Vidimus
Uit Wiki Raamsdonks Erfgoed
Vidimus betekent letterlijk 'wij hebben gezien' in het Latijn. Een vidimus is een gelegaliseerd afschrift van een oorkonde en daarmee een speciale vorm van een afschrift.
In een vidimus-akte verklaart een autoriteit een oudere akte gezien te hebben, waarna de volledige tekst van die oudere akte volgt. Een aparte vorm van vidimus is een akte waarin een nieuw gekroonde koning decreten van zijn voorganger herhaalt en belooft deze na te zullen komen.
Handleiding voor het ordenen en beschrijven van archieven (1898)
Een vidimus is eene oorkonde, waarin, hetzij een vorst of invloedrijk persoon een afschrift geeft van eene andere oorkonde met het doel om die te bekrachtigen, hetzij een tot vidimeeren bevoegd persoon een afschrift geeft van eene andere oorkonde, dat algemeen geloof verdient.
Toelichting
- Een vidimus onderscheidt zich van alle andere kopiëen hierdoor, dat het de verklaring behelst van dengene, die het vidimus geeft, dat deze het stuk, dat wordt gevidimeerd, heeft gezien. Ook eene kopie kan bezwaarlijk worden gemaakt, zonder dat hij, die haar maakt, het origineel, dat hij overschrijft, heeft gezien; maar de afschrijver verklaart niet het stuk te hebben gezien. In een vidimus verklaart daarentegen de vidimeerende persoon het oorspronkelijke echte stuk te hebben gezien; daarom is een vidimus eene oorkonde, eene andere kopie behoeft dat niet te zijn. Een vidimus is altijd een getuigenis omtrent het aanwezig zijn van het echte origineel.
- Het origineel kan op zich zelf beschouwd eene kopie zijn, evenals ook een vidimus weer kan worden gevidimeerd.
- Anderzijds onderscheidt een vidimus zich van eene insertie hierdoor, dat terwijl degene, die een vidimus uitgeeft, zich beperkt tot de verklaring, dat hij het oorspronkelijke stuk heeft gezien, hij, die een stuk insereert, het slechts mededeelt, omdat hij er voor het stuk, waarin hij het insereert, gebruik van maakt. In het laatste geval is het in het tweede stuk medegedeelde hoofdzaak, en dit geïnsereerde stuk wordt slechts incidenteel weergegeven. Bij het geven eener arbitrale sententie b.v. is die sententie hoofdzaak; de procuratie op den rechter of van partijen op hunne vertegenwoordigers, wordt alleen geïnsereerd om de rechtskracht der uitspraak te doen uitkomen.
- Bij een vidimus is daarentegen het gevidimeerde stuk de hoofdzaak, op zijn inhoud komt het aan. Alleen kan het zijn, dat de verklaring van den vidimeerenden persoon, dat hij het stuk gezien heeft, tevens in zich sluit de bevestiging van den inhoud daarvan, b.v. als keizer Sigismund het privilege, dat Karel de Groote aan de Friezen heet te hebben gegeven, verklaart te hebben gezien en voor echt erkend, clan sluit dat in zich, dat hij dat privilege tevens bevestigt, maar dit is een gevolg van de positie van den persoon, die vidimeert. Zoo de rechtverkrijgende van hem, die oorspronkelijk eene oorkonde uitgaf, deze vidimeert, dan erkent hij daardoor tevens, dat de oorkonde nog altijd rechtsgeldig is; zoo eene andere autoriteit vidimeert, dan blijft dit gevolg achterwege, niet omdat de vidimeerende persoon aan de geldigheid van het stuk twijfelt, maar omdat hij bij de handeling, waarvan het gevidimeerde stuk getuigenis geeft, geene partij was. Zelfs in dat geval bevestigt de vidimeerende persoon toch in zooverre de oorspronkelijke oorkonde, dat hij aangaande hare echtheid getuigenis aflegt. Vandaar de regelmatige vermelding, dat het oorspronkelijke stuk is: non abrasum, non cancellatum, sigillatum etc.
- Wie tot vidimeeren bevoegd waren, kan niet nauwkeurig worden bepaald. Alleen zij, die algemeen als geloofwaardig werden beschouwd, werden verzocht stukken te vidimeeren; want een vidimus is niet anders dan een getuigenis omtrent het bestaan eener oorkonde. Men kan zeggen, dat de bevoegdheid om te vidimeeren werd toegekend aan vorsten, hooge geestelijken, stadsbesturen, schepencolleges en in het algemeen aan hen, die onder hun eigen zegel mochten machtigen. Opmerkelijk is, dat notarissen uiterst zelden vidimeeren. De grond van dit verschijnsel zal hierin liggen, dat een notaris niet oorkondt in den oorspronkelijken zin van het woord, d.w.z. geen getuigenis geeft. De kracht eener notariëele akte berust juist in de vermelding der getuigen.