Herbouw Noorse noodwoning Raamsdonksveer

Uit Wiki Raamsdonks Erfgoed
De watersnoodwoning aan het Sandoel 17 in Raamsdonksveer in 2009 met de laatste bewoonster Jannie Lock.

Raamsdonksveer, 6 september 2013 - De herbouw van de Noorse watersnoodwoning uit Raamsdonksveer begint maandag in het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem.

Het huis uit 1953 is één van de 50 vensters in van de Canon van Nederland. De watersnoodwoning is het eerste gebouw van de Canon dat wordt neergezet. Minister Jet Bussemaker verricht maandag de starthandeling.

De woning uit Raamsdonksveer is niet uitgekozen, omdat hij bijzonder is, maar omdat de woning in 2009 beschikbaar kwam. Het gebeurt niet vaak dat gebouwen vrijkomen. De woning is in delen overgebracht naar het Openluchtmuseum.

Het huis is niet bijzonder, omdat er nog tientallen noodwoningen in Brabant en Zeeland overeind staan. Deze woning is echter toch interessant, omdat in 1953 een beroemde watersnoodfoto op de locatie van het huis in Raamsdonksveer is gemaakt. De evacuatie van bewoners in een amfibievoertuig vestigde destijds de aandacht op de enorme ramp. Dankzij het Veers erfgoed, en een donatie van de BankGiro Loterij, wordt het huis opnieuw opgebouwd in het Openluchtmuseum. De herbouw moet in 2014 klaar zijn. Het Openluchtmuseum hangt het verhaal over de watersnoodramp op aan het huisje uit Raamsdonksveer en de ANP-foto uit 1953.

Echte geschenken na de Watersnoodramp

Schrijfster Janny Lock in 2001 voor haar Noorse woning in Raamsdonksveer. In 2010 werd de woning gedemonteerd, in 2014 werd het huis opgebouwd in het Openluchtmuseum Arnhem.

Na de Ramp van 1953 kregen getroffen regio's Scandinavische en Oostenrijkse houten huizen cadeau. Er staan er nog, maar steeds minder. Janny Lock schreef er een boek over: Woningen geschonken na de watersnoodramp.

Nog altijd roepen de geschenkwoningen warme gevoelens op. Na de watersnoodramp van 1 februari 1953 verkeerden grote delen van zuid-west Nederland ook na de droogmaking in een staat van ontreddering. Alles kapot, alles verdwenen. Dat vooral de Scandinavische landen vrijwel meteen groothartig nieuwe houten huizen beschikbaar stelden, bracht vreugde en nieuwe hoop.

Ruim 65 jaar later is dat grootse gebaar in de vergetelheid geraakt. Er zijn vele huizen gesloopt of zodanig verbouwd en ‘versteend’ dat ze niet meer als geschenkwoning herkenbaar zijn. Janny Lock (1949) betreurt dat. Van 1999 tot 2008 woonde ze in een Noorse geschenkwoning in Raamsdonksveer. Ze heeft er, zo zegt ze, ‘warme herinneringen’ aan. Ruim, luxe en gerieflijk: dat zijn voor haar de trefwoorden. Ze moest het houten huis verlaten omdat er volgens de gemeente boktor en houtworm in zou zitten. De geplande sloop in 2010 werd uiteindelijk demontage, in 2014 werd haar huis opgebouwd in het Openluchtmuseum in Arnhem.

Janny Lock besloot onderzoek te doen naar de geschiedenis van de geschenkwoningen. Haar bevindingen zijn nu gebundeld in het boek Woningen geschonken na de watersnoodramp, dat eerder dit jaar in het Watersnoodmuseum in Ouwerkerk werd gepresenteerd.

Noorwegen was in 1953 koploper met een gift van 326 woningen. Vanuit Zweden werden 230 stuks naar Rotterdam verscheept, vanuit Oostenrijk 206, Denemarken schonk er 72, Finland 15 en Frankrijk 1. Met nog eens 10 Oostenrijkse chalets die via het Centraal Tuinbouwbureau werden geleverd, kwam het totaal op 860 geschenkwoningen voor Zeeland, West-Brabant en Zuid-Holland.

