Raamsdonk, cultuurhistorische inventarisatie, augustus 1993

Uit Wiki Raamsdonks Historie

INHOUD

Woord vooraf 5 Werkwijze en criteria 7 1. Situering der gemeente 10 2. Bodemgesteldheid 11 3. Grondgebruik 12 4. Infrastructuur 13 5. Ontwikkeling van de nederzettingen 15 6. Stedebouwkundige typologie 17 7. Karakterisering der objecten, bouwvormen en typen 18 8. Objectgegevens 20 9. Literatuur 67 Kaart (bijlage)

Woord vooraf

Dit rapport over Raamsdonk maakt deel uit van de serie Cultuurhistorische Inventarisatie Noord-Brabant/Monumenten Inventarisatie Project. Het geeft per gemeente een overzicht van de waardevolle nederzettingen, gebouwen en groenelementen tot ca. 1940 in de steden en dorpen van de provincie. De snelle en vaak ingrijpende veranderingen in het Brabantse cultuurlandschap hebben de totstandkoming van een dergelijk overzicht urgent gemaakt. Ondanks vervlakking en schaalvergroting bezit elke gemeente een eigen karakter in de stedebouwkundige structuur, de bebouwing van kern en buitengebied. We doelen daarbij zeker niet alleen op erkende monumentale gebouwen, maar evenzeer op boerderijen, woonhuizen, fabrieksgebouwen, bruggen en sluizen, wegkruisen of een ijzeren sierhek en dorpslinde. Na het monumentenjaar 1975 heeft het provinciebestuur besloten om de cultuurhistorische waardevolle bebouwing van de provincie vast te laten leggen. Hiervoor is in 1976 de "Inventarisatiecommissie Brabantse Monumenten" ingesteld. In september 1979 is een drietal inventarisatoren aangesteld om een werkmodel te ontwikkelen en veldwerk en rapportage te verrichten. Dit model is tot eind 1988 gehanteerd in 69 gemeenten. Najaar 1988 is ook in Noord-Brabant het door de minister van WVC geëntameerde Monumenten Inventarisatie Project van start gegaan. Binnen dit project wordt vastgelegd hetgeen in Nederland tussen ca. 1850 en 1940 aan bouwkunst en stedebouw is gerealiseerd. Het MIP beoogt:

  • het verkrijgen van een eerste landelijk overzicht van de zgn. "jongere bouwkunst en stedebouw' (ca. 1850 -1940)
  • het bevorderen van kennis en waardering voor historische stads- en dorpsgezichten en voor monumenten van geschiedenis en kunst uit de periode 1850 -1940
  • het formuleren van uitgangspunten ten behoeve van publikaties en wetenschappelijk onderzoek op architectuurhistorisch, bouwhistorisch, stedebouwkundig, historisch-geografisch of industrieel-archeologisch gebied
  • het verkrijgen van bouwstenen als een eerste aanzet tot nieuw te ontwikkelen beleid van Rijk, provincies en gemeenten ten aanzien van de ruimtelijke ordening, stadsontwikkeling en monumentenzorg, alsmede van een basis voor planologisch-stedebouwkundige afwegingen
  • het verzamelen van informatie die voor Rijk, provincies en gemeenten als basis kan dienen bij het selecteren en registreren van objecten, ensembles, structuren en dorps- en stadsgezichten.

In Brabant zullen daarnaast ook nog objecten en structuren van voor 1850 vastgelegd worden als uitvloeisel van de in 1979 begonnen Cultuurhistorische Inventarisatie. Onderzoek en veldwerk voor dit rapport vonden plaats in januari 1991 door drs. M. Vaessen. 's-Hertogenbosch, maart 1993.

