Munt-vondst in Raamsdonk
Inleiding
Hieronder wordt een beknopt overzicht geboden van de ontwikkelingen die het muntwezen in ons land doormaakte in de afgelopen twee millennia. Aan de hand van 19 muntvondsten wordt het vroeger in Nederland circulerende binnen- en buitenlandse geld besproken en daarbij is de inhoud van de vondsten geplaatst tegen een algemene achtergrond. Iedere behandelde vondst wordt gemarkeerd door de sluitdatum, d.w.z. het jaartal van de jongste munt in de vondst. Het was vroeger zeer gebruikelijk om geld, dat men niet direct voor uitgaven nodig had, in de grond te stoppen als beveiliging tegen diefstal of verlies. Spaargeld naar een bank brengen is iets wat pas ongeveer een eeuw geleden gewoonte werd. Een klein deel van de verborgen schatten is door de eigenaars niet meer tevoorschijn gehaald omdat hen daarvoor de gelegenheid ontbrak, bijvoorbeeld wegens plotseling overlijden. Enkele malen per jaar wordt in ons land bij graafwerkzaamheden of afbraak van een oud huis zo’n muntschat gevonden. De laatste jaren worden bovendien veel losse munten gevonden met behulp van metaaldetectors.
Vondsten zijn er in soorten. Naast de los gevonden munten kent men de schatvondsten, waaronder groepen van twee of meer tezamen verborgen of verloren munten verstaan worden. Binnen deze categorie onderscheidt men o.a. de spaarschat en de omloopschat, die verschillend van samenstelling zijn. Bij een spaarschat zijn door de eigenaar jaren achtereen de beste stukken geselecteerd uit de omloop. Ingeval van plotselinge oorlogsdreiging of andere onzekerheid heeft de bezitter geen tijd gehad om zo’n selectie te maken en heeft hij al zijn geld verstopt soms zelfs samen met sieraden en waardevolle gebruiksvoorwerpen. De samenstelling van een dergelijke schat is een momentopname van de circulatie en wordt daarom omloopschat genoemd. Tenslotte zijn er nog de onopzettelijk in de bodem geraakte munten, bijvoorbeeld in de verloren beurs en in het scheepswrak.
Voor onze kennis van het geldwezen in vroeger tijd zijn muntvondsten van groot belang: zij zijn een historische bron die door beoefenaars van de numismatiek (= munt- en penningkunde) bestudeerd wordt. De verbergingsdatum wordt afgeleid van de datum van de sluitmunt (= jongste munt), samen met enkele andere factoren zoals de mate van slijtage en het ontbreken van veel voorkomende munten van later datum. Naarmate men over meer vondsten uit dezelfde tijd beschikt, is het daaruit afgeleide beeld van de muntcirculatie in die tijd betrouwbaarder. Door de samenstelling van een bepaalde vondst te vergelijken met het algemene beeld, stelt men het karakter van zo’n vondst vast. Een concentratie van vondsten in een bepaalde periode kan een aanwijzing zijn voor politieke onrust in een zeker gebied, zoals in de begintijd van de Tachtigjarige Oorlog, waaruit drie maal zoveel vondsten bekend zijn geworden dan uit de daaraan voorafgaande periode.
Eigendom
Volgens het Burgerlijk Wetboek is een schatvondst een zaak van waarde, waarvan de oorspronkelijke eigenaar niet meer vastgesteld kan worden. De eigendom van een schatvondst ligt dan voor de helft bij de vinder en voor de andere helft bij de eigenaar van het roerende of onroerende goed (kast, grond, huis) waarin de vondst gedaan wordt. Er is dus geen enkele aanleiding te menen dat de Staat recht zou hebben op de complete vondst of een deel ervan. In de Monumentenwet staat, dat vondsten van algemeen belang wegens hun schoonheid of betekenis voor de wetenschap of hun volkskundige waarde, gemeld dienen te worden. Het Koninklijk Penningkabinet is de aangewezen instelling voor het registreren van muntvondsten. Dit rijksmuseum reinigt en beschrijft de munten ten behoeve van de vinder. Ook kan desgewenst een advies verstrekt worden over bewaring of verkoop. Voor het eigen muntvondstenarchief beschrijft en fotografeert het Penningkabinet de vondts, meestal publikatie van de samenstelling van de schatvondst volgt. Een brochure over het reinigen van munten is hier eveneens verkrijgbaar. Meldt uw gevonden munten dus steeds aan het Koninklijk Penningkabinet.
