Het Wilhelmus tijdens de Republiek: verschil tussen versies

Uit Wiki Raamsdonks Historie
Regel 23: Regel 23:
Samenvattend kan worden gesteld dat het Wilhelmus in de eerste jaren na zijn ontstaan een sterke politieke lading had en zich snel verbreidde over brede lagen van de bevolking, voornamelijk als strijd- en partijlied van de prinsgezinden. In gevechtssituaties had de melodie een signaalfunctie. Overigens is er opvallend vaak sprake van schepen; op de geuzenvloot was het lied kennelijk populair. <ref> [[Terry van Erp]] - Zie ook Smedes 1942.</ref>   
Samenvattend kan worden gesteld dat het Wilhelmus in de eerste jaren na zijn ontstaan een sterke politieke lading had en zich snel verbreidde over brede lagen van de bevolking, voornamelijk als strijd- en partijlied van de prinsgezinden. In gevechtssituaties had de melodie een signaalfunctie. Overigens is er opvallend vaak sprake van schepen; op de geuzenvloot was het lied kennelijk populair. <ref> [[Terry van Erp]] - Zie ook Smedes 1942.</ref>   


Dit eerste beeld blijft geldig gedurende gehele Tachtigjarige Oorlog. Het lied klonk bij verschillende gelegenheden, zoals overwinningen en intochten van de prins,
Dit eerste beeld blijft geldig gedurende gehele Tachtigjarige Oorlog. Het lied klonk bij verschillende gelegenheden, zoals overwinningen en intochten van de prins, ter bemoediging in de strijd en ter ontmoediging van de tegenpartij. Het gebruik was verspreid over de gehele Nederlanden. Zo werd het Wilhelmus bij de triomfantelijke intocht van Willem van Oranje te Brussel in 1577 door de stadsspeellieden vijfstemmig op schalmeien en cornetten gespeeld.  22  Toen zijn opvolger Maurits in 1590 het belegerde Breda bezocht, werd het ‘lustig’ op de trompet geblazen. Dit gaf het volk ‘sulk een couragie’, aldus de geschiedschrijver Bor, dat ze wel wilden dat ze de vijand ter plekke in handen hadden.  23  Ook werd het voor Maurits' opvolger Frederik Hendrik gespeeld: vlak na het ontzet van Wezel in 1629 bliezen zijn trompetters ‘lustig’ het inmiddels ‘oude liedeken’.  24
<br><br>
Na de bevrijding van Groningen in 1594 was het Wilhelmus het eerste lied dat klonk op het klokkenspel.  25  Welk een paniek de klank van het Wilhelmus bij de tegenpartij teweeg kon brengen, blijkt uit de volgende voorbeelden. In 1600 was de Zwarte Galei van Dordrecht in Antwerpen doende acht Spaanse schepen buit te maken; hierbij werd het ‘seer bekende’ Wilhelmus van Nassauen op de kade gespeeld en dat veroorzaakte ‘groot alarm’, zoals de kroniekschrijver zegt.  26  Toen vierentwintig jaar later de Spaanse troepen het Veluwse dorp Ede plunderden en daarna in het veld bij Harsselo een waar feestmaal aanrichtten, ontstond grote consternatie toen - bij toeval! - een jager op zijn trompet het Wilhelmus blies. De Spanjaarden vluchtten in paniek omdat ze dachten dat de troepen van Oranje in aantocht waren, hierbij het eten en een goed deel van hun buit achterlatend.  27  Niet alleen in het leger, maar ook op de vloot vervulde het Wilhelmus een belangrijke functie. Zo beschrijft de zeeman Willem Schellinger in 1678 het ritueel vóór de eerste salvo's. De trompetter van zijn schip blaast het Wilhelmus, waarop vanaf het andere, vijandige schip met eigen trompetsignalen wordt geantwoord.  28 
 
Het is duidelijk dat het Wilhelmus het lied van de Opstand bij uitstek was, dat in het heetst van de strijd gespeeld werd en een uiterst positief effect op het moreel had. Arnoldus Montanus zegt het bondig: ‘welck deuntje geduurende den oorlogh meer voordeel gedaen heeft, als 10 000 soldaten’.  29  Franciscus Ridderus voegt hieraan toe: ‘want als soldaet en matroos dat hoort, dan wort haer bloedt gaende’.  30 
 
