De veren onder Dussen

Uit Wiki Raamsdonks Historie

Van oudsher is Dussen altijd van Brabant gescheiden geweest door een barrière van water. Eertijds waren dat de Scheisloot en de Oude Maas en later, begin twintigste eeuw, kwam daar de Bergsche Maas nog eens tussen te liggen. Het vervoer in noord-zuid richting of omgekeerd was daardoor niet alleen omslachtig maar ook nog eens behoorlijk prijzig. Want om verbinding met het zuiden te houden had men z'n toevlucht gezocht tot pontveren, waarvoor betaald moest worden. Deze veren werden later, als onderdeel van de werken tot het verleggen van de Maasmond, op 'n aantal plaatsen dan wel door vaste oeververbindingen vervangen, maar de aanleg van de brug bij Keizersveer over de Bergsche Maas dateert pas eerst van 1931.

Naast veergelden was ook tolheffing een veel voorkomend verschijnsel, onder meer om uit de opbrengsten het noodzakelijk onderhoud van de wegen te bekostigen; een vroege vorm van wegenbelasting dus. Zo kende de grindweg tussen Heusden en Werkendam, welke door Dussen liep, maar liefst een tiental tolplaatsen. Blijkens de Gemeente Atlas van Nederland van Kuyper werd in de negentiende eeuw tussen Meeuwen en Dussen tol geheven ter hoogte van De Baan. Tussen Dussen en Almkerk waren zelfs twee tolplaatsen: aan De Putten, waar de Nieuwe Steeg naar Hank aansluiting vindt op de Kornsedijk en bij de Kornsche Sluis, de kruising van Schenkeldijk/Middelkade met Kornsedijk.

Vóór het graven van de Bergsche Maas

Bewerkte kaart met de Oude Maas meanderend door het Land van Heusden en Altena en met vermelding van de aanwezige pontveren en bruggen. Van links naar rechts: 1. Keizers Pontveer (net buiten de kaart), 2. Voetveer over De Scheisloot bij Voogdwerf/Peerenboom, 3. Hermenzijl Pontveer, 4. Waspische Keet met Pontveer, 5. Capelsche Pontveer, 5A. Veer van A. Lensvelt over de Scheisloot te Dussen, 6. Broeksveer tussen Hagoort en Drongelen, 7. Drongelsche Pontveer, 8. Wip Brug bij Gansoijen, 9 Brug bij Doeveren.
Bewerkte kaart met de Oude Maas meanderend door het Land van Heusden en Altena en met vermelding van de aanwezige pontveren en bruggen. Van links naar rechts: 1. Keizers Pontveer (net buiten de kaart), 2. Voetveer over De Scheisloot bij Voogdwerf/Peerenboom, 3. Hermenzijl Pontveer, 4. Waspische Keet met Pontveer, 5. Capelsche Pontveer, 5A. Veer van A. Lensvelt over de Scheisloot te Dussen, 6. Broeksveer tussen Hagoort en Drongelen, 7. Drongelsche Pontveer, 8. Wip Brug bij Gansoijen, 9 Brug bij Doeveren. Waalwijk, 700 jaar kloppend hart van de Langstraat, blz. 122.

Negentiende eeuwse reizigers vanuit Dussen Munsterkerk of Dussen Muilkerk onderweg naar de (vroeger) Zuid-Hollandse dorpen van de Langstraat: Raamsdonk, Waspik, Capelle of Besoyen, dienden twee waterlopen te passeren. Maar ook reizend naar Waalwijk, Raamsdonksveer en Geertruidenberg moest men in ieder geval het water oversteken. Vanuit Dussen bezien was dat allereerst de Scheisloot welke vanaf de Meeuwense Gantel langs de Noordelijke Maasdijk, onder Dussen Rommegatsedijk genoemd, en de aansluitende Kornsedijk liep en ter hoogte van Keizersveer in de Oude Maas uitmondde. Deze Scheisloot vormde de grens tussen Dussen en de eerder genoemde Zuid-Hollandse dorpen en was gegraven op de plaats van de oorspronkelijke Oude Maasbedding van vóór de St Elisabethsvloed. De Scheijsloot eenmaal overgestoken stuitte men echter weldra op de Oude Maas.

