Het Wilhelmus tijdens de Republiek

Uit Wiki Raamsdonks Historie
Zie ook: Wilhelmus

Het Wilhelmus tijdens de Republiek [1]

Titelpagina van de oudst overgeleverde druk van het Geuzenliedboek (Dordrecht, Jan Canin, 1577-1578). Foto: Bibliothèque Nationale, Parijs.
Titelpagina van de oudst overgeleverde druk van het Geuzenliedboek (Dordrecht, Jan Canin, 1577-1578). Foto: Bibliothèque Nationale, Parijs.

Volgens het Guinness Book of Records bezit het Wilhelmus ‘de oudste muziek van alle volksliederen’. [2] Dat is opmerkelijk gezien het feit dat het lied pas in 1932 officieel de Nederlandse nationale hymne werd, dus op een tijdstip dat hymnes als ‘God Save the King’ en de Marseillaise al zo'n anderhalve eeuw in functie waren. Toch is de vermelding in het Guinness Book of Records correct: deze heeft namelijk betrekking op de melodie, die uit de zestiende eeuw stamt. Qua tekst wordt het Wilhelmus door het meer dan duizend jaar oude Japanse volkslied voorbijgestreefd, maar dat kreeg pas een melodie in 1880. [3]

Het Wilhelmus is dus als lied, in de zin van een onverbrekelijk verbonden geheel van tekst en melodie, het oudste volkslied ter wereld.

Afgezien van de betrekkelijke waarde van dit soort records, is deze uitspraak niet onproblematisch. Het concept ‘nationale hymne’ dateert uit de achttiende eeuw, toen het Wilhelmus dus al een kleine twee eeuwen bestond. [4] Het record-probleem krijgt in de context van deze bundel pas zin wanneer we ons de vraag stellen in hoeverre het Wilhelmus in de zestiende en zeventiende eeuw als een voorloper kan worden beschouwd van de nationale hymne, die we als genre verbinden met het nationalisme van de achttiende, negentiende en twintigste eeuw. Dat sommige negentiende-eeuwers het oude Wilhelmus als het eigenlijke volkslied beschouwden, blijkt bij de bekende geschiedschrijver W.J. Hofdijk. Deze schreef in ca. 1875: ‘Dat begeesterende lied, dat neêrslachtigheid weder ophief tot vertrouwen, dat verslagenheid troostte en bemoedigde, dat gestorven hope weder uit den doodslaap opwekte en als geloof herleven deed; dat nog daarenboven prikkelde en aanvuurde tot den felsten kamp; dat de spieren stevigde en verstaalde in de bloedigste worsteling; dat straks als de hoogklinkende psalm der viktorie heenruischte over het met lijken bezaaide veld, waar de wapperende Oranje-banier de zegepraal der Nederlandsche zaak verkondigde, daverende op de trom, klinkende op de fluit, schetterende op de trompet, maar boven alles galmend en schallend uit vrolyke keelen - dat moest trouwens wel een volkslied worden. (…) Van 1568 af ruischt en bruischt het met vollen toongalm door onze geheele geschiedenis; het is er als de muzikale adem van. In alle waereld-oorden, waar de Princevlag Neerlands kleuren toont, klinkt ook het Princelied, onder de wisselendste toestanden. (…) Elegie van het lijdend, krijgsgezang van het strijdend, dithyrambe van het triumfeerend Nederland - Stabat Mater en Te Deum laudamus te gelijk - is het Wilhelmus van Nassauwe een historiesch volkslied, zooals geen enkele andere nacie er een bezit.’ [5]

Ik zou het iets voorzichtiger willen formuleren: kan men stellen dat het Wilhelmus in de zestiende en zeventiende eeuw al kenmerken vertoont van wat later een nationale hymne genoemd zou worden? Daarvoor moet het voor deze periode aan een aantal criteria worden getoetst. Ik ga uit van de kenmerken die Louis Grijp in zijn inleiding noemt: het gaat bij de nationale hymne om een vaderlands lied met een uitverkoren positie (het criterium van de uniciteit), herkenbaar aan een bepaald functioneel gebruik en gelegitimeerd door een breed gedragen populariteit. Om deze toetsing te kunnen uitvoeren moeten we eerst antwoord zien te krijgen op de volgende vragen: waar, wanneer, door wie en waarom werd het Wilhelmus gebruikt? (Ik parafraseer hiermee de klassieke vier vragen van het Wilhelmus-onderzoek naar het ontstaan van het lied. [6] ) Als bronnen staan ter beschikking: herdrukken en afschriften van de tekst en de melodie, beschrijvingen van uitvoeringen en contrafacten, die behalve populariteit eventueel ook literaire doorwerking kunnen laten zien. Ze beslaan de periode van de Republiek en de Franse tijd, dus tot 1813.

Stand van het onderzoek

Willem van Oranje (1533-1584)
Willem van Oranje (1533-1584)

Wat de klassieke vragen rond het ontstaan van het lied betreft: ondanks de honderden publicaties die daaraan in de loop der eeuwen zijn gewijd, [7] zijn daar nog steeds geen definitieve antwoorden op gevonden. We weten in 1998 nog steeds niet veel meer dan dat het Wilhelmus gedicht moet zijn tussen 1568 en 1572, vermoedelijk in de omgeving van Willem van Oranje, die toen in Duitsland verbleef. Wel is in de laatste decennia nieuw feitenmateriaal beschikbaar gekomen. Eberhard Nehlsen vond in 1985 de tot nu toe oudste tekst van het Wilhelmus, in het Duits. [8] In het kader van het onderzoek naar het Nederlandse lied tot 1600 [9] kwam in 1996 een druk van het Geuzenliedboek aan het licht die ouder was dan de toen oudst bekende uitgave van 1581. Het boekje wordt op 1577-1578 gedateerd en is daarmee de oudste bron waarin de Nederlandse Wilhelmustekst volledig is overgeleverd (zie bijlage). [10] Eerder had A. Maljaars met zijn dissertatie-onderzoek bewezen dat Marnix van Sint Aldegonde, door velen voor de auteur gehouden, het Wilhelmus niet geschreven kan hebben. [11] Hierdoor werd de aloude vraag naar de auteur weer nieuw leven ingeblazen. Tenslotte probeerde E. Hofman in een monografie over het Wilhelmus te beargumenteren dat de tekst zoals wij die kennen niet de oorspronkelijke, maar een ingrijpend verbeterde versie is. [12] Hoewel zijn voorstelling van zaken discutabel is, heeft deze de vraag naar de oorspronkelijke tekst weer opengelegd. Al met al blijft de Wilhelmuspuzzel in de belangstelling staan. Begin 1997 werd door de Bosschenaar Coen Free een nieuwe auteurskandidaat aangedragen [13] - de Antwerpse lutheraan en psalmdichter Willem van Haecht - en het einde lijkt niet in zicht. Ook de gedachte dat niets mooier is dan een volkslied zonder auteur, dat wil zeggen dat het echt uit het volk is voortgekomen, [14] kan de stroom publicaties niet stoppen.

Vermeldingen van het Wilhelmus in historische documenten

Al in de eerste jaren na het ontstaan van het Wilhelmus vinden we vermeldingen in kronieken, dagboeken, rechtbankverslagen, enzovoort. Het verschijnt in 1573 in beeld. In dat jaar, tijdens het beleg van Haarlem, zong een soldaat op de stadsmuur het Wilhelmus. De Spanjaarden reageerden met een kanonschot, dat de soldaat een been kostte. [15] Bij het beleg van Alkmaar in hetzelfde jaar speelden de Spanjaarden het Wilhelmus op hun schalmeien ter bespotting van de belegerden [16] en Godevaert van Haecht meldt in zijn kroniek bij het jaar 1573 dat overal, maar vooral op de schepen het Wilhelmus werd gezongen en gespeeld tot lof van de Prins van Oranje. [17]

Deze eerste vermeldingen maken meteen al duidelijk dat het Wilhelmus een bijzonder lied is. Er blijkt ook uit dat het al snel verbreid moet zijn geweest. In de oorlog functioneerde het lied als herkenningsmelodie. Dit is natuurlijk niet verwonderlijk als men bedenkt dat het het lied van de legeraanvoerder was, de Prins van Oranje. Door de ik-vorm van het lied identificeerde men zich als het ware met de leider van de Opstand.

Bij de triomfantelijke intocht van Willem van Oranje in Brussel (1577) blazen stadsspeellieden het Wilhelmus op cornetten en schalmeien. Houtsnede uit Houwaert 1579. Foto: KB, Den Haag.
Bij de triomfantelijke intocht van Willem van Oranje in Brussel (1577) blazen stadsspeellieden het Wilhelmus op cornetten en schalmeien. Houtsnede uit Houwaert 1579. Foto: KB, Den Haag.

Van Haecht hoorde in 1574 het Wilhelmus triomfantelijk spelen op een geuzenschip dat de haven van Bergen op Zoom naderde. Hij voegt eraan toe dat het door kinderen ‘alle de landen over’ werd gezongen. [18] In zijn dagboek noteert Broeder Wouter Jacobsz, prior van Stein, dat op 30 maart 1574 enkele geusgezinde opvarenden op de trekschuit Utrecht-Amsterdam een liedeken zongen ‘tot 's princen lof’; dit moet dan wel het Wilhelmus zijn geweest. [19] En in de Amsterdamse Confessieboeken kan men lezen dat Pieter Heyndricks, schepeling, op 31 december 1574 werd veroordeeld omdat hij bij het verlaten van de kerk één of twee strofen van het Wilhelmus zong [20] - Amsterdam was toen immers nog koningsgezind. Dit laatste voorval laat ons tegelijk iets zien over de manier van overlevering. Heyndricks verklaarde namelijk dat hij de tekst nooit in handschrift of in druk had gezien, maar deze op een schip had geleerd, waar het lied vaak werd gezongen. Natuurlijk werden liederen voor een groot deel mondeling overgeleverd. Dit geldt overigens in sterkere mate voor de muziek dan voor de teksten. Van de meeste liederen werd immers alleen de tekst gedrukt of geschreven; de melodie werd doorgaans slechts met een zogenoemde wijsaanduiding aangegeven.

