Kasteel Strijen (Oosterhout)

Uit Wiki Raamsdonks Historie
Kasteel Strijen
De Slotbosse Toren, een hoek van het oude Kasteel Strijen
Locatie Hoofseweg, Oosterhout
Coördinaten 51° 39′ NB, 4° 52′ OL
Gebouwd in 13e eeuw
Gesloopt in 16e eeuw (verwoest)
Monumentale status Rijksmonument
Monumentnummer 31665
Monumentnummer Luafout in Module:Wikidata op regel 364: attempt to index field 'wikibase' (a nil value) Luafout in Module:Wikidata op regel 364: attempt to index field 'wikibase' (a nil value)
Kaart
Kasteel Strijen (Noord-Brabant)
Kasteel Strijen
Lijst van rijksmonumenten in Oosterhout]]

Kasteel Strijen was een kasteel in Oosterhout. De bouw van het eerste kasteel startte rond 1289, toen Willem IV van Strijen het terrein op de grens van het graafschap Holland en het hertogdom Brabant kocht.[1] Het huis werd rond 1325 door de nieuwe eigenaar Willem van Duvenvoorde tot een groot kasteel verbouwd. Het kasteel zelf bestond uit drie verdiepingen, de toren uit zes.

Het gebied rondom het kasteel was Hollands gebied, terwijl het kasteel zelf op Brabants gebied stond. Uiteindelijk werd Jan I van Polanen eigenaar van het kasteel, en daarmee de ook de opvolgende heren van Breda. Volgens volksverhalen kwam Johanna van Polanen regelmatig hier verblijven om te schrijven of voor andere zaken.

Het kasteel werd in de 16e eeuw verwoest tijdens de Tachtigjarige Oorlog[1]. Het kasteel is daarna nooit meer opgebouwd. De prins van Oranje, Filips Willem, gaf in 1617 toestemming om het puin van de ruïne te hergebruiken.

Geschiedenis

KASTEEL STRIJEN. Ten noorden van Oosterhout, ruim 1 kilometer van de kerk, lag het kasteel Strijen; thans is alleen nog de ruïne van een der torens over.
Bij gelegenheid der grensregeling tusschen Holland en Brabant in 1326, werden verschillende verklaringen afgelegd, waardoor de stichtingsgeschiedenis van dit kasteel tamelijk nauwkeurig bekend is (zie deze verklaringen bij van mieris, Charterboek, II, blz. 402 vv). Zoo verklaarde Willem van Wichvliet, dat bij knape was van heer Willem van Strijen, vóór deze nog iets had gebouwd te Oosterhout en dat hij daar in diens opdracht een ‘bouwhuis’ (boerderij) stichtte.

Een ander verklaarde, dat hij met den heer van Strijen te Oosterhout woonde, ‘doemen den toirne ende zale ende capelle ende alle die woninghe dair maeckte’. Hij had toen van den heer zelf vernomen, dat het ‘oude bouhuys’ voor de helft op Hollandsch en voor de helft op Brabantsch gebied stond, en met het nieuwe kasteel was dat eveneens het geval, want volgens een anderen getuige stond dit ‘in twiere Heren lande, die burch in Brabant ende dat voirburch in Holland’.

Ook de tijd der stichting van het kasteel blijkt uit deze verklaringen, want Jan van Cruninghen getuigde, dat hij met Floris van Borselen uit Zeeland kwam gereden, om naar Graaf Floris in 's-Gravenhage te gaan en dat zij toen te Oosterhout ‘vonden lude staen maetsen an 't huys tot Oisterhoute, dat ooc niet boven der eerden comen was. Ende dit was ommetrent die tyd, dat die wich te Woeringhen was, luttel ere jof latere’ - zoodat omstreeks 1288 het kasteel in aanbouw was. Het kasteel bleef in het geslacht van Strijen, tot Guy van Vlaanderen, als echtgenoot van Beatrix van Strijen, ‘onse steenhuys ende onse wooninge te Oosterhout, die men heyt het Huys te Strijen’ met al het bijbehoorende goed in 1324 in erfpacht gaf aan Willem van Duvenvoorde (van goor, blz. 446), die ‘een zeer fraay park of diergaarde, 't geene de lengte hadt van vijfhonderd roeden en alomme met staketzels omheint was’, er bij aanlegde (van goor, blz. 361).

De mededeeling in Willem van Duvenvoorde's grafschrift, dat hij ‘deede macken te Oosterhout den burch’ (butkens, Trophées de Brabant, II, p. 77), zal, in verband met bovenvermelde berichten, op eene herstelling of vergrooting doelen. Reeds in de zestiende eeuw schijnt het kasteel te zijn verwoest: ‘nunc destructa et pene solo aequata’, zegt gramaye (p. 31). Den toestand in 1636 geeft een prent van a. santvoort wêer, en een prentje van spilman naar pronk (Verheerlijkt Nederland, No. 162) doet zien, dat in 1732 alleen de grcote toren nog was overgebleven.

Inderdaad waren in 1710 en 1711 gedeelten der ruïne voor afbraak verkocht en zijn daarna de fundamenten uitgegraven en, voor zoover zij te hecht waren, met buskruit vernield, om de steenen te bezigen voor vestingwerken. Op verzoek der regeering van Oosterhout werd echter in 1714 door den Domeinraad besloten, dat de groote toren zou blijven staan (van der aa, blz. 154).

De ruïne van dezen toren is in 1884 door het Domeinbestuur overgedragen aan het Departement van Binnenlandsche Zaken. Dit heeft den afgebrokkelden voet der muren doen bijmetselen en verdere voor de instandhouding noodzakelijke herstellingen laten uitvoeren, waarvoor in 1885 f 500 en in 1887 f 300 werd besteed.

