Deelnemers Politionele Acties

Uit Wiki Raamsdonks Erfgoed
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

LET OP: Klik hier voor een namenlijst van de Deelnemers aan de Politionele Acties.

De Politionele Acties en de Deelnemers

Met “Deelnemers Politionele Acties” bedoelt wiki-raamsdonk de jongemannen die in de jaren 1945-1950 als oorlogsvrijwilliger of als dienstplichtig militair in Nederlands-Indië zijn geweest. In het algemene spraakgebruik wordt deze periode ten onrechte aangeduid met “de Politionele Acties”. Er zijn maar twee Politionele Acties geweest, die elk iets meer dan twee weken geduurd hebben: de Eerste (van 21 juli tot 5 augustus 1947) en de Tweede (van 19 december 1948 tot 5 januari 1949). De term “Deelnemers Politionele Acties” dekt daarom niet de lading, maar is gekozen om deze groep Indiëgangers (Indiëgangers in engere zin) te onderscheiden van de Indiëgangers in ruimere zin.

De politieke achtergrond van de uitzending van Nederlandse militairen was in het kort als volgt. Op 17 augustus 1945, twee dagen na de Japanse capitulatie, riep Soekarno de onafhankelijkheid van Indonesië uit. Nederland ging hier niet mee akkoord, en probeerde mede door onderhandelingen (waarbij vanaf 1947 ook de Verenigde Naties betrokken waren) tot een oplossing van het conflict te komen. Het zal geen verbazing wekken dat de standpunten van de twee partijen mijlenver uit elkaar lagen. Soekarno wilde volledige onafhankelijkheid voor heel Indonesië. Nederland wilde weliswaar niet terug naar de oude koloniale verhoudingen, maar toch op een moderne manier greep blijven houden op zijn oude kolonie. De aanzet hiertoe had koningin Wilhelmina al op 7 december 1942 gegeven, toen zij in een toespraak voor Radio Oranje in Londen (ter gelegenheid van de eerste verjaardag van de Japanse aanval op de Amerikaanse marinebasis Pearl Harbor) had beloofd dat na de oorlog de verhoudingen tussen Nederland en Nederlands-Indië vernieuwd zouden worden. De koningin dacht hierbij natuurlijk in termen van meer zelfbestuur, maar voor de Indonesiërs was het een sterke troef bij hun streven naar onafhankelijkheid.

Het Nederlandse plan was een federale staat te vormen, de Verenigde Staten van Indonesië, die in de Nederlands-Indonesische Unie met Nederland verbonden zou blijven. De koningin zou aan het hoofd van die Unie komen te staan, dus staatshoofd van Indonesië blijven. Soekarno’s Republiek Indonesië zou grote delen van Java en Sumatra krijgen en in de rest van de kolonie zouden andere deelstaten worden opgericht. Inderdaad is dit zo gebeurd. Bij de soevereiniteitsoverdracht op 27 december 1949 ontstonden de Verenigde Staten van Indonesië, die in een Unie met Nederland verbonden bleven, waarvan koningin Juliana het hoofd was. In de praktijk heeft het plan niet gewerkt. Soekarno lijfde stap voor stap de deelstaten bij zijn Republiek Indonesië in, en riep op 17 augustus 1950 de eenheidsstaat uit. In 1956 zegde hij de Unie met Nederland eenzijdig op. Een Nederlandse droom was voorbij.

Hoewel er onderhandeld werd, vond Nederland het ook nodig een grote troepenmacht naar Nederlands-Indië te sturen. Na de Japanse capitulatie heerste er met name op Java en Sumatra zo’n chaos en onrust, dat Nederland eerst de orde wilde herstellen alvorens serieus met de nationalisten aan tafel te gaan zitten. Aanvankelijk kon Nederland weinig doen. Het was net zelf van de Duitsers bevrijd en moest in die tijd van wederopbouw z’n eigen leger bijna van de grond af opbouwen. Bovendien had Nederland tot ver in 1946 geen zeggenschap over zijn kolonie, omdat het onder het gezag van de geallieerde bezettingslegers viel. Zodoende konden er pas vanaf maart 1946 Nederlandse troepen aan land gaan.