Bouwpakketten

De schrijfster richt zich vooral op de Noorse woningen. Die werden als bouwpakketten aangeleverd. Noorwegen had zelf ervaring met prefabwoningen opgedaan toen na de Tweede Wereldoorlog snel huizen beschikbaar moesten komen in het hoge noorden. In Nederland was het principe van het bouwpakket een noviteit.

Wat hier arriveerde, was een iets aangepast Noors ontwerp. De leien op het dak werden vervangen door dakpannen en de sauna werd geschrapt. Er bleef voldoende luxe over. Een ‘doortrektoilet’ binnenshuis, een douche en een boiler waren in de jaren vijftig in Nederland nog bepaald niet standaard. De huizen werden bij elkaar geplaatst, op pleinen en in straten. In de naamgeving werd gerefereerd aan de gulle gevers, zoals de Koning Haakonstraat in Stavenisse. President Erling Steen van het Noorse Rode Kruis kreeg een straat in Nieuwerkerk.

Verdeling

Het Nederlandse Rode Kruis nam de organisatie van de verdeling op zich. Op 24 augustus 1953 werd in Den Haag een vergadering belegd, waar met vertegenwoordigers van de getroffen gemeenten afspraken werden gemaakt. Vanuit Zeeland waren er nauwelijks representanten aanwezig. Toch werd de provincie niet vergeten. Schouwen-Duiveland kreeg circa honderdvijftig woningen en het Thoolse Stavenisse negentien. De geschenken waren bestemd voor getroffenen die door de Ramp hun huis waren kwijtgeraakt.

Het duurde even voor alle aangewezen 'gelukkigen’ ook daadwerkelijk gelukkig waren. Houten huizen hadden in Nederland tot dan toe een slecht imago, ze waren voor armen bestemd. Het Rode Kruis stelde ook voorwaarden. Wie een huis accepteerde, mocht dit niet binnen drie jaar doorverkopen. En als er een kamer over was, dan diende die beschikbaar te worden gesteld aan een arbeider die aan de wederopbouw meewerkte. De woningen werden op ruime percelen neergezet. Het houden van varkens en kippen werd verboden - de buurt moest netjes blijven. Voor huurwoningen werden aparte bepalingen vastgesteld, zoals: ‘bij dronkenschap of ander ergerlijk levensgedrag van een bewoner of een zijner huisgenoten kan de huur onmiddellijk worden opgezegd en het betrokken gezin uit de woning worden verwijderd’.

Rel

Wie ook zijn meubels en andere huisraad was kwijtgeraakt, kreeg uit het Nationaal Rampenfonds een basisbudget van 6000 gulden voor een nieuwe inrichting. Iedereen kwam daarvoor in aanmerking: een voorstel van enkele burgemeesters om minder bedeelden met een lager bedrag af te schepen, liep uit op een rel en haalde het niet. Wel kregen ‘rijke’ boeren en ambtenaren ruim meer dan het basisbedrag.

Inmiddels dringt het besef door dat de nog bestaande, originele woningen een beschermde status verdienen. De provincie Zuid-Holland bereidt een initiatief voor. Een Deense woning heeft een plaats gekregen in het Watersnoodmuseum en naast streekmuseum De Meestoof in Sint Annaland is in 2003 een Noorse woning herbouwd.

Speelgoedlandje

Toen koning Haakon van Noorwegen op 14 augustus 1954 Stavenisse bezocht, reisde de Noorse journaliste Bets Bonde met hem mee. Zij berichtte: ,,De provincie Zeeland is iets aparts. Die ligt in het zuid-westen van Nederland en heeft dorpjes met smalle straatjes en poppenhuizen en lage dijken. (...) Men heeft het gevoel in een speelgoedlandje te zijn verdwaald.”

Zie ook: Watersnoodwoning