WERKWIJZE EN CRITERIA In Brabant is het MIP officieel van start gegaan op 1 oktober 1988. De inventarisatie wordt hierbij gebiedsgewijs aange- pakt. Daartoe is de provincie in acht werkgebieden verdeeld, op basis van de historische en bestuurlijke ontwikkelingen in de periode 1850 - 1940. Deze gebieden zijn: 1. Brabants Kleigebied 2. Zuidwest Brabant 3. Regio Tilburg 4. Regio 's-Hertogenbosch 5. Kempen 6. Regio Eindhoven 7. Maaskant 8. Brabantse Peel Bij de inventarisatie wordt - binnen een zo breed mogelijke context - gewerkt van groot naar klein. Eerst wordt van elk gebied een schets gegeven van de algemene karakteristieken. Op basis hiervan wordt voorts - gemeen- tegewijs - ingegaan op de stedebouwkundige aspecten van een stad of dorp. Tegen deze achtergrond worden ten slotte de objecten in de verschillende gemeenten beschreven. De door het rijk voorgestelde werkwijze sluit goed aan bij onze sinds 1979 gevolgde werkwijze. Onbewust vooruitlopend op het MIP heeft de provincie vanaf het begin naast de oudere bouwkunst (ca. 10% van de monumenten in Brabant) ook steeds de jongere bouwkunst (ca. 90% van de monumenten) in haar werkwijze betrokken. Dit uitgangspunt zal binnen het MIP gehandhaafd blijven, met dien verstande dat de gegevens van de oudere bouwkunst buiten het MlP-kader vallen en dus niet aan het rijk geleverd zullen worden. Zij zullen wel voorkomen in de rapporten van de gemeenten die gewoon zullen blijven verschijnen. Tevens zullen nu ook de grote gemeenten (Tilburg, Breda, Bergen op Zoom, Eindhoven, Roo- sendaal, Helmond en 's-Hertogenbosch) beschreven worden. In de geautomatiseerde MlP-bestanden welke uiteindelijk aan het Rijk geleverd gaan worden, zal ook het bestaande mate- riaal van jongere bouwkunst van de 69 reeds geïnventariseerde gemeenten worden opgenomen. Deelname aan het MIP verleent de provinciale inventarisatie een belangrijke toegevoegde waarde. Zonder extra provin- ciale investering wordt het inventarisatiebestand geautomatiseerd en in overeenstemming gebracht met een landelijke opzet. Voor verdere details verwijzen wij naar de Handleiding Inventarisatie jongere bouwkunst en stedebouw (1850-1940). Zeist- 's-Gravenhage 1987. Criteria Uit de vele objecten die voor inventarisatie in aanmerking komen moet uiteraard een keus worden gedaan. Dat gebeurt aan de hand van een aantal criteria, die groepsgewijs worden omschreven. Bij deze criteria wordt het bindend element in veel gevallen gevormd door de "historische karakteristiek" van de neder- zetting. Wat wordt daaronder verstaan? Een nederzetting is, in de hier gebruikte terminologie, een geheel van bebouwing, percelen, wegen en waterlopen, dat in de loop der tijd een meer of minder samenhangende vorm heeft opgeleverd. Het eigen karakter van een nederzetting is het produkt van een - al dan niet geleidelijke - historische ontwikkeling, die in vele gevallen tot op de dag van vandaag valt af te lezen, zowel aan het ruimtelijk patroon als aan de bebouwing zelf. Dat geldt in beginsel net zo goed voor een oud akkerdorp, als voor een moderne nieuwbouwwijk. Op zeker moment leidt een reeks van ontwikkelingen tot een situa- tie, waar de nederzetting voor ons gevoel een uitgesproken eigen vormidentiteit bereikt. Dat moment bepaalt de "histori- sche karakteristiek" van de nederzetting, die dus als het ware de optel- en aftreksom is van een reeks structuurbepalende en structuurverstorende ingrepen. De invloed van dat moment kan zich, meer of minder nadrukkelijk zichtbaar, vaak uitstrekken tot het moment van nu. Zo is voor de landelijke nederzettingen tussen Oirschot en Best de situatie rond het midden van de vorige eeuw nog steeds beeldbepalend. Vandaar dat het moment van de historische karakteristiek ook omstreeks dat tijdstip is gekozen. Zowel de middeleeuwse aanleg, als de wijzigingen van na 1850 zijn daarbij als wezenlijke bestanddelen aan te merken. Een heel ander voorbeeld is de oude vestinggordel van Bergen op Zoom. Daar is een essentieel element in de historische karakte- ristiek, zoals die rond 1800 bestond, thans niet meer afleesbaar. In die tijd werd de stad sterk gedomineerd door haar uitgebreide vestingswerken. Sinds die echter aan het eind van de vorige eeuw zijn ontmanteld, wordt het huidige beeld bepaald door een parken-, straten- en bebouwingsgordel, die rond 1920 zijn uiteindelijke vorm kreeg. Daarmee is de his- torische karakteristiek van ca. 1800 nu dus niet meer relevant voor dit deel van de stad. Die van rond 1920 echter des te meer. Tegen de achtergrond van deze historische karakteristiek worden alle objecten afzonderlijk getoetst aan de volgende cri- teria:

Architectonische en kunsthistorische criteria het object is een goed voorbeeld van een bepaalde stijl of bouwtrant, of van het werk van een bekend architect, ste- debouwkundige of kunstenaar het object is gaaf qua stijl en detaillering het object vertegenwoordigt een unieke (bouw) techniek, (bouw)- type of is typerend voor de ontwikkeling van de industriële techniek het object heeft esthetische waarde op grond van de vorm en detaillering van exterieur en/of interieur.

Planologische, landschappelijke en stedebouwkundige criteria het object vormt samen met bijgebouwen, kleine artefacten, erfbeplanting of tuinaanleg een karakteristiek geheel het object maakt deel uit van een groter historisch geheel of complex het object sluit, met name in historisch en geomorfologisch opzicht, aan bij het landschap het object maakt deel uit van een gebied met een grote continuïteit, waardoor het historisch patroon van verkaveling, wegen en waterlopen goed geconserveerd is gebleven het object vormt een onderdeel van een historische stedebouwkundige structuur of een historisch nederzettingstype het object is karakteristiek voor stad, dorp of streek.

Sociaal- en cultuurhistorische criteria aan het object zijn historische herinneringen verbonden in de ruimste zin van het woord het object vertegenwoordigt een aspect van de sociale of economische geschiedenis het object is representatief voor een bepaalde fase in de ontwikkeling van dorp, stad of streek. Afhankelijk van de situatie en de aard van het object, is het ene criterium bij de selectie meer bepalend dan het andere. Zo kan men zich voorstellen dat bij een eenvoudig voorbeeld van landelijke bouwkunst criteria als type, bouwtechniek, samenhang met de directe of wijdere omgeving, historische verkaveling en patroon van wegen en waterlopen, meer gewicht in de schaal werpen, dan bij een kerkgebouw. Daar zullen eerder stijl, gaafheid van details, esthetische kwalitei- ten en geschiedkundige aanknopingspunten de doorslag geven. Bij monumenten van jongere datum zijn op hun beurt bouwtype, techniek, vormgeving, architect en sociaal-historische betekenis weer het meest van belang. De samenhang met de omgeving heeft bij de beoordeling een grote - zo niet dominerende - rol gespeeld. Objecten als daglonershuizen, weverswoningen, smidsen e.d., ontlenen vooral daaraan hun bijzondere waarde. Een op zich interessant object, dat als laatste getuige de herinnering oproept aan een overigens verder geheel verstoorde situatie, scoort doorgaans minder hoog, dan een object dat deel uitmaakt van een karakteristieke, betrekkelijk ongerept gebleven omgeving. Daar- entegen zal een in detail aangetaste reeks gebouwen, die een onderdeel vormt van een qua maat en schaal nog goed bewaarde en interessante structuur, op grond daarvan in deze inventarisatie juist worden meegenomen. Tenslotte heeft, zoals men begrijpen zal, ook de zeldzaamheidswaarde van een object of nederzettingstype bij de afwe- gingen meegespeeld. Samenstelling rapport In dit