Aldus heeft Nederland van 1946 tot 1950 in Indië in totaal zo'n 200.000 militairen ingezet. Hiervan behoorden er zo'n 70.000 tot het KNIL (het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger), de rest werd per schip uit Nederland aangevoerd. Velen (zo'n 25.000 man) waren oorlogsvrijwilligers, maar de meesten waren dienstplichtigen. Rond 95.000 gewone jongens geboren in de jaren 1925-1929 zijn toen een, twee, vaak drie jaar of nog langer als dienstplichtig militair in de toenmalige kolonie geweest.

Zij de ten minste drie maanden in Indië hebben gediend, hebben het Ereteken voor Orde en Vrede ontvangen, een militaire decoratie. Daarnaast hebben zij die bij de Koninklijke Landmacht dienden, na hun afzwaaien ook het Demobilisatie-insigne ontvangen. Dit is een herinneringsspeld die op de burgerkleding gedragen wordt. Afgezwaaid personeel van de Koninklijke Marine en van het KNIL kreeg andere, maar soortgelijke draaginsignes uitgereikt.

Alle Indië-veteranen behoren tot de doelgroep van de Nederlandse Veteranendag.

De beide Politionele Acties waren grootscheepse militaire offensieven tegen de Indonesische nationalisten, maar het gros van de tijd probeerden de Nederlandse troepen door veelvuldig patrouille te lopen en door korte, gerichte aanvalsacties het Indonesische gewapende verzet te breken en orde en rust te herstellen. Met name de periode na de Tweede Politionele Actie ontaardde in een guerrilla-oorlog, waarin de Nederlanders werden geconfronteerd met hinderlagen, bermbommen, beschietingen, kortom met alles wat de Nederlandse militairen nu in Uruzgan ook meemaken, alleen zonder zelfmoordaanslagen.

Digitalisering en Wiki opmaak: Terry van Erp

Iets over de samenstelling van de troepenmacht

De Groote Beer, een van de tientallen troepentransport-schepen waarmee de Nederlandse soldaten naar Indië werden vevoerd.

De Nederlandse troepenmacht in Nederlands-Indië bestond uit KNIL-militairen, oorlogsvrijwilligers (OVW’ers) en dienstplichtigen. Een klein gedeelte, met name officieren, was beroepsmilitair. Aanvankelijk dacht onze regering de rust in Nederlands-Indië te kunnen herstellen met het daar al aanwezige KNIL, de OVW’ers en één divisie dienstplichtigen. Dat bleek een te geringe schatting te zijn. Uiteindelijk gingen er drie divisies dienstplichtigen (de lichtingen 1945, 1946 en 1947) en daarna nog drie brigades (twee van de lichting 1948 en een van de lichting 1949). Verreweg de meesten van hen waren infanterist. Bij hun opkomst werden ze ingedeeld bij een bepaald bataljon. Daar kregen ze hun opleiding, en daarmee gingen ze op een schip naar Indië. Elk bataljon behoorde tot een regiment infanterie (RI), waarvan de meeste een nummer hadden en sommige een naam (het Regiment Stoottroepen en de Garderegimenten Grenadiers, Jagers en Fuseliers). Zo was bijvoorbeeld 5-2 RI het 5e bataljon van het 2e Regiment Infanterie. Zoals hieronder zal blijken, is uit de benaming van iemands onderdeel ongeveer af te leiden wanneer de betrokkene in Indië is geweest.

In oktober 1945 vertrokken de eerste OVW’ers naar Indië, de laatste dienstplichtigen vertrokken in september 1949. In januari 1948 kwamen de eerste OVW’ers terug naar Nederland, maar de laatste dienstplichtigen verlieten Indonesië pas op 7 april 1951. De laatste Nederlandse beroepsmilitairen verlieten Indonesië op 4 juni 1951 per vliegtuig.

Onder de knop Troepenoverzicht op de website Indië 1945-1950 is een duidelijk overzicht te vinden van de Nederlandse troepen in Nederlands-Indië tijdens de Politionele Acties. Van de meeste bataljons biedt de website een aparte beschrijving. Hieronder volgt slechts een korte beschrijving van de belangrijkste divisies en brigades.

