Puijenbroek, Textielfabrieken H. van
Textielfabrieken H. van Puijenbroek | ||
---|---|---|
Van Puijenbroek Textielfabriek 1910
| ||
Type bedrijf | Weverij | |
Vestigingsadres | Bergstraat Goirle
Oude Goirleseweg 150 - 152 Tilburg | |
Datum oprichting | 1865 | |
Datum opheffing | n.v.t. | |
Eigenaars / oprichters | H. van Puijenbroek | |
Opvolging | Van vader op zoon. | |
Herkomst eigenaars / oprichters | Goirle | |
Herkomst vreemd kapitaal | n.v.t. | |
Innovatieve aspecten | 2016 Duurzame Kleding en Textiel | |
Reikwijdte van het bedrijf | Internationaal |
Algemene omschrijving
In 1865 richtte de negentienjarige koopman Hendrikus van Puijenbroek de Textielfabrieken H. van Puijenbroek op te Goirle, met een opslagplaats van een paar vierkante meter. Hier vond de fabricage plaats van behangsellinnen, handdoeken, zakdoeken en luiers. In die periode werd de productie nog altijd gedaan door thuiswevers. Hendrikus bedacht hierop de efficiënte oplossing, door thuiswevers bij elkaar te zetten, in een fabriek en met succes. Om aan de vraag van de klant te kunnen voldoen, werd in 1891 de linnenweverij aanzienlijk verbeterd door de aanschaf van een stoommachine. Voortaan werden de weefgetouwen in werking gezet door middel van stoom.
Het familiebedrijf Van Puijenbroek Textiel was één van de eerste producenten van werkkleding en een vaste leverancier voor de Nederlandse Krijgsmacht. Van Puijenbroek is een 100% familiebedrijf en bestaat nog steeds. Hier zijn 120 werknemers werkzaam in de vestigingen Nederland, België en Duitsland. Het bedrijf heeft eigen ateliers in Tunesië en Macedonië, dat nog eens 425 medewerkers telt. Van Puijenbroek heeft een sterke marktpositie met de merken Havep en Bucofa. Specialisatie in ontwikkeling en productie van werkkleding en veiligheidskleding (afdeling Workwear/Protective), die beschermt tegen allerlei invloeden en gevaren van buitenaf.
Weverij te Tilburg
Doordat de katoenexport stil kwam te liggen werd hier aanvankelijk vlas gesponnen en geweven. Het vlas was stukken goedkoper dan katoen en de aanvoer werd geleverd door de vele vlasboeren in Goirle. De boeren beleefde hoogtijdagen en werden rijk. Later toen de katoenexport weer op gang kwam, werd weer overgeschakeld op katoen. Uit deze firma is later de Nederlandsche Vlasspinnerij N.V. ontstaan.
In 1901 ging H. van Puijenbroek met pensioen en draagt het bedrijf over aan zijn zonen. En zoals het spreekwoord luidt 'nieuwe bazen nieuwe wetten', was dat ook hier het geval. Zij hadden een belangrijk doel voor ogen en dat was de kostprijs steeds verder omlaag te brengen.
Besloten werd, tijdens de zomerperiode, een wever slechts drie dagen per week te werk kreeg en voor de overige dagen dus geen loonbetaling. De nieuwe regeling zorgde voor veel onvrede en liep uit tot staking, die uiteindelijk door de (katholieke) vakbond gewonnen werd, na bemiddeling door Alfons Ariëns.
Tot die tijd werd, naast de productie van handdoeken, zakdoeken en luiers, de fabricage van behangsellinnen nog steeds gedaan door thuiswevers. Van de honderdachtendertig fabriekswevers, waren er ongeveer vijfentachtig thuiswevers, in dienst bij Textielfabrieken H. van Puijenbroek. In 1908 werd het tijd worden voor modernisering, vond de directie en besloot daarom over te stappen op het machinaal produceren van behangsellinnen. Deze beslissing veroorzaakte een hevige oorlog tussen Van Puijenbroek en zijn werknemers. Hierop volgde weer een staking die vijf maanden geduurd heeft. Ondanks het verzet werd het plan stevig doorgezet. Er werd een stuk grond gekocht aan de Oude Goirleseweg 150 en 152 in Tilburg. Hier werd een nieuwe machinale weverij gebouwd. In 1911 verhuisde Textielfabrieken H. van Puijenbroek naar Tilburg.