Samenvattend kan worden gesteld dat het Wilhelmus in de eerste jaren na zijn ontstaan een sterke politieke lading had en zich snel verbreidde over brede lagen van de bevolking, voornamelijk als strijd- en partijlied van de prinsgezinden. In gevechtssituaties had de melodie een signaalfunctie. Overigens is er opvallend vaak sprake van schepen; op de geuzenvloot was het lied kennelijk populair. [21]

Dit eerste beeld blijft geldig gedurende gehele Tachtigjarige Oorlog. Het lied klonk bij verschillende gelegenheden, zoals overwinningen en intochten van de prins, ter bemoediging in de strijd en ter ontmoediging van de tegenpartij. Het gebruik was verspreid over de gehele Nederlanden. Zo werd het Wilhelmus bij de triomfantelijke intocht van Willem van Oranje te Brussel in 1577 door de stadsspeellieden vijfstemmig op schalmeien en cornetten gespeeld.[22] Toen zijn opvolger Maurits in 1590 het belegerde Breda bezocht, werd het ‘lustig’ op de trompet geblazen. Dit gaf het volk ‘sulk een couragie’, aldus de geschiedschrijver Bor, dat ze wel wilden dat ze de vijand ter plekke in handen hadden.[23] Ook werd het voor Maurits' opvolger Frederik Hendrik gespeeld: vlak na het ontzet van Wezel in 1629 bliezen zijn trompetters ‘lustig’ het inmiddels ‘oude liedeken’.[24]

Het ontzet van Wezel in 1629, waarbij het Wilhelmus op de trompet klonk.
Het ontzet van Wezel in 1629, waarbij het Wilhelmus op de trompet klonk.

Na de bevrijding van Groningen in 1594 was het Wilhelmus het eerste lied dat klonk op het klokkenspel.[25] Welk een paniek de klank van het Wilhelmus bij de tegenpartij teweeg kon brengen, blijkt uit de volgende voorbeelden. In 1600 was de Zwarte Galei van Dordrecht in Antwerpen doende acht Spaanse schepen buit te maken; hierbij werd het ‘seer bekende’ Wilhelmus van Nassauen op de kade gespeeld en dat veroorzaakte ‘groot alarm’, zoals de kroniekschrijver zegt.[26] Toen vierentwintig jaar later de Spaanse troepen het Veluwse dorp Ede plunderden en daarna in het veld bij Harsselo een waar feestmaal aanrichtten, ontstond grote consternatie toen - bij toeval! - een jager op zijn trompet het Wilhelmus blies. De Spanjaarden vluchtten in paniek omdat ze dachten dat de troepen van Oranje in aantocht waren, hierbij het eten en een goed deel van hun buit achterlatend.[27] Niet alleen in het leger, maar ook op de vloot vervulde het Wilhelmus een belangrijke functie. Zo beschrijft de zeeman Willem Schellinger in 1678 het ritueel vóór de eerste salvo's. De trompetter van zijn schip blaast het Wilhelmus, waarop vanaf het andere, vijandige schip met eigen trompetsignalen wordt geantwoord.[28]

Het is duidelijk dat het Wilhelmus het lied van de Opstand bij uitstek was, dat in het heetst van de strijd gespeeld werd en een uiterst positief effect op het moreel had. Arnoldus Montanus zegt het bondig: ‘welck deuntje geduurende den oorlogh meer voordeel gedaen heeft, als 10 000 soldaten’.[29] Franciscus Ridderus voegt hieraan toe: ‘want als soldaet en matroos dat hoort, dan wort haer bloedt gaende’.[30]

Bijzondere positie

De bijzondere positie van het Wilhelmus blijkt ook uit het feit dat buitenlanders het ‘deuntje’ goed blijken te hebben gekend. Zo werd bij een feestbanket dat in 1675 door de onderkoning van Sardinië werd aangericht ter ere van zeeheld Michiel de Ruiter, niet alleen gedronken op de gezondheid van de Prins van Oranje, maar ook het Wilhelmus gespeeld.[31] De Nederlandse gezant Pieter van den Broecke, die vanaf 1620 vanuit Surat in India handel dreef, noteerde in maart 1625 in zijn journaal over een slag in de Arabische Zee, waarin de Nederlanders samen met de Engelsen tegen Arabieren vochten: ‘De Engelssen blissen gedurende de heele slach van de Rojale Jems [32] het oudt liedeken Willelmus van Nassouwen ben ick van duijtssen bloodt, dat d'onsse seer coragirde.’[33] Een geval dat het Wilhelmus tégen de Nederlanders werd gebruikt heb ik hierboven al vermeld, namelijk het bespotten van de Alkmaarders door Spaanse schalmeispelers in 1573. Vergelijkbaar is de werkwijze van Bernhard van Galen, bisschop van Munster, die in 1665 bij zijn opmars door Overijssel over de brug bij Berkum marcheerde en daarbij door twaalf trompetters het Wilhelmus liet blazen ‘soeckende op die wijse alhier jalousie te verwecken’.[34]

In ten minste één geval werd een Nederlander verrast door de bekendheid van het Wilhelmus bij buitenlanders. De eerder genoemde Pieter van den Broecke ging in 1616 op bezoek bij de pasha van Sana in het huidige Noord-Jemen en noteerde in zijn journaal: ‘Soo ick op de wallen stondt, blies onssen trompeter het deuntien van Willelmus van Nassouwen ben ick van duytssen bloodt, quam der een Turck, die, mij by den arm trockende, in Itallians vrachden, off wij het fort al in hadden, dat wy onssen prins zijn deuntien blissen. Desen Turck (…) hadde een slaef in Sluijs geweest (…).’ De Turk legt zijn vriendschap voor de Nederlanders vervolgens uit ‘seggende dat hy veel deughden van onse natie genoten hadde, doen hy met de Galeyen van Spinola voor Duynkercken ghevanghen wierdt’. Van den Broeckes uitgever Coolhaas oppert de mogelijkheid dat de man als galeislaaf uit Sluis [35] was bevrijd door de Nederlanders en in het leger van prins Maurits was opgenomen.[36]

Een buitenlander die het Wilhelmus ook kende, was Sir Philip Sydney, de Engelse dichter en hoveling die de Nederlanders in hun strijd tegen de Spanjaarden te hulp kwam. Hij dichtte een liefdeslied ‘to the tune of Wilhelmus van Nassaw’:

   Who hath his fancie pleased,
   With fruits of happie sight,
   Let here his eyes be raised
   On nature's sweetest light.
   A light which doth dissever,
   And yet untie the eyes,
   A light which dying never,
   Is cause the looker dyes.[37]

Tegenover dit uitzonderlijke Engelse contrafact staan er tientallen in het Duits (zie de bijdrage van Nehlsen) en zelfs enkele in het Zweeds.[38]

Ook lang na de Vrede van Munster behield het Wilhelmus zowel zijn politieke lading als zijn signaalfunctie. Het volgde de ups en downs van het huis Oranje. Het werd bijvoorbeeld nog gespeeld bij de intocht van stadhouder Willem IV en zijn echtgenote Anna te Leeuwarden in 1734.[39] Weinig bronnen verraden wat de Oranjes zelf van hun ‘lijflied’ vonden. Een brief van prinses Louise van Brunswijk, lid van de stadhouderlijke familie, aan haar moeder prinses Wilhelmina (1795) laat zien dat het voor haar althans veel betekende. Ze schrijft dat tijdens een diner de muziek begon met de ‘air’ Wilhelmus en dat dat haar zo ontroerde dat ze de tranen voelde opwellen.[40]

Over de betekenis van het Wilhelmus voor het volk zijn we daarentegen goed geïnformeerd. Dat het Wilhelmus als partijlied door de orangisten werd gebruikt, blijkt onder meer uit een kluchtig liedje uit de roerige tijden van de opkomst van de patriottenpartij in 1785. Dit liedje, met de beginregels: ‘Daar zouwen vier Heertjes uit Jagen gaan, ha ha / Zy hadden Matroozen kleertjes aan, ha ha’, gaat over een spinstertje dat ter gelegenheid van de verjaardag van de prins een kaars voor haar raam zet. De vier passerende ‘Heertjes’ daarentegen zijn niet prinsgezind. Het spinstertje herkent ze als patriotten en zet ze de deur uit. In de laatste strofe luidt het dan: ‘Adieu dan Heertjes altemaal, ha ha! / En dat jou vry de Duivel haal, ha ha; / Wy zingen: Wilhelmus van Nassou, / Met al ons lust ten spyt van jou. Vivâ! Vivâ! / Vivâ!’[41]

Ook in de stadhouderloze tijdperken wordt melding gemaakt van het Wilhelmus. In het Eerste Stadhouderloze Tijdperk (1650-1672) werd het gebruikt ter ondersteuning van een demonstratie. In 1653 ontstond in Den Haag onrust toen Holland de benoeming van de prins als kapitein-generaal en admiraal der Unie wilde dwarsbomen. Het ‘gemene’ volk kleedde zich opvallend in het oranje en vier jongens bliezen het ‘Wilhellemus’ op met oranjepapier overtrokken trompetjes.[42] De volgende dag ‘trokken zij zeer vroeg naar het Binnenhof, waar zij Wilhelmus bliezen en Oranje boven riepen zoolang totdat de jonge Prins uit het raam aan hen werd vertoond’. Het Wilhelmus werd incidenteel ook tégen de heersende Oranjetelg gebruikt, bijvoorbeeld bij de gebeurtenissen rond het afkondigen van de Vrede van Westminster (1654). Deze vrede behelsde onder meer de Acte van Seclusie, waarin de provincies afspraken dat zij de toenmalige Oranjetelg, Willem III, niet aan de macht zouden laten komen. Voorafgaande aan het afkondigen van de vrede bij het (oranjegezinde) volk speelden de trompetters het Wilhelmus, ‘'t zy zonder erg, of, zo sommigen meenden, om 't gemeen te behagen’.[43] De kracht van het Oranjelied werd kennelijk zo groot geacht dat het gebruikt zou kunnen zijn om een maatregel tégen de Oranjes in goede aarde te doen vallen.