De oorlogsvrijwilligers: de A- en de B-Divisie

De OVW’ers hadden zich direct na de bevrijding van Nederland aangemeld om de Japanners uit Nederlands-Indië te verdrijven. Dat was na de Japanse capitulatie op 15 augustus 1945 niet meer nodig, maar door de nieuwe situatie die in Indië was ontstaan, werden de oorlogsvrijwilligers toch naar de Oost gestuurd.
De eerste OVW’ers vertrokken in oktober 1945 naar Indië, maar mochten daar van het geallieerde opperbevel, dat na de Japanse capitulatie de kolonie bestuurde, pas in maart 1946 aan land. De tussentijd brachten zij door op Malakka. In Indië vormden zij op Java met het KNIL de A- en de B-divisie. Op Sumatra vormden ze met het KNIL een aantal losse brigades. De aanduiding van hun infanteriebataljons begon met een 1 of een 2 (bijvoorbeeld 1-8 RI, 2-10 RI).
De meeste OVW-bataljons zijn in 1948 teruggekeerd naar Nederland omdat hun diensttijd erop zat. Zij zijn vervangen door bataljons van de lichting van 1947. Vanwege de penibele militaire situatie in de maanden voor de Tweede Politionele Actie werd echter in september 1948 een zogenaamde repatriëringsstop afgekondigd, die duurde tot juni 1949. Hierdoor is een deel van de OVW’ers langer in Indië geweest dan de bedoeling was.

De 7 December-Divisie (lichting 1945)

Eerste Divisie 7 December
Eerste Divisie 7 December

De eerste lichting dienstplichtigen die na de oorlog werd opgeroepen, was die van 1945 (geboren in 1925). Zij vormden de 7 December-Divisie, zo genoemd naar de hierboven genoemde toespraak van koningin Wilhelmina op 7 december 1942. De 7 December-Divisie werd ook wel C-Divisie genoemd (na de A- en B-divisie van de OVW’ers), en ook wel 1e Divisie, omdat hij de eerste divisie dienstplichtigen was.
Het embleem bestond uit het stadswapen van Batavia met daaraan toegevoegd de letters EM. Dit stond voor Expeditionaire Macht, maar werd in de wandeling ook vertaald als Elke Man - Elk Moment.
Vanaf september 1946 vertrok deze divisie naar Indië; in het najaar van 1949 begonnen de eerste eenheden aan de terugreis. De aanduiding van de infanteriebataljons begon met een 3 (bijvoorbeeld 3-2 RI).

De Palmboom-Divisie (lichting 1946)

De lichting van 1946 vormde de Palmboom-Divisie, ook wel D-Divisie genoemd of 2e Divisie. Het embleem van de divisie was de palmboom van het wapen van Jan Pietersz Coen, een van de eerste gouverneurs-generaal van de VOC in Indië.
De divisie vertrok vanaf februari 1947 naar Indië. De meeste eenheden keerden in januari en februari 1950 terug in Nederland. De aanduiding van de infanteriebataljons begon met een 4 (bijvoorbeeld 4-9 RI).


Een patrouille van 5-2 RI op Celebes, maart 1949

De Drietand-Divisie (lichting 1947)

De Drietand-Divisie werd gevormd door de lichting van 1947. Het embleem, een drietand zoals de Romeinse gladiatoren die hadden, heeft betrekking op de aanduiding 3e Divisie. Daarnaast werd ook de aanduiding E-Divisie gebruikt. De verscheping naar Indië begon in november 1947.
Deze divisie is gebruikt om OVW- en KNIL-bataljons af te lossen. Tot dan toe waren vrijwel alle eenheden naar Java en Sumatra gestuurd, maar omdat het KNIL ook buiten Java en Sumatra lag, zijn sommige infanteriebataljons van de Drietand-Divisie op Borneo, Celebes, de Molukken of de Kleine Soenda-eilanden gestationeerd geweest. Aangezien er op deze eilanden weinig tot geen strijd werd geleverd, hadden deze bataljons daar weinig gevaar te duchten.
Het grootste deel van deze divisie is in april en mei 1950 gerepatrieerd. De aanduiding van de infanteriebataljons begon met een 5 (bijvoorbeeld 5-5 RI).

