Æthelflæd
Æthelflæd | ||
---|---|---|
Postume afbeelding van Æthelflæd (The Cartulary And Customs Of Abingdon Abbey, ca. 1190) | ||
Postume afbeelding van Æthelflæd (The Cartulary And Customs Of Abingdon Abbey, ca. 1190)
| ||
"Vrouwe der Mercianen" (Myrcna hlæfdige) | ||
Regeerperiode | 911–918 | |
Voorganger | Æthelred II | |
Opvolger | Ælfwynn | |
Huis | Huis Wessex | |
Vader | Alfred de Grote | |
Moeder | Ealhswith | |
Geboren | 869/870[1] | |
Gestorven | 918[2] Tamworth[2] | |
Begraven | Sint-Pieterskerk, Priorij van Sint-Oswald, Gloucester[3] | |
Partner | Æthelred II | |
Religie | Rooms-katholicisme |
Æthelflæd (Oudengels: Æðelflæd,[4] koninkrijk Wessex, rond 869/870[1] - Tamworth, 918[2]) was de oudste dochter van koning Alfred de Grote van Wessex en zijn echtgenote Ealhswith. Bij Æthelflæds geboorte teisterden de Deense Vikingen het vasteland van West-Europa met hun plundertochten en hadden zij een groot deel van wat nu Engeland is in hun macht. Het Saksische Wessex en het naastgelegen Angelse koninkrijk Mercia bleven onder druk liggen van de oprukkende Vikingen. De Deense Vikingen hadden ten tijde van Æthelflæds leven een groot deel van Mercia bezet. Door het huwelijk met Æthelred, heerser (ealdorman) der Mercianen, belandde Æthelflæd in Mercia. Na de dood van haar man werd ze zelf heerseres der Mercianen (911-918). De Angelsaksische Kroniek geeft haar de titel van vrouwe (Lady) der Mercianen (Myrcna hlæfdige).[5] Ze speelde door de bouw en verovering van burhs (burchten, versterkte steden) en het sluiten van een alliantie met haar jongere broer Eduard de Oudere van Wessex tegen de Deense Vikingen een belangrijke rol in de uitbouw van de Angelsaksische militaire macht. Na de dood van Æthelflæd kon haar broer Eduard Mercia en Wessex verenigen en werd Angelsaksisch koning en (in naam) zelfs koning van heel Engeland. Willem van Malmesbury schreef, toen hij het had over zij die Eduards inspanningen ter versterking van de Angelsaksische positie hadden ondersteund, het volgende:
Onder deze moge niet worden voorbijgegaan aan Æthelflæd, zuster van de koning en Æthelreds weduwe, (die van) niet gering belang (was) voor zijn partij, (zij was) de gunst(elinge) van de burgers, de vrees van vijanden, een vrouw met een onmatig groot hart, ...
— Willem van Malmesbury, Gesta Regum Anglorum II 125.[6]
Biografie
Afkomst
Æthelflæd was de dochter van Alfred de Grote en Ealhswith. Ze was aan vaderskant afkomstig uit het Huis Wessex, ook bekend als het Huis van Cerdic (Oudengels: Cerdicingas[7]). Deze koninklijke familie heerste van de 6e eeuw tot de eenmaking van de koninkrijken van Engeland in de 10e eeuw over een koninkrijk in Zuidwest-Engeland dat bekendstond als Wessex. Alfred de Grote en zijn opvolgers, die Engeland verenigden, maakten eveneens deel uit van deze dynastie, die in de hoofdstam zou blijven regeren tot de tijd van Alfreds nakomeling, Æthelred II de Onberadene. Onder diens regering in de 10e en 11e eeuw was het land een korte periode bezet door Denen, en na de dood van Æthelred II en zijn zoon Edmund II Ironside bleef het koningschap tot in 1042 in handen van de Deense koning Knoet de Grote en diens opvolgers. Het Huis Wessex kwam dan weer voor 24 jaar aan de macht. Na de afzetting in 1066 van de laatste telg, Edgar Ætheling, verdween de familie uit de annalen van de geschiedenis. Geen van deze latere heersers stamde echter af van Æthelflæd; haar dochter Ælfwynn bleef vermoedelijk kinderloos.
Van moederskant stamde Æthelflæd af van de Merciaanse adel en was ze waarschijnlijk ook verwant met het Merciaanse koningshuis. Dit wordt afgeleid uit een charter van Ealhswiths broer Æthelwulf waarin die de erfenis van koning Coenwulf van Mercia claimde.[8]
Ealhmund Koning van Kent c.750–784-785 | Coenwulf van Mercia Koning van Mercia ?-796-821 | Ceolwulf I van Mercia Koning van Mercia ?-821-823 | Onbekende vrouw | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Egbert Koning van Wessex 775–802-839 | Wigmund van Mercia | Ælfflæd | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Æthelwulf Koning van Wessex 795–839-858 | Osburh | Æthelred Mucel | Eadburh | Wistan van Mercia | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Broers en zus van Alfred | Alfred de Grote Koning van de Angelsaksen 849–871-899 | Ealhswith 852–905 | Æthelwulf | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Æthelred Heer van de Mercianen ?–c.881-911 | Æthelflæd Vrouwe van de Mercianen 869–911-918 | Eduard de Oudere Koning van de Angelsaksen 871–899-924 | Æthelweard 875–922 | Ælfthryth 877–929 | Boudewijn II van Vlaanderen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ælfwynn Vrouwe van de Mercianen ca. 888-r. 918-g. ? | Koningen van Engeland | Arnulf I van Vlaanderen | Adalolf I van Boulogne | Ealswid | Ermentrude | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jeugd en huwelijk
Æthelflæd was het eerste kind van Alfred en Ealhswith en de oudere zus van Eduard, Æthelgifu, Ælfthryth en Æthelweard.[10]
Rond het jaar 890 was Æthelflæd reeds getrouwd met Æthelred, ealdorman der Mercianen.[11] Het huwelijk zou een bezegeling geweest zijn van de alliantie tussen Æthelred en Alfred de Grote. Aan dit huwelijk ging een periode van enige politieke strubbelingen tussen Mercia en Wessex vooraf, die deels hun wortels hadden in de verovering van een deel van Mercia door de Vikingen.
