Johan Ernst van Nassau-Weilburg
Johan Ernst | ||
---|---|---|
Johan Ernst van Nassau-Weilburg | ||
Johan Ernst van Nassau-Weilburg
| ||
Graaf van Nassau-Weilburg | ||
Regeerperiode | 1675-1719 | |
Co-regent | Frederik Willem Lodewijk (tot 1684) | |
Voorganger | Frederik | |
Opvolger | Karel August | |
Gouverneur van Düsseldorf | ||
Regeerperiode | 1697-1716 | |
Voorganger | ? | |
Opvolger | ? | |
Militaire informatie | ||
Rang | Luitenant-kolonel 1684 Brigadier 1686 Generaal-majoor 1691 Luitenant-generaal 1696 Generaal 1697 Veldmaarschalk 1703 | |
Slagen/oorlogen | Negenjarige Oorlog: Beleg van Mainz 1689 Slag bij Fleurus 1690 Slag bij Neerwinden 1693 Spaanse Successieoorlog: Beleg van Landau 1702 Slag bij Speyerbach 1703 | |
Huis | Nassau-Weilburg | |
Vader | Frederik van Nassau-Weilburg | |
Moeder | Christiane Elisabeth van Sayn-Wittgenstein-Homburg | |
Geboren | 13 juni 1664 o.s. Weilburg | |
Gestorven | 27 februari 1719 Heidelberg | |
Begraven | Slotkerk, Weilburg | |
Partner | Maria Polyxena van Leiningen-Dachsburg-Hartenburg | |
Religie | Luthers | |
Het wapen van de Walramse Linie sinds 1660 |
Johan Ernst van Nassau-Weilburg (Weilburg, 13 juni 1664 o.s.[1] — Heidelberg, 27 februari 1719)[2][3][4][5] was graaf van Nassau-Weilburg, een deel van het graafschap Nassau. Hij stamt uit de Walramse Linie van het Huis Nassau.
Biografie
Johan Ernst was de oudste zoon van graaf Frederik van Nassau-Weilburg en Christiane Elisabeth van Sayn-Wittgenstein-Homburg, dochter van graaf Ernst van Sayn-Wittgenstein-Homburg en Christiane van Waldeck.[2][3][4]
Graaf van Nassau-Weilburg
Toen zijn vader als gevolg van een ruiterongeval in 1675 overleed, was Johan Ernst 11 jaar oud. Johan Ernst erfde samen met zijn broer Frederik Willem Lodewijk het graafschap Nassau-Weilburg. Tot zijn voogd werd Johan van Nassau-Idstein benoemd. Johan Ernst bracht zijn jeugd door in Weilburg, waar hij les kreeg van privéleraren. Na het overlijden van zijn voogd Johan van Nassau-Idstein in 1677, werd de voogdij overgedragen aan Johan Lodewijk van Nassau-Ottweiler, en Johan Ernst en zijn broer verhuisden in 1679 naar hun voogd in Ottweiler. In juli 1679 begon Johan Ernst met de studie aan de Universiteit van Tübingen. Van 1681 tot 1682 hield hij zich op aan het hof van koning Lodewijk XIV van Frankrijk in het Paleis van Versailles. In 1683 werd hij meerderjarig verklaard.[2] In 1684 sneuvelde zijn broer en werd Johan Ernst de enige heerser over Nassau-Weilburg.
Aanvankelijk controleerde Johan Ernst alleen de gebieden rechts van de Rijn van zijn graafschap, omdat de delen links van de Rijn, Kirchheim en Stauf (Eisenberg), bezet werden door Frankrijk. Pas bij de Vrede van Rijswijk in 1697 kreeg hij de gebieden links van de Rijn terug. Hij voerde het eerstgeboorterecht (primogenituur) voor zijn huis in.