Politieke impact

De politieke impact blijkt ook wanneer het lied verboden wordt. Toen in het rampjaar 1672 de bisschop van Munster, Bernard van Galen, Deventer naderde, nam men daar de nodige voorzorgsmaatregelen: ‘De Thoornwachter was verbooden te blaesen den ouden Toon van Wilhelmus van Nassouwen; den Organist desselve te speelen; en de Predikanten voor sijn Hoogheyd te bidden.’[44] In de hoogtijdagen van de patriotten in 1787 werd het zingen van Oranjeliedjes verboden omdat ze orangistische relletjes uitlokten. In Leiden verbood men volgens Francq van Berkhey in die tijd de stadstrompetter zijn ‘gewoon’ liedje te blazen of het in zijn nieuwjaarsbrief te zetten.[45] Het ‘gewone’ torenwachtersliedje luidde namelijk: Wilhelmus van Nassauwen / De brand die is geblust / Gij heeren en mevrouwen / Slaapt nu maar weer gerust.’[46]

Telkens als de Oranjes weer aan de macht kwamen, werd het Wilhelmus naar hartelust gespeeld. Toen aan het einde van het Tweede Stadhouderloze Tijdperk (1702-1747) Willem IV werd uitgeroepen tot stadhouder, schreef de orangist F. Duim een lofdicht op zijn inhuldiging:

   (…)
   De heuchelyke toon, Wilhelmus van Nassouwen,
   Klinkt wêer in 't oor van Mans en Vrouwen
   (…)
   Vivat de Oranje! Jö! Lang bloeye 't huis Nassouw;
   Dit huis bleef 't Vaderlant getrouw,
   In voor- en tegenspoed; hy is der rechten Vader
   Van 't Vaderlant, en ons te gader.[47]  

De aanstelling van de nieuwe stadhouder leidde tot een stroom van contrafacten, dus nieuwe liedteksten op de melodie van het Wilhelmus, en tot hernieuwde publicatie van de oorspronkelijke tekst (zie hierna). Ook in 1813, na de verdrijving van de Fransen, zou een hernieuwde Oranje- en Wilhelmusgolf losbarsten.[48]

Vermaaksfunctie

Het Wilhelmus was niet alleen een aan het Oranjehuis gerelateerd strijd- en partijlied, zoals men op grond van het voorafgaande wellicht zou denken. Het heeft ook andere functies gehad. Hierboven werd het al als torenwachtersliedje genoemd, maar het werd ook bij de jacht gebruikt. Jeroen Jeroenze (pseudoniem van Hieronymus Sweerts) schrijft:

   Liefhebbers van de jacht!
   Het word u toegebracht
   Op ons gevangen Haazen,
   Wel drinkt den Horen leêg,
   En wil dan eens ter deeg 
   Fris op Wilhelmus blazen.[49]

Constantijn Huygens liet in 1657 op het toneel de plat Zaans sprekende schippersvrouw Trijntje Cornelisz in vrolijk gezelschap een liedje ten gehore brengen, ‘dat nobel gaet’: Wilhelmus van Nassouwe.[50] Ondanks de ontspannen situatie zit hier toch een ‘nationaal’ tintje aan; kennelijk wilde Trijntje een typisch Hollands lied zingen voor haar Antwerpse ‘familie’. Huygens kende het overigens ook zelf uit huiselijke kring, want zijn moeder leerde het zijn kinderen zingen.[51] Een bijzondere getuigenis uit 1747 is van de hand van de Amsterdamse boekhouder Jan de Boer. Hij speelde ter gelegenheid van de aanstelling van stadhouder Willem IV voor zijn buren op de viool het Wilhelmus, waarbij zelfs de oude besjes niet stil konden blijven staan. De oudjes zouden gezegd hebben: ‘O grooten hemel! dat is weêr de deun van onzen jongen tijd: als wij die weer mogen horen; dan worden wij ook op nieuw weder jong; want men mag dansen wat men wil; daar gaat toch niet boven Wilhelmus al van Nassauwen.’[52] Een andere bron voor het gebruik van het Wilhelmus als dansmelodie is een lied dat geschreven werd ter gelegenheid van een gemaskerd bal op 1754 in het Mauritshuis. In de tekst staat:

   Masker af, hier danst den Paarel
   van den Nederlandsche kroon
   Boere Kinckel, Plug [53] nog Kaarel
   stellen hier zich niet ten toon
   (…)
   Masker af, gij moet hier dansen
   Op Wilhelmus Nassauws trant.[54]

De dansfunctie en het enthousiasme voor het lied in het algemeen vielen ook buitenlanders op. De Duitse geleerde en diplomaat Johann Mattheson bijvoorbeeld schreef in 1749 dat ‘het Wilhelmus nog net zo verhittend was als 150 jaar eerder; het was verbazingwekkend hoe ijverig en gelukkig het overal werd gezongen, gesprongen, geblazen en op het klokkenspel gespeeld’.[55] En Leopold Mozart noteerde in 1766 in zijn dagboek dat het Wilhelmus in Holland door iedereen werd gezongen, geblazen en gepijpt. Wolfgang koos dus niet zomaar een wijsje voor zijn bekende zeven variaties op de ‘air communément dit Willem van Nassau’.[56]

Tekst en melodie

Uit de begintijd is geen complete Nederlandse tekst bewaard gebleven. De oudste die we kennen, die van 1577-1578, dateert van minstens vijf jaar na het ontstaan van het lied. Het lijkt er evenwel niet op dat de tekst in die vijf jaar veel veranderd is.[57]

De oudste versie van de melodie die we kennen, dateert van 1574.

De melodie is dan ten minste zes jaar oud; deze is namelijk afkomstig van een Frans lied dat werd gedicht tijdens het beleg van Chartres, in 1568.

Variatie in de melodie

Bij een zo veelvuldig en verscheiden gebruik van het Wilhelmus is nauwelijks te verwachten dat tekst en melodie steeds exact gelijk zijn gebleven. Met name de melodie moet wel aan variatie onderhevig zijn geweest. Meer nog dan liedteksten werden de melodieën mondeling overgeleverd. Als ze al werden genoteerd geschiedde dat doorgaans uit het geheugen. Leggen we zulke muzieknotaties van een populaire melodie naast elkaar, dan zijn er altijd verschillen en dat geldt eens te meer voor zo'n populaire melodie als het Wilhelmus. Deze verschillen kunnen het natuurlijk gevolg zijn van het tijdsverloop, maar kunnen ook groeps- en functiegebonden of regionaal bepaald zijn.

Uit de musicologische literatuur volgen hier enkele voorbeelden om een indruk te geven van de mate van variatie en het karakter van de varianten. Eén belangrijke karakteristiek gaat vooraf. Wie bij het Wilhelmus denkt aan de plechtstatige melodie, begeleid door een koraalachtige zetting van een harmonie- of symfonieorkest - dus zoals het Wilhelmus heden ten dage bij officiële gelegenheden wordt uitgevoerd - zal zich weinig kunnen voorstellen bij het volkse en vrolijke gebruik van de melodie zoals hierboven beschreven. Het Wilhelmus was ten tijde van de Republiek dan ook geen koraal maar een ‘lustig’, dus vrolijk wijsje, dat ongetwijfeld in een vlot tempo zal zijn gezongen en gespeeld. De plechtige interpretatie is geheel en al een product van de muzikale Romantiek en heeft niets met het oorspronkelijke karakter van de melodie te maken. [58] Er is ook niet van een continue traditie sprake geweest. Het koraalachtige Wilhelmus is in de tweede helft van de negentiende eeuw ingevoerd als alternatief voor het traditionele Wilhelmus, dat in de loop der eeuwen was geëvolueerd tot de zogenoemde Prinsenmars.

De oudste versie van de melodie, uit 1574, laat een eenvoudige, onopgesmukte melodie zien (zie afbeelding p. 27).[59] Vergelijken we deze met die bij Valerius (1626), dan zijn daar enkele omspelingen ingeslopen - wat overigens volstrekt gebruikelijk was. Deze Valeriusversie, die wij nu langzaam zingen, zal in de zeventiende eeuw niet minder opgewekt hebben geklonken dan welke andere versie ook.

Er is sprake van een discrepantie tussen de twee genoemde versies - en bijna alle andere versies uit de zestiende en zeventiende eeuw - met een functie die we hierboven veelvuldig zijn tegengekomen, namelijk het gebruik van het Wilhelmus op de trompet. Trompetten hadden in deze tijd nog geen pistons en konden daarom slechts natuurtonen voortbrengen. Dat hield in dat een trompetter weliswaar het begin van het Wilhelmus goed kon spelen, maar aan het einde in de problemen dreigde te komen. De tonen fis en e (uitgaande van grondtoon G) komen namelijk niet voor in de reeks van natuurtonen. In concreto: de cursieve lettergrepen in ‘van Hispanje heb ik altijd geëerd’ passen niet op de natuurtrompet. De oplossing was eenvoudig de melodie iets te veranderen. Slechts één van de circa tien overgeleverde melodieën uit de zestiende en zeventiende eeuw vertoont echter deze variant. Het is de versie van Jacob van Eyck, die de melodie gebruikte als onderdeel van een zogenoemde bataille voor blokfluit solo. In dergelijke composities wordt met behulp van allerlei trompet- en trommelsignalen een veldslag nagebootst. Van Eyck blijkt heel goed te hebben geluisterd naar de trompetsignalen, want deze passen stuk voor stuk op de trompet, en dat geldt dus ook voor het Wilhelmus.[60]

In de achttiende eeuw traden er karakteristieke wijzigingen op in de melodievarianten. Eén betrof de hoge d in de eerste maat, een andere de herhaling van het eerste gedeelte aan het eind. Dat laatste had tot gevolg dat deze zogenoemde ‘nieuwe melodie’ of Prinsenmars geschikt werd voor de natuurtrompet. Het is deze marsvorm die in de achttiende eeuw domineerde en die ook in de negentiende gespeeld werd.[61]

Variatie in de tekst

Vier versies van de Wilhelmusmelodie.
Vier versies van de Wilhelmusmelodie.

De tekst lijkt aanzienlijk minder aan variatie onderhevig te zijn geweest dan de melodie, al kan er van alles in de mondelinge overlevering zijn gebeurd dat zich aan onze waarneming onttrekt. Zoals alle geuzenliederen zal het Wilhelmus in eerste instantie verspreid zijn op vliegende blaadjes.
Op de weinige liedblaadjes die bewaard zijn gebleven komt het Wilhelmus echter niet voor. De oudst bewaarde Nederlandse tekst is, zoals eerder gezegd, die uit Een Nieu Geuse Lieden boecxken van 1577-1578. In latere uitgaven van het Geuzenliedboek wordt de tekst herdrukt met slechts geringe variatie. [62] We vinden het Wilhelmus ook in de bekende Neder-landtsche Gedenck-Clanck (1626) tussen de vaderlandslievende liederen van Valerius' eigen hand. Valerius heeft de tekst wat bijgeschaafd. ‘Blijf ik tot in den dood’ is verbeterd in ‘Blijf ick tot 's Lands behoet’, waarmee een onzuivere rijmklank wordt vermeden. Een metrische verbetering is de versregel ‘Ick altyt hebb' geeert’ in plaats van ‘Heb ik altijd geëerd’, waarbij de klemtoon van ‘al-’ naar ‘-tyt’ wordt verlegd. [63]

Een andere bescheiden variatie vinden we bij Godevaert van Haecht in 1573:

Een prince van Oraengien, ben ick vry onvervaert,
Den edelen conick van Spaengien heb ick syn eer bewaert. [64]

Begin van de oudst overgeleverde complete Nederlandse tekst van het Wilhelmus uit 1577-1578. Foto: BN, Parijs.
Begin van de oudst overgeleverde complete Nederlandse tekst van het Wilhelmus uit 1577-1578. Foto: BN, Parijs.