Tijdens een onafgebroken campagne van herhaaldelijke aanvallen tussen 865 en 878 hadden de Deense Vikingen het merendeel van de Engelse koninkrijken, zoals Northumbria, Oost-Mercia en East Anglia, onder de voet gelopen. Ook het koninkrijk Wessex werd in zijn voortbestaan bedreigd.[12] Alfred de Grote was er tegen 878 door zijn overwinning op de Denen in de Slag bij Ethandun echter in geslaagd een compromis met de Denen af te dwingen.[13] Alfred moest zich erkentelijk tonen voor de ontvangen steun uit Mercia.
De positie van Æthelred toentertijd was hoger dan die van een gewone ealdorman (in Latijnse teksten wordt hiervoor de term dux (leider of hertog) of comes (graaf) gebruikt).[14] Zo had hij enkele ealdormen die duidelijk aan hem onderschikt waren en noemt Æthelweard hem nog met betrekking tot de slag bij Buttington (893) "koning Æthelred der Mercianen",[15] maar bij de vermelding van zijn overlijden (911) simpelweg "Æthelred der Mercianen".[16] Volgens Asser, de Welshe biograaf van Alfred de Grote, zou Æthelred aanvankelijke enkele Welshe koningen in Alfreds armen hebben gedreven:
Ook Howel, zoon van Ris, koning van Glywyssing, en Brochmail en Fernmail, zonen van Mouric, koningen van Gwent, door het geweld en de tirannie van graaf (comitis) Æthelred en de Mercianen (hiertoe) gedreven, trachten uit eigen beweging dezelfde koning te bereiken, opdat ze van hem heerschappij en bescherming tegen hun vijanden mochten hebben.
— Asser, Vita Alfredi 80.[17]
Æthelred lijkt zich rond 883 echter te hebben onderworpen aan Alfred de Grote, koning van Wessex, wat men afleidt uit het feit dat hij in een oorkonde uit 883, waarin hij een schenking doet aan de abdij van Berkeley, expliciet vermeldt dat hij dit met de instemming van Alfred deed.[18] Vervolgens vermeldde hij regelmatig te handelen met Alfreds instemming, maar bleef hij ook oorkondes uitvaardigen zonder enige vermelding van Alfred, zoals bij een ontmoeting van de Merciaanse witan (vergadering van de ouderen) in Risborough in Buckinghamshire in 884, was erop wijst dat hij enige zelfstandigheid genoot en wat aantoont dat zijn heerschappij over Mercia zich redelijk ver zuidoostwaarts richting Londen uitstrekte.[19]
Toen Alfred in 886 Londen op de Vikingen veroverde, plaatste hij dit onder het gezag van Æthelred.[20] Het is dan ook gedacht dat het rond die tijd was dat het huwelijk tussen Æthelflæd en Æthelred plaatsvond ter bezegeling van de alliantie en om ervoor te zorgen dat de heerschappij van Wessex over Mercia niet op een verovering leek.[21] De eerste vermelding van Æthelflæd als echtgenote van Æthelred dateert uit 887 en hierin treedt de negentienjarige Æthelflæd als getuige op bij een schenking door haar echtgenoot aan het bisdom Worcester.[22]
Alfred gaf zijn nieuwe schoonzoon de titel van ealdorman der Mercianen. Op deze manier liet hij Mercia een zekere mate van autonomie. Aangezien het merendeel van West-Mercia nooit onder de controle van de Denen had gestaan en dus niet verzwakt was, was dit een verstandige zet. Opvallend is ook dat toen Alfred in 899 stierf, hij in zijn testament niet enkel aan zijn oudste dochter een landgoed in Wellow (mogelijk Wellow (Somerset)) en honderd pond na (hetzelfde bedrag als haar zussen en moeder) maar ook aan zijn schoonzoon Æthelred een zwaard ter waarde van honderd mancuses.[23]
Verdere omzichtigheid voor de Merciaanse gevoelens bleef geboden nadat de twee koninkrijken uiteindelijk werden samengevoegd; de nieuwe naam van het koninkrijk werd niet Wessex of Groot-Wessex, maar Engeland. De term Angelsaksisch gaat dus terug tot koning Alfreds diplomatieke manier om Angelen (Mercia) en Saksen (Wessex) in één koninkrijk te integreren.[24]
Oorkondes tonen aan dat Merciaanse heersers een culturele heropleving steunden door vrijgevige schenkingen aan kloosters te doen.[26] In 883 schonk Æthelred privileges aan de abdij van Berkeley en in de jaren 890 vaardigden hij en Æthelflæd een oorkonde uit ten voordele van de kerk van Worcester. Dit is de enige ons bekende oorkonde uitgevaardigd tijdens Alfreds leven waarin ze gezamenlijk optraden: Æthelred handelde meestal zelfstandig, gewoonlijk evenwel de instemming van Alfred erkennend. Æthelflæd trad echter op als getuige in oorkondes van Æthelred in 888, 889 en 896.[27] In 901 schonken Æthelflæd en Æthelred land en een gouden kelk met een gewicht van dertig mancuses aan het schrijn van Sint Mildburg in de Much Wenlock-kerk.[28]
In 909 werden het gebeente van Sint-Oswald van de abdij van Bardney (Beardanigge) overgebracht naar Gloucester in Mercia.[29] Deze abdij bevond zich namelijk in Deense handen en vermoedelijk wou men deze voor Mercianen belangrijke heilige zijn gebeente niet prijsgeven aan de Vikingen.[30] In 907 was ook reeds de stad Chester (Ligcester) versterkt[31] en Æthelflæd liet de relieken van de heilige Merciaanse prinses Wærburgh overbrengen naar de kathedraal van Chester.[32]
Het paar kreeg een dochter Ælfwynn (geboren 888?).[33] Blijkbaar was het een moeilijke bevalling, want Willem van Malmesbury schrijft dat ze:
door de moeilijke ervaring van een eerste bevalling, of liever (gezegd) enige, levenslang zou terugdeinzen voor de omhelzing van (haar) man, publiekelijk verklarend niet te passen bij een koningsdochter dat zij zich zou verstrikken in een genot, dat na een tijd een dergelijke last zou opdringen.