De bijzondere positie van het Wilhelmus blijkt ook uit het feit dat buitenlanders het ‘deuntje’ goed blijken te hebben gekend. Zo werd bij een feestbanket dat in 1675 door de onderkoning van Sardinië werd aangericht ter ere van zeeheld Michiel de Ruiter, niet alleen gedronken op de gezondheid van de Prins van Oranje, maar ook het Wilhelmus gespeeld.  31  De Nederlandse gezant Pieter van den Broecke, die vanaf 1620 vanuit Surat in India handel dreef, noteerde in maart 1625 in zijn journaal over een slag in de Arabische Zee, waarin de Nederlanders samen met de Engelsen tegen Arabieren vochten: ‘De Engelssen blissen gedurende de heele slach van de Rojale Jems  32  het oudt liedeken Willelmus van Nassouwen ben ick van duijtssen bloodt, dat d'onsse seer coragirde.’  33  Een geval dat het Wilhelmus tégen de Nederlanders werd gebruikt heb ik hierboven al vermeld, namelijk het bespotten van de Alkmaarders door Spaanse schalmeispelers in 1573. Vergelijkbaar is de werkwijze van Bernhard van Galen, bisschop van Munster, die in 1665 bij zijn opmars door Overijssel over de brug bij Berkum marcheerde en daarbij door twaalf trompetters het Wilhelmus liet blazen ‘soeckende op die wijse alhier jalousie te verwecken’.  34 
 
In ten minste één geval werd een Nederlander verrast door de bekendheid van het Wilhelmus bij buitenlanders. De eerder genoemde Pieter van den Broecke ging in 1616 op bezoek bij de pasha van Sana in het huidige Noord-Jemen en noteerde in zijn journaal: ‘Soo ick op de wallen stondt, blies onssen trompeter het deuntien van Willelmus van Nassouwen ben ick van duytssen bloodt, quam der een Turck, die, mij by den arm trockende, in Itallians vrachden, off wij het fort al in hadden, dat wy onssen prins zijn deuntien blissen. Desen Turck (…) hadde een slaef in Sluijs geweest (…).’ De Turk legt zijn vriendschap voor de Nederlanders vervolgens uit ‘seggende dat hy veel deughden van onse natie genoten hadde, doen hy met de Galeyen van Spinola voor Duynkercken ghevanghen wierdt’. Van den Broeckes uitgever Coolhaas oppert de mogelijkheid dat de man als galeislaaf uit Sluis  35  was bevrijd door de Nederlanders en in het leger van prins Maurits was opgenomen.  36 
 
Een buitenlander die het Wilhelmus ook kende, was Sir Philip Sydney, de Engelse dichter en hoveling die de Nederlanders in hun strijd tegen de Spanjaarden te hulp kwam. Hij dichtte een liefdeslied ‘to the tune of Wilhelmus van Nassaw’:
   <ref> [[Terry van Erp]] - </ref>  
   <ref> [[Terry van Erp]] - </ref>  
{{Zie artikel|Zie ook: [[Wilhelmus]]}}
{{Zie artikel|Zie ook: [[Wilhelmus]]}}
<br>
<br>
[[Categorie:Historie]][[Categorie:Geschiedenis]]
[[Categorie:Historie]][[Categorie:Geschiedenis]]

Versie van 29 dec 2023 16:36

Het Wilhelmus tijdens de Republiek [1]

Titelpagina van de oudst overgeleverde druk van het Geuzenliedboek (Dordrecht, Jan Canin, 1577-1578). Foto: Bibliothèque Nationale, Parijs.
Titelpagina van de oudst overgeleverde druk van het Geuzenliedboek (Dordrecht, Jan Canin, 1577-1578). Foto: Bibliothèque Nationale, Parijs.

Volgens het Guinness Book of Records bezit het Wilhelmus ‘de oudste muziek van alle volksliederen’. [2] Dat is opmerkelijk gezien het feit dat het lied pas in 1932 officieel de Nederlandse nationale hymne werd, dus op een tijdstip dat hymnes als ‘God Save the King’ en de Marseillaise al zo'n anderhalve eeuw in functie waren. Toch is de vermelding in het Guinness Book of Records correct: deze heeft namelijk betrekking op de melodie, die uit de zestiende eeuw stamt. Qua tekst wordt het Wilhelmus door het meer dan duizend jaar oude Japanse volkslied voorbijgestreefd, maar dat kreeg pas een melodie in 1880. [3] Het Wilhelmus is dus als lied, in de zin van een onverbrekelijk verbonden geheel van tekst en melodie, het oudste volkslied ter wereld.

