Kasteelmuur

Uit Wiki Raamsdonks Erfgoed
Fictieve weergave van het kasteel van Geertruidenberg door Terry van Erp
Fictieve weergave van het kasteel van Geertruidenberg door Terry van Erp
Ontwerp van het monument voor het kasteel van Geertruidenberg
Ontwerp van het monument voor het kasteel van Geertruidenberg

De kasteelmuur is het meest elementaire deel van de verdediging van een kasteel. Het eerste wat de bouwheer van een kasteel zou laten doen na de aanleg van een motte - dat is de oudste vorm van een kasteel - is het plaatsen van een muur rond de afgevlakte bovenzijde van de motte. Dat was aanvankelijk een houten muur.

Houten bouwsels

In die tijd, vanaf ongeveer het jaar duizend, was de baksteen nog niet uitgevonden, maar bij een pas opgeworpen motte zou de heuvel een stenen muur ook niet kunnen houden: er zouden verzakkingen gaan optreden omdat een aarden heuvel eerst moet inklinken voor dat de grond stevig genoeg is om een stenen muur te kunnen dragen. Men behielp zich in die begintijd met hout en vlechtwerk. Alleen in tijd van nood woonde men binnen de omheinde ruimte om zich van daar te kunnen verdedigen.

Mottekasteel

Pas als de heuvel zich enigszins gezet had kon men er gaan denken om op de bovenzijde van de motte een houten toren te gaan bouwen, waarin men zich wat meer beschermd kon voelen, al was het maar tegen de weergoden. In veel gevallen werd in een volgende fase een voorburcht bij de motte aangelegd, waar het dagelijks leven zich afspeelde. Om zich ook daar wat veiliger te voelen, werd vaak besloten om ook een gedeelte rond of bij de motte te omheinen met een muur van hout en vlechtwerk en zo ontstond er dus een ringmuur. Pas veel later kon men er aan gaan denken om die houten bouwsels in steen te gaan uitvoeren.

Baksteen

De Romeinen hebben ook in het gebied van het huidige Nederland op grote schaal baksteen gebruikt, maar na hun vertrek omstreeks het jaar 400 raakte de kunst van het bakken van stenen in vergetelheid. Pas in de dertiende eeuw werd men deze kunst weer machtig en werden bakstenen in Nederland weer toegepast. Voor die tijd werd hier en daar al wel natuursteen gebruikt, maar die moest ingevoerd worden uit andere landen en dat was vooral voor kleine machthebbers een kostbare zaak. Ook gebruikte men resten van Romeinse gebouwen. Men bouwde dus met materialen die in de eigen omgeving aanwezig waren. Muren werden in de vroege middeleeuwen meestal gemaakt door palen en vlechtwerk van takken te combineren en die te bestrijken met klei. Maar na de heruitvinding van het maken van bakstenen, werden daarna de meeste muren en gebouwen in steen uitgevoerd en groeiden de mottekastelen vaak uit tot grote bouwwerken.

Woontorens

Behalve de mottekastelen werden er vanaf de elfde en twaalfde eeuw ook woontorens gebouwd. Deze stonden vaak alleen, meestal op een eiland in een gracht. Beide typen kastelen vormden soms ook de basis voor een groter kasteel. Daartoe werd dichtbij of zelfs vanaf de bestaande toren een stevige ringmuur gebouwd, die een grotere ronde of rechthoekige ruimte omsloot. In de loop van de volgende jaren werd er doorgebouwd door aan de binnenzijde van de weermuur of mantelmuur verschillende gebouwen op te trekken, zoals een groter woongebouw voor de heer, gebouwen voor zijn mensen en stallen voor de paarden en het vee. Een dergelijke gemeenschap werd zo in de loop der tijd een zelfstandige eenheid, die zich zelf geheel kon voorzien van alle zaken die nodig waren.

Verdedigingstorens

Bijna altijd werd de ommuring van een voorburcht of kasteel onderbroken door een poorttoren en andere verdedigingstorens, ronde of vierkante; soms kwamen er ook nog andere torenvormen voor. Op de muren werden meestal weergangen aangebracht, waarop de verdedigers zich van de ene naar de andere toren konden bewegen. Die weergangen werden beschut met kantelen, waarachter de verdedigers op een kasteelmuur dekking kregen tegen vuur van de belagers. Om de muur niet al te dik te laten worden, werden onder de weergang soms spaarbogen aangebracht. Een mooi voorbeeld geeft de binnenzijde van een muur op de voorburcht voor kasteel de Doornenburg in de Betuwe.

Coulissekasteel

Toen de verdedigingsfunctie in de loop van de zestiende en zeventiende eeuw geheel verdween, werden er nog wel, meestal uit statusoverwegingen, nieuwe kastelen gebouwd. De muren daarvan behoefden niet meer zo dik te zijn, maar het gebouw moest er nog wel als een kasteel uitzien. Een dergelijk kasteel wordt een coulissekasteel genoemd. Veel oudere kenmerken van een kasteel zijn nog aanwezig, maar ze hoeven niet meer functioneel te zijn.

Forten

Maar er waren ook kastelen, die men ombouwde tot forten. Zo werd kasteel Montfort een echte militaire vesting. De meeste kastelen verloren echter hun verdedigbare noodzaak en werden omgebouwd tot bijzondere woning of in stand gehouden als monument.

Middeleeuwse kastelen

Hoewel niet alle elementen van een middeleeuwse kasteel meer aanwezig zijn, is het toch goed dat een aantal middeleeuwse kastelen zo goed als mogelijk zijn herbouwd en voor het publiek zijn opengesteld.

Enkele daarvan zijn het Muiderslot, de Doorwerth in de gemeente Renkum, kasteel Helmond en de Doornenburg, dicht bij de Rijn in het oosten van de Betuwe.

Bron digitalisering en Wiki opmaak: Terry van Erp