— Willem van Malmesbury, Gesta Regum Anglorum II 125.[34]
Vrouwe der Mercianen (911-918)
Ook toen haar man Æthelred II nog in leven was, tekende Æthelflæd reeds overeenkomsten, wat sommigen doet vermoeden dat zij de werkelijke leider was.[35] Na het overlijden van haar echtgenoot in 911,[36] mogelijk aan verwondingen opgelopen in de slag bij Tettenhall (910), werd Æthelflæd verheven tot "vrouwe van de Mercianen".[5] Ze was niet enkel in naam vrouwe (heerseres in feodale zin), want Æthelflæd bleek een krachtig militaire leider en goed tacticus te zijn. Volgens de Anglo-Saxon Chronicle regeerde zij ongeveer acht jaar.[37] Dit feit geldt als bewijs dat, in tegenstelling tot wat gebruikelijk was bij andere Germaanse volkeren, het soevereine gezag onder de Angelsaksen op een vrouw kon overgaan.[38] Een voorgangster van haar was Seaxburg van Wessex, die koningin van Wessex was geweest.
De gebeurtenissen tijdens haar bewind zijn het best vastgelegd in de Abingdon-versie van de Anglo-Saxon Chronicle (MS B-C), meer bepaald het zogenaamde Mercian Register (MR) daarin.[39] Haar eerste regeringsdaden lijken voornamelijk uit het bouwen van burhs te hebben bestaan:[40] in Bremesbyrig (910, plaats onbekend), Scergeate (912, plaats onbekend) en Bricge (912, Bridgnorth), Tamaweorðige (913, Tamworth) en Stæfforda (913, Stafford), Eadesbyrig (914, Eddisbury) en Wæringwicum (914, Warwick), Cyricbyrig (915, Chirbury), Weardbyrig (915, plaats onbekend) en Rumcofan (915, Runcorn).[41]
Vervolgens zond zij militaire expedities uit, zoals die naar Wales in 916, gericht tegen het kleine Welshe koninkrijk Brycheiniog (Brecenanmere, Brecknock, dat mogelijk aan het meer van Llangorse in Zuid-Wales lag). De expeditie nam de plaatselijke koningin gevangen:
Drie dagen later zond Æthelflæd een fyrd naar Wales, brak Brecenanmere af, nam daar de koning zijn vrouw (en) ongeveer vierendertig (anderen) gevangen.
— Angelsaksische kroniek s.a. 916.[42]
In 917 nam Æthelflæd het Deense bolwerk in Derby in, waarbij vier haar dierbare thegns het leven lieten:
Dat jaar verwierf Æthelflæd vrouwe der Mercianen, met Gods hulp, voor Lammas, de burh met alles wat daartoe behoorde, die Derby is geheten. Daar waren ook binnen de poorten haar vier thegns, die haar dierbaar waren, afgeslacht.
— Angelsaksische kroniek (MS B MR, C MR, D) s.a. 917.[43]
Een dergelijke passage lijkt te wijzen op een succesvol militair aanvoerder met toegewijde krijgers die bereid waren voor die aanvoerder te sterven.[44] Maar wat deze passage bijzonder maakt, is het feit dat deze aanvoerder een vrouw was.[44]
Æthelflæd verbond zich met haar broer Eduard de Oudere tegen haar vijanden. Ze voedde zijn zoon Æthelstan aan haar hof op.[45] Ze slaagde er samen met haar broer in de Denen gestaag tot aan de rivier de Humber terug te drijven.[46] In 918 werd de burh in Leicester ingenomen, waarbij ook het merendeel van de daar rondlopende wachters zich als onderdanen aan haar onderwierpen, en ook het volk van York (Eoforwicyngas) beloofde haar zijn loyaliteit.[47]
Minder dan twee weken voordat de stad York haar trouw zou zweren, stierf Æthelflæd echter in Tamworth.[2] Zij werd begraven in de door haar opgerichte Sint-Pieterskerk, de latere priorij van Sint-Oswald, in Gloucester.[3] Gloucester is een stad die ze op de Romeinse ruïnes opnieuw had opgebouwd, en waarvan ze de voornaamste lijnen van het stratenplan had opgesteld. Dit stratenplan is tot op de dag van vandaag bewaard gebleven.
Na haar dood gaf haar broer Eduard de Oudere munten uit met buitengewone ontwerpen op de keerzijde. Sommige onderzoekers stellen dat deze muntslagen bestemd waren voor circulatie in het deel van Mercia dat onder het bewind van Eduard en zijn zuster stond, waarbij het ontwerp van de munten mogelijk op de invloed van Æthelflæd wijst.[48]
Ælfwynn
Het gezag over Mercia ging na Æthelflæds dood over op haar nog jonge dochter Ælfwynn.[49] Kroniekschrijvers hebben Ælfwynns recht op de troon zo precies opgetekend dat er geen twijfel bestaat over haar aanspraak hierop.
Ælfwynn werd echter gedwongen zich te onderwerpen aan haar oom (de broer van haar moeder), koning Eduard de Oudere van Wessex.[49] Hierdoor werd de vereniging van de twee voorheen afzonderlijke koninkrijken van Wessex en Mercia definitief bevestigd, wat uiteindelijk zou uitmonden in een eengemaakt koninkrijk Engeland. Eduard scheen echter geen genoegen te nemen met Ælfwynns onderwerping. Ælfwynn werd in 919, drie weken voor Kerstmis, door haar oom Eduard – die met succes oorlog aan het voeren was tegen de Denen – gevankelijk naar Wessex weggevoerd.[49] Vanaf dat moment verdwijnt ze uit de bronnen. Waarschijnlijk bracht ze de rest van haar leven in een nonnenklooster door. Bij intrede in een klooster moest zij haar aanspraak op de troon definitief opgeven.
Bronnenproblematiek
Het leven van Æthelflæd kan voornamelijk achterhaald worden op basis van de Angelsaksische charters van zichzelf en haar echtgenoot en drie manuscripten van de Anglo-Saxon Chronicle. De Angelsaksische charters, waarin de heersers privileges en aktes opnamen, vormen samen met De Rebus Gestis Aelfredi de enige primaire bronnen voor Æthelflæds leven.[50] Er zijn echter geen of amper archeologische bronnen met betrekking tot Æthelflæd gevonden en de vermeldingen over haar in de geschreven bronnen zijn vaak zeer kort en niet altijd even betrouwbaar.
