Duco Wilhelm Sickinghe
Duco Wilhelm Sickinge | ||
---|---|---|
Duco Wilhelm Sickinghe | ||
Geboren | 3 mei 1888 Zeist | |
Overleden | 4 maart 1983 Den Haag | |
Land/zijde | Nederland | |
Onderdeel | Koninklijke Landmacht | |
Dienstjaren | 1909 - 1940 | |
Rang | Bestand:KL (1941-1952) LuitenantKolonel.pngLuitenant-kolonel | |
Eenheid | Artillerie | |
Onderscheidingen | Officier in de Orde van Oranje-Nassau Zie buitenlandse onderscheidingen |
Jhr. Duco Wilhelm Sickinge (Zeist, 3 mei 1888 - Den Haag, 4 maart 1983) was een Nederlands luitenant-kolonel der artillerie, ordonnans-officier van Koningin Wilhelmina der Nederlanden, lid van de Orderdienst en bestuurder van talrijke organisaties.
Biografie
Sickinghe, telg uit het Gronings oud adellijke regententengeslacht Sickinghe, werd in 1888 geboren als zoon van jhr. Onno III Joost Sickinghe (1858-1948); gemeenteraadslid en gemeenteontvanger van Zeist en Johanna Ignatia Jacoba Nepveu tot Ameide (1858-1942). Zijn grootvader was de Nederlandse luitenant-kolonel jhr. Pieter Feijo Onno Sickinghe (1824-1885).
De jonkheer Agathon Gerard Sickinghe (1868-1954); luitenant-generaal der artillerie en eerste kamerheer van Koningin Wilhelmina der Nederlanden was een oom van Duco. De jonkheer ir. Pieter Feyo Onno Rembt Sickinghe (1900-1974); intendant der Koninklijke Paleizen te Amsterdam en 's-Gravenhage en directeur van het Koninklijk Huisarchief was zijn volle neef.
Sickinghe trouwde in 1921 met jkvr. Wilhelmina Jeanne Marie Elisabeth Radermacher Schorer (1895-1965), telg uit het geslacht Schorer. Samen kregen zij twee kinderen. Jkvr. drs. Cornélie Jeanne Louise Mathilde Sickinghe (1923-2021); universitair docent en gouvernante van de prinsessen Beatrix en Irene en de Nederlandse topfunctionaris jhr. mr. Feyo Onno Joost Sickinghe (1926-2006); advocaat, commissaris, president-directeur van V.M.F. Stork en gemeenteraadslid te Driebergen-Rijsenburg.
Sickinghe was Officier in de Orde van Oranje-Nassau en Erelid van de Koninklijke Militaire Bond Pro Rege.
Hij overleed na een kort ziekbed op 95-jarige leeftijd te 's-Gravenhage, 1983. [1]
Loopbaan
Als militair
Sickinghe begon zijn loopbaan als militair in 1905 aan de Cadettenschool te Alkmaar.[2] Voor het toelatingsexamen haalde hij een 10 voor de Franse taal en was hij de No.3 van het examen uit de 150 kandidaten voor de 50 beschikbare plaatsen. Na twee jaar bij de cadettenschool en drie jaar aan de Koninklijke Militaire Academie werd hij in 1909 tweede-luitenant bij het 1e Regiment Veld Artillerie te Utrecht. Op 1 augustus 1914 volgde de mobilisatie en werd hij batterij-commandant in Brabant. Dit bleef hij tot 1917.
In augustus 1917 volgde een bezoek aan het Duitse front op uitnodiging van de Veldmaarschalk Paul von Hindenburg (1847-1934). Samen met de kapitein jhr. C.M. Storm van 's Gravesande en de reserve-eerste luitenant C.B.J Muller reisde hij naar Berlijn, Hotel Bristol Unter den Linden. In Hotel Adlon bood de missie een diner aan de Duitse officieren aan, die daartoe in aanmerking kwamen. Daarna bezochten zij het hoofdkwartier van de General-Oberst Max von Boehn (1850-1921). Een volgens Sickinghe 'bijzonder lastige man, die 'tot zijn verbazing' hem aan tafel aan zijn rechterhand nam.
Op 1 oktober 1917 volgde zijn aanstelling als instructeur aan de school voor reserveofficieren te Ede onder het commando van de kapitein Westerveld. Deze functie vervulde hij tot 1 juni 1919. Hij werd luitenant-adjudant van de IIIe afdeling van het Regiment Veld Artillerie te Amersfoort.
