Het Wilhelmus tijdens de Republiek

Uit Wiki Raamsdonks Historie

Het Wilhelmus tijdens de Republiek [1]

Titelpagina van de oudst overgeleverde druk van het Geuzenliedboek (Dordrecht, Jan Canin, 1577-1578). Foto: Bibliothèque Nationale, Parijs.
Titelpagina van de oudst overgeleverde druk van het Geuzenliedboek (Dordrecht, Jan Canin, 1577-1578). Foto: Bibliothèque Nationale, Parijs.

Volgens het Guinness Book of Records bezit het Wilhelmus ‘de oudste muziek van alle volksliederen’. [2] Dat is opmerkelijk gezien het feit dat het lied pas in 1932 officieel de Nederlandse nationale hymne werd, dus op een tijdstip dat hymnes als ‘God Save the King’ en de Marseillaise al zo'n anderhalve eeuw in functie waren. Toch is de vermelding in het Guinness Book of Records correct: deze heeft namelijk betrekking op de melodie, die uit de zestiende eeuw stamt. Qua tekst wordt het Wilhelmus door het meer dan duizend jaar oude Japanse volkslied voorbijgestreefd, maar dat kreeg pas een melodie in 1880. [3] Het Wilhelmus is dus als lied, in de zin van een onverbrekelijk verbonden geheel van tekst en melodie, het oudste volkslied ter wereld.

Afgezien van de betrekkelijke waarde van dit soort records, is deze uitspraak niet onproblematisch. Het concept ‘nationale hymne’ dateert uit de achttiende eeuw, toen het Wilhelmus dus al een kleine twee eeuwen bestond. [4] Het record-probleem krijgt in de context van deze bundel pas zin wanneer we ons de vraag stellen in hoeverre het Wilhelmus in de zestiende en zeventiende eeuw als een voorloper kan worden beschouwd van de nationale hymne, die we als genre verbinden met het nationalisme van de achttiende, negentiende en twintigste eeuw. Dat sommige negentiende-eeuwers het oude Wilhelmus als het eigenlijke volkslied beschouwden, blijkt bij de bekende geschiedschrijver W.J. Hofdijk. Deze schreef in ca. 1875: ‘Dat begeesterende lied, dat neêrslachtigheid weder ophief tot vertrouwen, dat verslagenheid troostte en bemoedigde, dat gestorven hope weder uit den doodslaap opwekte en als geloof herleven deed; dat nog daarenboven prikkelde en aanvuurde tot den felsten kamp; dat de spieren stevigde en verstaalde in de bloedigste worsteling; dat straks als de hoogklinkende psalm der viktorie heenruischte over het met lijken bezaaide veld, waar de wapperende Oranje-banier de zegepraal der Nederlandsche zaak verkondigde, daverende op de trom, klinkende op de fluit, schetterende op de trompet, maar boven alles galmend en schallend uit vrolyke keelen - dat moest trouwens wel een volkslied worden. (…) Van 1568 af ruischt en bruischt het met vollen toongalm door onze geheele geschiedenis; het is er als de muzikale adem van. In alle waereld-oorden, waar de Princevlag Neerlands kleuren toont, klinkt ook het Princelied, onder de wisselendste toestanden. (…) Elegie van het lijdend, krijgsgezang van het strijdend, dithyrambe van het triumfeerend Nederland - Stabat Mater en Te Deum laudamus te gelijk - is het Wilhelmus van Nassauwe een historiesch volkslied, zooals geen enkele andere nacie er een bezit.’ [5]

Ik zou het iets voorzichtiger willen formuleren: kan men stellen dat het Wilhelmus in de zestiende en zeventiende eeuw al kenmerken vertoont van wat later een nationale hymne genoemd zou worden? Daarvoor moet het voor deze periode aan een aantal criteria worden getoetst. Ik ga uit van de kenmerken die Louis Grijp in zijn inleiding noemt: het gaat bij de nationale hymne om een vaderlands lied met een uitverkoren positie (het criterium van de uniciteit), herkenbaar aan een bepaald functioneel gebruik en gelegitimeerd door een breed gedragen populariteit. Om deze toetsing te kunnen uitvoeren moeten we eerst antwoord zien te krijgen op de volgende vragen: waar, wanneer, door wie en waarom werd het Wilhelmus gebruikt? (Ik parafraseer hiermee de klassieke vier vragen van het Wilhelmus-onderzoek naar het ontstaan van het lied. [6] ) Als bronnen staan ter beschikking: herdrukken en afschriften van de tekst en de melodie, beschrijvingen van uitvoeringen en contrafacten, die behalve populariteit eventueel ook literaire doorwerking kunnen laten zien. Ze beslaan de periode van de Republiek en de Franse tijd, dus tot 1813.