De voornaamste bron voor de wapenfeiten van Æthelflæd is echter het zogenaamde Merciaanse register (Mercian Register, MR, ook wel Annals of Æthelflæd genoemd) in de B- en C-manuscripten (MS B MR (Abingdon Chronicle I) en MS C MR (Abingdon Chronicle II)) van de zogenaamde Anglo-Saxon Chronicle. Deze toevoeging – ingevoegd na de oorspronkelijke passage over het jaar 915 en dus een opvallende breuk in de chronologische volgorde – behandelt de periode van 902 tot 924 en focust op de gebeurtenissen in Mercia.[51] In een derde manuscript van de Anglo-Saxon Chronicle (MS D, Worcester Chronicle) worden de exploten van Æthelflæd vlotter in het geheel verwerkt, maar dan als een klein onderdeel in het verhaal over de opkomst van het Huis Wessex.[51] Opvallend is dat haar geslacht hier niet ter sprake komt.[52]
In het laat-9e-eeuwse De Rebus Gestis Aelfredi, doorgaans toegeschreven aan de Welshe Asser,[53] worden terloops enkele feiten over Æthelflæd genoemd, zoals het feit dat zij Alfreds oudste dochter was.
Alle andere bronnen dateren van na haar dood. Zo vermeldt de laat-10e-eeuwse Angelsaksische kroniekschrijver Æthelweard, een achterkleinzoon van Æthelflæds oom Æthelred I van Wessex, slechts Æthelflæds overlijden in zijn Chronica (hoewel hij waarschijnlijk een kopie van de Angelsaksische kroniek ter beschikking had).[54] Hij noemt haar simpelweg "de konings zus".
De Annales Cambriae (Annalen van Wales) is de naam van een geheel van in St Davids opgestelde Cambro-Latijnse kronieken (dit zijn Latijnse kronieken uit Wales). Van het oudste, 12e-eeuwse manuscript wordt gedacht dat het een kopie is van een origineel uit het midden van de 10e eeuw. Daarin wordt Æthelflæd regina (koningin) genoemd.[55] De uit de eerste helft van de 11e eeuw daterende Fragmentary Annals of Ireland is een in het Middeliers in het Ierse koninkrijk Osraige opgestelde kroniek, die weliswaar "pseudo-historisch" zijn genoemd maar met betrekking tot behoorlijk betrouwbaar Æthelflæd lijken te zijn.[56] Hierin wordt Æthelflæd bainrioghan Saxan (koningin der Saksen) en riog(h)an (koningin) genoemd.[57] Ook in de laat-15e-eeuwse Annalen van Ulster, die vaak woordelijk uit oudere bronnen citeert, wordt ze koningin genoemd. Hieruit blijkt dat in de Keltische wereld (Ierland en Wales) zowel Æthelred als Æthelflæd als respectievelijk koning en koningin werden beschouwd.[58] In de Angelsaksische charters en kroniek wordt Æthelflæd nooit koningin genoemd, maar "vrouwe der Mercianen" en andere verwijzingen naar haar (quasi-)soevereine gezag over de Mercianen.[59]
De 12e-eeuwse Anglo-Normandische kroniekschrijver Simeon van Durham vermeldt haar in zijn Historia regum Anglorum et Dacorum als dochter van Alfred en echtgenote van Æthelred der Mercianen, maar maakt geen gewag van haar wapenfeiten.
O Elfleda potens, O terror virgo virorum,
Te, quo splendidior fieres, natura puellam,
Te mutare decet, sed solam, nomina sexus,
Jam nec Caesarei tantum meruere triumphi, | |
– Æthelflæds grafschrift in Gloucester.[60] Er zijn verschillende versies. |
De 12e-eeuwse Anglo-Normandische kroniekschrijver Hendrik van Huntingdon vermeldt in zijn Historia Anglorum[61] verscheidene wapenfeiten en geeft ons tevens het verloren gegane grafschrift van Æthelflæd, dat een lofzang is op haar moed en haar prijst als gelijk zijnde aan een man. Ook de 12e-eeuwse Anglo-Normandische kroniekschrijver Willem van Malmesbury laat zich in zijn Gesta Regum Anglorum enigszins positief uit over Æthelflæd, al doet hij dit door haar te omschrijven als een vrouw die haast als een man was.[62] Hij gebruikte vermoedelijk dezelfde verloren versie van de Angelsaksische kroniek als zijn tijdgenoot Jan van Worcester voor zijn Chronicon ex Chronicis (die ook enkele van haar wapenfeiten vermeldt).
De laat-12e-eeuwse Engelse kroniekschrijver Roger van Hoveden vermeldt haar in Chronica als Alfreds dochter en vrouwe der Mercianen (Egelfledam Merciorum dominam[63]) en noemt haar wapenfeiten tijdens haar zelfstandige regering over de Mercianen.[64]
Nalatenschap
Gedenktekens
In 1913 werd een aan Æthelflæd gewijd standbeeld buiten bij Tamworth Castle opgericht.[65] Æthelflæd wordt in Judy Chicago's installatie The Dinner Party (1974-1979) opgevoerd als een van de 999 namen op de Heritage Floor.[66] In 1990 werd een in 1979 reeds ontworpen beeld van Æthelflæd in een hoek van de Leicester Guildhall geplaatst. Dit beeld was gebaseerd op de oudere, verdwenen Ethelfledafontein.[67]
De zogenaamde Caryatid Gateway aan het in 2004 vernieuwde busstation van Wednesbury Bus Station is een toegangspoort met aan weerszijden stenen kariatiden, één mannelijk en één vrouwelijk, die een aspect van de geschiedenis van Wednesbury belichten. De vrouwelijke figuur stelt Æthelflæd voor en heeft een zwaard in haar handen.
Populaire cultuur
Volgens een in 1892 door Thomas Gregory Foster voorgestelde hypothese zou Æthelflæd een belangrijke inspiratiebron zijn geweest voor het Oudengelse epische gedicht Judith.[68] Er zijn sindsdien verschillende bedenkingen geplaatst bij deze hypothese.[69]
Æthelflæd wordt als personage opgevoerd in verschillende Engelstalige historische romans. Zo gaat Rebecca Tingles The Edge on the Sword (2001) over de 15-jarige Æthelflæd (het vervolgboek Far traveler (2005) gaat over haar dochter). Daarnaast duikt ze als hoofdpersonage op in Haley Elizabeth Garwoods Swords Across the Thames (1999) en in Penny Inghams Lady Of The Mercians (2004), heruitgegeven als The King's Daughter (2010). Chris Kirwans Shadowers Crossing (2008) gaat over Æthelflæds fortificatie van Rumcofan (915, Runcorn). De Britse schrijfster Victoria Whitworth (V.N. Whitworth) voerde haar ook op in haar romans The Bone Thief (2012) en The Traitors' Pit (2013). Sue Purkiss schreef een kort verhaal (The lady of the Mercians) voor de verhalenbundel Daughters of Time: An anthology from The History Girls (2014). Stuart Hill neemt haar als zijn hoofdpersonage (zij het gefictionaliseerd) in zijn historische jeugdroman Shield Maiden (2016).
