinus Johannis, een verlopen monnik in Veen’, in Historische Reeks Land van Heusden en Altena, 13 (2004) 62-76.
- Herben, M.H.A.J. en A.T.B. Peele, ‘Zwaluwse predikanten of pastoors tijdens de reformatie’ in: Jaarboek ‘De Oranjeboom’, 57 (2004) 115-131.
- Herben, M. en A. Peele, ‘De eerste predikanten van Made’, De Klok, 10 (2008) 13-31.
- Juten, G. C. A., ‘Pastoor Gobbincx’, in: Taxandria, 22 (1915) 12-22.
- Mooij, de, C.C.M., Geloof kan bergen verzetten, Reformatie en katholieke herleving te Bergen op Zoom (Hilversum, 1998).
- Roelevink, J., Classicale Acta 1573-1620: Classis Dordrecht 1601-1620 en Classis Breda 1616-1620 (Den Haag, 1991).
- Schöffer, I. en H. van der Wee, De lage landen 1500-1789 (Amsterdam, 1988).
- Verschoor, A.J., Classicale Acta 1573-1620, Classis Gorinchem 1579-1620, (Den Haag, 2008).
- Wessels, E.A.C.M., ‘De reformatie in West-Brabant, 1525-1648’ in: Van Tweeën één (Delft, 2001) 99-114.

 

1    �Naamsvarianten: in het Duits: Martin Luther en in het Frans: Jehan Cauvin.
2    �Adang & Vercauteren, Mensen en Machten, 143; Wessels, De reformatie in West-Brabant, 1525-1648, 99.
3    �Schöffer & van der Wee, De lage landen, 104-105. https://erfgoed.breda.nl/erfgoed/archief/de-beeldenstorm/.
4    �Schöffer & van der Wee, De lage landen, 109. Van Dooren, Classicale Acta, XXI en XXX; [1].
5    �Adang & Vercauteren, Mensen en Machten, 149-151.

6    �Wessels, De reformatie in West-Brabant, 99.
7    �Roelevink, Classicale Acta, XIV.
8    �Artikel 4 van de pacificatie van Gent, zie: http://pacificatielezingen.org/orignele-tekst-pacificatie/ en [2].
9    �Van Dooren, Classicale Acta, XXII. Alleen in de periode 1589-1593 was Geertruidenberg in Spaanse handen. Zie ook: [3].
10    �Wessels, De reformatie in West-Brabant, 111. Ook was volgens Wessels het aantal beschikbare predikanten te klein.
11    �Herben & Peele, Zwaluwse predikanten of pastoors tijdens de reformatie, 115-131. Zie ook het in hetzelfde jaar verschenen artikel: Hamoen, Gosuinus Johannis, een verlopen monnik in Veen, 62-76. De titel van dit artikel suggereert dat het gaat over Gosewinus Johannes als pastoor/predikant van Veen, maar ook Hamoen schreef aan de hand van de acta van de Classis Dordrecht over Gosewinus Johannes als pastoor/predikant van de Zwaluwen.
12    �In die tijd vormden Made en Drimmelen één kerkelijke gemeente. Dat gold ook voor Hooge en Lage Zwaluwe.
13    �Juten, Pastoor Gobbincx, 17.
14    �Vaak wordt in de documenten als munteenheid het pond Hollands gebruikt, maar die munteenheid kwam overeen met de gulden, een zilveren munt ter waarde van twintig stuivers die in de zestiende eeuw door Karel V was geïntroduceerd. Daarom zullen we in dit artikel de gulden als munteenheid gebruiken. Zie: http://www.dwc.knaw.nl/biografie/christiaan-huygensweb/eenheden/geld-en-munten/
15    �Herben & Peele, Zwaluwse predikanten of pastoors tijdens de reformatie, 116-117.
16    �NA, Archief van de ontvangers van het Geestelijk Kantoor van Delft, inv.nr. 613.
17    �Diverse naamsvarianten: Gooswijn, Gosewinus, Goswynus, Gosuinus; Goseuinus; Johannis, Johannes, Jansz, Janssens. In dit artikel gebruiken we Gosewinus Johannes. RAT, Archief van het dorpsbestuur van Hooge en Lage Zwaluwe, inv.nr. 169. Herben & Peele, Zwaluwse predikanten of pastoors tijdens de reformatie, 118.
18    �NA, Archief van de ontvangers van het Geestelijk Kantoor van Delft, inv.nr. 613.
19    �Met uitzondering van de goederen afkomstig van Anna van Buren en het prinsdom Orange.
20    �Herben & Peele, Zwaluwse predikanten of pastoors tijdens de reformatie, 115-131.
21    �Herben & Peele, Zwaluwse predikanten of pastoors tijdens de reformatie, 120.
22    �Archief Wilhelmietenmuseum te Huijbergen, kasboek 43 exposita juli 1589 t/m juni 1592. Ook in het BHIC te Den Bosch berusten archiefstukken van het klooster Porta Coeli.
23    �http://www.protestants-hooge-zwaluwe.nl/historie/OudeDoos/juliaug2005.htm
24    �Herben & Peele, Zwaluwse predikanten of pastoors tijdens de reformatie, 121.
25    �Herben & Peele, Zwaluwse predikanten of pastoors tijdens de reformatie, 121.
26    �NA, Archief van de ontvangers van het Geestelijk Kantoor van Delft, inv.nr. 613.
27    �NA, Inventaris van het archief van de ontvangers van het Geestelijk Kantoor van Delft, 7.
28    �NA, Archief van de ontvangers van het Geestelijk Kantoor van Delft, inv.nr. 613.