Nu zijn bovengenoemde teksten genoteerd door prinsgezinden, maar ook andersdenkenden deden dat. De Ommelander boer Abel Eppens schreef in 1584 dat het lied twee jaar daarvoor nog door iedereen gezongen werd; hij hoopte echter dat het lied na Willems dood niet opnieuw populair zou worden. Omdat hij het lied toch ‘ingetogen’ wilde doorgeven schreef hij de vijftien strofen uit - vrijwel helemaal gelijk aan die in het Geuzenliedboek. [65] In een pamflet tegen de ‘rebellighe Hollanders’ uit 1628 becommentarieerde de rooms-katholieke Richard Verstegen uit Antwerpen het Wilhelmus op sarcastische wijze. Hij interpreteerde bijvoorbeeld het vers ‘Een Prince van Oraengien ben ick vry onverveert’ zó dat Willem nooit bang zou zijn geweest als hij zich Prins van Oranje hoorde noemen. Ook Verstegens tekst vertoont vrijwel geen afwijkingen van die in het Geuzenliedboek. [66] Deze diende kennelijk als standaard.

De Wilhelmustekst uit de kroniek van Abel Eppens (1584). Foto: GA, Groningen.
De Wilhelmustekst uit de kroniek van Abel Eppens (1584). Foto: GA, Groningen.

Dat blijkt eens te meer als we de Wilhelmustekst in de achttiende eeuw weer in druk zien verschijnen. Tegen het einde van het Tweede Stadhouderloze Tijdperk wilde men het oude lied kennelijk weer graag zingen, maar de tekst zal nog maar weinigen bekend zijn geweest. Rond 1745 komt deze uit op een liedblad [67] en daarna nog enkele keren in voornamelijk orangistische liedboekjes. [68] Ook deze teksten lijken op het Geuzenliedboek terug te gaan.

Liedblad met de tekst van het Wilhelmus (Amsterdam, Jan 't Lam, ca. 1745). Foto: PB, Friesland.
Liedblad met de tekst van het Wilhelmus (Amsterdam, Jan 't Lam, ca. 1745). Foto: PB, Friesland.

Er is één geval met sterke afwijkingen bekend. In de tweede helft van de negentiende eeuw signaleerde een anonymus het Wilhelmus in een oud handschrift, aangeduid als Nederlandtsche oudheden. [69] Dit is niet teruggevonden, zodat we het moeten doen met de informatie die de anonymus ons verstrekt. Hij zegt dat in het handschrift slechts teksten van vóór 1603 zijn opgetekend, waaronder het Wilhelmus, dat ‘wat de schikking der afdeelingen betreft, zeer onjuist is’. De volgorde van deze versie verschilt inderdaad aanmerkelijk van die van de versie 1577-1578 en alle daaropvolgende. De veertien strofen staan, volgens de nummering van de standaardversie, in de volgorde 1, 2, 3, 4, 10, 8, 11, 12, 9, 6, 7, 13 en 14. [70] Er zijn ook enkele beginletters veranderd met als gevolg dat we in plaats van het acrostichon WILLEMVANNASSOV nu lezen: WALLGAAMNMVSOV. Hofman, die zijn ‘vondst’ van deze tekst in 1996 presenteerde, [71] probeerde te beredeneren dat deze aan de tekst van 1577-1578 vooraf zou zijn gegaan. De tekst uit 1577-1578 zou dan een verbeterde omwerking zijn van ‘zijn’ tekst. [72] Waarschijnlijker is dat de zestiende-eeuwse schrijver de tekst uit zijn geheugen noteerde en daarbij de strofen verwisselde. Dat is immers schering en inslag bij de mondelinge overlevering van liederen. [73] In dit geval lijkt het me duidelijk dat de schrijver niet besefte dat het hier om een acrostichon ging.

Actualiseringen

Bij de studie van de werking van de Wilhelmustekst kunnen we niet alleen kijken naar uitgaven van de oorspronkelijke tekst (al dan niet gevarieerd), maar ook naar bewerkingen en naar de contrafactuur. In feite is er sprake van een glijdende schaal met aan het ene uiterste bewerkingen waarin de oorspronkelijke tekst nog goed herkenbaar is, en aan de andere kant liederen op de Wilhelmusmelodie met volkomen nieuwe woorden en strekking. Allereerst zijn er actualiseringen, waarin Willem van Oranje wordt vervangen door een van zijn opvolgers. Er zijn twee van zulke bewerkingen bekend ter ere van Maurits. Een daarvan werd geschreven rond 1600:

Mauricius van Nassouwe,
ben ick van Duytsche bloet,
Ons Vaderlandt getrouwe,
blijf ick in Gods behoet.
Mijnes Heer Vaders gangen,
volg ic vry metter daet,
Den vyant te verstrangen,
in zijnen loosen raet.[74]

De andere dateert van rond 1618:

Maurice van Nassouwe
Ben ick van Duytscher aert,
Voor t Vaderlandt ghetrouwe
Gae ick int veldt te paert:
Het Prinsdom van Orangien
Heeft Godt my toe-gheschickt,
Voor den Koninc van Spangien
En ben ick niet verschrickt.[75]

In beide bewerkingen wordt er de nadruk op gelegd dat Maurits een goede zoon van zijn vader is. Frederik Hendrik, die in 1625 Maurits als stadhouder opvolgde, krijgt bij zijn aantreden ook een eigen Wilhelmus, van niemand minder dan Vondel:

Frederick van Nassouwe
Ben ick vroom Hollandsch bloed.
Mijn Vaderland getrouwe
Met leven lijf en goed:
Een Prince van Oranjen,
Door wapenen vermaert:
Voor Oostenrijck noch Spanjen
En ben ick niet vervaert.[76]

In alledrie de actualiseringen is de eerste strofe van het oorspronkelijke Wilhelmus makkelijk te herkennen, maar vanaf de tweede strofe volgt een andere tekst. Het basisidee, een lied in ik-vorm van de prins, blijft gehandhaafd, zelfs met behoud van het acrostichon. Technisch gesproken is er sprake van een contrafact (dus een nieuwe tekst op een bestaande melodie) met initiële ontlening. [77] De ontlening strekt zich in bovenstaande voorbeelden tot de eerste strofe uit, maar kan ook beperkt blijven tot de eerste versregel. Dat is het geval bij een bewerking voor Willem III uit 1673, kort na diens aantreden als stadhouder: s Princen Lied, Na den Ouden Trant op een nieuwe manier gestelt van J. Godart. De prins spreekt goedkeurend over de moord op zijn tegenstander Johan de Witt door het ‘Grauw der Straten’ en smeekt om goddelijke hulp voor zijn regering:

Wilhelmus van Nassouwe
De lest Oranjen spruijt,
Die d'Hemel wou behouwen,
In spijt van 't snood besluijt
Van 's Loevesteijnse factie,
En 't Barnevelts gebroedt,
Dat ik in ongemak,, zie
Daar spert'len onder voet.


In mijne teedre jaren,
Die zaten aan het Roer
Van 's Lands bestier, meest waren
My wars, elk van hen zwoer
My tegen; maar mijn Rechter
Verhief my uyt het stof,
In 't oog van d'Alberegter,
Verdrukker van mijn Hof.[78]

Aan het einde van het volgende stadhouderloze tijdperk dicht Pieter Langendijk een soortgelijke actualisering (1747). Deze nieuwe Wilhelmus is Willem IV. De auteur verwerkt er een veel gehoorde orangistische kreet in: ‘Vivat de Prins!’

Wilhelmus van Oranje,
Geteeld uyt Nassaus bloed,
Vermaagschapt aan Brittanje,
Zal waagen Lyf en Goed.
Voor Kerk en Staat te stryden,
Is deeze Held van zins,
Hy sal het Land bevryden,
Vivat! Lang leef de Prins.[79]

Contrafacten

De contrafactuur, inclusief de talrijke liederen die niet aan de oorspronkelijke Wilhelmustekst ontlenen, kan dienen om de populariteit van een lied te meten. Met dit onderzoeksinstrument krijgen we niet alleen de traditionele Oranje-aanhang maar ook andere bevolkingsgroepen in het vizier. Louis Grijp presenteerde in 1994 de methode in een artikel over de populariteit van enkele geuzenliederen, waaronder het Wilhelmus. Hij deelde de contrafacten in vijf categorieën in: geuzenliederen of meer in het algemeen: calvinistische, Oranjegezinde politieke liederen, overige wereldlijke liederen (bijvoorbeeld liefdesliederen), geestelijke liederen van calvinistische, doopsgezinde en rooms-katholieke signatuur. Grijp telde in de diverse documentatiesystemen van het Meertens Instituut 89 contrafacten voor de periode tot ca. 1750 (waaraan overigens nog vele zijn toe te voegen). [80] Daarbij bleek de melodie van het Wilhelmus in alle genoemde groepen te worden gezongen en dat is opmerkelijk voor een lied met zo'n politieke lading. Grijp vond 30 rooms-katholieke, 24 doopsgezinde, 22 geuzenliederen, 7 wereldlijke en 5 calvinistische liederen. [81]

Dat er op de wijs van het Wilhelmus nieuwe geuzenliederen geschreven werden, wekt geen verwondering; het Wilhelmus is immers zelf een geuzenlied. De nieuwe teksten zijn vaak veel feller anti-Spaans en anti-rooms-katholiek. Een vrij groot gedeelte hiervan dateert van de eerste decennia na het ontstaan van het Wilhelmus. Eén lied, ‘Ras seventhien provincien’, stamt waarschijnlijk al uit 1572. [82] In het oudste ons bekende Geuzenliedboek uit 1577-1578 zijn acht liederen op de wijs van het Wilhelmus opgenomen. Een prachtig voorbeeld is een lied over de Spaanse hoeren, die komen klagen omdat met het vertrek der Spanjaarden hun broodwinning zal verdwijnen.

‘Ick heb droefheyt vernomen’,

Sprack daer een spaensche poet, [83]
‘Hier is qua tydingh ghecomen
Die ons versuchten doet,
Dat al ons fraey Seignoeren
Moeten naar Spaengien Coen,
Wat sullen wy Spaensche Hoeren

Nu altemael gaen doen.’

In de voorlaatste strofe beginnen de (Nederlandse) hoeren hun Spaanse ex-minnaars uit te schelden:

‘Wat wilt ghy ons versnouwen?