Een gefictionaliseerde versie van Æthelflæd komt voor in Bernard Cornwells boeken The Pale Horseman (2005), The Lords of the North (2006), Sword Song (2007), The Burning Land (2009), Warriors of the Storm (2015) en The Flame Bearer (2016) uit de reeks The Saxon Tales. Deze romanreeks werd verfilmd als The Last Kingdom (2016-) en in het tweede seizoen (2017) speelt actrice Millie Brady de rol van prinses Æthelflæd.[70]
In 2011 werd door Phil Hirst een kortfilm getiteld Aethelflaeda: Saxon Queen met Lisa-Marie Hoctor in de titelrol op vraag van de Chester Heritage Trail gemaakt.[71]
In de BBC-documentaireserie King Alfred and the Anglo-Saxons (2013) van de Britse historicus Michael Wood was de tweede aflevering ("The Lady of the Mercians") aan haar gewijd.[72]
Tot slot kan worden gewezen op de opvallende gelijkenissen tussen Æthelflæd en J.R.R. Tolkiens (naast schrijver ook professor in de Angelsaksische filologie) personage Éowyn.[73] Zo is haar titel "Lady of Rohan" even ambigu als "Lady of the Mercians" van Æthelflæd.[74]
Vernoemingen
Sinds 1994 is een van de kraters op Venus (−18,2°; 196,6°) naar haar vernoemd.[75] Het is de gewoonte om grote kraters op Venus naar beroemde vrouwen te vernoemen.[76]
Herdenking
Op zaterdag 7 juni 2018 vond een re-enactment van Æthelflæds begrafenis plaats voor een publiek van 10.000 mensen in Gloucester, als onderdeel van een reeks van levende geschiedenis-evenementen om de 1100e verjaardag van haar overlijden te herdenken.[77]
Externe links
- J. Arnopp, Potent Elfleda!, freewebs.com (2007)
- Aethelflaed2018.co.uk (website rond de herdenkingsevenementen in Gloucester)
Bronnen
- Asser, De Rebus Gestis Aelfredi.
- Roger van Hoveden, Chronica.
- The Anglo-Saxon Chronicle.
- Jan van Worcester, Chronicon ex Chronicis.
- Æthelweard, Chronica.
- Annalen van Ulster 918.5.
- Annales Cambriae.
- Simeon van Durham, Historia regum Anglorum et Dacorum s.a. 884 (p. 683).
- Fragmentary Annals of Ireland (J.N. Radner (ed. trad.), Fragmentary annals of Ireland, Dublin, 1978).
- Angelsaksische charters: S 217 (887), S 221 (901), S 223 (884 × 901), S 224 (901), S 225 (915), S 367 (903), S367a (903), S 371 (904), S 1280 (904).
- P.H. Sawyer (ed.), Anglo-Saxon Charters, Londen, 1968.
- Hendrik van Huntingdon, Historia Anglorum V 17.
- Willem van Malmesbury, Gesta Regum Anglorum.
Referenties
- Dit artikel of een eerdere versie ervan is een (gedeeltelijke) vertaling van het artikel Æthelflæd op de Engelstalige Wikipedia, dat onder de licentie Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen valt. Zie de bewerkingsgeschiedenis aldaar.
- art. Æthelflæd 4 (Female), in Prosopography of Anglo-Saxon England, PASE.ac.uk (2005-2009).
- J. Blair, The Church in Anglo-Saxon Society, Oxford, 2005.
- M.P. Brown - C.A. Farr (edd.), Mercia: An Anglo-Saxon Kingdom in Europe (Studies in the Early History of Europe), Londen, 2001.
- C. Cawley, ENGLAND, ANGLO-SAXON & DANISH KINGS, fmg.ac (2006-2011).
- N.J. Higham - D.H. Hill (edd.), Edward the Elder, 899-924, Londen - New York, 2001.
- J.R. Holmes, art. Æthelflæd, in S. Wolbrink - F.N. Magil (edd.), Great Lives from History. The Middle Ages, 477-1453, I, Pasadena - Hackensack, 2005, pp. 30-33.
- W. Hunt, art. Ethelfleda, in DNB 18 (1889), pp. 21-22.
- C.E. Karkov, Æðelflæd's Exceptional Coinage, in Old English Newsletter 29 (1995), p. 41.
- M. Lapidge, Anglo-Latin Literature 900–1066, Londen, 1993.
- C. Oman (ed.), England before the Norman Conquest, being a history of the Celtic, Roman and Anglo-Saxon periods down to the year A.D. 1066, I, Londen, 19194.
- F. Palgrave, History of the Anglo-Saxons, Londen, 1831.
- P. Stafford, Political Women in Mercia, in M.P. Brown - C.A. Farr (edd.), Mercia: An Anglo-Saxon Kingdom in Europe, Londen - New York, 2001, pp. 35-49.
- P.E. Szarmach, Æðelflæd in the Chronicle, in Old English Newsletter 29 (1995), pp. 43-44.
- P.E. Szarmach, art. Aethelflaed, in M. Schaus (ed.), Women and Gender in Medieval Europe: An Encyclopedia, New York - Abingdon, 2006, p. 10.
- F.T. Wainwright, Æthelflæd, lady of the Mercians, in H. Damico - A. Hennessey Olsen (edd.), New Readings on Women in Old English Literature, Bloomington, 1990, pp. 44-55.
- C.P. Wormald, art. Æthelflæd, in Lexikon des Mittelalters I, coll. 187-188.
- D.R. Wyatt, Slaves and Warriors in Medieval Britain and Ireland, 800-1200, Leiden - Boston, 2009.
Noten
- ↑ 1,0 1,1 Een passage bij Asser (De Rebus Gestis Aelfredi 75: ...; cuius numerus est Aethelflaed, adveniente matrimonii tempore, Eadredo, Merciorum comiti, matrimonio copulata est; ...) doet vermoeden dat ze na het huwelijk van haar ouders (869) werd geboren en we haar geboorte dus rond 869/870 moeten dateren (zie: C. Oman (ed.), England before the Norman Conquest, being a history of the Celtic, Roman and Anglo-Saxon periods down to the year A.D. 1066, I, Londen, 19194, p. 464 (n. 4).).
