Jean-Baptiste Dumonceau
Jean-Baptiste Dumonceau | ||||
---|---|---|---|---|
Dumonceau met de keten van de Orde van de Unie en het grootlint van de Huisorde van de Trouw van Baden. In zijn hand houdt hij zijn maarschalksstaf.
| ||||
Algemeen | ||||
Volledige naam | Jean Baptiste graaf Dumonceau | |||
Geboren | Brussel, 7 november 1760 | |||
Overleden | Brussel, 29 december 1821 | |||
Partij | regeringsgezind (onder Willem I) | |||
Titulatuur | graaf; luitenant-generaal buiten dienst (vanaf 1817) | |||
Functies | ||||
juli-aug 1806; 1807 - 1808 |
lid in buitengewone dienst bij de sectie oorlog, staatsraad | |||
sept-nov 1806 | commandant gehele verenigde (Hollandse) troepenmacht | |||
1808 - 1809 | lid in buitengewone dienst bij de sectie marine en oorlog, staatsraad | |||
1820 - 1821 | lid Tweede Kamer der Staten-Generaal | |||
https://www.parlement.com/id/vg09lltn97zy/j_b_graaf_dumonceau | ||||
|
Jean-Baptiste graaf Dumonceau (Brussel, 7 november 1760 – 29 december 1821) was een Zuid-Nederlands generaal in dienst van de Bataafse Republiek, het Bataafs Gemenebest, het koninkrijk Holland en het Franse Keizerrijk van Napoleon Bonaparte.
Dumonceau, stamvader van de adellijke familie du Monceau de Bergendal was luitenant-generaal en maarschalk van Holland. Zijn bijnaam was le général sans tache (de smetteloze generaal).
Zijn naam is gegraveerd in de Arc de Triomphe in Parijs. In Brussel is de Dumonceaustraat naar hem vernoemd.
Loopbaan
Dumonceau, zoon van Pierre Dumonceau en Catharina van der Meiren, studeerde in Rome als architect en meester-steenhouwer. Toen de Brabantse Revolutie uitbrak, werd hij kapitein van de Canaries, een vrijwilligerseenheid uit de omgeving van Namen. Nadat de opstand faalde, vluchtte Dumonceau naar Frankrijk, waar hij bevelhebber werd van een bataljon van Zuid-Nederlandse en Luikse revolutionairen, het Legion des Belges et Liègois réunis. Dumonceau nam deel aan de Slag bij Jemappes en kreeg eind 1793 promotie tot brigadegeneraal. Hij ontwierp de plannen voor de Franse bezetting van Noord-Nederland in 1795 door Pichegru, waarbij de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden ten val gebracht werd en vervangen werd door een Franse vazalstaat, de Bataafse Republiek.
Dumonceau ging in mei 1795 in dienst van de nieuwe Bataafse Republiek en werd gepromoveerd tot luitenant-generaal. Hij kreeg het bevel over de Bataafse troepen in Groningen, Friesland en Drenthe en vestigde zich in de stad Groningen, waar hij in 1802 een huis, het zogenaamde Schimmelpenninckhuis, kocht in de Oosterstraat. Hij kocht in 1796 ook het landgoed Lemferdinge, nabij Paterswolde, als buitenplaats. Met behulp van Bataafse soldaten liet hij het huis en de omringende tuinen verbouwen en verfraaien. In 1811 werd het landgoed wegens geldgebrek in percelen verkocht.
Tijdens de Brits-Russische inval in Noord-Holland in 1799 raakte hij gewond in de Slag bij Bergen. In 1805 had Dumonceau het bevel over het Bataafse korps in Duitsland tijdens de Derde Coalitieoorlog.
Nadat Napoleon in 1806 het Bataafs Gemenebest (dat de Bataafse Republiek in 1801 was opgevolgd) verving door het Koninkrijk Holland en zijn broer Lodewijk op de Hollandse troon plaatste, werd Dumonceau benoemd tot staatsraad, of adviseur, van koning Lodewijk. Hij diende als ambassadeur van het koninkrijk in Parijs en had korte tijd het bevel over de Nederlandse verdediging tijdens de Britse inval in Zeeland in 1809.