29    �Isabella was de dochter van Filips II van Spanje, die bij haar huwelijk met Albrecht de Zuidelijke Nederlanden als bruidsschat kreeg.
30    �NA, Archief van de Nassause Domeinraad 1581-1811, inv.nr. 7770, 7771 en 7744.
31    �RAT, Archief van het dorpsbestuur van Hooge en Lage Zwaluwe, inv.nr. 169.
32    �Herben & Peele, Zwaluwse predikanten of pastoors tijdens de reformatie 126 en 130.
33    �http://www.bossche-encyclopedie.nl/overig/kloosters/zusters%20van%20orthen.htm.
34    �Uit: G. Braun en F. Hogenberg, Civitatis orbis terrarum, dl. 4, uitgegeven tussen 1588 en 1617. Plaatsbepaling is gebaseerd op de legenda bij een soortgelijke kaart uit J. Blaeu, Tooneel der steden, 1649.

35    �Herben & Peele, Zwaluwse predikanten of pastoors tijdens de reformatie, 120.
36    �https://nl.wikipedia.org/wiki/Hervormde_kerk_(Veen)
37    �Zowel op het predikantenbord van Veen als dat van Hooge Zwaluwe staat ten onrechte als vertrek- respectievelijk aankomstjaar 1603 vermeld. Het juiste jaar is 1604.
38    �Verschoor, Classicale Acta, CXXV.
39    �Verschoor, Classicale Acta, 164.
40    �Verschoor, Classicale Acta, 167. Gosewinus wordt niet met name genoemd.
41    �Herben & Peele, De eerste predikanten van Made, 13-31. Van Gils-Spee, Luikse en heerlijke strategie in de Brabantse noordwesthoek, 55-78.
42    �Naamsvarianten: Aegidius van Couwenberg, Gillis Couwenberg.
43    �[4]. [5]. [6].
44    �Van Dooren, Classicale acta, XXVIII.
45    �Roelevink, Classicale Acta, 261.

46    �Met graaf Hendrik wordt de jongste zoon van prins Willem van Oranje, Frederik Hendrik, prins van Oranje en graaf van Nassau, bedoeld.
47    �Roelevink, Classicale Acta, 265.
48    �Roelevink, Classicale Acta, 266.
49    �Roelevink, Classicale Acta, 269.
50    �Roelevink, Classicale Acta, 272.
51    �Roelevink, Classicale Acta, 274-275.
52    �Roelevink, Classicale Acta, 283.
53    �Roelevink, Classicale Acta, 290.
54    �Roelevink, Classicale Acta, 294.
55    �RAT, Archief van het dorpsbestuur van Raamsdonk, inv.nr. 1048. In de door ons geraadpleegde primaire bronnen lezen we Jan van Gissen, maar in de meeste secundaire literatuur wordt de naamsvariant Jan van Giessen gebruikt.

56    �RAT, Archief van de hervormde gemeente van Raamsdonk/Raamsdonksveer, inv.nr. 48.
57    �Roelevink, Classicale Acta, 62.
58    �Roelevink, Classicale Acta, 289.
59    �http://waalwijkwiki.nl/wiki/Adriaen_Stalpaerts
60    �RAT, Archief van de hervormde gemeente van Raamsdonk/Raamsdonksveer, inv.nr. 48.
61    �Abrahamus Costerus had eind 1609 zijn beroep vanuit de Zwaluwen aangenomen, werd eind april 1610 in de kerk te Hooge Zwaluwe voorgesteld en deed daar begin mei 1610 zijn intrede.
62    �Wessels, De reformatie in West-Brabant, 113-114. Mooij, Geloof kan bergen verzetten, 309.