- ↑ 2,0 2,1 2,2 2,3 The Anglo-Saxon Chronicle MS A 918 (in sommige manuscripten wordt haar dood onder 922 geplaatst; T. Jebson (ed.), 1996-2007), The Anglo-Saxon Chronicle MS B MR 918 (= S. Taylor, 1983, p. 50), MS CD 918 (= K. O'Brien O'Keeffe (ed.), 2001, p. 76), MS E 918 (= T. Jebson (ed.), 1996-2007), Jan van Worcester, Chronicon ex Chronicis (= B. Thorpe (ed.), I, 1848, p. 128), Annales Cambriae MS ABC 918 (= J. Williams (Ab Ithel), 1860, p. 17), Willem van Malmesbury, Gesta Regum Anglorum II 125: Decessit ante germanum quinquennio, ....
- ↑ 3,0 3,1 The Anglo-Saxon Chronicle MS B MR 918 (= S. Taylor, 1983, p. 50), MS CD 918 (= K. O'Brien O'Keeffe (ed.), 2001, p. 76), Æthelweard, Chronica IV 4 (918) (= A. Campbell (ed.), 1962, pp. 48-51.), Willem van Malmesbury, Gesta Regum Anglorum II 125: ..., sepultaque in monasterio sancti Petri Gloecestræ, ....
- ↑ Variaties: Aþelfled, Edeldrída, Edelflet, Edelfrida, Edfled, Eithilfleith, Ethelfled, Ælfled, Æthelflæd, Æðelfled, Æþelfled, Æþelflæd (art. Æthelflæd 4 (Female), in Prosopography of Anglo-Saxon England, PASE.ac.uk (2005-2009).).
- ↑ 5,0 5,1 The Anglo-Saxon Chronicle MS B MR 911-913, 917 (S. Taylor, 1983, pp. 49-50), MS C MR 911-913 (K. O'Brien O'Keeffe (ed.), 2001, p. 75).
- ↑ : Inter haec non praetermittatur soror regis Ethelfleda, Etheredi relicta, non mediocre momentum partium, favor civium, pavor hostium, immodici cordis faemina, ...
- ↑ T. Holland, Millennium: The End of the World and the Forging of Christendom, Londen, 2008, p. 192 (= De gang naar Canossa: de westerse revolutie in de elfde eeuw).
- ↑ P. Stafford, Political Women in Mercia, in M.P. Brown - C.A. Farr (edd.), Mercia: An Anglo-Saxon Kingdom in Europe, Londen - New York, 2001, pp. 44-47.
- ↑ Stamboom langs vaderszijde gebaseerd op: B. Yorke, Wessex in the early Middle Ages (Studies in the Early History of Britain), Londen - New York, 1995, p. 81. Stamboom langs moederszijde gebaseerd op: J. Lawler, Encyclopedia of Women in the Middle Ages, Jefferson - Londen, 2001.
- ↑ Asser, De Rebus Gestis Aelfredi 75, Jan van Worcester, Chronicon ex Chronicis 871 (= B. Thorpe (ed.), I, 1848, p. 88). Vgl. Roger van Hoveden, Chronica 871 (= W. Stubbs (ed.), I, 1868, p. 41), Simeon van Durham, Historia regum Anglorum et Dacorum s.a. 884 (= H. Petrie (ed. anot.) - J. Sharpe, 1848, p. 683).
- ↑ De Rebus Gestis Aelfredi 75. Vgl. P.H. Sawyer (ed.), Anglo-Saxon Charters, Londen, 1968, nr. 217, Willem van Malmesbury, Gesta Pontificum Anglorum IV 155.3.
- ↑ The Anglo-Saxon Chronicle MR 865-878. Vgl. Asser, De Rebus Gestis Aelfredi 21, 26-56, Roger van Hoveden, Chronica 876 (= W. Stubbs (ed.), I, 1868, p. 38), Simeon van Durham, Historia regum Anglorum et Dacorum 865-878.
- ↑ Jan van Worcester, Chronicon ex Chronicis 878 (= B. Thorpe (ed.), I, 1848, p. 96).
- ↑ S. Keynes, King Alfred and the Mercians, in M.A.S. Blackburn - D.N. Dumville (edd.), Kings, Currency and Alliances: History and Coinage of Southern England in the Ninth Century, Woodbridge - Rochester, 1998, p. 29.
- ↑ Chronica IV 3: rex Eðered Myrciorum.
- ↑ Chronica IV 4: Eðered Myrciorum.
- ↑ Houil quoque filius Ris, rex Gleguising, et Brochmail atque Fernmail filii Mouric, reges Guent, vi et tyrannide Eadred, comitis, et Merciorum compulsi, suapte eundem expetivere regem, ut dominium et defensionem ab eo pro inimicis suis haberent.
- ↑ Angelsaksische charters S 218.
- ↑ S. Keynes, King Alfred and the Mercians, in M.A.S. Blackburn - D.N. Dumville (edd.), Kings, Currency and Alliances: History and Coinage of Southern England in the Ninth Century, Woodbridge - Rochester, 1998, pp. 20-21, 29.
- ↑ Jan van Worcester, Chronicon ex Chronicis 878 (= B. Thorpe (ed.), I, 1848, p. 101).
- ↑ S. Keynes, King Alfred and the Mercians, in M.A.S. Blackburn - D.N. Dumville (edd.), Kings, Currency and Alliances: History and Coinage of Southern England in the Ninth Century, Woodbridge - Rochester, 1998, pp. 27-28, M. Bailey, Ælfwynn, Second Lady of the Mercians, in N. Higham - D. Hill (edd.), Edward the Elder 899–924. Abingdon, 2001, pp. 112-113. Vgl. M. Dockray-Miller, Motherhood and Mothering in Anglo-Saxon England, New York, 2000, p. 56.
- ↑ S 217 (887). M. Dockray-Miller, Motherhood and Mothering in Anglo-Saxon England, New York, 2000, p. 57.
- ↑ Anglo-Saxon Charters S 1507 (opgesteld tussen 873 en 888).
- ↑ D. Pratt, The political thought of King Alfred the Great, Cambridge, 2007, p. 106.
- ↑ Anglo-Saxon Charters S 221. M. Lapidge, Anglo-Latin Literature 900–1066, Londen, 1993, p. 13.
- ↑ J. Blair, The Church in Anglo-Saxon Society, Oxford, 2005, pp. 306-309.
- ↑ S. Keynes, King Alfred and the Mercians, in M.A.S. Blackburn - D.N. Dumville (edd.), Kings, Currency and Alliances: History and Coinage of Southern England in the Ninth Century, Woodbridge - Rochester, 1998, pp. 27-29.