De Scheisloot kon men passeren bij De Sluis in Dussen om dan vervolgens langs de Dussensche Gantel na "een klein half uur gaans" op de meer zuidelijk gelegen Oude Maas te stuiten. Met behulp van het "Waspiksche Pont Veer" kon men de overtocht maken naar Klein Waspik. Aan de overkant van het water stond de zogenaamde Waspikse keet of het veerhuis en daar vandaan kon men de reis langs de Kerkvaart voortzetten naar Scharlo, het centrum van de Waspikse scheepsbouw, en naar Waspik.

Ook meer westelijk bevonden zich een tweetal pontveren. Ter hoogte van de Voogdwerf/Peerenboom was er een voetveer over de Scheisloot. Daar overgestoken ging men dwars door de Overdiepsche Polder naar het pontveer van Hermenzijl richting Raamsdonk. Genoemd voetveer over de Scheisloot is vermoedelijk hetzelfde als 't zogenaamde Kievitsveer waarvan begin negentiende eeuw de rechten toebehoorden aan Adrianus Lensvelt en z'n echtgenote Theodora Kivits. Vanaf 1816 kon men voor bestemming Geertruidenberg of Raamsdonksveer van het nog verder westelijk gelegen zogenaamde "Keizers Veer", een handkabelpontveer, gebruik maken, waar ook tol werd geheven.

Ook tussen Capelle en Dussen bestonden veerverbindingen. Allereerst was er het kleine pontje over de Scheisloot van A. Lensvelt uit Dussen. Vermoedelijk betreft het hier dezelfde A(driaan) Lensvelt die het Kievitsveer, een voetveer over de Scheisloot, bij de Voogdwerf/Peerenboom uitbaatte. In 1699 was door zijn voorvader Gerrit Sijmensz Lensvelt onder Nederveen Capelle het recht van overgang over de veersloot, waarmee waarschijnlijk de Scheisloot tussen de Meeuwense - en Dussensche Gantel werd bedoeld, verworven. Dat pontje lag ongeveer op de plaats waar nu de brug over het Noorderafwateringskanaal (Het Kanaaltje) ligt. In de Franse Tijd (1795-1813) werd het voortbestaan van dit pontje bedreigt omdat het, samen met het Waspiksche Pont Veer, ongeoorloofd verkeer zou overzetten. Deze beide veren mochten alleen bestemmingsverkeer overtocht verlenen, maar blijkens klachten van 's-Grevelduin-Capelle werd ook doorgaand verkeer onderweg naar Breda of Gorinchem overgezet, waardoor het Capelsche Veer inkomsten derfde. In de heerlijkheid Nederveen werd namelijk over de Oude Maas een veerverbinding onderhouden. Deze was uigegroeid tot de enige oeververbinding voor rijtuigen tussen Breda en Gorinchem. 's Grevelduin-Capelle profiteerde niet alleen van de doortrekkende reizigers, maar had op één of andere wijze ook het recht van verpachting van het veer verworven. De verpachting geschiedde door het dorpsbestuur van 's Grevelduin-Capelle voor acht jaar en bracht in de achttiende eeuw jaarlijks ruim achthonderd gulden op. De veerman was de enige die in de na de St.-Elisabethsvloed verlaten polders woonde. De weg naar de pont werd in 1769 bestraat met klinkers, moppen en straatstenen. Na de omwenteling van 1795 kreeg de Capelse veerman concurrentie van collega's, die tot dan toe alleen lokaal bestemmingsverkeer mochten overzetten. In 1811 vorderde de rijksoverheid het veer en pas in oktober 1814 kwam het terug aan het dorpsbestuur. Ondertussen werd ten oosten van Geertruidenberg een nieuwe verbinding over de Oude Maas aangelegd als onderdeel van de rijksweg van Parijs, Antwerpen naar Amsterdam (de Rijksstraatweg), die in 1816 in gebruik genomen werd. Het Capelse veer verloor daardoor aan regionale betekenis. Het veer maakte plaats voor een brug toen aan het einde van de vorige eeuw noordelijker de Bergse Maas gegraven werd. Over deze waterweg kwam een nieuwe veerverbinding richting Dussen. Blijkens een affiche in opdracht vervaardigd van de Gemeente Capelle werd op 16 December 1846 verpacht: "De opbrengst van het VEER, op de Rivier het oude Maasje, onder Capelle, behoorende aan gezegde gemeente". Dit voor de duur van 8 achtereenvolgende jaren, ingaande op 1 mei 1847.