Ghy caemt uut Spaengien coen,
Met d'ellebooch door de Mouwen
Die Teenen door de schoen,
Het Hembde door de broecken
Bracht u Duckdalff [84] int Landt,
Ghy meucht hem nu wel vloecken,

Hy heeft u hier geplant.’ [85]

Hoe populair dit liedje moet zijn geweest blijkt uit een parodie op het Wilhelmus die in de negentiende eeuw algemeen bekend was en waarin ‘d'ellebooch door de Mouwen’ en ‘Die Teenen door de schoen’ bewaard zijn gebleven. [86]

In tegenstelling tot politieke liederen wordt er slechts in enkele gevallen een ‘neutraal’ wereldlijk lied op de wijs van het Wilhelmus geschreven. De melodie was kennelijk te politiek beladen om er bijvoorbeeld liefdesliederen op te dichten. Een voorbeeld van een apolitieke tekst op het Wilhelmus is Een Nieu Liedeken vande Sterckte des ijs, dat gaat over de ijspret in Antwerpen, waar de Schelde voor het eerst na dertien jaar was dichtgevroren (1621). [87]

Er werden opmerkelijk weinig calvinistische liederen op het Wilhelmus gezongen. Dit is te verklaren uit de calvinistische voorkeur voor psalmgezang. Ze gebruikten liever geen wereldlijke melodieën voor hun geestelijke teksten. Doopsgezinde contrafacten zijn er juist wel veel, vooral in het begin van de Opstand. De doopsgezinden vereenzelvigden zich daar immers aanvankelijk mee. Bovendien hadden ze in tegenstelling tot de calvinisten geen bezwaar tegen wereldlijke melodieën voor hun schriftuurlijke liedteksten.

Een rooms-katholieke allegorie op de Opstand op de wijs van het Wilhelmus, met Willem van. Oranje als ooievaar. Liedpamflet Antwerpen, A. Verhoeven, 1621. British Library, Londen.
Een rooms-katholieke allegorie op de Opstand op de wijs van het Wilhelmus, met Willem van. Oranje als ooievaar. Liedpamflet Antwerpen, A. Verhoeven, 1621. British Library, Londen.

Tenslotte de katholieke contrafacten; het is verbazingwekkend hoeveel er op het Wilhelmus gedicht zijn. Weliswaar is de tekst van het Wilhelmus niet antikatholiek, maar diegenen die het als strijdlied zongen waren dat vaak wel; de calvinisten hebben zich het Wilhelmus in feite toegeëigend. De teksten van de katholieke contrafacten verklaren een en ander: het blijken vrijwel steeds tegenliederen te zijn. Zo vinden we in 1669 nog Een nieu liedt, waerin bewesen wordt dat de Calvinisten contrarie de H. Schriftuur leeren. Op de wijse: Wilhelmus van Nassou:

Hoe doolen die verblinde

In Hollandt, lieven Heer.
De Calvinist gesinde
Die seggen dat haer leer
Met de Schriftuur waerachtigh
Komt over een gewis,
Maar wy sullen seer krachtigh

Toonen dat t anders is. [88]

Met zulke antiketterse teksten gaf men muzikaal tegengas. Ook tegenliederen kunnen worden beschouwd als een vorm van toe-eigening, in elk geval van de melodie. De oorspronkelijke ‘aanvallende’ tekst wordt door het tegenlied beantwoord en daarmee geneutraliseerd. De dichter van het Wilhelmus had dit principe ook toegepast: [89] hij schreef zijn tekst op de melodie van een Frans spotlied op de calvinisten. Degene die in 1590 een politiek neutraal lied op de wijs van het Wilhelmus dichtte over het leven van de Heilige Margareta, had zich de melodie volledig toegeëigend. [90] De angel was er in de loop van de zeventiende eeuw definitief uit, toen steeds meer rooms-katholieke lieddichters het Wilhelmus voor ‘neutrale’ teksten gingen gebruiken. [91] Al met al toont de contrafactuur dat in elk geval de melodie populair was bij uiteindelijk alle religieuze gezindten en over een lange tijdsspanne.

Het grote aantal actualiseringen en contrafacten doet vermoeden dat wanneer de Wilhelmusmelodie werd gezongen, men vaker een nieuwe tekst dan de oorspronkelijke ten gehore bracht. Dat de oude tekst tot ver in de zeventiende eeuw in het Geuzenliedboek werd herdrukt zegt wel iets, maar niet veel - het kan daarin langzaam versteend zijn. De titel van de eerder genoemde herdruk van ca. 1745, Het echte en origineele liedje Wilhelmus van Nassouwe, suggereert inderdaad dat de tekst toen in de vergetelheid was geraakt. De grote populariteit van het Wilhelmus tijdens de Republiek gold al met al meer de melodie en de algehele politieke strekking van het lied dan de letterlijke tekst van het oorspronkelijke lied.

Nationale hymne avant la lettre

Bovenstaande gegevens over het gebruik en de contrafactuur van het Wilhelmus heb ik bijeengebracht met het doel te toetsen of het Wilhelmus ten tijde van de Republiek reeds kenmerken van een nationale hymne vertoont. Het gaat daarbij om populariteit, uniciteit en specifieke functies. Populair wàs het Wilhelmus, en het was zeker het populairste van de geuzenliederen, die te vergelijken zijn met de vaderlandse liederen van de negentiende eeuw. Geen enkel ander lied gold ook zo universeel als herkenningsmelodie van de Republiek en het Oranjehuis. Daarmee samenhangende specifieke, deels rituele functies van de latere nationale hymnen bleken gemakkelijk aan te wijzen: de melodie klonk bij ceremonies als officiële bezoeken van de prins, en in oorlogssituaties ter land en ter zee. Het lied had onmiskenbaar een symboolfunctie en ook treedt er al ten tijde van de Republiek een zekere mythevorming rond het lied op, met name rond de persoon van de auteur (Marnix of Coornhert), die de verheerlijking van de auteurs van latere nationale hymnes voorschaduwt. Volkomen vergelijkbaar zijn ook de emoties die het lied oproept, zoals we zagen bij de krijgslustige soldaten en matrozen en de schier wenende prinses Louise. In zowel feitelijk gebruik als gevoelswaarde vertoont het Wilhelmus ten tijde van de Republiek dus veel overeenkomsten met de latere nationale hymnes.

Het nationalisme zoals zich dat in de achttiende eeuw ontwikkelde, kwam natuurlijk niet uit het niets; ook vóór die tijd was er al sprake van een zeker nationaal besef. Een element uit het nationalistische denken dat al in de zeventiende eeuw herkenbaar is, betreft de notie dat het vaderland beter, mooier, enzovoort was dan andere landen.[92] Wat bij Bellamy in 1783 ‘Vaderland, mijn aardse hemel’ heet, wordt door de invloedrijke zeventiende-eeuwse orthodoxe predikanten benoemd als het tweede Israël. Bij hen treffen we ook al de nationalistische gedachte aan dat natie, vorst en religie, in casu Nederland, Oranje en het calvinisme, onverbrekelijk verbonden waren. Precies met deze trits werd het Wilhelmus geassocieerd: Willem van Oranje, de Vader des Vaderlands, de Nederlandse David, verdedigt Nederland (enkelvoud!)[93] en de calvinistische levensopvatting tegen de gemeenschappelijke vijand rooms-katholiek Spanje. Wanneer het Wilhelmus werd gespeeld of gezongen in verband met een latere stadhouder verwees het behalve naar die Oranjenazaat tegelijkertijd naar Willem van Oranje. Mèt het Wilhelmus bleef men de Tachtigjarige Oorlog als historische herinnering meedragen, niet in het minst omdat de in 1648 verworven vrijheid diverse malen in het gedrang kwam.[94] Bijvoorbeeld bij de Vrede van Aken in 1748. De Republiek wist toen na een zware inbreuk op haar vrijheid de vrede te herstellen en opgelucht klonken overal liederen op de wijs van het Wilhelmus. Bij de vieringen werd een sterke parallel getrokken met de Vrede van Munster, die precies honderd jaar eerder de Tachtigjarige Oorlog had afgesloten en waarin Nederlands zelfstandigheid was vastgelegd.[95] Het Wilhelmus was dus een klinkend relict van een gedeeld heroïsch verleden dat niet alleen naar dat verleden verwees, maar het ook - men denke alleen al aan de uitspraak over de tienduizend soldaten - mede had vormgegeven.

De staatvormende drie-eenheidsgedachte impliceert in theorie dat niet elke Nederlander een goede vaderlander is. Van het Wilhelmus, dat deze gedachte uitstraalt, is dan ook wel gezegd dat het geen nationale hymne kon zijn. Het zou vooral een partijlied zijn geweest; tegen de rooms-katholieken, tegen de patriotten, enzovoort. Hierboven is die uitspraak aan de hand van de contrafactuur al aardig afgezwakt. En evenals de uitspraak dat een rooms-katholiek of een patriot geen goede Nederlander kan zijn onhoudbaar is, [96] hoeft een nationale hymne ook niet altijd alle heren, in dit geval onderdanen, te dienen. Ook andere nationale hymnen hebben gedurende bepaalde perioden van hun bestaan als partijlied gefungeerd, zonder dat het hun nationale status wezenlijk aantastte.[97] Dat behoort tot de dynamiek van het genre. Rest de vraag waarom het Wilhelmus in de negentiende eeuw niet de nationale hymne van het Koninkrijk der Nederlanden werd.

Bijlage

Het Wilhelmus uit het Geuzenliedboek [1577-1578] (f29r-31r)

   Een nieu Christelick liet, gemaect ter
   eeren des Doorluchtichsten Heeren,
   Wilhelm Prince tot Oraengien,
   Graue van Nassou, Patris Patria,
   mynen G. Vorsten ende Heeren.
   Waer van deerste Capitael letteren
   van elck Vers, syner V.G. Name met
   brengen. Na die wijse van Chartres.
    
   Wilhelmus van Nassouwe
   Ben ick van Duytschen bloet
   Den Vaderlant ghetrouwe
   Blijf ick tot inden doot:
   Een Prince van Oraengien
   Ben ick vry onuerveert
   Den Coninck van Hispaengien
   Heb ick altijt gheeert.
    
   In Godes vrees te leuen
   Heb ick altijt betracht,
   Daerom ben ick verdreuen
   Om Lant om Luyd ghebracht.
   Maer God sal my regeren
   Als een goet Instrument
   Dat ick sal wederkeeren
   In mynen Regiment.
    
   Lijdt v mijn Ondersaten
   Die oprecht zijn van aert,
   God sal v niet verlaten
   Al zijt ghy nu beswaert:
   Die vroom begeert te leuen
   Bidt Godt nacht ende dach
   Dat hy my cracht wilt gheuen
   Dat ick v helpen mach.
    
   Lijf end' goet al te samen
   Heb ick v niet verschoont,
   Mijn Broeders hooch van Namen
   Hebbent v oockvertoont: [sic]
   Graef Adolf is ghebleuen
   In Vrieslant inden Slach,
   Sijn siel int eewich Leuen
   Verwacht den Jongsten dach.
    
