Een derde Hollands burggraafschap? Het kastelein- en schoutschap van Geertruidenberg: verschil tussen versies

Uit Wiki Raamsdonks Erfgoed
(Nieuwe pagina aangemaakt met 'Bron: [https://wiki-raamsdonk.nl/images/d/d9/Een-derde-Hollands-burggraafschap%3F_Het-kastelein-en-schoutschap-van-Geertruidenberg.pdf Een derde Hollands burggraafschap? Het kastelein- en schoutschap van Geertruidenberg. door: Drs. W. H. LEN5ELINK] <br><br> Digitalisering en Wiki opmaak: Terry van Erp <br> Categorie:Geschiedenis van Geertruidenberg')
 
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 1: Regel 1:
Bron: [https://wiki-raamsdonk.nl/images/d/d9/Een-derde-Hollands-burggraafschap%3F_Het-kastelein-en-schoutschap-van-Geertruidenberg.pdf Een derde Hollands burggraafschap? Het kastelein- en schoutschap van Geertruidenberg. door: Drs. W. H. LEN5ELINK]
Bron: [https://wiki-raamsdonk.nl/images/d/d9/Een-derde-Hollands-burggraafschap%3F_Het-kastelein-en-schoutschap-van-Geertruidenberg.pdf Een derde Hollands burggraafschap? Het kastelein- en schoutschap van Geertruidenberg. door: Drs. W. H. LEN5ELINK]<br>
In de Middeleeuwen kende men in sommige steden en landstreken burggraven. In de Nederlanden waren er in Vlaanderen o.a. de burggraven van Brugge en van Gent, in het gebied van de Hollandse graaf de burggraven van Zeeland en van Leiden, in het Sticht de burggraaf van Montfoort, enz. Bij nadere bestudering, vooral in de 19<sup>e</sup> en 20<sup>e</sup> eeuw, bleek, dat er grote verschillen zijn aan te wijzen tussen deze functionarissen. Heeft men in het ene geval te doen met een kasteelbewaker, een kastelein, in het andere geval is de burggraaf een vice-comes, een ondergraaf, met jurisdictie-bevoegdheid in een bepaald gebied. We kunnen, voorzichtig en bij benadering, de "castellani" indelen in drie groepen. De minst machtigen zijn dan de gewone slotvoogden, die eventueel een leen hebben waaruit inkomsten komen die men als loon voor de te verrichten werkzaamheden kan zien. De term "castellani", waarmee zij soms worden aangeduid, wordt evenwel meestal niet als "burggraven" vertaald. De iets belangrijker kastelein krijgt als vergoeding een of meer heerlijkheden in leen. We zien dit bijvoorbeeld in Montfoort, waar de kastelein schouten mag aanstellen in enige gerechten.<ref>1</ref>
<br>
Deze Montfoortse kastelein gaat zich "burggraaf" noemen. De derde groep bestaat uit de burggraven die jurisdictie hebben over een bepaald ambtsdistrict. We vinden de duidelijkste voorbeelden hiervan in Vlaanderen.<ref>2</ref>
<br>Ook in Duitsland kwamen veel burggraven voor, o.a. in de bisschopssteden. Rietschel betoogde, in 1905, dat deze burggraven twee functies hadden: allereerst een militaire en voorts, daarmee in personele unie verbonden, een rechterlijke. <ref>3</ref> Eekhardt meende, in 1924, dat dit geen personele unie was, maar dat de twee taken per definitie bijeenhoorden. Een echte burggraaf had volgens hem primair hoge jurisdictie en verder een militaire functie. Als hij slechts lage rechtspraak mocht uitoefenen, kon men spreken van een onechte burggraaf.<ref>4</ref>
<br>
De Hollandse graaf heeft, zoals hierboven al is aangestipt, ook burggraven aangesteld. De twee heren die de titel "castellanus" of "burggraaf" droegen, waren de burggraaf van Leiden en de burggraaf van Zeeland. Een grote moeilijkheid bij deze functionarissen is, dat ze eigenlijk niet zijn in te delen bij een van de bovengenoemde drie groepen. Bij het bezit van de Leidse burggraaf, die waarschijnlijk in de 12<sup>e</sup> eeuw is aangesteld, behoorden wel enige ambachtsheerlijkheden, maar een duidelijke afbakening van een ambtsgebied is niet te geven. De Zeeuwse castellanus had op zijn beurt wel een omschreven ambtsdistrict - Zeeland tussen Maas en Wester-Schelde - maar geen duidelijke jurisdictie-bevoegdheid. Hij had namelijk niet het recht op eigen gelegenheid de (wel bestaande) hoge vierschaar van Zeeland bijeen te roepen.<ref>5</ref>
Nu meende prof. Enklaar, in 1951, een derde Hollandse burggraaf te kunnen aanwijzen, en wel in [[Geertruidenberg]].<ref>6</ref> Hij maakte onderscheid tussen gewone, niet bijzonder belangrijke, kasteleins en "klassieke" burggraven. Met die laatste bedoelde hij de burggraven met jurisdictie-rechten in een ambtsgebied. Voor een nadere beschrijving verwees hij vooral naar Eckhardt (en Rietschel ) en naar de Vlaamse voorbeelden. Hij probeerde aan te tonen dat Geertruidenberg een "klassieke" burggraaf heeft gehad, met (hoge) jurisdictie, een ambtsdistrict en militaire bevoegdheden. De opzet van het hieronder volgende betoog is, om met o.a. dezelfde gegevens als waarvan Enklaar gebruik maakte, de als te belangrijk voorgestelde Geertruidenbergse ambtenaar weer terug te brengen tot de proporties van een kastelein die tegelijkertijd, in personele unie, het schoutambt tot zijn beschikking had.
=== De periode 1323 - 1356 ===
De oudste vermelding van het kasteleinschap van Geertruidenberg
stamt uit 1323. In twee oorkonden van dat jaar staat dat het kasteel
nog moet worden gebouwd.<ref>7</ref> Zij kunnen als stichtingsakten worden
<br><br>
<br><br>
Digitalisering en Wiki opmaak: [[Terry van Erp]]
Digitalisering en Wiki opmaak: [[Terry van Erp]]
<br>
<br>
[[Categorie:Geschiedenis van Geertruidenberg]]
[[Categorie:Geschiedenis van Geertruidenberg]]