De F- en de G-brigade (lichting 1948)

De eerste drie lichtingen dienstplichtigen gingen in hun geheel naar Indië, maar bij de lichting van 1948 kwam het einde in zicht: van deze lichting zijn vanaf augustus 1948 maar twee brigades uitgezonden. Zij repatrieerden in de zomer en het najaar van 1950.
De benaming telde door vanaf de E van de E-Divisie. De aanduiding van de infanteriebataljons begon met een 6 (bijvoorbeeld 6-3 RI), maar vanwege een reorganisatie kreeg elk bataljon ook een zogenaamd tactisch nummer. Bijvoorbeeld 6-3 RI werd daardoor in Indië 413 BI (bataljon infanterie).
De F-, G- en H-brigade vormden samen de 4e Divisie. Daarom hadden ze (vrijwel) hetzelfde embleem, met als centraal element een klavertje-vier dat de 4e Divisie symboliseerde.

De H-brigade (lichting 1949)

Van de lichting van 1949 is in augustus en september 1949 nog een laatste brigade naar Indië vertrokken. Een gedeelte begon al in oktober 1950 aan de thuisreis, maar de laatste eenheden zijn pas in april 1951 uit Indonesië vertrokken.
De aanduiding van de infanteriebataljons begon met een 7 (bijvoorbeeld 7-2 RI), maar net als bij de F- en de G-brigade had elk bataljon ook een tactisch nummer. Bijvoorbeeld 7-2 RI werd daardoor in Indië 433 BI (bataljon infanterie). Een deel van de H-brigade heeft na de soevereiniteitsoverdracht dienst gedaan op Nieuw-Guinea, dat een Nederlandse kolonie bleef.

De Koninklijke Marine

Bovengenoemde divisies en brigades maakten alle deel uit van de Koninklijke Landmacht. Los daarvan hebben 15.000 beroepsmilitairen, oorlogsvrijwilligers en dienstplichtigen hun diensttijd in Indië bij de Koninklijke Marine vervuld. Dit kon zijn bij de Mariniersbrigade of op een marineschip. De Koninklijke Luchtmacht bestond in die tijd nog niet als zelfstandig krijgsmachtonderdeel, maar een beperkt aantal militairen heeft gediend bij de Militaire Luchtvaart van het KNIL (ML-KNIL) of bij de Marine Luchtvaartdienst (MLD). De in de inleiding genoemde aantallen zijn inclusief het hier bedoelde marinepersoneel.

De hierboven genoemde getallen zijn te lezen in onder andere Factsheet 5 van het Veteraneninstituut

De Nederlandse Militaire Missie in Indonesië

Na de soevereiniteitsoverdracht op 27 december 1949 is in het onafhankelijke Indonesië nog tot 1954 de Nederlandse Militaire Missie (NMM) werkzaam geweest. Deze had een beperkte adviserende en instruerende rol bij de opbouw van de Indonesische strijdkrachten. In het kader van de NMM is nog een beperkt aantal Nederlandse militairen uitgezonden. De sterkte was nooit meer dan achthonderd man.

Waarschijnlijk had de Nederlandse legerleiding hier te voorbarig gehandeld, want de NMM kwam pas in de loop van 1950 op gang en werd aanvankelijk bemand door Nederlandse militairen die nog in Indonesië waren. Pas eind 1950 is er aanvullend personeel uit Nederland gekomen.

De verliezen

Meer dan 6200 doden

Een lijst van gesneuvelden zoals afgedrukt op de voorpagina van de Leeuwarder Courant van 29 januari 1949

Van het totaal van ongeveer 200.000 ingezette militairen hebben er ruim 6.200 het leven verloren. Dit getal is inclusief de Indonesische KNIL-militairen en inclusief iedereen die is omgekomen door een (tropische) ziekte of een ongeval (verkeersongeluk, friendly fire). Kortom, het omvat iedereen die niet meer thuis is gekomen, of na thuiskomst alsnog aan de gevolgen van verwonding of ziekte is bezweken. Bij het totaal zijn ook inbegrepen de ongeveer 110 militairen die tussen 1950 en 1962 nog in Nederlands Nieuw-Guinea het leven hebben verloren.