   Edel end' Hoochgeboren
   Van Keyserlicken Stam:
   Een Vorst des Rijcx vercoren
   Als een vroom Christen Man,
   Voor Godes Woort ghepresen
   Heb ick vry onuersaecht
   Als een Helt sonder vreesen
   Mijn Edel Bloet ghewaecht.
    
   Mijn Schilt ende Betrouwen
   Sijt ghy, O God mijn Heer,
   Op v so wil ick bouwen
   Verlaet my nemmermeer:
   Dat ick doch vroom mach blijuen
   V dienaer taller stont,
   Die Tyranny verdrijuen,
   Die my mijn hert doorwont.
    
   Van al die my beswaren
   End' mijn veruolgers zijn,
   Mijn God wilt doch bewaren
   Den trouwen Dienaer dijn:
   Dat sy my niet verrasschen
   In haren boosen moet,
   Haer handen niet en wasschen
   In mijn onschuldich bloet.
    
   Als Dauid moeste vluchten
   Voor Saul den Tyran:
   So heb ick moeten suchten
   Met menich Edelman:
   Maer God heeft hem verheuen,
   Verlost wt alder noot,
   Een Coninckrijc gegeuen
   In Israel seer groot.
    
   Nae tsuer sal ick ontfangen
   Van God mijn Heer dat soet,
   Daer na so doet verlangen
   Mijn Vorstelick ghemoet:
   Dat is dat ick mach steruen
   Met eeren in dat Velt,
   Een eewich Rijck verweruen
   Als een ghetrouwer Helt.
    
   Niet doet my meer erbarmen
   In mynen wederspoet
   Dan datmen siet verarmen
   Des Conincx Landen goet,
   Dat v de Spaengiaerts crencken
   O Edel Nederlant soet,
   Als ick daer aen ghedencke
   Mijn Edel hert dat bloet.
    
   Als een Prins opgheseten
   Met myner Heyres cracht,
   Van den Tyran vermeten
   Heb ick den Slach verwacht,
   Die by Maestricht begrauen
   Bevreesde mijn ghewelt,
   Mijn Ruyters sachmen drauen
   Seer moedich door dat Velt.
    
   So het den wille des Heeren
   Op die tijt had gheweest,
   Had ick wel willen keeren
   Van v dit swaer tempeest:
   Maer de Heer van hierbouen
   Die alle dinck regeert,
   Diemen altijt moet louen
   En heeftet niet begheert.
    
   Seer Christelick was ghedreuen
   Mijn Princelick ghemoet,
   Stantuastich is ghebleuen
   Mijn hert in teghenspoet,
   Den Heer heb ick ghebeden
   Van mynes herten gront,
   Dat hy mijn saeck wil reden,
   Mijn onschult doen bekant.
    
   Orlof mijn arme Schapen
   Die zijt in grooten noot,
   V Herder sal niet slapen
   Al zijt ghy nu verstroyt:
   Tot God wilt v begheuen,
   Sijn heylsaem Woort neemt aen,
   Als vrome Christen leuen,
   Tsal hier haest zijn ghedaen.
    
   Voor God wil ick belijden
   End syner grooter macht,
   Dat ick tot geenen tijden
   Den Coninc heb veracht:
   Dan dat ick God den Heere
   Der hoochster Maiesteyt,
   Heb moeten obedieren
   Inder gherechticheyt.

Literatuur en bronnen

  • Aitzema, Lieuwe van, Saken van staet en oorlogh […]. 6 delen ('s-Gravenhage 1669-1672), UB Amsterdam, OF 85-1-7
  • Boeles, W.B.S., ‘Dagverhaal van Groningen in 1594’, Bijdragen tot de geschiedenis en oudheidkunde, inzonderheid van de provincie Groningen 1 (1864) 97-128
  • Bloeiënde Oranjeboom, De van den Hemel afgebeeden […] (z.pl. z.j. [ca. 1785]), KB Pamflet 21066
  • Bor, Pieter Christaensz, Oorsprongk, begin, en vervolgh der Nederlandsche oorlogen. 4 delen (Amsterdam 1681), Meertens Instituut: zonder signatuur
  • Brandt, Gerard, Het leven en bedryf van den heere Michiel de Ruiter (Amsterdam 1687)
  • Breen, Joh. C., ‘Laurens Jacobszoon Reael’, Bijdragen voor de vaderlandsche geschiedenis en oudheidkunde, 3e reeks x (1898-1899) 69-124
  • Bruin, Martine de, ‘Bevroren boekjes: een geuzenliedboek van 1577-78 en andere vondsten’, in: Veelderhande liedekens: Studies over het Nederlandse lied tot 1600 (Leuven 1997) 74-102
  • Coeur, J. de, Een vaderlands lied ter gelegenheid van 't Hoog Vorstelijk Verjaar-feest of het Bal dat H.K.H. op den 8 Maart 1754 gegeven ('s-Gravenhage 1754), UB Leiden, 1222 E 10: 4
  • Coolhaas, W.Ph. (red.), Pieter van den Broecke in Azië. 2 delen ('s-Gravenhage 1962-1963)
  • Duyse, Fl. van, Het oude Nederlandsche lied. Wereldlijke en geestelijke liederen uit vroegeren tijd. Teksten en melodieën. 4 delen ('s-Gravenhage/Antwerpen 1903-1908)
  • Eeghen, I.H. van, ‘Vroege populariteit van het Wilhelmus’, Tijdschrift voor geschiedenis 56 (1941) 374
  • Enschedé, J.W., ‘De melodie van het Wilhelmus’, Oud-Holland XII (1894) 172-191, 201-232
  • Enschedé, J.W., ‘Het Wilhelmusgeschil’, Caecilia, maandblad voor muziek 61 (1904) 1-7
  • Eppens, Abel, De kroniek van Abel Eppens tho Equart. Uitg. en met kritische aant. voorz. door J.A. Feith en H. Brugmans, 2 delen (Amsterdam 1911)
  • Free, Coen, Willem van Oranje, 's-Hertogenbosch en de dichter van het Wilhelmus ('s-Hertogenbosch 1997)
  • Gerritsen, W.P., ‘Jen en Jenneken en de mondelinge overlevering van balladen’, in: Frank Willaert e.a., Een zoet akkoord. Middeleeuwse lyriek in de Lage Landen (Amsterdam 1992) 287-302
  • Gier, J. de (red.), Het Wilhelmus in artikelen. Een bundel herdrukte studies over het Wilhelmus (Utrecht 1985)
  • Grijp, Louis, Het Nederlandse lied in de Gouden Eeuw. Het mechanisme van de contrafactuur (Amsterdam 1991)
  • Grijp, Louis, ‘Van geuzenlied tot Gedenck-clanck. Tweede deel: de receptie van geuzenliederen, in het bijzonder in de contrafactuur’, De zeventiende eeuw 10 (1994) 266-276
  • Haecht, Godevaert van, De kroniek van Godevaert van Haecht over de troebelen van 1565 tot 1574 te Antwerpen en elders, ingel. en toegel. door Rob. van Roosbroeck (Antwerpen 1930)
  • Hofdijk, W.J., Lauwerbladen uit Nêerlands gloriekrans ('s-Gravenhage z.j. [1875-78])
  • Hofman, E., Nieuw licht op het Wilhelmus en zijn dichters (Zoetermeer 1996)
  • Hofman, E. ‘Nieuwe wegen in het Wilhelmusonderzoek’, Transparant 8.2 (1997) 18-21
  • Houwaert, J.B., Declaratie van de triumphante Incompst vanden Doorluchtighen (…) Prince van Oraingien, binnen (…) Brussele (…) (Antwerpen 1579), KB Pamflet 320
  • Jacobsz, Broeder Wouter, Dagboek van Broeder Wouter Jacobsz (Gualtherus Jacobi Masius) Prior van Stein: Amsterdam 1572-1578 en Montfoort 1578-1579. Ed. I.H. van Eeghen (Groningen 1959)
  • Het juichend Friesland, ofte kort verhaal van de blijde inkomst van den Alderdoorluchtigsten Vorst en Heere Willem Carel Hendrik Friso prince van Orange en Nassau … ende Haare Koningklijke Hoogheid Anna kroon-princesse van Engeland (…) (Leeuwarden 1734), PB Leeuwarden, D 4265-20.
  • Den Kalvinisten Doolhof (Antwerpen 1669), KB, 808 G 21
  • Keesing, Elisabeth, Het volk met lange rokken: vrouwen rondom Constantijn Huygens (Amsterdam 1987)
  • Kuiper, E.T., en P. Leendertz Jr., Het Geuzenliedboek naar de oude drukken uit de nalatenschap van E.T. Kuiper. 2 delen (Zutphen 1924-1925)
  • Leendertz Jr., P., Het ‘Wilhelmus van Nassouwe’ met verklaring en historische toelichting (Zutphen 1925)
  • Een lieflicke oeffeninghe op die weldaden Gods (Leuven 1590), UB Leiden, 1498 G 36
  • Maljaars, A., Het Wilhelmus: auteurschap, datering en strekking: een kritische toetsing en nieuwe interpretatie (Kampen 1996)
  • Maljaars, A., en S.J. Lenselink, Het Wilhelmus. Een bibliografie ('s-Gravenhage 1993)
  • Meyere, J.A.L. de, Met de beste wensen voor het nieuwe jaar (Baarn 1981)
  • Montanus, Arnoldus, 't Leven en bedryf der prinsen van Oranje. 4 delen (Amsterdam 1664)
  • Nehlsen, Eberhard, Wilhelmus von Nassauen. Studien zur Rezeption eines niederlaendischen Liedes im deutschsprachigen Raum vom 16. bis 20. Jahrhundert (Münster/Hamburg 1993)
  • Een Nieu Geuse Lieden boecxken, Waer inne begrepen is den gantschen Handel der Nederlantscher geschiedennis, [sic] (…) Midtsgaders sommighe schoone Refereynen (…) Nu nieuwelick vermeerdert, ende ghecorrigeert (…) (Dordrecht z.j. [1577-1578]), BN Parijs Rés. p. Yi 24
  • Orlers, J. Jz., Beschrijvinghe ende afbeeldinge van alle de victorien (…), die Godt Almachtich de (…) heeren Staten der Vereenichde Neder-landen verleent heeft (Leiden 1610); ook genoemd als: Den Nassavschen lauren-crans, KB, 3188 C 18
  • Oudendijk, K.E., ‘Over de populariteit van het Wilhelmus in de loop der eeuwen’, Historia 15 (1950) 18-24
  • Sas, N.C.F. van, ‘Vaderlandsliefde, nationalisme en vaderlands gevoel in Nederland, 1770-1813’, Revolutie en contrarevolutie. Themanummer Tijdschrift voor geschiedenis 102, 3-4 (Groningen 1989) 471-495
  • Schellinger, Willem, 't Volmaeckte en toe-geruste schip, : bestaende in fraeye gedichten en aerdige liedekens (…) Nut en dienstig voor alle liefhebbers der groote zeevaert (Amsterdam 1678), KB, 841 F 40
  • Scheurleer, D.F., ‘Een merkwaardig handschrift: het Wilhelmus als danswijze. Ludwig van Beethoven te Amsterdam’, Tijdschrift voor Noord-Nederlandsche Muziekgeschiedenis VII (1904) 37-43
  • Sidney, Sir Philip, The poems. Ed. William A. Ringler (Oxford 1962)
  • Smedes, E., ‘Vroege populariteit van het Wilhelmus op de vloot’, Tijdschrift voor geschiedenis 57 (1942) 177-184
  • Souterius, Daniel, Seer uytmuntende Nederlandtsche victorien (…). Door D.S. (Haarlem 1630), KB, 444 B 9
  • Sterck, J.F.M. (red.), De werken van Vondel. Volledige en geïllustreerde tekstuitgave in tien deelen (…). 11 delen (Amsterdam 1927-1940)
  • Strengholt, L., ‘Kitman: mythe of werkelijkheid’, Alkmaars Jaarboekje 10 (1974) 98-109
  • Sweerts, Hieronymus, Het derde en laatste deel der koddige en ernstige opschriften (Amsterdam 1685), UB Amsterdam, 1996 C 20
  • Sypesteyn, C.A. van, Holland in vroegere tijden. Merkwaardige personen en schetsen uit het maatschappelijk leven ('s-Gravenhage 1888)
  • Verstegen, Richard, Oorloge Ghevochten met die wapenen van die waerheydt, en van die Reden, in twee bataillien (Antwerpen 1628), KB, Pamflet 3806a
  • Verwer, Willem Janszoon, Memoriaelbouck: Dagboek van gebeurtenissen te Haarlem van 1572-1581. Van aant. (…) voorzien door J.J. Temminck (Haarlem 1973)
  • Visser Jansz., P., ‘Aantekeningen gemaakt by een ooggetuige ten tyde van 't Beleg van Alkmaar, 1573’, in: Nanning van Foreest, Kort verhaal van de belegering van Alkmaar (…) (Haarlem 1739), UB Utrecht, AB-THO: PER 158-322) 79-126
  • Vreugde-klanken op de gewenschte verkiezinge van (…) Willem Carel Hendrik Friso, Prinse van Oranje en Nassau, etc. tot stadhouder (…) in den jaare 1747, uitgegalmt door een meenigte liefhebberen der poezye (Amsterdam z.j. [ca. 1747])
  • V., S. d. [= Simon de Vries], Historisch verhael van 't leven en oorlogs-bedryf van Christoph Bernhard van Galen, Bisschop van Munster (z.pl. 1679), UB Amsterdam, 481 G 32
  • 't Vrije Nederlantsche gesangh over de Spaensche, Roomsche ende … (Amsterdam 1623), KB Pamflet 3484
  • Wagenaar, Jan, Vaderlandsche historie, vervattende de geschiedenissen der nu Vereenigde Nederlanden, inzonderheid die van Holland, van de vroegste tyden af (…). Deel XII (Amsterdam 1755), UB Amsterdam 2317 E 12
  • Wassenaer, Nic. van, Historisch verhael aller gedencwaerdiger gheschiedenissen (…). Deel IV (z.pl. z.j. [1624-1625]), UB Amsterdam, 225 E 9
  • Wrangel, E., De betrekkingen tusschen Zweden en de Nederlanden op het gebied van letteren en wetenschap voornamelijk gedurende de zeventiende eeuw (Leiden 1901)



