Gerard van Herlaar
Gerard "Heer van Poederoijen" van Herlaer, geboren omstreeks 1340 in Kasteel te Poederoijen, Graafschap Gelre. Overleden vóór 1393, ongeveer 53 jaar oud. Zoon van Arnold van Herlaer en NN.
Broer van Jan van Herlaer, Arnold van Herlaer, Otto van Herlaer en Herbaren van Herlaer.
Afstammelingen nakomelingen
Hij werd in 1365 vermeld als heer van Poederoijen, bij de eigendomsruil van een boerderij in Zuilichem met de heer van Culemborg. Hij wordt ook vermeld in de landvrede-nederzetting van 1359, maar niet als heer van Poederoijen. Zo verwierf hij tussen 1359-1365 het Kasteel van Poederoijen.
Vermeldingen
Er zijn diverse vermeldingen van Gerard heer van Poederoijen. [1]
- In 1366 een schuldbekentenis aan Aernoud de Vrese [2]
- In 1367 was hij getuige van Eduard Graaf van Gelre.
- In 1368 bevestigde Eduard van Gelre aan Gerard de overdracht van de ‘Wijctiende’ in Nieuwaal. De overdracht had betrekking op verschillende blokken land in Nieuwaal alwaar voordien een Arnold van Herlaer (zijn grootvader) de inkomsten van de kerk had (1337) (Dit is de link naar wat volgens mij zijn kleinzoon Arend van Herlaer is (ca. 1390-ca. .1448), die hetzelfde had)
- Op 18 oktober 13(84?) bevestigde Willem van Gullik, graaf van Gelre, dat Gerard heer van Poederoijen was.
In het "vaderlands woordenboek" uit 1790 wordt Johanna van Renesse vermeld als echtgenote van Gerard. In de originele documenten is daar echter geen spoor van te vinden.
Gerard van Herlaer, heer van Poederoijen lijkt zich weinig te mengen in de politiek van zijn tijd. Hij woont de normaal vereiste evenementen bij, waarbij de edelen werden opgeroepen. Zo woonde hij in 1368 de huwelijkseisvergadering van Eduard van Gelre en Catharina van Beieren bij. Het vredesakkoord van Jan van Blois in 1377. Maar verder is hij niet betrokken bij de oorlogen of veldslagen van Gelre, Brabant of Holland.
Gerard verscheen in 1363 ook op het kasteel van Jan van Blois in Schoonhoven. Zijn broer Otto is destijds een bediende van Jan van Blois. Tot 1372 treedt hij regelmatig op in Schoonhoven. Jan van Blois logeert op zijn kasteel in Poederoijen en Gerard en zijn vrouw krijgen van Jan Reigers (vogels) cadeau. In 1372 wordt Gelre bij overeenkomst gesplitst, waardoor Jan van blois niet meer bestaat. geassocieerd met de edelen uit de Bommelerwaard.
Diefstal van de kerk
Ridder Gerard, heer van Herlaar (zie zijn wapenschild rechtsboven), pikte de novale tienden van het gehucht Bokhoven in, waar Lambert, de pastoor van Hedikhuizen, officieel recht op had. Dat kwam Gerard duur te staan, want de rechter van het bisdom Luik, waar Bokhoven onderdeel van uitmaakte, gaf opdracht hem te excommuniceren. Dat wil zeggen dat Gerard van Herlaar niet langer meer lid van de katholieke kerk mocht zijn. Dat was wel zo'n beetje het ergste wat je in de middeleeuwen kon overkomen. Iedereen in Europa was lid van de kerkgemeenschap (met uitzondering van een beperkt aantal Joden). Als je verstoten werd, betekende dat niet alleen dat je een plekje in de hemel wel kon vergeten, maar ook je leven op aarde werd er mee geruïneerd. De wereldlijke machthebbers (hertogen, graven, stadsbesturen e.d.) konden je vogelvrij verklaren. Daarmee verloor je al je rechten en bezittingen.
De tekst van de oorkonde:
Officialisa Leodiensis viro discreto domino .. decano concilii Bekensis, Leodiensis diocesis, salutem in Domino.