Beschrijving

Van het kasteel staat thans alleen nog ongeveer de helft derGa naar margenoot+ noordelijke en westelijke muren van eenen rechthoekigen toren, die binnenwerks omstreeks 8 × 9 M. groot zal zijn geweest.
Blijkens de vensters en balkgaten bestond dit deel van den toren, dat ruim 26 M. hoog is, uit een gelijkvloers (of kelder) en zes verdiepingen. De muren, waarvan de noordelijke gelijkvloers 1,90 en de westelijke 1,65 M. dik is, zijn opgetrokken van baksteen (formaat: 0,29 × 0,135 × 0,065 M.; 10 lagen: 0,75 M.), in onregelmatig staand verband, met hoekblokken van bergsteen.

Uitwendig vertoonen de muren boven de derde verdieping eene versnijding. Zij zijn voorzien van ten deele met segment-, ten deele met rondbogen gedekte vensters, en van smalle licht- of schietspleten. Inwendig (afb. 248) zijn boven de derde verdieping de gedrukt-spitsbogige muraalbogen en de aanzet bewaard van een gemetseld kruisgewelf, welks baksteenen diagonaalrib rust op een eenvoudig-geprofileerden kraagsteen. De toren dagteekent vermoedelijk uit den stichtingstijd van het kasteel: omstreeks 1288.

Slotbosse toren

De 25 meter hoge toren is deels bewaard gebleven en staat nog steeds overeind aan de Kasteeldreef in Oosterhout. De ruïne van de toren, die beschermd wordt met hekken, staat op een eilandje omgeven door sloten dat met een brug verbonden is met de omgeving. De naam Slotbosse Toren is te danken aan het eikenbos dat er vroeger omheen lag.

De ruïne was tot 15 januari 2016 eigendom van de Staat (Rijksgebouwendienst). Op 15 januari 2016 werd deze overgedragen aan de Nationale Monumentenorganisatie (NMo)[2]

Kasteelruïne

Ruïne van het Kasteel Strijen in 1636, naar een prent van A. Santvoort.
Ruïne van het Kasteel Strijen in 1636, naar een prent van A. Santvoort.

De ruïne van het kasteel Strijen in Oosterhout is een van de weinige overgebleven kasteelruïnes in Nederland. Het opmerkelijke is dat het kasteel al een hele tijd in deze vervallen staat verkeert. Het werd namelijk al in de vijftiende eeuw verwoest tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten en nadien niet meer herbouwd.
In de zeventiende eeuw zijn de restanten geruimd, maar een deel van de hoektoren bleef tot op de dag van vandaag overeind staan. Strijen herinnert vooral aan de bijzondere politieke situatie die in de middeleeuwen hier heerste, met een langdurige machtsstrijd tussen de hertog van Brabant en de graaf van Holland. Willem van Duivenvoorde (1290-1353), bastaard van een edelman, wist daarvan handig te profiteren. Het bezorgde hem grote macht en een reusachtig fortuin. Daarmee liet hij onder meer het dertiende-eeuwse kasteel Strijen verbouwen dat – nogal kenmerkend – op Brabants gebied stond, terwijl de omgeving van het kasteel juist bij Holland hoorde.

Westmuur der ruïne van den toren van het kasteel Strijen.
Westmuur der ruïne van den toren van het kasteel Strijen.
Inwendig der ruïne van den toren van het kasteel Strijen.
Inwendig der ruïne van den toren van het kasteel Strijen.

De ruïne aan de Hoofseweg, in de volksmond bekend als de Slotbosse toren, is een hoekpunt van de hoofdtoren van het kasteel van Strijen, een rechthoekige waterburcht. De 26 meter hoge toren kent 6 verdiepingen boven een kelder. Vanaf maaiveld is circa 5,5 verdieping zichtbaar. Aan de binnenkant van de ruïne zijn onder meer de resten zichtbaar van vensters, schietsleuven, een gewelf en een schouw met rookkanaal. De Slotbosse toren is vernoemd naar het bos dat de toren vroeger omringde.

De bouw van het eerste kasteel startte rond 1289, toen Willem IV van Strijen het terrein op de grens van het graafschap Holland en het hertogdom Brabant kocht. Aanvankelijk bevatte het terrein een bebouwde hoofdburcht met voorburcht en een enkele gracht. Na de aankoop van het terrein rond 1325 verbouwde de Hollandse edelman Willem van Duvenvoorde, destijds een van de machtigste en rijkste mannen van de lage landen, het kasteelterrein grootscheeps en verschenen onder andere een tweede watergracht en een aantal nieuwe gebouwen. Het terrein rond de toren is sinds de jaren 1974 meerdere malen door archeologen onderzocht. Direct ten westen van de huidige ruïne groef men een deel van de slotgracht op en werd veel aardewerk uit de 14de eeuw gevonden. Afval dat vanuit de hoofdburcht, beter gezegd de oorspronkelijke donjon, in de gracht is gegooid. Een bijzondere vondst is een vloertegel waarop met gele slib een hert is afgebeeld. De vloertegel met slibdecoratie

De veertiende eeuw was de bloeiperiode voor het kasteel. Gelegen tussen de Hoofseweg in het oosten en de Oosterhoutse haven in het westen moet het een imposant geheel zijn geweest, met op de achtergrond de landelijke nederzetting van Oosterhout. Omwille van de watervoerendheid in de kasteelgrachten zijn tussen de haven van Oosterhout en het kasteelterrein de nodige waterwerken zoals sluizen aanwezig geweest. Met de realisatie van het waterpark aan de voet van de Slotbosse toren is een verbinding tussen dit verleden en het heden gemaakt.

Afbeeldingen

Zie ook

Noten