- ↑ A. Thacker, Kings, Saints and Monasteries in Pre-Viking Mercia, in Midland History 10 (1985), p. 5.
- ↑ The Anglo-Saxon Chronicle MS B MR 909 (= S. Taylor, 1983, p. 49), MS C MR 909 (= T. Jebson (ed.), 1996-2007), MS D 909 (= T. Jebson (ed.), 1996-2007). Vgl. Willem van Malmesbury, Gesta Pontificum Anglorum IV 155.3 (= N.E.S.A. Hamilton (ed.), 1870, p. 293).
- ↑ B. Meijns, The policy on relic translations of Baldwin II of Flanders (879-918), Edward of Wessex (899-924), and Æthelflaed of Mercia (d. 924): A key to Anglo-Flemish relations?, in D. Rollason - C. Leyser - H. Williams (edd.), England and the Continent in the Tenth Century: Studies in honour of Wilhelm Levison (1876-1947), Turnhout, 2010, pp. 475-476.
- ↑ The Anglo-Saxon ChronicleMS C MR 907 (= T. Jebson (ed.), 1996-2007). Vgl. Fragmentary Annals of Ireland 429 (907) (= J.N. Radner (ed. trad.), 1978, p. 168).
- ↑ Ranulf Higden, Polychronicon (= C. Babington - J.R. Lumby (edd.), VI, 1876, pp. 126-128).
- ↑ Roger van Hoveden, Chronica 919 (= W. Stubbs (ed.), I, 1868, p. 52).
- ↑ ... pro experta difficultate primi partus, vel potius unius, perpetuo viri complexum horruerit, protestans non convenire regis filiae ut illi se voluptati innecteret, quam tale incommodum post tempus urgeret.
- ↑ Fragmentary Annals of Ireland 429 (907) (= J.N. Radner (ed. trad.), 1978, pp. 168-169), 459 (918) (= J.N. Radner (ed. trad.), 1978, pp. 180-181). Vgl. The Anglo-Saxon Chronicle MS B MR 910 (= S. Taylor, 1983, pp. 49-50), MS C MR 910 (= K. O'Brien O'Keeffe (ed.), 2001, p. 75), MS D 909 (= T. Jebson (ed.), 1996-2007). Zie ook: F.T. Wainwright, Æthelflæd, lady of the Mercians, in H. Damico - A. Hennessey Olsen (edd.), New Readings on Women in Old English Literature, Bloomington, 1990, p. 46, 54 (n. 7), D.R. Wyatt, Slaves and Warriors in Medieval Britain and Ireland, 800-1200, Leiden - Boston, 2009, pp. 188-189.
- ↑ Æthelweard, Chronicon IV 4 (= A. Campbell (ed. trad.), The Chronicle of Æthelweard, Londen, 1962, p. 53) (911). Vgl. The Anglo-Saxon Chronicle MS A 912 [911] (= T. Jebson (ed.), 1996-2007) (Eduard de Oudere neemt Londen en Oxford over), MS C 911 (= K. O'Brien O'Keeffe (ed.), 2001, p. 75), MS D 912 (= T. Jebson (ed.), 1996-2007) (Eduard de Oudere neemt Londen en Oxford over).
- ↑ The Anglo-Saxon Chronicle MS B MR 911-918 (= S. Taylor, 1983, pp. 49-50), MS C MR 911-918 (= K. O'Brien O'Keeffe (ed.), 2001, pp. 75-76), MS D 911-918 (= T. Jebson (ed.), 1996-2007).
- ↑ F. Palgrave, History of the Anglo-Saxons, Londen, 1831, p. 198.
- ↑ F.T. Wainwright, Æthelflæd, lady of the Mercians, in H. Damico - A. Hennessey Olsen (edd.), New Readings on Women in Old English Literature, Bloomington, 1990, p. 44.
- ↑ Vgl. Willem van Malmesbury, Gesta Regum Anglorum II 125: ..., in urbibus exstruendis non minus valere; ...
- ↑ Bremesbyrig: The Anglo-Saxon Chronicle MS B MR 910 (= S. Taylor, 1983, p. 49), MS C MR 910 (= K. O'Brien O'Keeffe (ed.), 2001, p. 75), MS D 909 (= T. Jebson (ed.), 1996-2007); Scergeate en Bricge: The Anglo-Saxon Chronicle MS B MR 912 (= S. Taylor, 1983, p. 49), MS C MR 912 (= K. O'Brien O'Keeffe (ed.), 2001, p. 75); Tamaweorðige en Stæfforda: The Anglo-Saxon Chronicle MS B MR 913 (= S. Taylor, 1983, p. 50), MS C MR 913 (= K. O'Brien O'Keeffe (ed.), 2001, p. 75), MS D 913 (= T. Jebson (ed.), 1996-2007); Eadesbyrig en Wæringwicum: The Anglo-Saxon Chronicle MS B MR 914 (= S. Taylor, 1983, p. 50), MS C MR 914 (= K. O'Brien O'Keeffe (ed.), 2001, p. 75), MS D 915 (= T. Jebson (ed.), 1996-2007); Cyricbyrig, Weardbyrig en Rumcofan: The Anglo-Saxon Chronicle MS B MR 915 (= S. Taylor, 1983, p. 50), MS C MR 915 (= K. O'Brien O'Keeffe (ed.), 2001, p. 75). Vgl. Hendrik van Huntingdon, Historia Anglorum V 17 (= T. Arnold (ed.), 1879, pp. 157-158).
- ↑ The Anglo-Saxon Chronicle MS B MR 916 (= S. Taylor, 1983, p. 50), MS C MR 916 (= K. O'Brien O'Keeffe (ed.), 2001, p. 75). T.M. Charles-Edwards, Wales and Mercia, 613-918, in M.P. Brown - C.A. Farr (edd.), Mercia: An Anglo-Saxon Kingdom in Europe (Studies in the Early History of Europe), Londen, 2001, p. 104. Voor de identificatie van Brecenanmere met Brecknock, zie: s.v. Brecenan-mere, in J. Bosworth - T. Northcote Toller (edd.), An Anglo-Saxon dictionary, based on the manuscript collections of the late Joseph Bosworth, Londen, 1898, pp. 121-122.
- ↑ The Anglo-Saxon Chronicle MS B MR 917 (= S. Taylor, 1983, p. 50), MS C MR 917 (= K. O'Brien O'Keeffe (ed.), 2001, p. 75), MS D 917 (= T. Jebson (ed.), 1996-2007).