rapport wordt een beeld gegeven van de cultuurhistorisch waardevolle structuren en objecten van oudere en jongere bouwkunst binnen de gemeente. Hierbij is de samenhang tussen de objecten en het landschap of de nederzetting van groot belang. Door het raadplegen van de historisch-geografische beschrijving van het inventarisatiegebied (afzonderlijk verkrijgbaar) en het naslaan van specifieke plaatsgebonden literatuur ontstaat een beeld van de ontwikkelingen tot ca. 1950. De topografische kaarten van ca. 1850, 1900 en heden op de schalen 1 : 50.000 en 1 : 25.000 zijn eveneens van belang, omdat door vergelijking een indruk ontstaat van occupatiepatronen en ontwikkelingen tot op heden. In het veld wordt dit beeld aangevuld met eigen waarneming. Vervolgens worden per kern en in het buitengebied de objecten die aan de eerder genoemde criteria voldoen geregistreerd. Elk rapport omvat de volgende onderdelen. Na Woord Vooraf en Werkwijze en Criteria worden de ligging van de gemeente (hoofdstuk 1), de bodemgesteldheid (2) en het grondgebruik (3) behandeld. Dan volgt een overzicht van de ver- anderingen in infrastructuur, wegen, waterlopen etc. (4). Vervolgens worden de nederzettingen behandeld (5). In de hoofdstukken 6 - 8 worden de onderzoeksresultaten beschreven. Voor de grotere gemeenten met planmatige ontwikke- lingen tussen 1850-1940 wordt een stedebouwkundige typologie gegeven met een kaart van gebieden van bijzondere ste- debouwkundige waarde. Bij de meeste kleinere gemeenten blijft dit onderdeel achterwege. Hier hebben in het algemeen immers in de periode 1850-1940 geen samenhangende stedebouwkundige ontwikkelingen plaatsgehad. Wel worden in sommige gemeenten waardevolle bebouwingsgroepen van voor de periode 1850-1940 apart aangegeven. Dan volgt een karakterisering der objecten, bouwvormen en typen (boerderijen, woonhuizen, openbare gebouwen etc). Dit alles wordt afgesloten met de objectgegevens, geordend naar adres en huisnummer (even, oneven). Per object worden de oorspronkelijke en huidige functie, architect, bouwdata, bouwstijl en een beschrijving der gevels, ramen, deuren, daken, bijzondere constructies en in een enkel geval interieurgegevens (meestal wordt alleen het exterieur geregistreerd) weergegeven. Dan volgen bijgebouwen, artefacten (stoepen, stootstenen, hekken etc.) en groenelementcn. Ook wordt aangegeven een motivering voor opname en of het object beschermd is. Tenslotte volgt de literatuur. Bijgevoegd worden kaarten 1 : 10.000 en indien nodig deelkaarten van de stedebouwkundige typologie en de dichtbebouwde kernen. Op de kaart 1 : 10.000 worden aangegeven: geïnventariseerde objecten met cultuurhistorische betekenis (zwarte stip) - beschermde monumenten (zwarte stip met cirkel) straatnaam en huisnummers gemeentegrenzen dijken, waterlopen en steilranden oude wegenpatronen en oude akkerbodems met een humusdikte van minimaal 50 cm. (globaal aangegeven). Beschermde stads- en dorpsgezichten, alsook landgoederen worden eveneens aangegeven.