Op 4 augustus 1688 verleende keizer Leopold I de waardigheid van rijksvorst aan de zijtakken uit de Walramse Linie van het Huis Nassau rechts van de Rijn (Nassau-Weilburg, Nassau-Idstein en Nassau-Usingen). Omdat Johan Ernst weigerde zijn deel van de oorkondevergoeding van 21.420 gulden te betalen, hielden Walraad van Nassau-Usingen en George August Samuel van Nassau-Idstein de benoemingsoorkonde achter. Johan Ernst voerde de titel rijksvorst nooit, maar leefde in de wetenschap dat zijn voorvader Johan I van Nassau-Weilburg van keizer Karel IV in 1366, voor hemzelf en zijn afstammelingen, de rang gefürstete Graf had gekregen. Johan Ernsts zoon Karel August nam op 27 september 1737 de titel van rijksvorst aan, maar zonder de tak Nassau-Usingen (Nassau-Idstein was in 1721 uitgestorven) de in 1688 betaalde kosten te vergoeden.
Johan Ernst stond in 1699 Frankenstein af aan de keurvorst van de Palts en Kehl aan Baden.[2] Hij deelde in 1703 met Hessen-Darmstadt de ambten Hüttenberg en Niederkleen,[2] stond in 1706 de dorpen aan de Rijn (zeer waarschijnlijk de negen dorpen bij Worms verworven door Filips I van Nassau-Weilburg) af aan de keurvorst van de Palts en verkreeg daarvoor in de plaats het gehele ambt Bolanden, dat verenigd werd met Kirchheim.[2] Johan Ernst kocht in 1716 van de graven van Westerburg het 1/12 deel van Cleeberg dat zij bezaten.[2]
Johan Ernst overleed in 1719 tijdens een kuur in Heidelberg. Hij werd begraven in de Slotkerk te Weilburg.[5] Zijn zoon Karel August volgde hem op.
Militaire carrière
Op 20 mei 1684 trad Johan Ernst als luitenant-kolonel in dienst van de landgraven van Hessen-Kassel.[4] Op 1 februari 1686 werd hij gepromoveerd tot kolonel[4] en in 1688 werd hij commandant van het nieuw opgerichte regiment dragonders, waarmee hij in hetzelfde jaar in de Negenjarige Oorlog bij de verdediging van Koblenz vocht. In 1689 was hij betrokken bij het Beleg van Mainz. In 1690 nam hij deel aan de Slag bij Fleurus. Daar stond hij tegenover graaf Lodewijk Crato van Nassau-Saarbrücken, die in Franse dienst was. In 1691 werd hij benoemd tot generaal-majoor.[4] In 1693 nam hij deel aan de Slag bij Neerwinden. Op 1 mei 1696 werd hij benoemd tot luitenant-generaal.[4]
Reeds in september 1696 trad Johan Ernst in dienst van de keurvorst van de Palts als generaal van de Boven-Rijnse Kreits. Landgraaf Karel van Hessen-Kassel nam hem deze overgang kwalijk en werd een van zijn scherpste tegenstanders. Na de Vrede van Rijswijk in 1697 werd Johan Ernst gouverneur van de Paltse residentiestad Düsseldorf. Op 25 februari 1697 werd hij geheimraad en op 21 maart 1697 generaal der cavalerie.[4]
Tevens was Johan Ernst sedert 1701 kolonel van een regiment te voet en een regiment te paard in Staatse dienst.[4] Voorts werd hij in keizerlijke dienst op 19 februari 1697 generaal der cavalerie, en ten slotte op 18 februari 1704 veldmaarschalk.[4]
In 1701 organiseerde Johan Ernst de inzet van het rijksleger van de Boven-Rijnse Kreits voor de Spaanse Successieoorlog. Hij was betrokken bij de belegering en bestorming van de vesting Landau in de Palts in 1702 en verdreef in aansluiting daarop een Frans leger onder maarschalk Tallard uit de Hunsrück. Daarvoor werd hij in 1703 benoemd tot veldmaarschalk van de Palts.[4] Ook was hij sinds 16 december 1702 president van de krijgsraad.[4]
Terwijl de keizerlijke veldheer prins Eugenius van Savoye in Beieren tegen de Franse maarschalk Villars optrok, bleef Johan Ernst aan de Rijn om Landau te verdedigen tegen Tallard. Op 15 november 1703 kwam het tot de Slag bij Speyerbach, waarbij de keizerlijke troepen verloren van de Fransen. Onder de ongeveer 8.000 doden was de oudste zoon van Johan Ernst, kolonel Frederik Lodewijk van Nassau-Weilburg. Daarna nam Johan Ernst niet meer aan grote veldslagen deel. In 1706 trok hij zich volledig terug uit de actieve legerdienst en werd groothofmeester van de keurvorst van de Palts. In 1716 eindigde zijn ambt als gouverneur van Düsseldorf en groothoofmeester en keerde hij naar Weilburg terug. Voor zijn prestaties werd hij in de Hubertusorde opgenomen.