Dumonceau werd in 1809 genaturaliseerd tot Hollands staatsburger. Naast de verlening van een grafelijke titel, benoemde de koning hem ook tot maarschalk, een benoeming die niet werd goedgekeurd door Napoleon. In 1810 maakte Napoleon een einde aan het Koninkrijk Holland, dat werd geannexeerd door Frankrijk. Dumonceau werd divisiegeneraal van het Franse keizerrijk en kreeg ook een nieuwe adellijke titel: hij werd op 2 mei 1811 door Napoleon verheven tot Comte de l'Empire als graaf van Bergendal (ook wel geschreven als Bergendael).
Hij nam deel aan de Franse veldtocht in Duitsland in 1813 en speelde een belangrijke rol in het redden van de Fransen na de nederlaag in de Slag bij Kulm. Hij raakte gewond in de Slag bij Dresden. Op 11 november 1813 capituleerde bij Dresden het corps van maarschalk de Gouvion-Saint Cyr, waarin Dumonceau diende. Hij werd krijgsgevangen genomen en verbleef in Bohemen tot Napoleons nederlaag en aftreden in 1814.
Dumonceau speelde geen rol van belang tijdens de Honderd Dagen. Na de Slag bij Waterloo werd hij adjudant van koning Willem I van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. In 1820 volgde zijn opname in de erfelijke adel. Van 15 maart 1820 tot aan zijn vroegtijdige dood het jaar daarop, was hij lid van de Tweede Kamer voor de provincie Zuid-Brabant en nam er regeringsgezinde stellingen in.
Titels
- 1806: grootkruis van de Orde van de Unie van koning Lodewijk Napoleon van Holland.
- 1812: grootkruis van de Franse Orde van de Reünie.
- 1814: grootofficier in het Legioen van Eer.
Hij werd bij herhaling in de adel bevestigd met de titel graaf:
- in 1810 door koning Lodewijk Napoleon Bonaparte van Holland, met de titel graaf van Bergenduin,
- in 1811 door keizer Napoleon I met de titel graaf van Bergendal,
- in 1820, onder het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, erfelijke adel met de titel graaf, overdraagbaar bij eerstgeboorte.
Huwelijken en nageslacht
- Jean-Baptiste Dumonceau was twee keer getrouwd. Hij huwde op 5 mei 1782 in Brussel met Anne Marie Apolline Colinet (1758-1795). Na haar overlijden huwde hij op 15 maart 1796 in Groningen met Agnes Wilhelmina Cremers (1777-1850). Uit het eerste huwelijk werd een zoon geboren en uit het tweede huwelijk drie zoons en een dochter. Mannelijke telgen uit zijn nageslacht zouden nog anderhalve eeuw als adjudant van de Nederlandse vorsten dienen.
- Jean François Dumonceau (Brussel, 1790 - Den Haag, 1884), zoon uit het eerste huwelijk, erfde de adellijke titel en diende als luitenant-generaal en adjudant van koning Willem III. In 1874 verkreeg hij overdraagbaarheid van de titel op alle afstammelingen. Hij trouwde in Brussel in 1819 met Thérèse D'Aubremé (1795-1861) en ze hadden vijf kinderen.
- Cécile Dumonceau (1819-1905) trouwde in 1840 met de Belgische senator Joseph Zaman (1812-1894).
- Eugène Dumonceau (1825-1901) werd kamerheer van koning Willem III. Hij trouwde in 1850 in Lanaken met Justine Kaison (1828-1883). Ze kregen negen dochters, van wie de meeste met Belgische edellieden trouwden, en een enige zoon.
- Frantz Dumonceau (1854-1906) trouwde in 1885 in Luik met Jeanne Debraconnier (1862-1937). Ze hadden vier kinderen, maar zonder verdere mannelijke afstammelingen. De familietak doofde uit.