Op 1 oktober 1919 werd Sickinghe ordonnans-officier van koningin Wilhelmina der Nederlanden. In zijn periode als ordonnans-officier was hij aanwezig bij verschillende aangelegenheden. In 1921 volgde het bezoek van Zijne Keizerlijke Hoogheid, de Kroonprins Hirohito (1901-1989) van Japan, vergezeld door zijn oom Prins Kanin aan Nederland. Tijdens dit bezoek werd Sickinghe gevraagd een Japanse Admiraal het Grootkruis in de Orde van Oranje-Nassau om te hangen. In 1922 ontving Sickinghe het ridderkruis in de Orde van de Heilige Schatten.
Als lid van de Koninklijke ambassade maakte Sickinghe in oktober 1922 deel uit van een buitengewone missie, naast hem bestaande uit jhr. Cornelis Lubertus van Suchtelen van de Haare (1860-1943) en Reynoud Adolph baron van Hardenbroek van Lockhorst (1874-1946) als vertegenwoordiger van de Koningin bij de Kroning van Koning Ferdinand I van Roemenië (1865-1927) en Koningin Marie van Edinburgh (1875-1938). Naar aanleiding van dit bezoek ontving Sickinghe het officierskruis in de Orde van de Ster van Roemenië (Astra Romana).
Van 1 Mei 1925 tot 1 November 1927 was Sickinghe toegevoegd aan de kolonel, commandant van de 1e artillerie-Brigade; in deze periode tevens officier commissaris belast met de instructie van strafzaken in het garnizoen 's-Gravenhage. Van 1927 tot 1921 was Sickinghe batterij-commandant van de 3e schoolbatterij, 2e Regiment Veld Artillerie. In oktober 1931 volgde een bevordering tot kapitein-adjudant van het 2e Regiment Veld Artillerie en vanaf mei 1934 tot januari 1935 was Sickinghe secretaris van de commissie luchtverdediging Zuiderzeewerken. Van 1935 tot 1936 stond Sickinghe ter beschikking van de inspecteur der burgerwachten met bestemming dienst te verrichten bij de Vrijwillige Burgerwacht te Amsterdam.
Op eigen verzoek ging hij op 1 januari 1936 met pensioen nadat hij had berekend dat hij voor promoties nog zeker 2x moest verhuizen. Hij werd op 1 mei 1938 bevorderd tot reserve-majoor.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog
Tijdens de mobilisatie in 1939-1940 in Brabant (Oss) werd hij commandant van de IIIe legerkorpstrein. Op 1 April 1940 werd hij commandant van het 1e Depot Bereden Artillerie te 's-Gravenhage. In die functie maakte hij de oorlogsdagen mee.
Op 14 mei 1940 werd hij automatisch krijgsgevangene door de capitulatievoorwaarden. Niet veel later was het in het belang van de Duitsers om enkele krijgsgevangen vrij te laten ten behoeve van het productie-proces. En dus kwam Duco eind juni 1940 weer thuis. Tijdens deze periode kwam de overste Johan Hendrik Westerveld (1880-1942) bij hem op bezoek. Deze verklaarde dat indien de Duitsers plotseling tot aftocht zouden worden gedwongen, er geen gezagsapparaat ter beschikking zou staan van de opvolgende Nederlandse autoriteit. Westerveld verzocht Sickinghe hem bij te staan bij het organiseren van de Ordedienst en dan ook toe te treden. Duco zegde dit toe onder het uitdrukkelijke beding dat zijn naam niet op indelingsstaten of andere schrifturen zou verschijnen en dat hij voor de generaal Wesseling, aangewezen commandant van Den Haag, een synoniem zou krijgen. Hieraan dankte Duco uiteindelijk het feit dat hij bij het oprollen van de Ordedienst in april 1941 op vrije voeten bleef.
Even later kwam Sickinghe alsnog in de problemen. Ditmaal door de Commissaris voor niet-commerciële verenigingen en stichtingen; de in Duitsland geboren Nederlandse nationaalsocialist Hans Werner Müller-Lehning (1895-1945). Sickinghe was vice-voorzitter en penningmeester van de Koninklijke Militaire Bond. Met het verdwijnen van het leger was ook de bestaansreden van de bond opgeheven. De bond beschikte echter nog over een grote kas van 50.000 gulden. Dit bedrag werd bij de opheffing tussen 1 januari en april 1941 verdeeld onder de huisvaders. De NSB-advocaat mr. Max Franssen (1903-1981), stroman van Müller-Lehning, beschuldigde Sickinghe ervan het geld verduisterd te hebben en zei tot Sickinghe dat hij hem zou kunnen maken of breken. Sickinghe werd kwaad en zou hierop geantwoord hebben: breken misschien, maken stellig niet. Franssen dreigde dat Duco nog nader van hem zou horen. Enkele dagen later stond 's ochtends de Duitse politie bij Sickinghe voor de deur. Sickinghe dacht destijds opgepakt te zijn voor zijn rol bij de Ordedienst maar bleek later gevangen genomen te zijn met een groep anti-revolutionairen. Hij werd overgebracht naar het gebouw van het Ministerie van Koloniën op het Plein. Hij bevond zich ten midden van oud-ministers, Kamerleden, predikanten en schoolbesturen die hetzelfde lot waren toebedeeld. 's Middags werd Sickinghe per autobus vervoerd naar het Amsterdamse hoofdkwartier van de SS op de Euterpestraat. Hier volgde een verhoor wat bestond uit het noteren van de maatschappelijke omstandigheden. Sickinghe gaf gewaagd op agrariër te zijn. Niet veel later werd hij met enkele anderen naar het internerings- en concentratiekamp Kamp Schoorl getransporteerd. Sickinghe zat hier uiteindelijk gevangen tot 15 augustus 1941. Hij werd daarna vrijgelaten als 'agrariër im Interesse der Deutschen Volkswirtschaft'.