Nog verder oostelijk, tussen Hagoort en Drongelen, was er het "Broeksveer" over de Oude Maas richting Sprang en het veer bij Drongelen, waarmee men langs de toegang tot de haven van Waalwijk over de Zomerdijkweg, Besoyen kon bereiken. Ook bestond er een vaste oeververbinding bij herberg 't Wapen van Brakel te Gansoijen, waar over een zogenaamde wipbrug de Oude Maas gepasseerd kon worden om via de Putsteeg naar Waalwijk te reizen. Verder lag er onder Doeveren een brug over de Oude Maas welke aansloot op de Veldsteeg richting Baardwijk.

Ná het graven van de Bergsche Maas Bij wet (Maasmondwet) werd op 26 januari 1883 door Koning Willem III bevolen tot het graven van de Bergsche Maas. In april 1888 werd een aanvang gemaakt met het veelomvattende werk dat tot augustus 1904 zou duren. Als eerste werd aanbesteed het traject tussen de Dussensche Gantel en het Holleke bij Keizersveer, dat gereed kwam in juni 1891. Het traject Dussensche Gantel - Hagoort werd één jaar later (april 1892) opgeleverd. Onder druk van de hoofdzakelijk in de Langstraat wonende grondeigenaren en pachters had men besloten om tussen Hagoort en Keizersveer niet de bedding van de Oude Maas te volgen, maar deze meer noordwaarts te laten lopen, zo dicht mogelijk langs de bandijk van het Land van Altena. Op die manier bleven de aan de oevers van de Oude Maas gelegen en kwalitatief zeer goede hooilanden gespaard en werd voorkomen dat deze percelen gedeeltelijk werden afgesneden van het centrum van de hooihandel. De Oude Maas zou verder dienst blijven doen voor de zuiderafwatering en voor de scheepvaart op de Langstraatse havens (later werd om diverse redenen alsnog besloten tot de aanleg van een Zuiderafwateringskanaal). Het stroomgebied van de Scheisloot werd zoveel mogelijk benut om het Noorderafwateringskanaal aan te leggen.

De Maaswerken betekenden natuurlijk een enorme verandering in het landschap. De nieuwe rivier doorsneed niet alleen wegen en landerijen maar soms ook complete woonkernen. De dorpen Hagoort en Gansoijen verdwenen zelfs helemaal van de landkaart. Boeren zagen hun grond gedeeltelijk onteigend of moesten hun landerijen aan de overzijde van het water opzoeken. Deze economische en maatschappelijke gevolgen waren echter voorzien. In de Maasmondwet van 1883 was daarvoor een subartikel opgenomen "tot behoud van de gemeenschap met en tot herstel van de gemeenschap over de nieuwe rivier", waartoe op diverse plaatsen pontveren werden voorzien.

Aanvankelijk lag het dus helemaal niet in de bedoeling ook maar ergens een brug over de Bergsche Maas te bouwen. Tot herstel en behoud der gemeenschap ter weerszijden van de nieuwe rivier werden pontveren voorzien te Heusden, Doeveren, Drongelen, Capelle, Waspik, Raamsdonk en Keizersveer. Later werd dit gewijzigd in pontveren te Bern, Drongelen, Capelle en Keizersveer en een vaste brug bij Heusden. De strijd tussen Waalwijk en Heusden om de oorspronkelijk geplande pont naar het Land van Heusden en Altena te vervangen door een vaste oeververbinding werd uiteindelijk in het voordeel van Heusden beslecht.

Ontworpen waren stoomkabelpontveren te Drongelen en Capelle en een stoombootveer te Keizersveer. Volgens de Memorie van Toelichting van 1885 waren al deze veren kosteloos, op Keizersveer na, waar het bestaande veergeldtarief werd gehandhaafd (onderzoek heeft aangetoond dat in de wettekst en Memorie van Toelichting nergens de formulering "eeuwig" is aangetroffen voor wat betreft de kostenloze overvaart). Het gemeentebestuur van Capelle had echter moeite met het kosteloze veer bij Drongelen omdat zij daardoor vreesden hun veergeld over de Oude Maas sterk te zien verminderen "omdat men nu bij Drongelen geheel gratis kan oversteken". Bovendien vond men twee pontveren in de grindweg van Capelle naar de Baan te Dussen wel wat te veel. Aan de Capelse bezwaren werd tegemoet gekomen door het veer in de Oude Maas aan te kopen en te doen vervangen door een ophaalbrug Zodoende kreeg men een gratis pont over de Bergsche Maas, terwijl de reeds bestaande pont in de Oude Maas vervangen werd door een beweegbare brug, waarmee, net als bij Drongelen, een kosteloze oversteek een feit was.