Versie van 20 mei 2024 18:23

Bron: Een derde Hollands burggraafschap? Het kastelein- en schoutschap van Geertruidenberg. door: Drs. W. H. LEN5ELINK
In de Middeleeuwen kende men in sommige steden en landstreken burggraven. In de Nederlanden waren er in Vlaanderen o.a. de burggraven van Brugge en van Gent, in het gebied van de Hollandse graaf de burggraven van Zeeland en van Leiden, in het Sticht de burggraaf van Montfoort, enz. Bij nadere bestudering, vooral in de 19e en 20e eeuw, bleek, dat er grote verschillen zijn aan te wijzen tussen deze functionarissen. Heeft men in het ene geval te doen met een kasteelbewaker, een kastelein, in het andere geval is de burggraaf een vice-comes, een ondergraaf, met jurisdictie-bevoegdheid in een bepaald gebied. We kunnen, voorzichtig en bij benadering, de "castellani" indelen in drie groepen. De minst machtigen zijn dan de gewone slotvoogden, die eventueel een leen hebben waaruit inkomsten komen die men als loon voor de te verrichten werkzaamheden kan zien. De term "castellani", waarmee zij soms worden aangeduid, wordt evenwel meestal niet als "burggraven" vertaald. De iets belangrijker kastelein krijgt als vergoeding een of meer heerlijkheden in leen. We zien dit bijvoorbeeld in Montfoort, waar de kastelein schouten mag aanstellen in enige gerechten.[1]
Deze Montfoortse kastelein gaat zich "burggraaf" noemen. De derde groep bestaat uit de burggraven die jurisdictie hebben over een bepaald ambtsdistrict. We vinden de duidelijkste voorbeelden hiervan in Vlaanderen.[2]
Ook in Duitsland kwamen veel burggraven voor, o.a. in de bisschopssteden. Rietschel betoogde, in 1905, dat deze burggraven twee functies hadden: allereerst een militaire en voorts, daarmee in personele unie verbonden, een rechterlijke. [3] Eekhardt meende, in 1924, dat dit geen personele unie was, maar dat de twee taken per definitie bijeenhoorden. Een echte burggraaf had volgens hem primair hoge jurisdictie en verder een militaire functie. Als hij slechts lage rechtspraak mocht uitoefenen, kon men spreken van een onechte burggraaf.[4]
De Hollandse graaf heeft, zoals hierboven al is aangestipt, ook burggraven aangesteld. De twee heren die de titel "castellanus" of "burggraaf" droegen, waren de burggraaf van Leiden en de burggraaf van Zeeland. Een grote moeilijkheid bij deze functionarissen is, dat ze eigenlijk niet zijn in te delen bij een van de bovengenoemde drie groepen. Bij het bezit van de Leidse burggraaf, die waarschijnlijk in de 12e eeuw is aangesteld, behoorden wel enige ambachtsheerlijkheden, maar een duidelijke afbakening van een ambtsgebied is niet te geven. De Zeeuwse castellanus had op zijn beurt wel een omschreven ambtsdistrict - Zeeland tussen Maas en Wester-Schelde - maar geen duidelijke jurisdictie-bevoegdheid. Hij had namelijk niet het recht op eigen gelegenheid de (wel bestaande) hoge vierschaar van Zeeland bijeen te roepen.[5] Nu meende prof. Enklaar, in 1951, een derde Hollandse burggraaf te kunnen aanwijzen, en wel in Geertruidenberg.[6] Hij maakte onderscheid tussen gewone, niet bijzonder belangrijke, kasteleins en "klassieke" burggraven. Met die laatste bedoelde hij de burggraven met jurisdictie-rechten in een ambtsgebied. Voor een nadere beschrijving verwees hij vooral naar Eckhardt (en Rietschel ) en naar de Vlaamse voorbeelden. Hij probeerde aan te tonen dat Geertruidenberg een "klassieke" burggraaf heeft gehad, met (hoge) jurisdictie, een ambtsdistrict en militaire bevoegdheden. De opzet van het hieronder volgende betoog is, om met o.a. dezelfde gegevens als waarvan Enklaar gebruik maakte, de als te belangrijk voorgestelde Geertruidenbergse ambtenaar weer terug te brengen tot de proporties van een kastelein die tegelijkertijd, in personele unie, het schoutambt tot zijn beschikking had.

De periode 1323 - 1356

De oudste vermelding van het kasteleinschap van Geertruidenberg stamt uit 1323. In twee oorkonden van dat jaar staat dat het kasteel nog moet worden gebouwd.[7] Zij kunnen als stichtingsakten worden

Digitalisering en Wiki opmaak: Terry van Erp

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7