Afgezien van de betrekkelijke waarde van dit soort records, is deze uitspraak niet onproblematisch. Het concept ‘nationale hymne’ dateert uit de achttiende eeuw, toen het Wilhelmus dus al een kleine twee eeuwen bestond. [4] Het record-probleem krijgt in de context van deze bundel pas zin wanneer we ons de vraag stellen in hoeverre het Wilhelmus in de zestiende en zeventiende eeuw als een voorloper kan worden beschouwd van de nationale hymne, die we als genre verbinden met het nationalisme van de achttiende, negentiende en twintigste eeuw. Dat sommige negentiende-eeuwers het oude Wilhelmus als het eigenlijke volkslied beschouwden, blijkt bij de bekende geschiedschrijver W.J. Hofdijk. Deze schreef in ca. 1875: ‘Dat begeesterende lied, dat neêrslachtigheid weder ophief tot vertrouwen, dat verslagenheid troostte en bemoedigde, dat gestorven hope weder uit den doodslaap opwekte en als geloof herleven deed; dat nog daarenboven prikkelde en aanvuurde tot den felsten kamp; dat de spieren stevigde en verstaalde in de bloedigste worsteling; dat straks als de hoogklinkende psalm der viktorie heenruischte over het met lijken bezaaide veld, waar de wapperende Oranje-banier de zegepraal der Nederlandsche zaak verkondigde, daverende op de trom, klinkende op de fluit, schetterende op de trompet, maar boven alles galmend en schallend uit vrolyke keelen - dat moest trouwens wel een volkslied worden. (…) Van 1568 af ruischt en bruischt het met vollen toongalm door onze geheele geschiedenis; het is er als de muzikale adem van. In alle waereld-oorden, waar de Princevlag Neerlands kleuren toont, klinkt ook het Princelied, onder de wisselendste toestanden. (…) Elegie van het lijdend, krijgsgezang van het strijdend, dithyrambe van het triumfeerend Nederland - Stabat Mater en Te Deum laudamus te gelijk - is het Wilhelmus van Nassauwe een historiesch volkslied, zooals geen enkele andere nacie er een bezit.’ [5]

Ik zou het iets voorzichtiger willen formuleren: kan men stellen dat het Wilhelmus in de zestiende en zeventiende eeuw al kenmerken vertoont van wat later een nationale hymne genoemd zou worden? Daarvoor moet het voor deze periode aan een aantal criteria worden getoetst. Ik ga uit van de kenmerken die Louis Grijp in zijn inleiding noemt: het gaat bij de nationale hymne om een vaderlands lied met een uitverkoren positie (het criterium van de uniciteit), herkenbaar aan een bepaald functioneel gebruik en gelegitimeerd door een breed gedragen populariteit. Om deze toetsing te kunnen uitvoeren moeten we eerst antwoord zien te krijgen op de volgende vragen: waar, wanneer, door wie en waarom werd het Wilhelmus gebruikt? (Ik parafraseer hiermee de klassieke vier vragen van het Wilhelmus-onderzoek naar het ontstaan van het lied. [6] ) Als bronnen staan ter beschikking: herdrukken en afschriften van de tekst en de melodie, beschrijvingen van uitvoeringen en contrafacten, die behalve populariteit eventueel ook literaire doorwerking kunnen laten zien. Ze beslaan de periode van de Republiek en de Franse tijd, dus tot 1813.

Stand van het onderzoek

Willem van Oranje (1533-1584)
Willem van Oranje (1533-1584)

Wat de klassieke vragen rond het ontstaan van het lied betreft: ondanks de honderden publicaties die daaraan in de loop der eeuwen zijn gewijd, [7] zijn daar nog steeds geen definitieve antwoorden op gevonden. We weten in 1998 nog steeds niet veel meer dan dat het Wilhelmus gedicht moet zijn tussen 1568 en 1572, vermoedelijk in de omgeving van Willem van Oranje, die toen in Duitsland verbleef. Wel is in de laatste decennia nieuw feitenmateriaal beschikbaar gekomen. Eberhard Nehlsen vond in 1985 de tot nu toe oudste tekst van het Wilhelmus, in het Duits. [8] In het kader van het onderzoek naar het Nederlandse lied tot 1600 [9] kwam in 1996 een druk van het Geuzenliedboek aan het licht die ouder was dan de toen oudst bekende uitgave van 1581. Het boekje wordt op 1577-1578 gedateerd en is daarmee de oudste bron waarin de Nederlandse Wilhelmustekst volledig is overgeleverd (zie bijlage). [10] Eerder had A. Maljaars met zijn dissertatie-onderzoek bewezen dat Marnix van Sint Aldegonde, door velen voor de auteur gehouden, het Wilhelmus niet geschreven kan hebben. [11] Hierdoor werd de aloude vraag naar de auteur weer nieuw leven ingeblazen. Tenslotte probeerde E. Hofman in een monografie over het Wilhelmus te beargumenteren dat de tekst zoals wij die kennen niet de oorspronkelijke, maar een ingrijpend verbeterde versie is. [12] Hoewel zijn voorstelling van zaken discutabel is, heeft deze de vraag naar de oorspronkelijke tekst weer opengelegd. Al met al blijft de Wilhelmuspuzzel in de belangstelling staan. Begin 1997 werd door de Bosschenaar Coen Free een nieuwe auteurskandidaat aangedragen [13] - de Antwerpse lutheraan en psalmdichter Willem van Haecht - en het einde lijkt niet in zicht. Ook de gedachte dat niets mooier is dan een volkslied zonder auteur, dat wil zeggen dat het echt uit het volk is voortgekomen, [14] kan de stroom publicaties niet stoppen.