Conquestus est nobis frater Lambertus, investitus seu rector ecclesie de Hedichusen, dicti concilii quod dominus Gerardus de Herlaer, miles, et sui complices et fautores decimas novales in ipsa parrochia de Hedichusen provenientes et ad ipsum Lambertum ratione dicte sue investiture et ecclesie pertinentes violenter sibi attraxerunt, usurpaverunt et asportarunt de loco qui dicitur Buchouen, sicb contra statuta synodalia ecclesie Leodiensis temere veniendo et sententiam excommunicationis dictorum statutorum auctoritate latam incurrendo. Quare vobis mandamus sub pena suspensionis quatenus si est ita et vobis ita esse constiterit secundum formam dictorum statutorum scilicet per facti evidentiam aut per confessionem domini Gerardi vel suorum complicum et fautorum aut per testes ydoneos quos super hoc audiendi habetis potestatem vel alias legitime secundum tenorem ipsorum statutorum, ipsos Gerardum et suos complices et fautores propter hoc, ut dictum est, excommunicatos denuncietis et denunciari in vestro decanatu faciatis et mandetis vice nostra excommunicantes singulis dominicis diebusc et festivis, candelis accensis, campanis pulsatis, ita quod si dictam excommunicationem per quindenam sustinuerint animo indurato, extunc eorumd .. uxores et familias extra ecclesiam teneatis et mandetis publice teneri, nichilominus prout ipsa statuta declarant ulterius procedentes. Quid inde feceritis et inveneritis nobis liquide rescribendo.
Datum anno Domini Mo CCCo VIIo, in crastino dominice Iubilate.
Deze oorkonde is de eerste waarin het plaatsje Bokhoven genoemd wordt. In de jaren daarna groeide het uit tot een vrije heerlijkheid, dat wil zeggen een gebied waar de hertog van Brabant geen zeggenschap meer over had. De familie die de macht over Bokhoven kreeg, was... de familie Van Herlaar! De pastoor van Hedikhuizen mocht met het besluit van de Luikse rechter de eerste slag gewonnen hebben, maar de familie Van Herlaar trok dus uiteindelijk aan het langste eind. De excommunicatie zal zijn ingetrokken, Gerard van Herlaar zal boete gedaan hebben, maar hij bleef (of werd?) wel de baas van Bokhoven. [3]
Bron digitalisering en Wiki opmaak: Terry van Erp
- ↑ Terry van Erp - Doornmalen, A.G.J. van 2017 De Herlaars in het Midden-Nederlandse rivierengebied (ca. 1075 - ca. 1400) Gerard van Herlaar staat in 1365 in een overdracht van een hoeve in Zuilichem aan de heer van Culemborg als heer van Poederoyen vermeld. De naam Gerard van Herlaar van Poederoyen, zonder hem te noemen als ‘heer van…’, staat al eerder genoteerd, namelijk in de landvrede tussen Gelre en Kleef (1359). Hij behoorde dus al wel tot de Gelderse edelen maar was blijkbaar nog geen heer van Poederoyen. Vermoedelijk is Gerard een zoon van de veronderstelde Arnold (1347-<1365) en verwierf hij de heerlijkheid en het huis tussen 1359 en 1365, meer precies na 1361 want hij had het leen ontvangen van Eduard van Gelre. Er zijn verschillende vermeldingen van Gerard van Herlaar, heer van Poederoyen. In 1367 was hij getuige toen Eduard, hertog van Gelre, Allard van Buren beleende met bepaalde goederen en rechten. In 1368 bevestigde Eduard aan Gerard de overdracht van de ‘Wijctiende’ in Nieuwaal. De overdracht had betrekking op verschillende blokken land in Nieuwaal alwaar voordien een Arnold van Herlaar (zijn grootvader?) de inkomsten van de kerk had (1337). Op 18 oktober 13(84?) bevestigde Willem van Gulik, hertog van Gelre, dat Gerard heer van het huis Poederoyen was. De hertog memoreert daarbij dat Gerard al van zijn oom zaliger, dat wil zeggen Eduard, het leen had ontvangen. Het leen omvatte die borch ende dat huys te Poderoyen mit sijnen getymerde, vesten ende graven die doe dair an ende omme waeren of namails comen moichten, mit den renthen, golden, thinse, erfnisse, pachten ende anders alle sijnen toebehoeren alentlich ende nyet uitgesceiden. Volgens het Vaderlandsch woordenboek uit 1790 van Jacobus Kok was Gerard getrouwd met Johanna van Renesse, een dochter van een Jan van Renesse. De tekst is echter zonder bronvermelding en daardoor niet te verifiëren. Het geslacht Van Renesse behoorde tot de top van de Zeeuwse adel. Jan van Renesse was na de dood van Floris V regent voor Jan I, diens zoon en opvolger. Gerard en zijn echtgenote hadden drie kinderen, twee zoons en een dochter: Jan, de oudste zoon en erfgenaam, Gerard en Aleid. Hoewel de bronnen weinig prijs geven van politieke aspiraties wist Gerard zijn kinderen, en daardoor ook zichzelf, door huwelijken goed te positioneren. Zijn