- ↑ 44,0 44,1 D.R. Wyatt, Slaves and Warriors in Medieval Britain and Ireland: 800-1200, Leiden - Boston, 2009, p. 173.
- ↑ Willem van Malmesbury, Gesta Regum Anglorum II 133: Post haec in curia filiae Ethelfledae et generi Etheredi educandum curaverat; ...
- ↑ C.E. Challis (ed.), A New History of the Royal Mint, Cambridge, 1992, p. 32. The Anglo-Saxon Chronicle MS A 918 (= T. Jebson (ed.), 1996-2007: "him cierde eall þæt folc to þe on Mercna lande geseten wæs, ægþer ge Denisc ge Englisce").
- ↑ The Anglo-Saxon Chronicle MS B MR 918 (= S. Taylor, 1983, p. 50), MS C MR 918 (= K. O'Brien O'Keeffe (ed.), 2001, p. 76), MS D 918 (= T. Jebson (ed.), 1996-2007), Jan van Worcester, Chronicon ex Chronicis (= B. Thorpe (ed.), I, 1848, p. 128).
- ↑ N.J. Higham - D.H. Hill (edd.), Edward the Elder, 899-924, Londen - New York, 2001, pp. 67, 73. Vgl. C.E. Karkov, Æðelflæd's Exceptional Coinage, in Old English Newsletter 29 (1995), p. 41.
- ↑ 49,0 49,1 49,2 The Anglo-Saxon Chronicle MS B MR 919 (= S. Taylor, 1983, p. 50), MS CD 919 (= K. O'Brien O'Keeffe (ed.), 2001, p. 76).
- ↑ S 217 (887), S 221 (901), S 223 (884 × 901), S 224 (901), S 225 (915), S 367 (903), S367a (903), S 371 (904), S 1280 (904).
- ↑ 51,0 51,1 P.E. Szarmach, art. Aethelflaed, in M. Schaus (ed.), Women and Gender in Medieval Europe: An Encyclopedia, New York - Abingdon, 2006, p. 10.
- ↑ P.E. Szarmach, Æðelflæd in the Chronicle, in Old English Newsletter 29 (1995), pp. 43-44.
- ↑ S. Keynes, art. Asser, in M. Lapidge - e.a. (edd.), The Blackwell Encyclopaedia of Anglo-Saxon England, Oxford - e.a., 20012, p. 51, art. Asser, in D. Head (ed.), The Cambridge Guide to Literature in English, Cambridge - e.a., 20063, p. 48.
- ↑ M. Dockray-Miller, Motherhood and Mothering in Anglo-Saxon England, New York, 2000, p. 58.
- ↑ Annales Cambriae MS ABC 918 (= J. Williams (Ab Ithel), 1860, p. 17).
- ↑ M. Dockray-Miller, Motherhood and Mothering in Anglo-Saxon England, New York, 2000, p. 66.
- ↑ Fragmentary Annals of Ireland 429 (907) (= J.N. Radner (ed. trad.), 1978, pp. 168-169), 459 (918) (= J.N. Radner (ed. trad.), 1978, pp. 180-181).
- ↑ P. Stafford, Political Women in Mercia, in M.P. Brown - C.A. Farr (edd.), Mercia: An Anglo-Saxon Kingdom in Europe, Londen - New York, 2001, p. 45.
- ↑ P. Stafford, Political Women in Mercia, in M.P. Brown - C.A. Farr (edd.), Mercia: An Anglo-Saxon Kingdom in Europe, Londen - New York, 2001, pp. 45-47.
- ↑ Hendrik van Huntingdon, Historia Anglorum V 17 (= T. Arnold (ed.), 1879, p. 158). Vgl. T. Wright, The History & Antiquities of the Town of Ludlow, and Its Ancient Castle, Ludlow - Londen, 18262, p. 16
- ↑ Hendrik van Huntingdon, Historia Anglorum V 17 (= T. Arnold (ed.), 1879, pp. 157-158).
- ↑ P.E. Szarmach, Æðelflæd in the Chronicle, in Old English Newsletter 29 (1995), p. 44.
- ↑ Chronica s.a. 871 (= W. Stubbs (ed.), I, 1868, p. 41).
- ↑ Chronica s.a. 912-919 (= W. Stubbs (ed.), I, 1868, p. 52).
- ↑ 65,0 65,1 M. Blockley, Tamworth Castle. Conservation Management Plan, Tamworth.gov.uk, 2011, p. 35.
- ↑ Elizabeth A. Sackler Center for Feminist Art: The Dinner Party: Heritage Floor: Aethelflaed, BrooklynMuseum.org (2007).
- ↑ Statuette of Ethelfloeda, Queen of the Mercians, VADS.ac.uk (2012)..
- ↑ T.G. Foster, Judith: studies in metre, language and style, with a view to determining the date of the Oldenglish fragment and the home of its author, Straatsburg, 1892, p. 90.
- ↑ B.J. Timmer (introd. ed. anot.), Judith, Londen, 19612, pp. 7-8, D. Chamberlain, Judith: A Fragmentary and Political Poem, in L.E. Nicholson - D. Warwick Frese (edd.), Anglo-Saxon Poetry: Essays in Appreciation, Notre Dame, 1975, pp. 158-159.
- ↑ Millie Brady, IMDb.com
- ↑ Aethelflaeda: Saxon Queen, IMDb.com
- ↑ The Lady of the Mercians, BBC.co.uk
- ↑ J. Holmes, The other as Kolbítr: Tolkien's Faramir and Éowyn as Alfred and Æthelflæd, in C. Vaccaro - Y. Kisor (edd.), Tolkien and Alterity, Cham, 2017, pp. 241-261.
- ↑ J. Holmes, The other as Kolbítr: Tolkien's Faramir and Éowyn as Alfred and Æthelflæd, in C. Vaccaro - Y. Kisor (edd.), Tolkien and Alterity, Cham, 2017, pp. 252-253.
- ↑ Aethelflaed, in Gazetteer of Planetary Nomenclature, planetarynames.wr.usgs.gov
- ↑ K.L. Tanaka - G.G. Schaber - M.G. Chapman - e.a., The Venus Geologic Mappers' Handbook, usgs.gov (1993).
- ↑ Gloucester funeral procession /honours Aethelflaed, Lady of the Mercians, BBC.co.uk (10/07/2018).
Digitalisering en Wiki opmaak: Terry van Erp