Opmaak: Terry van Erp

Zie ook: Wilhelmus


  1. Terry van Erp - Met dank aan Louis Grijp, die de paragraaf over muziek schreef en zonder wiens overige waardevolle opmerkingen dit artikel in deze vorm nooit tot stand was gekomen.
  2. Terry van Erp - Guinness Record Boek 96 (Utrecht/Antwerpen 1996) 131.
  3. Terry van Erp - In 1893 werd dit ‘Kimiga yowa’ officieel tot nationale hymne verheven.
  4. Terry van Erp - Over dit probleem schreef onder meer al Enschedé 1904: 6, die de kwalificatie ‘oudste volkslied’ afwees.
  5. Terry van Erp - Hofdijk z.j. [1875-1878]: 42-43.
  6. Terry van Erp - De klassieke vier vragen luiden: waar, wanneer, door wie en waarom werd het Wilhelmus geschreven? Aldus A.J. Veenendaal in zijn artikel ‘Vier vragen betreffende het Wilhelmus’ (1954), herdrukt in De Gier 1985: 73-92.
  7. Terry van Erp - Zie onder meer de Wilhelmus-bibliografie van Maljaars en Lenselink uit 1993. Hoewel ze zich grotendeels beperkten tot publicaties waarin iets gemeld wordt over de auteurskwestie, kwamen ze op ruim 350 beschrijvingen.
  8. Terry van Erp - Zie Nehlsen 1993: 52-61 en zijn bijdrage in deze bundel, p. 97.
  9. Terry van Erp - NWO/FWO-project ‘Repertorium van het Nederlandse lied tot 1600’, uitgevoerd aan het Meertens Instituut (Amsterdam) en de UFSIA (Antwerpen).
  10. Terry van Erp - De Bruin 1997. De betreffende uitgave bevindt zich in Parijs, Bibliothèque Nationale: Rés. p. Yi 24.
  11. Terry van Erp - Maljaars 1996.
  12. Terry van Erp - Hofman 1996.
  13. Terry van Erp - Free 1997: 88-96.
  14. Terry van Erp - Onder meer uitgesproken door Marijke Spies tijdens de promotie van A. Maljaars. Zij koppelt daarmee het aloude Herderiaanse volksliedbegrip aan de nationale hymne.
  15. Terry van Erp - Verwer 1973: 86. Overigens zegt hij dat de soldaat ‘mogelik’ het Wilhelmus zong.
  16. Terry van Erp - Visser Jansz. 1739: 93. Hoewel deze tekst slechts is overgeleverd in een achttiende-eeuwse redactie, lijkt er geen reden te zijn om te twijfelen aan de betrouwbaarheid ervan. Zie Strengholt 1974: 107-108.
  17. Terry van Erp - Van Haecht 1930: Pagina's 273-274
  18. Terry van Erp - Van Haecht 1930: pagina 284
  19. Terry van Erp - Jacobsz 1959: 389.
  20. Terry van Erp - Zie Van Eeghen 1941.
  21. Terry van Erp - Zie ook Smedes 1942.
  22. Terry van Erp - Houwaert 1579: 19. Een reconstructie van deze muzikale gebeurtenis is te beluisteren op de cd van Camerata Trajectina, De vrede van Munster. Politieke muziek uit de Tachtigjarige Oorlog. Globe GLO 6048 (1998), track 8.
  23. Terry van Erp - Bor 1681, deel III: 525.
  24. Terry van Erp - Souterius 1630: 18.
  25. Terry van Erp - Zie Boeles 1864: 127.
  26. Terry van Erp - Orlers 1610: 160.
  27. Terry van Erp - Van Wassenaer z.j. [1624-1625]: 108.
  28. Terry van Erp - Schellinger 1678: 119.
  29. Terry van Erp - Montanus 1664, deel III: 233. Monantus zegt dit naar aanleiding van de gebeurtenissen rond de Zwarte Galei in Antwerpen, 1600 (zie hierboven).
  30. Terry van Erp - Franciscus Ridderus, Noodige Tijd-Korter in oorlogh en vrede (tweede druk, Leeuwarden 1672) 227. Geciteerd in Enschedé 1894: 220 en Leendertz 1925: 71.
  31. Terry van Erp - Brandt 1687: 927. Met dank aan Dirk Duijzer, die mij op het spoor van deze vermelding zette.
  32. Terry van Erp - Het Engelse vlaggenschip The Royal James.
  33. Terry van Erp - Coolhaas 1962-1963, deel I: 95.
  34. Terry van Erp - Van Aitzema 1669-1672, deel v: 624.
  35. Terry van Erp - Sluis was van 1587 tot 1604 in Spaanse handen. Coolhaas 1962-1963, deel I: 95.
  36. Terry van Erp - Coolhaas 1962-1963, deel II: 305.
  37. Terry van Erp - Sidney 1962: 151-152 en 431.
  38. Terry van Erp - Nehlsen citeert een lied in het Zweeds (p. 100). Volgens Wrangel 1901: 402 zouden er ‘vele’ liederen op het Wilhelmus in het Zweeds zijn.
  39. Terry van Erp - Het juichend Friesland 1734, xiii.
  40. Terry van Erp - Brief gedateerd op 19 juni, geciteerd in Oudendijk 1950: 22.
  41. Terry van Erp - Bloeiende Oranjeboom 1785: 16-18.
  42. Terry van Erp - Sypesteyn 1888: 122.
  43. Terry van Erp - Wagenaar 1755: 331. Wagenaar baseert zich op A collection of the state papers of John Thurloe (Londen 1742), deel II: 292, waar staat: ‘I did also perceive, that when the trumpeters began to sound, the first tune they sounded was Wilhelmus of Nassau, and wherewidth I heard the commonalty were pleased. I hear they did it without order; some say, they had order from the magistrates to do it.’
  44. Terry van Erp - De V. 1679: 174.
  45. Terry van Erp - J. Le Francq van Berkhey, Kort bericht van de plegtige Intrede der erfstadhouderlijke familie binnen Leyden (Leiden 1788) 9. Geciteerd in Enschedé 1894: 225.
  46. Terry van Erp - De Meyere 1981: 36. De torenwachter en stadstrompetter (vaak verenigd in één persoon) bracht(en) ook nieuwjaarswensen rond zoals heden ten dage de krantenbezorgers nog doen.
  47. Terry van Erp - Vreugde-klanken z.j. [1747]: 56.
  48. Terry van Erp - Zie de bijdrage van Grijp in deze bundel, p. 45-46.
  49. Terry van Erp - Sweerts 1685: 142. Voor het Wilhelmus als jachtlied, zie Van Duyse 1903-1908, deel II: 1647-1648.
  50. Terry van Erp - Constantijn Huygens, Trijntje Cornelis. Ed. H.M. Hermkens (Utrecht 1987), deel I,I: 36-38, vs. 443-444. Denk hierbij ook aan ‘Een ander zingt met Trijn, Wilhelmus van Nassouw’ in J. Bartelink, De Beemster Kermis (Leiden 1774) 15. Geciteerd in Enschedé 1894: 225 noot 4.
  51. Terry van Erp - Keesing 1987: 84.
  52. Terry van Erp - Scheurleer 1904: 38.
  53. Terry van Erp - Plug: onbeschaafde kerel.
  54. Terry van Erp - De Coeur 1754.
  55. Terry van Erp - Geciteerd in Nehlsen 1993: 186.
  56. Terry van Erp - Enschedé 1894: 217
  57. Terry van Erp - Bij deze overweging speelt de oudste Duitse gedrukte versie, uit 1573, een rol. Zie Nehlsen 1993: 52-61.
  58. Terry van Erp - Zie de bijdrage van Grijp, p. 66.
  59. Terry van Erp - Deuchdelijcke Solutien (Antwerpen 1574), UB Leiden, 1497 F 7, 82-83: ‘Een Liedeken op de wijse van Condé’ met beginregel ‘O Godt hoe wonderlijcken’. Dit is dus een ander contrafact op de Chartres-melodie dan het Wilhelmus.
  60. Terry van Erp - Van Duyse 1903-1908, deel II: 1650, onderkende reeds het probleem, voor hem des te nijpender omdat hij ervan uitging dat de melodie oorspronkelijk voor de trompet was geconcipieerd. In zijn visie zou de A-B-A-vorm van de latere Prinsenmars de oorspronkelijke zijn geweest. Van Duyse noemt Van Eycks versie niet. Voor een uitvoering van Van Eycks Batali op trompetten hoor de cd van Camerata Trajectina, De vrede van Munster. Politieke muziek uit de Tachtigjarige Oorlog. Globe GLO 6048 (1998), track 13.