dochter Aleid trouwde met de vooraanstaande edelman Jan van Polanen, een zoon van Gerard van Polanen. Gerards oudste zoon Jan was getrouwd met Margriet van Herwijnen, een dochter van Bruisten van Herwijnen en Elisabeth van Beieren. Al voerde Bruisten een wat merkwaardige politiek, zijn echtgenote Elisabeth van Beieren was een bastaardzuster van Albrecht, graaf van Holland en Zeeland. Gerards sociaal-cultureel vermogen mag dus aanzienlijk genoemd worden. Er zijn geen bronnen die verwijzen naar Gerard aan het Gelderse of Hollandse landsheerlijke hof. In het Brabantse krachtenspel was hij evenmin aanwezig. Hij profileerde zich niet in een adelscoalitie en onthield zich van een uitgesproken keuze in de tweekamp om de Gelderse opvolging. De Gelderse oorkonden die Gerard zegelde betreffen algemene zaken waar alle Gelderse heren voor werden opgeroepen, zoals het bepalen van de huwelijksvoorwaarden tussen Eduard van Gelre en Catherina van Beieren (1368); de zoenbrief van Jan van Blois en zijn gemalin Machteld, hertogin van Gelre (1376) en de landvrede tussen Jan van Blois en de ridders en knapen van de Over-Betuwe, Neder-Betuwe, Tieler- en Bommelerwaard (1377). In de landvrede van Zaltbommel staat onder andere vastgelegd dat Gerard, heer van Poederoyen, in geval van nood zou verschijnen met 3 gewapende ruiters. Gerard volgde weliswaar een meer bescheiden politiek dan de familietak uit Ameide en Ammerzoden maar daar was, zo blijkt, niets mis mee. Toen op 24 maart 1379 de Gelderse erfopvolgingsoorlog officieel ten einde was, werd Gerard tot de ‘maeghe, rade ende vryende van beide syden’ gerekend. Hoewel hij in een landsheerlijk grensgebied optrad, behoorde hij niet tot de grensadel of borderlords. Gerard bezat geen eigen allodiaal huis en heerlijkheid, zijn bezit was in leen ontvangen. Hoewel hij zijn optreden in Gelre beperkte tot de (verplichte) taken voor de leenheer, had ook hij een goede band met Jan van Blois. Al in 1363 verschijnt de heer van Poederoyen met zijn gevolg in Schoonhoven. Op dat moment is zijn broer Otto in dienst van Jan van Blois. Ook Arnold van Herlaar, eveneens een broer van de heer van Poederoyen, verschijnt aan het hof van Blois. Hoewel de heer van Poederoyen tot in 1378 regelmatig in Schoonhoven verschijnt en Jan van Blois ook in Poederoyen verblijft, zijn er ook voor hem na 1372 geen vermeldingen in het register van geschonken reigers. De mogelijke reden is hiervóór al genoemd, de deling van Gelre tussen de twee troonpretendenten. Bijzonder is wel dat volgens het register ook de vrouwe van Poederoyen reigers ontving. Een mogelijke verklaring voor die schenkingen kan zijn dat Gerards veronderstelde echtgenote, een dochter van Jan van Renesse, bepaalde rechten bezat. Haar grootvader, Jan III van Renesse, was getrouwd met de erfdochter van de heer van Gouda. In 1372 beloofde Gerard aan Jan van Blois en de hertogin van Gelre alle steun waar ook nodig. Gerard had vier broers: Otto, Arnold, beiden al genoemd en Jan en Herbaren. Van Jan en Herbaren is weinig bekend. Hun namen staan genoteerd in enkele leenboeken en in minder politiek beladen oorkonden. Het gros van de notities betreft leengoederen in de Bommelerwaard. Dat zij bloedverwanten waren van de heer van Poederoyen staat wel vast. Van Otto en Arnold zijn verschillende opgaven in de rekeningen van Blois. Naar het zich laat aanzien behoorde Otto tot de hovelingen van Jan van Blois, hij woonde zowat in Schoonhoven. Zijn takenpakket was divers. Hij vervulde allerlei diensten voor zijn heer, van boodschapper tot het ophalen van een havik in Brussel. Otto was geen ‘heer van’. Dat hij verwant was aan de Herlaars van Ameide blijkt uit de rekeningen van Blois. Otto staat genoteerd als een neef van de heer van Herlaar, dat wil zeggen van Jan van Herlaar. Otto’s broer Arnold, die ook tot het gevolg van Jan van Blois behoorde, had een andere positie. Hij trad in 1368 tot het gevolg van Blois toe en staat in de rekeningen genoemd als een ‘neef’ van de heer van Ammersoyen.
- ↑ Utrechts Archief Gerard van Herlaer 1366 Ghisebrecht van Brandenborch geeft over aan Aernoud de Vrese de 800 ponden, waarvoor Gheriit van Herlaer heer van Poederoeyen hem eene schuldbekentenis gegeven heeft.
- ↑ Terry van Erp - Hoe Gerard van Herlaar het voor elkaar kreeg om uit een zo goed als zeker verloren positie de zaak helemaal in zijn voordeel om te keren is onduidelijk.
Wist hij soms een geheim over de pastoor waarmee hij hem kon chanteren?
Of gebruikte hij gewoon bruut geweld?