Vermeldingen van het Wilhelmus in historische documenten

Al in de eerste jaren na het ontstaan van het Wilhelmus vinden we vermeldingen in kronieken, dagboeken, rechtbankverslagen, enzovoort. Het verschijnt in 1573 in beeld. In dat jaar, tijdens het beleg van Haarlem, zong een soldaat op de stadsmuur het Wilhelmus. De Spanjaarden reageerden met een kanonschot, dat de soldaat een been kostte. [15] Bij het beleg van Alkmaar in hetzelfde jaar speelden de Spanjaarden het Wilhelmus op hun schalmeien ter bespotting van de belegerden [16] en Godevaert van Haecht meldt in zijn kroniek bij het jaar 1573 dat overal, maar vooral op de schepen het Wilhelmus werd gezongen en gespeeld tot lof van de Prins van Oranje. [17]

Deze eerste vermeldingen maken meteen al duidelijk dat het Wilhelmus een bijzonder lied is. Er blijkt ook uit dat het al snel verbreid moet zijn geweest. In de oorlog functioneerde het lied als herkenningsmelodie. Dit is natuurlijk niet verwonderlijk als men bedenkt dat het het lied van de legeraanvoerder was, de Prins van Oranje. Door de ik-vorm van het lied identificeerde men zich als het ware met de leider van de Opstand.

Bij de triomfantelijke intocht van Willem van Oranje in Brussel (1577) blazen stadsspeellieden het Wilhelmus op cornetten en schalmeien. Houtsnede uit Houwaert 1579. Foto: KB, Den Haag.
Bij de triomfantelijke intocht van Willem van Oranje in Brussel (1577) blazen stadsspeellieden het Wilhelmus op cornetten en schalmeien. Houtsnede uit Houwaert 1579. Foto: KB, Den Haag.

Van Haecht hoorde in 1574 het Wilhelmus triomfantelijk spelen op een geuzenschip dat de haven van Bergen op Zoom naderde. Hij voegt eraan toe dat het door kinderen ‘alle de landen over’ werd gezongen. [18] In zijn dagboek noteert Broeder Wouter Jacobsz, prior van Stein, dat op 30 maart 1574 enkele geusgezinde opvarenden op de trekschuit Utrecht-Amsterdam een liedeken zongen ‘tot 's princen lof’; dit moet dan wel het Wilhelmus zijn geweest. [19] En in de Amsterdamse Confessieboeken kan men lezen dat Pieter Heyndricks, schepeling, op 31 december 1574 werd veroordeeld omdat hij bij het verlaten van de kerk één of twee strofen van het Wilhelmus zong [20] - Amsterdam was toen immers nog koningsgezind. Dit laatste voorval laat ons tegelijk iets zien over de manier van overlevering. Heyndricks verklaarde namelijk dat hij de tekst nooit in handschrift of in druk had gezien, maar deze op een schip had geleerd, waar het lied vaak werd gezongen. Natuurlijk werden liederen voor een groot deel mondeling overgeleverd. Dit geldt overigens in sterkere mate voor de muziek dan voor de teksten. Van de meeste liederen werd immers alleen de tekst gedrukt of geschreven; de melodie werd doorgaans slechts met een zogenoemde wijsaanduiding aangegeven.