- Charles Henri Felix Dumonceau (1827-1918), zoon uit het tweede huwelijk, luitenant-generaal, was vleugeladjudant van Willem III en hoofd van het militair huis van koningin Wilhelmina. Hij trouwde in 1854 in Parijs met Sophie de Forestier (1836-1917). Ze kregen zes kinderen, onder wie twee zoons, maar zonder verdere mannelijke afstammelingen.
- Joseph Henri Felix Dumonceau (1859-1952), luitenant-generaal, grootmeester van het huis van de koningin der Nederlanden, trouwde in Den Haag in 1909 met barones Idzardina de Constant Rebecque (1877-1958). Het echtpaar bleef kinderloos en deze familietak doofde uit.
- Jacques Jean Baptiste Du Monceau (Groningen, 1799 - Brussel, 1875), zoon uit het tweede huwelijk van Jean-Baptiste, lid van de Raad voor de Burgerlijke godshuizen in Brussel, trouwde in 1826 in Brussel met Virginie Jacquelart (1796-1886). In 1845 verkreeg hij de Belgische titel graaf, overdraagbaar bij eerstgeboorte en in 1875 kreeg hij uitbreiding van zijn titel op alle afstammelingen.
- Guillaume Joseph Antoine Félix Du Monceau (1831-1911) trouwde in 1864 met gravin Clémence de Renesse (1834-1865) en in 1871 met Jeanne de Pardieu (1847-1929). Ze kregen vier dochters en een zoon die vrijgezel bleef en in wie ook deze familietak uitdoofde.
- Charles Eppo Dumonceau de Bergendael (Groningen, 1800 - Schaarbeek, 1881), ontvanger van belastingen, verkreeg in 1871 de Belgische titel graaf, overdraagbaar op alle afstammelingen. Hij trouwde in Brussel in 1826 met Elisabeth Honorez (1803-1843). Ze kregen vier kinderen.
- Jean-Baptiste Remy François Ivan Dumonceau de Bergendal (Brussel, 1827 - Groningen, 1891) trouwde in Groningen in 1852 met Elisabeth Canter Cremers (1830-1858) en hertrouwde in Groningen in 1862 met Margareta Ardesch (1840-1929), met twee zoons uit het eerste en twee uit het tweede huwelijk.
- Freddy du Monceau de Bergendal (Groningen, 1871 - Ukkel, 1945), infanterieofficier, trouwde in Brussel met Berthe Dansette (1882-1970).
- Ivan du Monceau de Bergendal (1909-2005), substituut van de procureur des Konings in Brussel, eigenaar van het satirisch weekblad Pan, trouwde in 1959 in Sint-Joost-ten-Node met Marthe Vranckx (1919- ). Het echtpaar bleef kinderloos en met zijn dood doofde deze familietak uit.
- Françoise du Monceau de Bergendael (1910- ) trouwde in 1941 (scheiding in 1943) met Robert de Foy (1893-1960), administrateur-generaal van de Belgische staatsveiligheid.
- Freddy du Monceau de Bergendal (Groningen, 1871 - Ukkel, 1945), infanterieofficier, trouwde in Brussel met Berthe Dansette (1882-1970).
- Jean Gustave Du Monceau de Bergendael (1830-1887), arrondissementscommissaris in Nijvel, ondervoorzitter van de Bank van Brussel, trouwde met Octavie de Wouters d'Oplinter Bouchout (1831-1855) en hertrouwde met Léonie Dangonau (1839-1887).
- Georges Dumonceau de Bergendal (1854-1942), consul van Paraguay, trouwde met Eugénie Pécher (1857-1893). Ze hadden vijf kinderen.
- Emile Dumonceau de Bergendael (1883-1953), trouwde met Hélène Papleux (1895-1977).
- Ivan Georges Arsène Félicien Dumonceau de Bergendal (1915-1984), generaal-majoor vlieger, commandant van de Belgische luchtmacht, trouwde in 1948 in New York met Loraine Dresselhuys (1928- ) (echtscheiding in 1963) en hertrouwde in Schaarbeek in 1963 met Nadine Hankar (1921- ). Uit het eerste huwelijk had hij een zoon die vrijgezel bleef. Ook deze familietak doofde uit.