Van de ruim 6.200 doden zijn er 2.526 omgekomen bij gevechtshandelingen of door aanslagen (zoals met bermbommen). Ruim zevenhonderd van deze gesneuvelden behoorden tot het KNIL. Verreweg de meeste doden liggen begraven op een van de zeven Nederlandse erevelden op Java. Informatie hierover geeft de website van de Oorlogsgravenstichting. Van ruim duizend doden is het lichaam nooit teruggevonden; zij hebben een tot op heden onbekende rustplaats. Ongeveer 25 militairen die tijdens de reis naar of van Indië aan boord van hun schip zijn gestorven, hebben een zeemansgraf gekregen. De getallen betreffende gevechtsverliezen zijn ontleend aan Oorlog en verzet in Nederlands-Indië 1941-1949 van J. Zwaan e.a. (Amsterdam, 1989).

De Nederlandse dagbladen vermeldden de in Indië omgekomen soldaten aanvankelijk niet met naam. Er werd volstaan met zinnen als: Op 21 Oct. bedroegen de Nederlandse verliezen 3 gesneuvelden en 10 gewonden. Regionale dagbladen noemden soms gesneuvelden uit hun verspreidingsgebied wel bij naam. Vanaf het voorjaar van 1948 werd het gebruikelijk een of enkele keren per week een namenlijst van alle gerapporteerde gesneuvelden te publiceren. Hier stonden meestal alleen slachtoffers van gevechtshandelingen op. Jongens die door ziekte of ongeluk het leven hadden verloren, bleven in de regel onvermeld. Vanaf de Tweede Politionele Actie tot aan de wapenstilstand van augustus 1949 was die lijst (zeker voor de 21e-eeuwse lezer) vaak schrikbarend lang. Het voorbeeld hiernaast alleen al vermeldt 46 doden, in een week tijds gerapporteerd, maar over een langere periode gevallen. Al naar gelang de omstandigheden kon het meerdere dagen of zelfs weken duren, voordat de naam van een gesneuvelde op de lijst verscheen. Qua periode overlapten de lijsten elkaar dus altijd.

Nationaal Indië-monument 1945-1962

De namen van alle ruim 6.200 slachtoffers staan vermeld op het Nationaal Indië-monument 1945-1962 in Roermond. Dit monument bevindt zich in een park dat sinds 22 juni 2010 Nationaal Herdenkingspark Roermond heet.

Het monument bestaat uit een aantal onderdelen. Het eigenlijke monument met daarbij een enkele gemetselde gedenktafels werd op 7 september 1988 onthuld door prins Bernhard. Op de gedenktafels zijn in de daarop volgende jaren door tientallen uitgezonden onderdelen eigen herinneringsplaquettes aangebracht. In 1990 werden achttien aluminium zuilen onthuld met daarop de namen van alle omgekomenen.

Uit Raamsdonk staan op deze zuilen vermeld:


Jaarlijks wordt bij het monument een herdenkingsbijeenkomst gehouden, aanvankelijk steeds op 7 september, maar sinds 2010 op de eerste zaterdag van september. Hierdoor zijn meer mensen in de gelegenheid de bijeenkomst bij te wonen.

In de nacht van donderdag 15 op vrijdag 16 december 2010 hebben koperdieven 49 plaquettes gestolen en dertien zwaar beschadigd.

Uit voorzorg werden daarna alle plaquettes verwijderd. Na installatie van veiligheidscamera's zijn ze teruggeplaatst, op tijd voor de herdenking op zaterdag 3 september 2011.

Varia

Bronnen

Algemeen

Over het Nederlands-Indonesische conflict van 1945-1950 is in de loop der jaren heel veel gepubliceerd.

  • Een alomvattend overzicht geeft Dr. L. de Jong in hoofdstuk 7 van deel 12 van zijn monumentale werk Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog.
  • Toen had je de Politionele Acties van M.W.J. Messing behandelt de diverse aspecten van het conflict aan de hand van de belevenissen van een gewone dienstplichtig soldaat.
  • Een complete bibliografie wordt gegeven door het Nederlands Instituut voor Militaire Historie.
  • Een kort overzicht op internet wordt gegeven op de website van de Koninklijke Landmacht.