  61. Terry van Erp - Zie de bijdrage van Grijp, p. 47-49.
  62. Terry van Erp - Zie Kuiper en Leendertz 1924-1925, deel I: 97-99 en Leendertz 1925: 69-70.
  63. Terry van Erp - Zie Maljaars 1996: 132-133.
  64. Terry van Erp - Van Haecht 1930, deel II: 274.
  65. Terry van Erp - Eppens 1911, deel I: 578-579. Voor de Wilhelmustekst, zie de afbeelding (GA Groningen, Hs. in folio 7B: fol. 256v-257r). Overigens lijkt de Wilhelmustekst in het handschrift van Willem de Gortter (KB Brussel, Hs. 15662: fol. 37v-38r) uit 1617 ook uit een Geuzenliedboek overgeschreven te zijn; let bijvoorbeeld op de titel. Transcriptie in Maljaars 1994: 303-305.
  66. Terry van Erp - Verstegen 1628: 16-17. Er is één verschil: Wilhelmus heet bij hem Guillelmus.
  67. Terry van Erp - Het echte en origineele liedje Wilhelmus van Nassouwe, Een Christelyck Lied, ghemaakt omtrent 't Jaar 1568. Ter eeren des Doorluchtighsten Heere, Wilhelmus Prince van Orangien, Waar van de eerste Letter van Yeders veers zyner V.G. Name met brenghen, na de wyse van Chartres (z.pl. z.j. [ca. 1745]), PB Leeuwarden, Pl 354.
  68. Terry van Erp - Zie Leendertz 1925: 66-69.
  69. Terry van Erp - Beschreven in Hofman 1996: 9-11.
  70. Terry van Erp - Strofe 5 ontbreekt.
  71. Terry van Erp - Het handschrift van de negentiende-eeuwse anonymus was al langer bekend; Wilhelmuskenner Maljaars attendeerde Hofman erop en het lag bijvoorbeeld in 1984 op de expositie Boeken van en rond Willem van Oranje van de KB te Den Haag. Zie Hofman 1997: 21, noot 2 en de gelijknamige catalogus van de tentoonstelling: 59, nr. 10.
  72. Terry van Erp - Zie Hofman 1996: 53-55.
  73. Terry van Erp - Zie bijvoorbeeld Gerritsen 1992: 293.
  74. Terry van Erp - Los liedblad, UB Leiden, Thyspamfl. 1151. Ook de acrostichonvorm van het Wilhelmus (WILLEMVANNASSOV) wordt nagevolgd: hier luidt het MAVRICIVSVANNASSOW, 18 strofen.
  75. Terry van Erp - Pamflet met de titel: Liedt ter eeren van den doorluchtighsten Prince van Orangien, Mauritius (…) Op de voyse, Wilhelmus van Nassouwe, etc. Ghedruct int Jaer onses Heeren 1618. KB Den Haag, Pamflet 2751. Het acrostichon luidt: MAVRITIVSVANNASSAV, 18 strofen.
  76. Terry van Erp - Uitgave op een los liedblad uit 1625. Geciteerd uit Sterck 1927, deel II: 505-506, 6 strofen.
  77. Terry van Erp - Zie Grijp 1991: 81-84.
  78. Terry van Erp - Los liedblad, Utrecht, Willem Clerck, 1673. KB, Pamflet 10967. Acrostichon: WILHELMPRINCEVANORANIE, 22 strofen. Met de ‘Loevesteijnse factie’ zijn de tegenstanders van de Oranjes bedoeld; in 1650 had Willem II zes van zijn tegenstanders gevangen gezet op slot Loevesteijn, onder wie Jacob de Witt, vader van Johan. Het ‘Barnevelts gebroedt’ verwijst naar de oude voorman van dezelfde factie, Johan van Oldebarnevelt.
  79. Terry van Erp - Vreugde-klanken [1747]: 291. Ook in: Het Princelyk Oranjehof ('s-Gravenhage 1748) 16, in Jan Wagenaar, Koffyhuis-praatje (z.pl. z.j. [1747]) 33-36, en op een los liedblad (KB, Pamflet 17704, 9 strofen).
  80. Terry van Erp - Grijp 1994, 269, 273. Een eerste aanvulling: - Geuzenliederen op de wijs van het Wilhelmus: Los liedblad ingebonden in de Kroniek van Abel Eppens (ca. 1580): GA Groningen, Hs. in folio 7B; Hs. Laurens Reael (Breen 1898-1899: 113); H. Van Toll, Nieuw Schriftuerliedeken, ca. 1610: KB: 1700 D 1: 6; KB, Pamflet 2751 (1618) (‘Mauricius van …’, zie hierboven); Lof-Dichten Ter Eeren (…) Frederic Henric (Amsterdam 1629): KB 767 B 18: fF4v, fX1r; ook in KB, Pamflet 3902 (1629): fX2r; Navorscher 10: 253 (‘omkering’ van Vondels princelied uit 1650); KB, Pamflet 10967 (1673); Vreugde-klanken (Amsterdam 1747): 62-65, 86 (orangistisch drinklied), 291, 297; Princelyk Oranje-hof ('s-Gravenhage 1748), deel 1: 30, deel 2: 54; Het Nieuwe Nassouse Trompetje (Amsterdam 1762): 3, 87: UB Amsterdam, Muz. 311; H.v. Spaan, Korte Kerk-reden (1766): 21: KB, Pamflet 18891; De van den Hemel afgebeeden (…) bloeiënde Oranjeboom (ca. 1785): 31, 60 KB, Pamflet 21066; zie verder ook nog Leendertz 1925: 74-86. - Wereldlijk lied op de wijs van het Wilhelmus: Een Nieu Liedeken vande Sterckte des ijs (Antwerpen, A. Verhoeven, 1621): Antwerpen MPM: R50-13, 98. Zie de hoofdtekst. - Rooms-katholieke liederen op de wijs van het Wilhelmus: Een lieflicke oeffeninghe op die weldaden Gods (Leuven, F. Faber, 1590): fH5v: UB Leiden, 1498 G 36; Een nieu Liedeken vande wilde vogelen strijt (…) Het gaet op de voys, willet wel onthouwen, Van der Kettren voorstaender, Wilhelmus van Nassouwen (Antwerpen, A. Verhoeven, 1621) (allegorie op de opstand): BL Londen, 1193 f 16; Den Kalvinisten Doolhof (Antwerpen 1669) 118-120.
  81. Terry van Erp - Eén lied was moeilijk in te delen.
  82. Terry van Erp - Kuiper en Leendertz 1924-1925, deel I: 121 (nr. 55).
  83. Terry van Erp - Spaanse poet: Nederlandse legerhoer.
  84. Terry van Erp - Ducdalf: de Hertog van Alva.
  85. Terry van Erp - Geciteerd uit Kuiper en Leendertz 1924-1925, deel I: 292-293 (nr 127). Al in: Een Nieu Geuse Lieden boecxken [1577-1578]: f98r-99r.
  86. Terry van Erp - Zie de bijdrage van Louis Grijp in deze bundel.
  87. Terry van Erp - Een Nieu Liedeken vande Sterckte des ijs, al soomen over t'Schelt gaet by Antwerpen den 20. Februarij, 1621. Ghedruckt tot een ghedencknisse voor alle Lieden vanden grooten Vorst. Het gaet op de wijse voor mans en vrouwen, Alsoomen zingt Wilhelmus van Nassouwen (Antwerpen, Abraham Verhoeven, 1621. Museum Plantin-Moretus, Antwerpen: R50-13, 98, 19 strofen.
  88. Terry van Erp - Den Kalvinisten Doolhof 1669: 118-120, 14 strofen.
  89. Terry van Erp - Grijp 1991: 102.
  90. Terry van Erp - Een lieflicke oeffeninghe, 1590, fH5v: Het leuen ende doot vande heylige Maecht, Margareta. Op de wijse Wilhelmus van Nassouwen, 13 strofen.
  91. Terry van Erp - Zie Grijp 1994: 271. De rooms-katholieken hadden eerder al op vergelijkbare wijze hun instemming betuigd met het antiprotestantse Chartres-lied, zie het hierboven vermelde rooms-katholieke lied op de wijs van ‘De Prince van Condé’ uit 1596.
  92. Terry van Erp - Van Sas 1989: 473-474.
  93. Terry van Erp - Strofe 10, vers 6: ‘O edel Nederlant soet’.
  94. Terry van Erp - Van Sas 1989: 473.
  95. Terry van Erp - Zoals bijvoorbeeld blijkt uit in 1748 verschenen titels als: Olyfkrans der vrede, (…) zynde eene verzameling van (…) gedichten op den eeuwigen vrede (…) gesloten te Munster … 1648. Of: Gedachtenisviering der Nederlandsche vryheid: op het eeuwgetyde van den Munsterschen Vrede (…).
  96. Terry van Erp - Zij claimden elk voor zich natuurlijk ook het ‘goede vaderlanderschap’.
  97. Terry van Erp - Zie bijvoorbeeld de bijdrage van Scott, p. 117, 123.