Samenvattend kan worden gesteld dat het Wilhelmus in de eerste jaren na zijn ontstaan een sterke politieke lading had en zich snel verbreidde over brede lagen van de bevolking, voornamelijk als strijd- en partijlied van de prinsgezinden. In gevechtssituaties had de melodie een signaalfunctie. Overigens is er opvallend vaak sprake van schepen; op de geuzenvloot was het lied kennelijk populair. [21]

Dit eerste beeld blijft geldig gedurende gehele Tachtigjarige Oorlog. Het lied klonk bij verschillende gelegenheden, zoals overwinningen en intochten van de prins, ter bemoediging in de strijd en ter ontmoediging van de tegenpartij. Het gebruik was verspreid over de gehele Nederlanden. Zo werd het Wilhelmus bij de triomfantelijke intocht van Willem van Oranje te Brussel in 1577 door de stadsspeellieden vijfstemmig op schalmeien en cornetten gespeeld. 22 Toen zijn opvolger Maurits in 1590 het belegerde Breda bezocht, werd het ‘lustig’ op de trompet geblazen. Dit gaf het volk ‘sulk een couragie’, aldus de geschiedschrijver Bor, dat ze wel wilden dat ze de vijand ter plekke in handen hadden. 23 Ook werd het voor Maurits' opvolger Frederik Hendrik gespeeld: vlak na het ontzet van Wezel in 1629 bliezen zijn trompetters ‘lustig’ het inmiddels ‘oude liedeken’. 24

Na de bevrijding van Groningen in 1594 was het Wilhelmus het eerste lied dat klonk op het klokkenspel. 25 Welk een paniek de klank van het Wilhelmus bij de tegenpartij teweeg kon brengen, blijkt uit de volgende voorbeelden. In 1600 was de Zwarte Galei van Dordrecht in Antwerpen doende acht Spaanse schepen buit te maken; hierbij werd het ‘seer bekende’ Wilhelmus van Nassauen op de kade gespeeld en dat veroorzaakte ‘groot alarm’, zoals de kroniekschrijver zegt. 26 Toen vierentwintig jaar later de Spaanse troepen het Veluwse dorp Ede plunderden en daarna in het veld bij Harsselo een waar feestmaal aanrichtten, ontstond grote consternatie toen - bij toeval! - een jager op zijn trompet het Wilhelmus blies. De Spanjaarden vluchtten in paniek omdat ze dachten dat de troepen van Oranje in aantocht waren, hierbij het eten en een goed deel van hun buit achterlatend. 27 Niet alleen in het leger, maar ook op de vloot vervulde het Wilhelmus een belangrijke functie. Zo beschrijft de zeeman Willem Schellinger in 1678 het ritueel vóór de eerste salvo's. De trompetter van zijn schip blaast het Wilhelmus, waarop vanaf het andere, vijandige schip met eigen trompetsignalen wordt geantwoord. 28

Het is duidelijk dat het Wilhelmus het lied van de Opstand bij uitstek was, dat in het heetst van de strijd gespeeld werd en een uiterst positief effect op het moreel had. Arnoldus Montanus zegt het bondig: ‘welck deuntje geduurende den oorlogh meer voordeel gedaen heeft, als 10 000 soldaten’. 29 Franciscus Ridderus voegt hieraan toe: ‘want als soldaet en matroos dat hoort, dan wort haer bloedt gaende’. 30

De bijzondere positie van het Wilhelmus blijkt ook uit het feit dat buitenlanders het ‘deuntje’ goed blijken te hebben gekend. Zo werd bij een feestbanket dat in 1675 door de onderkoning van Sardinië werd aangericht ter ere van zeeheld Michiel de Ruiter, niet alleen gedronken op de gezondheid van de Prins van Oranje, maar ook het Wilhelmus gespeeld. 31 De Nederlandse gezant Pieter van den Broecke, die vanaf 1620 vanuit Surat in India handel dreef, noteerde in maart 1625 in zijn journaal over een slag in de Arabische Zee, waarin de Nederlanders samen met de Engelsen tegen Arabieren vochten: ‘De Engelssen blissen gedurende de heele slach van de Rojale Jems 32 het oudt liedeken Willelmus van Nassouwen ben ick van duijtssen bloodt, dat d'onsse seer coragirde.’ 33 Een geval dat het Wilhelmus tégen de Nederlanders werd gebruikt heb ik hierboven al vermeld, namelijk het bespotten van de Alkmaarders door Spaanse schalmeispelers in 1573. Vergelijkbaar is de werkwijze van Bernhard van Galen, bisschop van Munster, die in 1665 bij zijn opmars door Overijssel over de brug bij Berkum marcheerde en daarbij door twaalf trompetters het Wilhelmus liet blazen ‘soeckende op die wijse alhier jalousie te verwecken’. 34

