Suikerfabriek Statendam
“Het ellendige surrogaat van Franse revolutionaire oorsprong.” Gijsbert Karel graaf Van Hogendorp, die na het vertrek van de Fransen in 1813 de komst van koning Willem I voorbereidde, had weinig goede woorden over voor suikerbieten. De teelt was een overblijfsel van de periode waarin Napoleon de scepter over Nederland en grote delen van Europa zwaaide. Omdat de import van suikerriet, afkomstig van koloniale plantages in Zuidoost-Azië en het Caraïbisch gebied, door de oorlogsactiviteiten was stilgevallen, was er een tekort aan zoetstof ontstaan. En dus ging de Franse keizer met de biet aan de slag. In 1811 vaardigde hij een decreet uit, waarbij verplicht 32.000 hectare land met bieten moest worden ingezaaid, waarvan enkele duizenden hectaren in Nederland. De bietenteelt kwam in Nederland niet op gang, terwijl de omliggende landen doorgingen met de verbouw ervan. In 1858 pakten fabrikanten in ons land de draad weer op met de bouw van een fabriek in Zevenbergen, die tot 1987 actief zou zijn. Deze verwerkte 8,6 miljoen kg bieten, wat neerkomt op de verbouw van 400 tot 500 hectare bieten. De beetwortelsuikerfabrieken maakten ruwe suiker, die doorverkocht werd aan een raffinaderij die er witte suiker van maakte. Een deel van de geproduceerde suiker ging naar de suikerwerkindustrie. In Noord-Brabant vooral naar Breda en Roosendaal, waar bedrijven als Kwatta, Hero, Van Melle, de Faam en Liga waren gevestigd.
De suikerfabrieken lagen nagenoeg allemaal aan bevaarbaar water, met uitzondering van de fabriek in Bergen op Zoom die nabij het station stond. Rond 1874 waren er in Brabant 23 fabrieken, waaronder de in 1867 opgerichte Beetwortelsuikerfabriek Heere & Co in Geertruidenberg. De Gedeputeerde Staten verleenden dat jaar een vergunning voor zeven stoomtuigen van 64 pk elk. In die periode werkten ca. 18.000 landarbeiders tijdens de drie tot vier maanden durende campagnetijd ‘in de suiker’. In totaal was alleen al in Brabant 36.000 hectare land beplant met bieten. Het was de Berlijnse apotheker Andrea Sigismund Marggraf die ontdekte dat de biet (beta vulgaris) dezelfde stof bevatte als suikerriet. In 1747 slaagde hij erin deze suiker met behulp van alcohol aan de biet, eigenlijk een voederbiet met een hoog suikergehalte, te onttrekken. Zijn leerling Franz Karl Achard wist door veredeling tientallen jaren later een suikerbiet te kweken die geschikt was voor fabrieksmatige suikerproductie. De suikerbiet had toen een suikergehalte van 6% dat door productverbetering zou oplopen van zo’n 17%. De suikerbiet is een gewas dat niet alleen een intensieve bewerking vergt, maar ook hoge eisen stelt aan de grond; om die reden stonden 22 van de in totaal 33 in ons lang gevestigde suikerfabrieken, in de directe omgeving van kleigronden, in West-Brabant.
Op 4 februari 1867 werd ‘Beetwortelsuikerfabriek Heere & Co’ als commanditaire vennootschap opgericht. De besturende vennoten waren Theodorus Heere (1800-1869), burgemeester van de gemeente Raamsdonk en grondeigenaar en Johannes de Kam, lid van de Provinciale Staten van Noord-Brabant. Later namen zoon Gijsbertus Heere (1843-1912) en dochter Johanna ¨Jans¨ Heere de aandelen van hun vader over. Jans trouwde met Jan Smits, eigenaar van een textielfabriek en polder de Koekoek. Later zou deze ondernemer, die zijn achternaam inmiddels veranderd had in het chiquer klinkende Smits van Oyen, aandeelhouder van de Holland America Lijn (H.A.L.) worden.Op het terrein van de suikerfabriek in Geertruidenberg vestigde zich het in 1937 opgerichte bedrijf Jan de Poorter; na een fusie met Ankersmit Holding (opgericht in 1938) ontstond in 1993 de firma Ankerpoort, die later werd opgenomen in het Belgische concern Sibelco Europe. In voormalige gebouwen van de suikerfabriek worden tegenwoordig mineralen verwerkt tot grondstoffen.
Ankerpoort had onder andere de exploitatie van de Steengroeve in Winterswijk en de nabij Margraten gelegen Mergelgroeve ’t Rooth. Uit eigen ervaring weet ik dat er prachtige fossielen, schelpen en mineralen gevonden kunnen worden. Ook dat is helaas verleden tijd: de beide vindplaatsen zijn sinds enige jaren gesloten voor amateurarcheologen.
Tekst: Terry van Erp / Jan Hoek
Bronnen: Brabants Heem, artikel ‘Het Zoete Leven’, Jean-Paul Corten; ‘Boeren van toen’, Tirion Uitgevers, Hans Siemes, 2005; De Dongebode XLIII nr. 2, Juliën Mariman.