Bouwheer
Tijdens zijn bewind werden sinds 1702 in Weilburg het slot en de Slotkerk verbouwd. Johan Ernst heeft de voltooiing van het slot in 1721 niet meer beleefd. Naast het slotgebouw werd de Markt aangelegd, de baroktuin en administratieve gebouwen zoals de kanselarij (tegenwoordig het Mijnbouw- en Stadsmuseum). Verder werd de Tiergarten nieuw aangelegd, de boerderijen Windhof en Wehrholz gebouwd en een omvangrijke waterleiding aangelegd. Bovendien werd de oude stadsmuur afgebroken en werden de belangrijke straten en pleinen in barokstijl nieuw aangelegd (waaronder de Mauerstraße, Neugasse, Marktplatz, Frankfurter Straße en Limburger Straße). De kosten van de bouwwerkzaamheden betaalde Johan Ernst voornamelijk uit de salarissen van zijn militaire loopbaan.
Muntstelsel
Johan Ernst maakte opnieuw gebruik van het muntrecht van de graven van Nassau. Hiervoor liet hij in Weilburg een Munt bouwen en droeg die op 19 mei 1690 aan de muntmeester J.U. Böttger over. Op 15 november 1692 werd de Munt bij overeenkomst overgedragen aan D. Schlüter. Schlüter was verplicht om met een zelfgemaakt muntstempel inferieure guldens te slaan; Johan Ernst beloofde het risico te dragen. Er werd vooral geld uit de Keurpalts en Brandenburg vervalst.
Johan Willem van de Palts klaagde Johan Ernst aan voor de Muntcommissie en de Reichshofrat, maar Johan Ernst kon in december 1695 door betaling van 5000 gulden het proces afwenden. Op 15 april 1696 kwamen troepen uit Palts-Neuburg naar Weilmünster doch moesten zich zonder bewijs weer terugtrekken. Na de overgang van Johan Ernst in Paltse dienst kwamen op 6 december 1696 troepen van Hessen-Kassel naar Weilburg. Gravin Maria Polyxena vluchtte naar Frankfurt. De Hessische troepen arresteerden de kamerschrijver Boller, de muntmeester Schlüter, en de blikslager Conradi. Boller en Conradi werden weer vrijgelaten, Schlüter werd aan Brandenburgse soldaten overgedragen. Hij bekende dat hij ongeveer 90.000 gulden had vervalst, waarvan er 600 in omloop waren gekomen. Schlüter werd tot twee jaar gevangenisstraf veroordeeld. Johan Ernst vroeg de keurvorst van Brandenburg om vergiffenis. Johan Willem van de Palts vergaf zijn verdienstelijke generaal.
Een tweede valsmunterijwerkplaats bestond in Weilmünster. Vermoedelijk was deze Johan Ernst bekend. In mei 1695 trokken Brandenburgse dragonders onverwachts Weilmünster binnen, maar konden geen sporen van de valsmunterij vinden. De verdachten waren spoorloos verdwenen. De betrokkenheid van Johan Ernst bij deze valsmunterij kon nooit bewezen worden.