Voorst werd besloten dat beide veerdiensten te Dongelen en Capelle dag en nacht dienst zouden doen, telkens als er zich publiek aandient. Voor de bediening werden per veerdienst vijf medewerkers aangesteld te weten: een gezagsvoerder, twee pontwachters en twee machinist-stokers. Voor huisvesting van dit personeel werden op de bandijken bij de veren vijf woningen gebouwd, een dubbele woning op de zuiderdijk en een dubbele - benevens enkelvoudige woning op de noorderdijk.

Op 18 november 1891 werd de veerdienst over de Bergsche Maas tussen Dussen en Capelle geopend met in eerste instantie een grote handkabelpont die op drukke dagen en op marktdagen door een langszij liggende stoomsloep werd overgesleept. Omdat het systeem niet voldeed, voornamelijk door het bij krachtige wind hevig tegen elkaar botsen van de beide vaartuigen, werd besloten de beweegkracht op de pont zelf aan te brengen. Het nieuwe stoomkabel-pontveer werd op 27 juli 1895 in gebruik genomen. De totale kosten van het Capelse veer, inclusief aanlegplaatsen, dienstwoningen en bijgebouwen bedroegen f. 59.208,32 Tegelijkertijd met de ingebruikname van de veerdienst over de Bergsche Maas werd ook de nieuwe ophaalbrug over de Oude Maas voor het verkeer opengesteld en werd de bestaande maar ook te betalen veerdienst uit de vaart genomen. Hiermee was een totaalbedrag gemoeid van f. 82.987,49

Met het vorderen van de graafwerkzaamheden voor de Bergsche Maas werd in 1893 het veer over de Oude Maas onder Drongelen door een tijdelijke vaste weg vervangen en werd de heffing van veergeld aldaar op 1 oktober van genoemd jaar gestaakt. De zomer daarop moest echter deze tijdelijke weg weer afgegraven worden, waarna op 9 juli 1894 de veerdienst over de Bergsche Maas werd geopend. Hiermee was een investering gemoeid van f. 67.966,53½.

Drongelse veer: De stoom-kabelpont te Drongelen was in de beginjaren van het bestaan van de Bergsche Maas een moderne en gezien het gebruik ook een gewaardeerde voorziening.
Drongelse veer: De stoom-kabelpont te Drongelen was in de beginjaren van het bestaan van de Bergsche Maas een moderne en gezien het gebruik ook een gewaardeerde voorziening. Bron: Honderd jaar Land van Heusden en Altena, blz. 170.

Toen de nieuwe pont voor het Drongelse veer moest worden besteld, werd gekozen voor een pont met "ontploffingsmotor". De Drongelse pont kreeg een petroleummotor van het systeem Swidersky. Deze pont zou een stuk veiliger worden dan die van Dussen/Capelle, omdat de stoomketel nu achterwege kon blijven en dus ook geen brandgevaar kon opleveren voor de vele hooiwagens die moesten worden overgezet. Op de Capelse pont had de schoorsteen immers al eens een hooiwagen in brand gezet. Maar die ontploffingsmotor van de Drongelse pont deed z'n naam alle eer aan toen ie op 20 maart 1895 letterlijk explodeerde. Door dit voorval maar meer nog door de voortdurende mankementen aan de motor, waardoor van een geregelde vaardienst nauwelijks nog sprake was, werden de plannen om ook de Capelse pont van een ontploffingsmotor te voorzien teruggedraaid. Wel werd de stoomketel van deze pont zo groot gemaakt dat bijstoken tijdens de overtocht niet meer nodig was. En om de veiligheid nog meer te verhogen, kreeg de schoorsteen een vonkenvanger. Met het oog op het vrij drukke veevervoer werd om de machinekamer en stoomketel een geluiddempende - en warmtekerende beschutting aangebracht.