In ten minste één geval werd een Nederlander verrast door de bekendheid van het Wilhelmus bij buitenlanders. De eerder genoemde Pieter van den Broecke ging in 1616 op bezoek bij de pasha van Sana in het huidige Noord-Jemen en noteerde in zijn journaal: ‘Soo ick op de wallen stondt, blies onssen trompeter het deuntien van Willelmus van Nassouwen ben ick van duytssen bloodt, quam der een Turck, die, mij by den arm trockende, in Itallians vrachden, off wij het fort al in hadden, dat wy onssen prins zijn deuntien blissen. Desen Turck (…) hadde een slaef in Sluijs geweest (…).’ De Turk legt zijn vriendschap voor de Nederlanders vervolgens uit ‘seggende dat hy veel deughden van onse natie genoten hadde, doen hy met de Galeyen van Spinola voor Duynkercken ghevanghen wierdt’. Van den Broeckes uitgever Coolhaas oppert de mogelijkheid dat de man als galeislaaf uit Sluis 35 was bevrijd door de Nederlanders en in het leger van prins Maurits was opgenomen. 36

Een buitenlander die het Wilhelmus ook kende, was Sir Philip Sydney, de Engelse dichter en hoveling die de Nederlanders in hun strijd tegen de Spanjaarden te hulp kwam. Hij dichtte een liefdeslied ‘to the tune of Wilhelmus van Nassaw’:

 [22] 
Zie ook: Wilhelmus


  1. Met dank aan Louis Grijp, die de paragraaf over muziek schreef en zonder wiens overige waardevolle opmerkingen dit artikel in deze vorm nooit tot stand was gekomen.
  2. Guinness Record Boek 96 (Utrecht/Antwerpen 1996) 131.
  3. In 1893 werd dit ‘Kimiga yowa’ officieel tot nationale hymne verheven.
  4. Over dit probleem schreef onder meer al Enschedé 1904: 6, die de kwalificatie ‘oudste volkslied’ afwees.
  5. Terry van Erp - Hofdijk z.j. [1875-1878]: 42-43.
  6. Terry van Erp - De klassieke vier vragen luiden: waar, wanneer, door wie en waarom werd het Wilhelmus geschreven? Aldus A.J. Veenendaal in zijn artikel ‘Vier vragen betreffende het Wilhelmus’ (1954), herdrukt in De Gier 1985: 73-92.
  7. Terry van Erp - Zie onder meer de Wilhelmus-bibliografie van Maljaars en Lenselink uit 1993. Hoewel ze zich grotendeels beperkten tot publicaties waarin iets gemeld wordt over de auteurskwestie, kwamen ze op ruim 350 beschrijvingen.
  8. Terry van Erp - Zie Nehlsen 1993: 52-61 en zijn bijdrage in deze bundel, p. 97.
  9. Terry van Erp - NWO/FWO-project ‘Repertorium van het Nederlandse lied tot 1600’, uitgevoerd aan het Meertens Instituut (Amsterdam) en de UFSIA (Antwerpen).
  10. Terry van Erp - De Bruin 1997. De betreffende uitgave bevindt zich in Parijs, Bibliothèque Nationale: Rés. p. Yi 24.
  11. Terry van Erp - Maljaars 1996.
  12. Terry van Erp - Hofman 1996.
  13. Terry van Erp - Free 1997: 88-96.
  14. Terry van Erp - Onder meer uitgesproken door Marijke Spies tijdens de promotie van A. Maljaars. Zij koppelt daarmee het aloude Herderiaanse volksliedbegrip aan de nationale hymne.
  15. Terry van Erp - Verwer 1973: 86. Overigens zegt hij dat de soldaat ‘mogelik’ het Wilhelmus zong.
  16. Terry van Erp - Visser Jansz. 1739: 93. Hoewel deze tekst slechts is overgeleverd in een achttiende-eeuwse redactie, lijkt er geen reden te zijn om te twijfelen aan de betrouwbaarheid ervan. Zie Strengholt 1974: 107-108.
  17. Terry van Erp - Van Haecht 1930: Pagina's 273-274
  18. Terry van Erp - Van Haecht 1930: pagina 284
  19. Terry van Erp - Jacobsz 1959: 389.
  20. Terry van Erp - Zie Van Eeghen 1941.
  21. Terry van Erp - Zie ook Smedes 1942.
  22. Terry van Erp -