- Emile Dumonceau de Bergendael (1883-1953), trouwde met Hélène Papleux (1895-1977).
- Georges Dumonceau de Bergendal (1854-1942), consul van Paraguay, trouwde met Eugénie Pécher (1857-1893). Ze hadden vijf kinderen.
- Jean-Baptiste Remy François Ivan Dumonceau de Bergendal (Brussel, 1827 - Groningen, 1891) trouwde in Groningen in 1852 met Elisabeth Canter Cremers (1830-1858) en hertrouwde in Groningen in 1862 met Margareta Ardesch (1840-1929), met twee zoons uit het eerste en twee uit het tweede huwelijk.
- Louis du Monceau de Bergendal (Amsterdam, 1808 - Graven, 1886) trouwde in 1835 met prinses Zépherine de Looz-Corswarem (1812-1901). Ze kregen vier kinderen.
- Jean-Baptiste Du Monceau de Bergendal (1836-1917), burgemeester van Graven, trouwde in Brussel in 1864 met Eugénie Le Boulengé (1840-1909) en ze hadden vier zoons.
- Arnold Joseph Jean Jules Lucien du Monceau de Bergendal (1866-1927) trouwde in Rotterdam in 1888 met Emile de Kuyper (1868-1928). In 1926 verkocht hij een kasteel te Gistoux aan Charles du Perron, vader van de Nederlandse schrijver E. du Perron.
- Jean du Monceau de Bergendal (1890-1966), schepen van Ottignies en ondernemer in Afrika, trouwde in Maastricht in 1922 met Yvonne Crets (1901-2000). Naar hem is de Bekerrit Dumonceau genoemd die van circa 1920-1940 werd gereden door motorfietsen en personenauto's; hij stelde de beker ter beschikking vanaf 1917.
- Yves-Jean du Monceau de Bergendal (1922-2013), senator en burgemeester van Ottignies-Louvain-la-Neuve, trouwde met Raymonde Vaxelaire (1925- ). Het echtpaar had vier kinderen, met afstammelingen tot heden.
- Jean du Monceau de Bergendal (1890-1966), schepen van Ottignies en ondernemer in Afrika, trouwde in Maastricht in 1922 met Yvonne Crets (1901-2000). Naar hem is de Bekerrit Dumonceau genoemd die van circa 1920-1940 werd gereden door motorfietsen en personenauto's; hij stelde de beker ter beschikking vanaf 1917.
- Arnold Joseph Jean Jules Lucien du Monceau de Bergendal (1866-1927) trouwde in Rotterdam in 1888 met Emile de Kuyper (1868-1928). In 1926 verkocht hij een kasteel te Gistoux aan Charles du Perron, vader van de Nederlandse schrijver E. du Perron.
- Jean-Baptiste Du Monceau de Bergendal (1836-1917), burgemeester van Graven, trouwde in Brussel in 1864 met Eugénie Le Boulengé (1840-1909) en ze hadden vier zoons.
- Jean François Dumonceau (Brussel, 1790 - Den Haag, 1884), zoon uit het eerste huwelijk, erfde de adellijke titel en diende als luitenant-generaal en adjudant van koning Willem III. In 1874 verkreeg hij overdraagbaarheid van de titel op alle afstammelingen. Hij trouwde in Brussel in 1819 met Thérèse D'Aubremé (1795-1861) en ze hadden vijf kinderen.
Literatuur
- Jhr. J. W. VAN SYPESTEIN, Het leven en karakter van Jean Baptiste graaf du Monceau, oud maarschalk van Holland uit oorspronkelijke bescheiden beschreven (met portret), Gebroeders Muller, 's Hertogenbosch, 1852
- Jean TULARD, Napoleon et la noblesse d'empire, Taillandier, Parijs, 1979
- Luc DUERLOO & Paul JANSSENS, Wapenboek van de Belgische adel, Brussel, 1992.
- Oscar COOMANS DE BRACHÈNE, État présent de la noblesse belge, Annuaire 1994, Brussel, 1994.