Juliana de Lannoy

Uit Wiki Raamsdonks Erfgoed
Juliana de Lannoy
De Lannoy (door Niels Rode[1])
De Lannoy (door Niels Rode[1])
Algemene informatie
Volledige naam Juliana Cornelia de Lannoy
Geboren 20 december 1738
Geboorte­plaats Breda
Overleden 18 februari 1782
Overlijdensplaats Geertruidenberg
Land Vlag van Nederland Nederland
Beroep dichteres
Portaal  Portaalicoon   Literatuur

Juliana Cornelia de Lannoy (Breda, 20 december 1738 - Geertruidenberg, 18 februari 1782) was een Nederlandse dichteres.

Zij was de dochter van Carel Wijbrandus de Lannoy, een telg uit een familie van officieren die later stadsgouverneur van Geertruidenberg werd, en Maria Aletta Schull, telg uit een bemiddelde bestuurdersfamilie.

In 1743 verhuisde ze naar Nijmegen naar de grootouders van haar moeder. Na het overlijden van hen, haar moeder en haar broer, in de periode 1746-1750, ging ze naar familie van haar vader in Zutphen. In 1752 na het hertrouwen van haar vader verhuisde ze naar hen in Deventer. In 1758 naar Geertruidenberg, waar haar vader stadsgouverneur werd. Het gezin betrok het Huis "De Roos".

Juliana leerde tekenen en schilderen, en de rector van de Latijnse school in Breda, Adamus Christianus Schonck, onderwees haar in de taal- en dichtkunst.

Haar eerste bekende gedicht, Aan Aristus, dateert van 1764. Het was een ode aan haar vroegere leraar Schonck. In 1766 debuteerde zij met de dichtbrief in dialoogvorm: Aan myn Geest. Hierin rekende ze af met het vooroordeel dat vrouwen niet tot dichten in staat zouden zijn.

De Lannoy schreef drie treurspelen, en wel: Leo de Groote (1767), De belegering van Haerlem (1770), en Cleopatra, koningin van Syriën (1776). De belegering was overigens opgedragen aan Stadhouder Willem V: De Lannoy zou altijd prinsgezind blijven. Ondertussen werd ze geprezen om haar manlyke Poëzy. In 1772 was ze het eerste vrouwelijke lid van het Haagse dichtgenootschap: Kunstliefde spaart geen vlyt. Ze won prijzen, onder meer met haar Lierzang: Lof der Heeren Van der Does, Van der Werff, en Van Hout, verdedigers van Leyden. Ze schreef een viertal sonnetten, waarvan De onbestendigheid (1779) het bekendste is. Ook zond ze tsarina Catharina II van Rusland een lovend gedicht, wat zeer door haar werd gewaardeerd.

Samen met Simon van der Waal en Izaak van Nuijssenburg vormde zij het "dichterlijk klaverblad", terwijl ze correspondeerde met Willem Bilderdijk en Rhijnvis Feith, die bewonderaars van haar waren. Ze stierf echter vroeg, en werd bijgezet in het koor van de Geertruidskerk. Haar onvoltooide werk werd, naar haar wens, verbrand. Een deel van de waardering voor haar werk was overigens politiek van aard: een aanzienlijk deel van haar werk ging over vaderlandsliefde, een onderwerp dat vooral in historische context moet worden gezien. Ze schreef echter ook satirische en hekeldichten, waarin in een plotselijke wending de humor naar voren komt.

Geertruidenberg

In Geertruidenberg was dichteres Juliana Cornelia de Lannoy (1738-1782) een echte emancipator en ook Antonia Petronella Vermeeren (1854-1929) toonde zich een voorvechter van vrouwenrechten. Juliana Cornelia de Lannoy is nooit getrouwd geweest en richtte zich vooral op haar letterkundige ambities. Zij verwoordde dat in 1766 in een gedicht als volgt: ‘(…) Ik vind myn liefste feest, myn zoetsten wellust weer, wanneer ik in my zelf en tot myn boeken keer.’

Vanaf 1776 tot aan haar dood in 1782 woonde zij in het pand ‘De Roos’ aan de Markt 46 in Geertruidenberg, waar nu museum De Roos is gevestigd. Op de eerste verdieping van het historische pand is een hoekje ingericht met haar stoel en bureau, met zicht op de Markt, het plekje waar zij haar inspiratie vond. Zij was in haar tijd een beroemde dichteres, die zich nadrukkelijk teweerstelde tegen de norm geworden vooroordelen dat vrouwen van nature over minder intellectuele capaciteiten zouden beschikken dan mannen.

Zij zette zich af tegen de heersende mening dat vrouwen zich daarom tevreden moesten stellen met een ondergeschikte plaats in de maatschappij. De Lannoy was ambitieus, vrijmoedig en gevat, die met dichterlijk woorden streed aan een verandering van positie en houding van mannen en voor meer sociale rechtvaardigheid. Dat zij een voorloopster was van de latere emancipatie wordt duidelijke in een van haar gedichten, waarin ze schrijft:

‘(…) Mijn Heeren, weest voldaan met uw voortreffelijkheid; Beheerscht, verzorgt den Staat, verdedigt zijn rechten, En wyl ’t U zo behaagt gaat ook den Krijg beslechten. Maar sta ons voor ’t minstuit mededogen toe, dat ons vernuft somwijle eene eedle pooging toe.’

Op deze wijze reageerde ze op de ondergeschikte positie van het vrouwelijke geslacht in de maatschappij, waarin openlijk gesteld werd dat vrouwen alleen voldoening mogen vinden in de verzorging en behoeftebevrediging van echtgenoot en kinderen.

Bibliografie

  • Aan mynen Geest (Breda, 1766)
  • Leo de Groote (Amsterdam, 1767)
  • De belegering van Haerlem (Amsterdam, 1770)
  • Cleopatra, koningin van Syriën (Amsterdam, 1776)
  • Dichtkundige werken (Leiden, 1780)
  • Nagelaten dichtwerken (Leiden, 1783)

Literatuur

  • W.R.D. van Oostrum, Juliana Cornelia de Lannoy (1738-1782), ambitieus, vrijmoedig en gevat. Hilversum, Verloren, 1999. 376 p.
  • ’t Zoet der Eenzaamheid. Gedichten van Juliana Cornelia de Lannoy, Pim [W.R.D.] van Oostrum (red.). Amsterdam, Amsterdam University Press, 2001. 127 p.

Externe links