Stand van het onderzoek

Willem van Oranje (1533-1584)
Willem van Oranje (1533-1584)

Wat de klassieke vragen rond het ontstaan van het lied betreft: ondanks de honderden publicaties die daaraan in de loop der eeuwen zijn gewijd, [7] zijn daar nog steeds geen definitieve antwoorden op gevonden. We weten in 1998 nog steeds niet veel meer dan dat het Wilhelmus gedicht moet zijn tussen 1568 en 1572, vermoedelijk in de omgeving van Willem van Oranje, die toen in Duitsland verbleef. Wel is in de laatste decennia nieuw feitenmateriaal beschikbaar gekomen. Eberhard Nehlsen vond in 1985 de tot nu toe oudste tekst van het Wilhelmus, in het Duits. [8] In het kader van het onderzoek naar het Nederlandse lied tot 1600 [9] kwam in 1996 een druk van het Geuzenliedboek aan het licht die ouder was dan de toen oudst bekende uitgave van 1581. Het boekje wordt op 1577-1578 gedateerd en is daarmee de oudste bron waarin de Nederlandse Wilhelmustekst volledig is overgeleverd (zie bijlage). [10] Eerder had A. Maljaars met zijn dissertatie-onderzoek bewezen dat Marnix van Sint Aldegonde, door velen voor de auteur gehouden, het Wilhelmus niet geschreven kan hebben. [11] Hierdoor werd de aloude vraag naar de auteur weer nieuw leven ingeblazen. Tenslotte probeerde E. Hofman in een monografie over het Wilhelmus te beargumenteren dat de tekst zoals wij die kennen niet de oorspronkelijke, maar een ingrijpend verbeterde versie is. [12] Hoewel zijn voorstelling van zaken discutabel is, heeft deze de vraag naar de oorspronkelijke tekst weer opengelegd. Al met al blijft de Wilhelmuspuzzel in de belangstelling staan. Begin 1997 werd door de Bosschenaar Coen Free een nieuwe auteurskandidaat aangedragen [13] - de Antwerpse lutheraan en psalmdichter Willem van Haecht - en het einde lijkt niet in zicht. Ook de gedachte dat niets mooier is dan een volkslied zonder auteur, dat wil zeggen dat het echt uit het volk is voortgekomen, [14] kan de stroom publicaties niet stoppen.

[15] 
Zie ook: Wilhelmus


  1. Met dank aan Louis Grijp, die de paragraaf over muziek schreef en zonder wiens overige waardevolle opmerkingen dit artikel in deze vorm nooit tot stand was gekomen.
  2. Guinness Record Boek 96 (Utrecht/Antwerpen 1996) 131.
  3. In 1893 werd dit ‘Kimiga yowa’ officieel tot nationale hymne verheven.
  4. Over dit probleem schreef onder meer al Enschedé 1904: 6, die de kwalificatie ‘oudste volkslied’ afwees.
  5. Terry van Erp - Hofdijk z.j. [1875-1878]: 42-43.
  6. Terry van Erp - De klassieke vier vragen luiden: waar, wanneer, door wie en waarom werd het Wilhelmus geschreven? Aldus A.J. Veenendaal in zijn artikel ‘Vier vragen betreffende het Wilhelmus’ (1954), herdrukt in De Gier 1985: 73-92.
  7. Terry van Erp - Zie onder meer de Wilhelmus-bibliografie van Maljaars en Lenselink uit 1993. Hoewel ze zich grotendeels beperkten tot publicaties waarin iets gemeld wordt over de auteurskwestie, kwamen ze op ruim 350 beschrijvingen.
  8. Terry van Erp - Zie Nehlsen 1993: 52-61 en zijn bijdrage in deze bundel, p. 97.
  9. Terry van Erp - NWO/FWO-project ‘Repertorium van het Nederlandse lied tot 1600’, uitgevoerd aan het Meertens Instituut (Amsterdam) en de UFSIA (Antwerpen).
  10. Terry van Erp - De Bruin 1997. De betreffende uitgave bevindt zich in Parijs, Bibliothèque Nationale: Rés. p. Yi 24.
  11. Terry van Erp - Maljaars 1996.
  12. Terry van Erp - Hofman 1996.
  13. Terry van Erp - Free 1997: 88-96.
  14. Terry van Erp - Onder meer uitgesproken door Marijke Spies tijdens de promotie van A. Maljaars. Zij koppelt daarmee het aloude Herderiaanse volksliedbegrip aan de nationale hymne.
  15. Terry van Erp -