Huwelijk en kinderen
Johan Ernst huwde te Homburg in april 1683[6] met Maria Polyxena van Leiningen-Dachsburg-Hartenburg (Hartenburg 7 februari 1662 o.s.[7] - Kirchheim(bolanden) 22 april 1725),[2][3][4] dochter van graaf Frederik Emich van Leiningen-Dachsburg-Hartenburg en Sibylla van Waldeck.[2][3][4]
Uit dit huwelijk werden de volgende kinderen geboren:[2][3][4]
- Frederik Lodewijk (Weilburg 28 december 1683 - gesneuveld in de Slag bij Speyerbach 15 november 1703).
- Karel August (Weilburg 17 september 1685 o.s. - Weilburg 9 november 1753), volgde zijn vader op.
- Maria Polyxena (Weilburg 20 november 1686 - Kirchheim .. maart 1687).[8]
- Johanna Louise (Weilburg 19 november 1687 - Weilburg 13 februari 1688).
- Karel Ernst (Frankfurt am Main 8 juni 1689 o.s.[9] - Fuchsmühl, Opper-Palts 22 september 1708).
- Hendrik Lodewijk (Weilburg 29 augustus 1690[10] - Frankfurt am Main .. juli 1691).[11]
- Magdalena Henriëtte (Frankfurt am Main 11/21 september 1691 - Braunfels 29 augustus 1725), huwde te Kirchheimbolanden op 15 april 1719 met vorst Frederik Willem van Solms-Braunfels (Braunfels 11/21 januari 1696 - Braunfels 24 februari 1761).
- Albertina Christina Louise (Weilburg 25 juli 1693 - Kirchheimbolanden 8 juni 1748).
- Doodgeboren dochter (14 juli 1694).
Trivia
- Johan Ernst zou zijn huwelijk hebben doorgezet tegen de wil van zijn voogd. Om het te herdenken, zou hij de Kusslinde in de slottuin van Weilburg hebben geplant.[12]
- Dit artikel of een eerdere versie ervan is een (gedeeltelijke) vertaling van het artikel Johann Ernst (Nassau-Weilburg) op de Duitstalige Wikipedia, dat onder de licentie Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen valt. Zie de bewerkingsgeschiedenis aldaar.
- W. Ritter von Blaschek, Ahnentafel S.H. des Prinzen Philipp Josias von Sachsen-Coburg-Gotha, Herzog von Sachsen, Wenen, 1933-1934 (4 delen).
- dr. A.W.E. Dek, Genealogie van het Vorstenhuis Nassau, Europese Bibliotheek, Zaltbommel, 1970.
- J.G. Hagelgans, Nassauische Geslechtstafel des Walramischen Stammes, Frankfurt/Leipzig, 1753.
- Michel Huberty, Alain Giraud, F. & B. Magdelaine, l’Allemagne Dynastique. Tome III Brunswick-Nassau-Schwarzbourg, Alain Giraud, Le Perreux, 1981.
- Wilhelm Karl Prinz von Isenburg, Stammtafeln zur Geschichte der europäischen Staaten, Berlijn, 1936.
- Detlev Schwennicke, Europäische Stammtafeln. Stammtafeln zur Geschichte europäischen Staaten. Neue Folge, Marburg 1978-1982.
- dr. Christian Spielmann, Geschichte der Stadt und Herrschaft Weilburg, 1896, herdruk, 2003.
- dr. Christian Spielmann, Geschichte von Nassau, Wiesbaden/Montabaur, 1909-1926 (3 delen).
- J.M. van der Venne en Alexander A.M. Stols, Geslachts-Register van het Vorstenhuis Nassau, Maastricht, 1937.
