De brug over de Maas
Te Keizersveer, aan de zuidzijde van het Groepsvak, was een brugbezetting aanwezig. De verkeersbrug [1931] was voorzien van twee rivierkazematten B-type [op de noord en zuid oever was een kazemat gebouwd], met zware mitrailleur en kanon van 5. Zoals gebruikelijk werden deze beiden bezet door Politietroepen, die ook voor het zware versperringshek en de vernielingswerkzaamheden verantwoordelijk waren.
De zuidelijke kazemat had twee verdiepingen. Deze werd gecommandeerd door de sergeant Wetering en bezet met vijf korporaals. Deze zes man Politietroepen werden door een sergeant en drie soldaten van 6.GB versterkt voor de bediening van de zware mitrailleur. De kazemat bestreek de weg naar het zuiden en bestreek de asperge opstelling. De noordelijke kazemat stond onder bevel van sergeant van 't Hul die tevens commandant van het vernielingsteam was. Hij had acht korporaals ter beschikking alsmede een sergeant en drie soldaten van 6.GB voor de bediening van de Schwarzlose. Het schootsveld van de noordelijke kazemat was het noordelijk landhoofd van de brug. Voor het kanon van 5 waren 200 schoten beschikbaar, waarvan 2/3 deel pantsergranaten. De mitrailleurs beschikten over een onbekende hoeveelheid munitie.
[651] Het dekkingsdetachement bij de brug [6.RI] bestond uit een commandant [reserve kapitein A. Zoutewelle], 6 sergeanten en 49 minderen die bij elkaar drie M.20 mitrailleurs ter beschikking hadden. 2 sergeanten en 6 soldaten behoorden organiek tot 6.GB, de overige manschappen tot 6.RI. Het contingent Politietroepen bestond uit een SMI met 2 sergeanten en 13 korporaals. Er waren twee kisten handgranaten voorhanden voor het gehele detachement.
Het detachement had slechts de beschikking over s.p.o.’s, ofwel uitgegraven loopgraven en versterkingen. Deze waren aan beide zijden van de brug voorzien voor een compagnie sterkte. Voor deze s.p.o.’s was een enkelvoudige prikkeldraadversperring gelegd. Groot voordeel was een geheel open schoots- en dus gezichtsveld. Op de weg waren versperringsijzers [asperges] aan te brengen die verankerd konden worden. Zoals gezegd was voor de zuidelijke oprit een pantserstalen versperring aanwezig die voorzien was van schietsleuven en een kleine toegangsdeur. Dit had als voordeel dat eenmaal achter deze versperring weinig schade door vijandelijke kogels kon worden aangericht. Aan de noordzijde was nog een aspergehindernis voorzien.
Op 10 mei gebeurde er weinig. De troepen werden gealarmeerd doordat zij de grote luchtvloot bedoeld voor Moerdijk en Dordrecht over zich heen hoorden gaan. Zij kon tegen de aldaar vrij laag vliegende toestellen weinig uitrichten, te meer daar de beide zware mitrailleurs niet voorzien waren van luchtdoelaffuiten. De inventieve kapitein Zoutewelle liet echter direct drie van dergelijke betrekkelijk eenvoudige constructies vervaardigen in de lokale papierfabriek (!). In de middag werden de affuiten afgeleverd en werden de zware mitrailleurs tegen luchtdoelen opgesteld. Begin van de avond werden drie mitrailleurs uit een Ju-52 bij het detachement afgeleverd met bijbehorende munitie en direct in de stellingen gebracht.
Bij Heusden, in het zuidoosten van het Groepsvak, was een detachement van een reserve 2e luitenant, een sergeant en 21 minderen gelegerd bij de lange verkeers- en trambrug over de Bergsche Maas [1904 in gebruik genomen]. De Politietroepen aldaar – 2 sergeanten en 9 korporaals – bedienden het kanon en de mitrailleur in de B-type rivierkazemat en waren ook daar voor vernieling van de bruggen verantwoordelijk.
Of er bij de jukbrug te Drongelen, behalve het peloton luchtdoelmitrailleurs, nog een detachement troepen van Groep Merwede of Peeldivisie was geplaatst is (auteur) niet bekend. Het is echter aannemelijk dat de brug door genisten werd bezet en dus beveiligd.
De bruggen bij Keizersveer en Heusden vielen in die zin niet onder de strategische punten dat zij bij het bevel ‘vernielen’, dat na een inval zou worden gegeven, niet direct dienden te worden vernield. De bruggen zouden een functie hebben in de evacuatieplannen van het 3e Legerkorps en de Lichte Divisie. Bovendien lagen ze beiden achter de buitenverdediging. Nodeloos te melden dat met het verloren gaan van de Moerdijkbruggen de logistieke druk op de drie overgangen over de Bergsche Maas nog verder toenam.
Op 10 mei trokken aanzienlijke contingenten van met name de Lichte Divisie via de bruggen naar de Vesting Holland. De eerste detachementen van de LD kwamen rond 1000 uur al bij de brug aan, even nadat de kapitein Zoutewelle per telefoon had vernomen dat de Moerdijkbruggen in Duitse handen waren gevallen.
Er was ook enig luchtafweergeschut ingedeeld in de sector [Luchtverdedigingsgroep Gorinchem, reserve kapitein H.T. Nieuwenhuijsen]. Dat was mede met het oog op het belang van de bruggen als terugtrekroute voor de Brabantse eenheden. Bij Keizersveer stond 114 Bt LuA [6.tl geschut, reserve 1e luitenant H.W. Weerts], bij de militaire jukbrug te Drongelen 92 Pel.LuMi. [4 x Spandau M.25] en bij Heusden 115 Bt LuA [6.tl geschut, reserve kapitein P.W. Schoonenbeek] alsmede 98 en 99 Pel.LuMi [beiden 4 x Spandau M.25]. Al in de middag werden al deze eenheden verplaatst naar het noorden van de Waal om bij Gorinchem de luchtverdediging op te voeren.
De verrichtingen van de luchtdoelbestrijdingsmiddelen was overigens teleurstellend. De 6.tl stukken waren in feite ongeschikt voor effectieve bestrijding van vliegtuigen. Ze waren in 1917 ontstaan vanuit een Nederlandse wens om zelf luchtafweergeschut te kunnen (om)bouwen, en de vuurleiding van deze stukken was volkomen ongeschikt. In het gevechtsrapport van 114 Bt LuA wordt desondanks het neerschieten van twee Ju-52 gemeld, hoewel slechts één [stortte neer bij Den Hout en is geregistreerd; zie hieronder] bewezen kon worden. Later schoot de batterij – inmiddels in Gorinchem gestationeerd – bewezen een He-111 bommenwerper neer, die in de Polder der Zes Molens neerstortte.