Huis Lange Broekstraat 3
Op de grote verpondingenkaart van Raamsdonk uit 1783 staat ter plaatse van het tegenwoordige pand Lange Broekstraat 3 een huis ‘het Hof’? genaamd met het nummer 114. In het bijbehorende verpondingenboek valt te lezen, dat de eigenaar ene Johannes Petersz Dorrenboom was en dat het huis in 1788 een ‘verbetering’ had ondergaan.
Aan de overzijde van de straat, die toen nog niet verhard was — dat zou pas na 1850 gebeuren — stond de boerderij (nummer 115) van Cornelis van Tiggel. Bij dit pand staat aangetekend, dat de schuur afgebroken werd in 1787. Dat was niet zonder reden. Er is immers bijgeschreven ‘Rooms pastorije huijs van Raamsdonk’. Inderdaad werd daar in genoemd jaar de roomse kerkschuur van Raamsdonk gebouwd. De katholieken behoefden dus niet langer in Waspik te kerken. Dorrenboom, zelf protestant, zal de kerk met lede ogen hebben zien verrijzen.
Johannes Dorrenboom was gedoopt op 23 november 1738 en hij was getrouwd met Cornelia Konings. Cornelia is overleden in 1810 en Johannes zelf op 15 februari 1821. Uit hun huwelijk werd een zoon Pieter geboren, die op 1 maart 1770 werd gedoopt.
Deze Pieter op zijn beurt trouwde in de maand mei van het oorlogsjaar 1795 met de acht jaar oudere Alida Knaap.
Zij kregen twee kinderen: Woutertje, geboren op 8 februari 1797 en Joannes, geboren op 10 oktober 1799. Deze laatste zullen we aanstonds terugzien.
Pieter Dorrenboom moet van zijn ouders behalve het huis aan de Lange Broekstraat een enorm vermogen hebben geerfd. Bij de invoering van het kadaster in 1832 bezat hij al een flink areaal aan grond en bij zijn dood in 1844 liet hij een grondbezit na van maar liefst ruim 92 hectaren.
In 1846 werd de boedel gescheiden tussen zijn kinderen.
Joannes Dorrenboom werd nu eigenaar van het huis aan de Lange Broekstraat. Uiteraard was dat niet zijn enige bezit. Volgens een optelling van dat kadaster mocht hij zich in 1847 al eigenaar noemen van meer dan 46 hectaren grond. Uiteindelijk zouden zijn landerijen zelfs meer dan 82 hectaren beslaan.
In tegenstelling tot zijn zuster Woutertje, die al op jeugdige leeftijd trouwde met ene Jan Konings, bleef Joannes Dorrenboom lang vrijgezel. Hij kwam zijn ‘blom’ pas tegen op 64-jarige leeftijd. In november 1863 trouwde hij met de 26-jarige Amerentia de Vries, een in Raamsdonk geboren dochter van de uit Stavoren afkomstige schipper Jan de Vries. Volgens de overlevering zou Amerentia de dienstmaagd van Dorrenboom geweest zijn. Zo’n huwelijk zal in die tijd nogal wat stof hebben doen opwaaien getuige het feit, dat de herinnering eraan nog niet vervaagd is. Uit het huwelijk werden geen kinderen geboren. Waarschijnlijk was het de ‘hereboer te doen geweest om zich van een verzorgde oude dag verzekerd te weten. Van die verzekering heeft hij nog bijna zeven jaar kunnen genieten. Hij stierf op 25 augustus 1870. Zijn overlijden werd aangegeven door zijn neef Dingeman Zijlmans. Dingeman deed meer. Zelf weduwnaar met een groot gezin trouwde hij in 1873 met de nog steeds vrij jeugdige en zeer bemiddelde Amerentia.
Zijn zoon Pieter Zijlmans ging in Amsterdam theologie studeren. Het tweede huwelijk werd niet met kinderen gezegend en om toch wat mensen om zich heen te hebben in het rond 1873 verbouwde huis, liet Amerentia haar familie overkomen: onder meer twee kinderen van haar vroeg overleden zuster Maria de Vries.
Een van deze kinderen, Adriana Mouthaan, zag later kans om de kersverse dominee Pieter aan de haak te slaan. Pieter was in juni 1891 teruggekomen uit Amsterdam. Een jaar later werd het huwelijk tussen hem en Adriana gesloten en in juli 1892 vertrokken zij als predikantenechtpaar naar Rozenburg. Dingeman en Amerentia, tegelijkertijd zowel oom en stiefvader, als tante en stiefmoeder van het jonge paar, stierven beiden kort na elkaar in 1894.
Het huis aan de Lange Broekstraat werd bij legaat eigendom van Pieter en Adriana. Zij hebben het nooit meer bewoond. Vanuit Rozenburg zijn ze later in Hengelo terechtgekomen.
