Het herstel na de Sint-Elisabethsvloed
Al vrij kort na de Sint Elisabethsvloed wilde men grote stukken grond opnieuw gaan indijken. Die poging is echter op niets uitgelopen, omdat de instanties die hierover moesten beslissen te lang bleven praten.
Er ging veel kostbare tijd verloren en ondertussen kon de binnendringende zee haar verwoestende werk doen.
De Zuidhollandse Waard zou nooit meer boven water komen.
In de 2de helft van de 15de eeuw werd begonnen met de aanleg van een waterkerende dijk in de richting oost-west tussen Besoyen en Raamsdonk. Langs deze winterdijk ontstond een langgerekte bebouwing die bekend werd onder de naam "De Langstraat". De polders die in dit gebied ontstonden noemde men de "Langstraatpolders". Ook de laaggelegen Dongelanden werden in de Loop der eeuwen stukje bij beetje omkaad of bedijkt en weer bewoond.
De slechte waterstaatkundige toestand in het gebied van het Oude Maasje en de Beneden Donge bleef echter tot in de 20ste eeuw grote problemen opleveren.
Wat was namelijk het geval?
Tot de afsluiting van het Haringsvliet en het Volkerak stond dit gebied onder invloed van de getijbeweging op zee en van de oppervlaktewaterafvoer van de Rijn en de Maas. De buitenpolders in het Beneden-Dongegebied en het gebied van het Oude Maasje fungeerden als bergboezem. In dit gebied dienden de waterkeringen lager te worden gehouden (max. 2.50 m. + N.A.P.) dan elders in het rivierengebied, wat tot gevolg had dat er iedere winter opnieuw dijkdoorbraken en overstromingen plaatsvonden.
Bij zo'n teveel aan water in de Langstraatse buitenpolders kon het overtollige water in de binnenpolders niet worden geloosd, zodat ook het land achter de dijken onder water kwam te staan.
Na de afsluiting van het Haringvliet in 1970 als onderdeel van de Deltawerken, kon eindelijk begonnen worden met de uitvoering van de zogeheten watervrijmaking van het gebied van de Beneden-Donge en het Oude Maasje. Deze plannen worden tegelijkertijd uitgevoerd met de ruilverkaveling "Zuiderafwateringskanaal-Beneden Donge". Het hoger gelegen zuidelijk gebied heeft thans na uitgebreide verbeteringswerkzaamheden en enkele ruilverkavelingen een eigentijdse infrastructuur.
Uiteindelijk moeten al deze waterstaatkundige werken een eind maken aan vijf en een halve eeuw overstromingen en wateroverlast. In die eeuwen heeft de mens de strijd met het water aangebonden, zijn waterschappen gekomen en gegaan en zijn er kaden en dijken aangelegd, sluizen en gemalen gebouwd en afvoerkanalen gegraven.
De zorg om droge voeten en bouwgrond is in al die tijd alleen maar groter geworden.
Bron digitalisering en Wiki opmaak: Terry van Erp