Het meest opvallende veer, was dat bij Keizersveer. Vanwege de grote afstand bij de vaart van dijk tot dijk en de blootgestelde ligging werd hier in 1890 een vrij varende stoomboot ingelegd die plaats bood aan zes met twee paarden bespannen geladen hooiwagens. Bovendien werd de boot niet door een schroef aangedreven maar door raderen. Daarvoor had model gestaan het raderstoombootveer over de Theems in Londen. De boot onderhield een geregelde verbinding tussen de Zuider Veerhaven in de monding van de Oude Maas en de Noorder Veerhaven, ten westen naast de Straatweg van Breda naar Gorinchem. Met het geheel was een bedrag van f. 163.360,66 (plus een halve cent) gemoeid.

Beschikte men niet over een vervoermiddel om de reis over land met oversteek per pontveer te maken dan kon men zich ook comfortabel inschepen bij de stoombootdienst van rederij Arie Smit. Deze onderhield een geregelde dienst met s/s Thor tussen Waalwijk en Rotterdam en deed daarbij ook Dussen aan.. In 1911 was het passagierstarief: 1ste Klasse 40 cent en 2de Klasse 25 cent. De vaartocht over de Bergsche Maas van Dussen naar Waalwijk nam een kleine driekwartier in beslag.

Tolheffing Anno 2003 wil Rijkswaterstaat af van de gratis overtochten, althans voor auto's. Voetgangers, fietsers en dieren worden ook in de toekomst gratis overgezet, maar voor auto's wil men een tolheffing invoeren. Auto's die er een eeuw geleden, toen de Bergsche Maas werd gegraven, amper waren en waarvoor de compensatie van gratis pontveren volgens Rijkswaterstaat dus nimmer bedoeld is geweest. Een grote groep bezwaarmakers denkt daar echter duidelijk anders over. Vereniging Bergsche Maasveren, Stichting Willem van Oranje, ANWB, gemeentes Aalburg, Werkendam, Waalwijk, Zaltbommel en Heusden. Provincie Noord Brabant, Lasbedrijf Wero uit Eethen en een tiental particulieren gaan hierover de juridische strijd aan met Rijkswaterstaat. Centraal hierbij staat onder meer dat volgens de wettekst opgesteld bij het graven van de Bergsche Maas de gratis ponten bedoeld waren "tot behoud en herstel van de gemeenschap aan weerszijden van de nieuwe rivier". Daarbij gaat het dus helemaal niet om specifieke personen, dieren of voertuigen, maar over het behoud en herstel van de gemeenschap. Daar kreeg men, bij wet, de vrije overtocht voor.

Op donderdag 18 september 2003 ontmoette partijen elkaar voor de rechtbank in Breda. Aan de rechter de moeilijke taak om een oordeel te vellen over de vraagstelling: "Wie betaald de veerman".

Wiki opmaak: Terry van Erp

Geraadpleegde literatuur:

  • Geschiedenis van Noord-Brabant, deel I 1796-1890, blz. 154, eindred. H.v.d.Eerenbeemt, Amsterdam 1996
  • Gemeente Atlas van Nederland J. Kuyper 1865-1870, Dussen Munsterkerk en Muilkerk
  • De bodemkartering van Nederland, deel XVIII, Heusden en Altena, blz. 19, Dr. F. Sonneveld l.i., Den Haag 1958
  • Geschiedenis van Waspik, blz. 125, G.J. Rehm, Geertruidenberg.
  • Een dorp in de greep van de vrijheid, Waspik in de Franse Tijd 1795-1813, Han Verschure, Waspik 1995.
  • Genealogie Lensvelt website: http://www.tonlensvelt.nl/
  • Waalwijk 700 jaar kloppend hart van de Langstraat, Hoofdstuk VII, blz 162-6, Frans Vercauteren, Waalwijk 2003
  • Oud-rechterlijkarchief Dussen Munsterkerk, Streekarchief Heusden
  • De scheiding van Maas en Waal, Derde Afdeeling, blz. 6, M.C.E. Bongaerts, Haarlem 1909
  • Tussen twee werelden, blz. 123, Kees van den Oord, Heusden 2002
  • Onderzoek wettekst en Memorie van Toelichting, rapport T.T.A.B.M. van der Aalst 3-5-2001
  • In het land van de Bergsche Maas, blz 53-62, Rien Snijders, Zutphen
  • Brabants Dagblad, 18 sept. 2003, Interview Dik de Joode met bezwaarmaker Jan v.d. Stelt