1. Situering der gemeente

1.1 Ligging De gemeente Raamsdonk ligt in de provincie Noord-Brabant in het MlP-inventarisatiegebied Brabants Kleigebied. Bui- ten de kerkdorpen Raamsdonk, ook wel het Dorp genoemd en Raamsdonkveer, kortweg het Veer genaamd, omvat de gemeente de voormalige gehuchten Het Broek, De Bergen, Sandoel en een aantal polders (onder andere de Eendrachts- polder, polder Hooislobben en de Oostpolder). De gemeente beslaat 2.272 hectare en telt 13.276 inwoners (gegevens op 01-01-1988). De begrenzing van de gemeente is gedeeltelijk natuurlijk volgens waterlopen. Zo loopt de grens in het noorden, met de gemeente Dussen, parallel aan de Bergsche Maas, in het westen volgt de grens met de gemeente Geertruidenberg de Donge en in het zuiden, met de gemeente Oosterhout, heeft de grens een grillige vorm en volgt de lijn van de reeds ver- dwenen Oude Dongesloot, iets ten zuiden van de rivier de Donge. Verder loopt de grens in rechte lijnen door bouwgrond. In het zuid-oosten ligt Raamsdonk tegen de gemeente 's-Gravenmoer, in het oosten grenst ze aan Waspik en een klein deel van de westgrens ligt aan de gemeente Made en Drimmelen. Raamsdonk heeft een agrarisch karakter behouden, Raamsdonksveer is uitgegroeid tot een handels- en industriecentrum. 1.2 Ontwikkeling De vroegste vermelding van de nederzetting stamt uit 1273, in een oorkonde werd een nederzetting genaamd Dunc genoemd. Via verschillende versies van de naam (Raamsdonc, Ramesdonc, Ramesdongh en Ramsdonc) is dit tenslotte Raamsdonk geworden. In 1316 werd de ambachtsheerlijkheid Raamsdonk door Willem III, graaf van Holland, in leen uitgegeven aan Klaas Ger- ritsen van Wielbrecht. Na overstromingen in de vijftiende eeuw waarvan de St. Elizabethsvloed in 1421 wel de bekendste is, was het land geheel overspoeld, slechts de kerktoren was blijven staan. De nederzetting werd daarna een stuk zuidelijker weer opgebouwd. In de veertiende en vijftiende eeuw was er veel overlast van oorlogsgeweld (zoals de Hoekse en Kabeljauwse twisten). In de zestiende en zeventiende eeuw behoorde Raamsdonk tot de zes Zuidhollandse dorpen in de Langstraat. Bij een publieke verkoping in 1724 werd de ambachtsheerlijkheid Raamsdonk door de Staten van Holland aan Simon van Son verkocht. Hij bouwde in de omgeving van het Karthuizer klooster een aanzienlijk huis, het "Huis van Chartroise", genoemd naar dit klooster. Tot 1798 maakte Raamsdonk nog deel uit van het gewest Holland. In 1805 vond een grens- verlegging tussen de provincies Noord Brabant en Noord Holland plaats waarbij de westelijke Langstraat bij Brabant kwam. In 1814 tenslotte werd het gehele gebied definitief Brabants. Sinds 1822 bestaat de gemeente uit de oude ambacht- sheerlijkheid van het dorp Raamsdonk (omvat ook Raamsdonksveer), de heerlijkheid Hendrik Luyten Ambacht en een gedeelte van de ambachtsheerlijkheid Groot Waspik (gehucht Twaalfhalfhoeve) alsmede uit een groot aantal polders. De huidige grens is gelijk aan de mid-negentiende eeuwse grens