- A.A. Vorsterman van Oyen, Het vorstenhuis Oranje-Nassau. Van de vroegste tijden tot heden, A.W. Sijthoff en J.L. Beijers, Leiden en Utrecht, 1882.
- Carl Wehrum, Chronik der Schlosskirche zu Weilburg, Weilburg an der Lahn, z.j.
- Medieval Lands - Nassau.
Voetnoten
- ↑ Huberty et al. (1981), die in een voetnoot vermeldt: “Zie kennisgeving d.d. Weilburg 13-6-1664 in het Staatsarchiv te Wiesbaden (130II 136 en 2193): ‘heute morgendss zwischen 5 und 6 Uhren’. Volgens von Blaschek is dit de oude stijl. Dek (1970) situeert de geboorte, ten onrechte, op 13-7.” Medieval Lands - Nassau vermeldt Weilburg 13/23 juni 1664. Dek (1970) vermeldt Weilburg 13 juli 1664. Van der Venne & Stols (1937) en Schwennicke vermelden 13 juni 1664. Gearchiveerd op 30 juli 2023.
- ↑ 2,0 2,1 2,2 2,3 2,4 2,5 2,6 2,7 2,8 2,9 Huberty et al. (1981).
- ↑ 3,0 3,1 3,2 3,3 3,4 Medieval Lands - Nassau. Gearchiveerd op 30 juli 2023.
- ↑ 4,00 4,01 4,02 4,03 4,04 4,05 4,06 4,07 4,08 4,09 4,10 4,11 4,12 4,13 Dek (1970).
- ↑ 5,0 5,1 Wehrum.
- ↑ Huberty et al. (1981), die in een voetnoot vermeldt: “Op 3-4-1683 bij von Isenburg (1936). Op 2-4-1683 te Homburg bij von Blaschek. Zie kennisgeving d.d. Weilburg 13-5-1683 in het archief van de vorsten van Sayn-Wittgenstein-Hohenstein in Slot Wittgenstein, Laasphe, F. 320 III: ‘nach vorhergegangener Priesterlicher Copulation ... mich unlängst zu Homburg vermählt und nunmehr die Heimbführung allhier zu Weilburg 22 Mai/1 Juni zu halten entschlossen bin’.” Medieval Lands - Nassau vermeldt ook Homburg april 1683. Dek (1970) vermeldt Homburg aan de Mark 3 april 1683. Schwennicke vermeldt 3 april 1685. Gearchiveerd op 30 juli 2023.
- ↑ Huberty et al. (1981). Medieval Lands - Nassau vermeldt Hardenberg 7/17 februari 1662. Dek (1970) vermeldt Hartenburg 7 februari 1662. Schwennicke vermeldt 17 februari 1662. Gearchiveerd op 30 juli 2023.
- ↑ Huberty et al. (1981), die in een voetnoot vermeldt: “Hagelgans (1753) geeft de 11e in de genealogische tabel, en de 12e in de tekst van het werk. De kennisgeving in het Staatsarchiv te Wiesbaden (130II 2223) d.d. Weilburg 24-3-1687 bevestigt kennelijk de eerste van deze twee data: ‘den 11ten dieses Monats Morgens zwischen 3 u. 4 Uhr’, maar dat is niet voldoende om de vraag te beantwoorden, als we weten hoe vaak er in die tijd een gebeurtenis werd toegeschreven aan de datum van de dag waarop deze plaatsvond, niet alleen tot middernacht, maar tot de vroege uren van de volgende ochtend. De prinses kan dus op de 12e om drie uur 's morgens zijn gestorven terwijl de kennisgeving haar op de 11e doodverklaard. De lutherse registers van Kirchheim beginnen pas in 1709.” Medieval Lands - Nassau vermeldt ook Kirchheim maart 1687. Dek (1970) en Van der Venne & Stols (1937) vermelden Kirchheim 12 maart 1687. Gearchiveerd op 30 juli 2023.