Als bestuurder
Sickinghe was bestuurslid van talrijke organisaties. Zo was hij voorzitter en penningmeester van de Koninklijke Militaire Bond Pro Rege (Koninklijke PIT Pro Rege)[3][4] en vice-voorzitter van de Stichting Oorlogsmonument 1940-1945. Als vice-voorzitter van laatstgenoemde stichting staat zijn naam op de achterkant van de Bourdonklok op de Waalsdorpervlakte.[5] Daarnaast was hij bestuurslid van het Diaconessenhuis Bronovo en het consistoire van de Eglise Wallone (Waalse Kerk) te 's-Gravenhage.
Onderscheidingen
- Ridder in de Orde van Oranje-Nassau (1925)
- Officier in de Orde van Oranje-Nassau (1950)
Buitenlandse Onderscheidingen
- Ridder in de Orde van de Heilige Schatten (1922), Japan
- Officer in de Orde van de Ster van Roemenië (Astra Romana) (1922), Roemenië
- Ridder 2e klasse in de Orde van Sint-Olaf, Noorwegen
Trivia
- Duco W. Sickinghe, zeer goed Duits en Frans sprekend, werd (nog voor de Tweede Wereldoorlog) onderscheiden met het IJzeren Kruis maar heeft hier nimmer een beroep op gedaan.
- Sickinghe was als familiearchivaris verantwoordelijk voor de totstandkoming van het Sickinghe Musiefwerk. Het werk draagt als naam: Zeven Eeuwen Sickinghe, Der Sickinghe Musiefwerk en bestaat uit acht kloeke delen. Hij voltooide dit werk in 1970 op 83-jarige leeftijd.
- Naar aanleiding van twee dagboeken van Duco Wilhelm Sickinghe (1888-1983) uit de tijd dat hij luitenant-ordonnansofficier van koningin Wilhelmina was, werd door de historica Janine Jager een boek geschreven. Het verscheen in 2019 met de titel: De Maarschalkstafel, dagboeken van Duco Wilhelm Sickinghe, ordonnansofficier van koningin Wilhelmina.
Literatuur
- Janine Jager, De maarschalkstafel. Dagboeken van Duco Wilhelm Sickinghe, ordonnansofficier van koningin Wilhelmina, Uitgeverij Pegasus, Amsterdam 2019. ISBN 978-90-6143-464-1
- D.W. Sickinghe, Zeven Eeuwen. Der Sickinghe Musiefwerk, z.pl. 1958
- F.O.J. Sickinghe, Liefde en leed gedurende zeven eeuwen in Groningen en de Ommelanden en daarbuiten! Het Groninger geslacht Sickinghe, 1284-1984 en later!, Naarden 1999
- 'Sickinghe', in: Nederland's Adelsboek 93 (2008), p. 93-115.
- Noten
- ↑ NRC Handelsblad, 07-03-1983, Familie-berichten
- ↑ Naam- en ranglijst der officieren en reserveofficieren van het Koninklijke Nederlandsche Leger en van de officieren van het Koninklijk Nederlandsch-Indische Leger, 1905, vier en zeventigste jaargang, Gorinchem 1905, p. 271.
- ↑ Koos-jan de Jager, De militair tot zegen Militaire tehuizen en de plaats van religie in de Nederlandse krijgsmacht, 1945-1950, Amsterdam University Press 2022, p. 508.
- ↑ Het nieuws van den dag : kleine courant, 13-10-1949, Nederlandse Militaire Bond Pro Rege
- ↑ Erepeloton Waalsdorp, www.erepeloton.nl/bourdonklok. Op de bovenrand van de klok staat aan de voorzijde: ‘Stichting Oorlogsmonument 1940-1945 ‘s-Gravenhage‘ en op de achterzijde de namen: Mr P.S. Gerbrandy, voorzitter, ... Jhr. D.W. Sickinghe. Geraadpleegd op 3 januari 2024.