2 Bodemgesteldheid

2.1 Grondsoorten
Het gebied waarin de gemeente Raamsdonk ligt heeft in de laatste fase van het Holoceen haar huidige bodemgesteldheid gekregen. De bodem bestaat vooral uit jonge zeeklei, tijdens overstromingen die vooral in de vijftiende eeuw plaatsvonden is dit over het veen afgezet. Er zijn enkele zandopduikingen uit het Pleistoceen. De kernen van de nederzettingen zijn omgeven door polderland, beheerst door Donge en Oude Maas in het noorden en laagveen in het zuiden.
2.2 Hoogte en afwatering
De gemeente Raamsdonk ligt in een laag gebied zonder veel hoogteverschillen. De hoogte in het zuidoosten van de gemeente, rond de kern van Raamsdonk, ligt tussen de 0 meter NAP en + 1 meter NAP. Hetzelfde geldt voor het zuidwesten waar de kern van Raamsdonksveer ligt. Naar het noorden toe stijgt de bodem tot iets boven +1 meter NAP. Een uitzondering hierop vormen de dijken en kaden waar de hoogte plaatselijk +3 meter NAP is. De toestand met betrekking tot de afwatering was rond 1850 slecht. Raamsdonk was hiervoor vooral op de Donge aangewezen. Door toename van de landbouw kregen de riviertjes steeds meer water te verwerken, de toestand verslechterde nog waardoor een aanpak van de situatie noodzakelijk werd. In 1900 werd het zuiderafwateringskanaal aangelegd met een uitwateringssluis ten zuiden van het Keizersveer op het Oude Maasje. De situatie voor Raamsdonk werd hiermee aanzienlijk verbeterd. In het kader van werkverschaffingsprojecten werden in de jaren dertig opnieuw verbeteringen in de afwatering aangebracht. Veel poldergemalen werden aangelegd wat ten koste van windwatermolens ging. Als gevolg van de watersnoodramp in 1953 werd het waterschap "de Brabantse Bandijk" als extra waterschap opgericht. Inmiddels is dit waterschap met andere reeds bestaande waterschappen opgenomen in een nieuw hoogheemraadschap voor geheel West Brabant.

3. Grondgebruik

Rond 1100 bestond het gebied uit een onherbergzame wildernis met veel moerassen. Vanaf de twaalfde eeuw vond ontginning van het veen plaats. Het gebied werd in lange smalle kavels opgedeeld. Op die manier konden zo veel mogelijk boerderijen aan de straat liggen. Occupatie gebeurde vanuit de rand van het veen met opeenvolgende boerderijverplaatsingen. Het veen in het verlengde van de kavel was tot een van te voren bepaalde zuidgrens eigendom van de bezitter van het kavel. Na de St. Elizabethsvloed vond inpoldering in noordelijke richting plaats.

Na de overstromingen in de vijftiende eeuw kwamen riet en griendcultuur op. In het midden van de negentiende eeuw overheerste de landbouw op de zeeklei. Vooral de teelt van tarwe, meekrap, aardappelen, vlas en koolzaad was belangrijk.

De oorspronkelijke verkaveling bestond uit smalle langgerekte stroken in noord zuid richting, loodrecht op weg en water.

De stroken lagen in een uitwaaierend patroon. Delen van deze oude verkaveling zijn nog steeds zichtbaar bij Raamsdonk. Na 1940 trad schaalvergroting als gevolg van de ruilverkaveling op. Gevolg is een regelmatige verkaveling in blokken en stroken. De polders in het noorden van de gemeente zijn grootschaliger ingedeeld en kennen een verkaveling in blokken. In Raamsdonk overheerst nog steeds de landbouw. Raamsdonksveer daarentegen heeft een meer stedelijk karakter. Het industrieterrein Dombosch biedt de huidige bewoners werkgelegenheid.

Colofon

De Cultuurhistorische Inventarisatie Noord-Brabant/ Monumenten Inventarisatie Project wordt verricht door mevr. drs. M. Daru-Schoemann, dhr. drs. M. Koenders, dhr. drs. A. van Leeuwen (coördinatie), dhr. drs. N. Maes, dhr. drs. J. Michels, dhr. H. Ruiter arch. h.b.o., mevr. drs. M. Vaessen, mevr. drs. W. Wessel. Secretariaat: mevr. H.van Wanrooij-de Cort, Brabantlaan 1, 5216 TV 's-Hertogenbosch. Tel. 073-812168. De rapporten zijn te bestellen bij de afdeling Voorlichting van de Provincie Noord-Brabant, Brabantlaan 1, 5216 TV 's-Hertogenbosch. Tel.: 073-812511.



Digitalisering voor Wiki: Terry van Erp
Bron: Bestand:Raamsdonk cultuurhistorische-inventarisatie-augustus-1993.pdf