- ↑ Huberty et al. (1981), die in een voetnoot vermeldt: “Zie 1) Staatsarchiv te Wiesbaden (130II 2230): te Frankfurt op 9-6-1689 schreef gravin Polyxena aan haar echtgenoot in zijn hoofdkwartier te Hochheim om de geboorte van hun zoon aan te kondigen, de dag ervoor in de ochtend geboren en de volgende dag gedoopt, op 10 juni. Te Hochheim op 10-6 herhaalt Johan Ernst de mededelingen uit de brief van zijn vrouw en meldt op zijn beurt de geboorte van zijn zoon. 2) Staatsarchiv te Wiesbaden (130II 2267), privébrief geschreven door Johan Ernst te Weilburg op 22-10-1708: ‘Den Selig, verstorbene s.S. Grafen Charles Ernest anbelangend, so sind dieselbe zu Francfort in der Frau von Hühnefelde Behausung den 8-6-1689 v.s. gebohren und den 10ten dito von hiesigem Stadtpfarrer Johann Casimir Weinrichen getauft worden’. Het is dus onjuist van von Isenburg (1936) om te zeggen dat hij op 10-6-1689 is geboren.” Medieval Lands - Nassau vermeldt Frankfurt am Main 8/18 juni 1689. Dek (1970), Van der Venne & Stols (1937) en Schwennicke vermelden 10 juni 1689. Gearchiveerd op 30 juli 2023.
- ↑ Huberty et al. (1981), die in een voetnoot vermeldt: “Hagelgans (1753) zegt geboren te Weilburg op 31-8-1689 (dezelfde datum bij von Isenburg (1936)). In het Staatsarchiv te Wiesbaden (130II 2232) zegt een kennisgeving d.d. Weilburg 30-8-1690 geboren ‘gestern abends zwischen 7 u. 8 Uhr ... und morgens nachmittags um 4 Uhr getauft’. Het is inderdaad de doop die op de 31e werd gevierd (zie doopakte in de registers van de evangelische parochie van Weilburg).” Medieval Lands - Nassau vermeldt ook Weilburg 29 augustus 1690. Dek (1970) en Van der Venne & Stols (1937) vermelden Weilburg 31 augustus 1690. Gearchiveerd op 30 juli 2023.
- ↑ Huberty et al. (1981), die in een voetnoot vermeldt: “Zie officiële kennisgeving van het overlijden in het Staatsarchiv te Wiesbaden (130II 2232) met onderaan de vermelding ‘gestorben zu Francfort den 27. July 1691 nachts zwischen 12 u. 1 Uhr, alt 11 Monat, 3 Wochen und 4 Tage’. Zie officiële kennisgeving d.d. Weilburg 3-8-1691 in het Staatsarchiv te Wiesbaden (130II 2236): ‘verwichenen 27 July nacht zwischen 12 u. 1 Uhr’. Echter, zoals we hierboven al zeiden, deze datum kan net zo goed betrekking hebben op de nacht van 26 op 27 als die van 27 op 28: dus het is onmogelijk om te weten of het kind stierf in de vroege ochtend op de 27e (zoals de genealogieën zeggen) of op 28-7-1691. De parochieregisters van de stad Frankfurt vermelden zijn overlijden evenmin als de geboorte van zijn in Frankfurt geboren zuster. De overlijdensregisters van de evangelische parochie in Weilburg vermelden de gebeurtenis als volgt: ‘Den 27 Juli ist der hochgeborenen Graf, Herr Heinrich Ludwig ... zu Frankfurt gestorben und den 29 abends um 8 Uhr allhier in der Stille beigesetz worden. Alter 1 Jahr weniger 1 Monat’.” Medieval Lands - Nassau vermeldt ook Frankfurt am Main juli 1691. Dek (1970) en Van der Venne & Stols (1937) vermelden 27 juli 1691. Gearchiveerd op 30 juli 2023.
- ↑ Die Kusslinde.