Volgens het kadaster werd het huis in 1902 aangekocht door Adriaan Jac. Knaap, landbouwer in Raamsdonk. Na zijn overlijden in 1930 viel het huis in eigendom toe aan zijn weduwe, Amerentia Lankhuijsen en de kinderen. Amerentia overleed in 1939. Bij de boedelscheiding die toen volgde was zoon Willem Joh. Knaap degene, die zich eigenaar mocht noemen van het vroegere pand van de aloude Raamsdonkse Dorrenboomen. Het werd door W. J. Knaap verlaten in 1963, ten gevolge van de ruilverkaveling.
Nadat het pand zijn bestemming als landbouwbedrijf had verloren werd het in 1967 aangekocht door J. N. Verschure. Vanaf die tijd wordt het bewoond door Josephus Verschure, gehuwd met Johanna Kamp.
Tijdens verbouw werkzaamheden in ’het Hof’ moest er een bedstee uitgebroken worden en op de plaats waar een riool aangelegd moest worden, was het P. Heijne, die een pot munten vond op 30 december 1980. Pas nadat de munten bij het penningen Kabinet waren ondergebracht, werd er in het dorp kenbaarheid aan gegeven.
Wat toen eigenlijk had moeten gebeuren, melding maken van deze vondst bij de gemeente is helaas vergeten.
In het kader van 25 jaar ondernemerschap van J. N. Verschure is door hem besloten, om 25 zilveren munten aan de gemeente Raamsdonk te schenken. Deze munten zijn op 19 juli 1990 officieel aan het gemeentebestuur aangeboden.
Nog een enkel woord over de familie Dorrenboom te Raamsdonk.
Zij kan worden gekarakteriseerd in drie woorden: protestant, rijk en — binnen de dorpsgemeenschap — machtig. Al de eerste Dorrenboom, die in Raamsdonk tot nu opgespoord is, Jan Peeterssen Dorrenboom, geboren omstreeks 1605, was als schepen en burgemeester betrokken bij rechtspraak en bestuur. Al zijn nakomelingen in rechte lijn tot en met de Pieter Dorrenboom die in 1844 overleed bekleedden een bonte mengeling van openbare funkties: schepen, burgemeester (oude stijl), armmeester, kerkmeester, poldermeester, lid van de civiele rechtbank, lid van het gemeentebestuur en assessor (= wethouder).
De laatstgenoemde Pieter moest alleen in zijn collega-assessor in het begin van de veertiger jaren van de vorige eeuw, Theodorus Heere op het punt van de totale som aan belastingaanslagen zijn meerdere erkennen. Heere betaalde maar liefst 720 gulden per jaar. Dorrenboom was een goede tweede met 435 gulden, een bedrag waarmee hij de burgemeester en tevens heer van Raamsdonk Leonard de Jongh van Son ver voor bleef.
Dat de Dorrenboomen in de woelige jaren na de Franse revolutie — te denken valt met name aan het begin van 1795, toen de Fransen Raamsdonk bezetten en aan het einde van 1813 — toen troepen van allerlei herkomst, waaronder kozakken de Fransen verdreven, enog los geld te verbergen hadden, lijdt geen twijfel. Dat ze vervolgens vergeten zouden zijn waar ze het gelaten hadden is hoogst merkwaardig zeker in een jaar als 1813, toen er toch drie generaties, de ‘oude Jan’ uit 1738, Pieter uit 1770 met zijn vrouw Alida Knaap en zijn kinderen Wouterke en de ‘jonge Jan’ tegelijkertijd in het huis aan de Broekstraat woonden.
Een vreemde zaak. Drs. J. M. H. Broeders, archivaris.
Gallerij
-
Fijn zand en 2300 stuks oude munten op tafel om ze eens goed te kunnen zien.
-
Bij riolering werkzaamheden werd deze pot gevonden.
-
Ontvangstbewijs J.N. Verschure 2300 zilverstukken van het Koningklijk penningkabinet
-
In de vroege morgen oude munten kijken maak je niet vaak mee.
-
Krantenknipsel muntenvondst Raamsdonk
Alle rechten zijn overgedragen door schenking aan raamsdonkshistorie.nl. Heeft u meer informatie, aanvullingen of vragen over de getoonde info en/of personen op deze pagina? wiki.raamsdonk@gmail.com of info@raamsdonks-historie.nl |
Bron: Munt-vondst in Raamsdonk - uitgave J.N. Verschure
Digitalisering en Wiki opmaak: Terry van Erp