Vóór de Tweede Wereldoorlog gaf het bedrijf duizend gezinnen te eten, uitgezonderd waren al degene die in 1908 zich hadden aangesloten tot de staking.
Legerorders
Tot aan de Eerste Wereldoorlog kende dit bedrijf een groei- en bloeiperiode. Door gebrek aan aanvoer van grondstoffen kwam de firma de laatste twee jaar van de oorlog stil te liggen. Pas in 1919 kon er weer worden opgestart. Inmiddels werd H. van Puijenbroek omgezet naar een N.V..
Ook hier leidde de economische crisis van de jaren '30, in de vorige eeuw, tot grote moeilijkheden waardoor er in 1932 de helft van het personeel op straat kwam te staan.
Weer was het tijd om te vernieuwen en in 1933 werd er gestart met het produceren van wollen modekleding. Vanaf 1935 kwam daar ook de confectie van bedrijfskleding bij. De mobilisatie bracht orders van het leger, waardoor hier in 1939 een recordaantal van 1200 mensen werkten. In 1944 kreeg het bedrijf een enorme order van het Canadese leger en in 1945 werden hier uniformen voor de Nederlandse militairen gemaakt, die de onafhankelijkheidsstrijders in Indonesië gingen bevechten. Dankzij deze grote legerorders werd Textielfabrieken H. van Puijenbroek weer een rendabel bedrijf, wat mogelijkheden bood tot uitbreiding.
In 1992 kwam er een einde aan de grote legerorders. In hetzelfde jaar neemt B.V. Textielfabrieken H. van Puijenbroek, de firma Bucofa over, en wordt de handelsnaam gewijzigd in HaVeP.
Internationale Uitbreiding
Vanaf 1965 richt Van Puijenbroek Textiel haar blik op het buitenland. Er werd een atelier geopend in Meerhout (België), vanwege het financieel veel gunstiger aanbod personeel dan in ons land.
Ondanks de grote protestacties vanwege uitbesteding van werk naar de lagelonenlanden in 1968, werd toch besloten om te gaan samenwerken met twee fabrieken in Macedonië. Hierna werd een gedeelte confectie te Goirle overgeplaatst naar Macedonië. Deze samenwerking is tot op heden in stand gebleven, mede de productie in deze fabrieken.
In 1975 trekt Van Puijenbroek Textiel verder overzee en opende een eigen atelier in Kef (Tunesië). In 1985 kwam er een nieuwe weverij.
De Kracht van VPTex
Met de strategische zet om in 1959 ook een spinnerij in Tilburg te openen, kreeg Van Puijenbroek Textiel (VPTex) het hele productieproces van begin tot eind in eigen hand; spinnen, weven, veredelen en confectioneren. De spinnerij in Tilburg werd in 2004 gesloten.
Ook de sluiting van de weverij in 2009, waarbij 90 ontslagen vielen, werd omgezet in vernieuwing. In de gebouwen vestigde zich het Texperience Center, gespecialiseerd in textielontwikkeling en presenteert nu alles wat erin mogelijk is. In Goirle is een nieuwe moderne weverij gebouwd. Tegenwoordig produceert Van Puijenbroek Textiel onder meer veiligheidskleding (afdeling Workwear/Protective).
De kracht ligt vooral in een constante drang tot vernieuwing, met de juiste investeringen.
Gezinskaart
Familieverbanden
- Adriaan van Puijenbroek (1820-1899), Provinciale Statenlid.
- Alexander Johannes van Puijenbroek (1947), topfunctionaris;
- Eduard van Pijenbroek, textielfabrikant te Goirle, eigenaar van landgoed Gorp en Roovert
- Joost van Puijenbroek (1982), ondernemer en politicus;
- Marnix Joseph van Puijenbroek (1950), bestuurder.
De Leidse jurist Max Steenberghe is het eerste lid van de directie buiten de familie, minister van Economische Zaken in het Kabinet-Colijn II.
Opmerkingen
- 5 juni 2015 moederbedrijf Van Puijenbroek Textiel, Koninklijk benoemt; Koninklijke Van Puijenbroek Textiel.
- Het machinehuis uit 1891 is geklasseerd als rijksmonument. Het bevat een nog vrijwel geheel complete stoommachine die door Werkspoor werd geleverd.
- De Van Puijenbroeks bezitten meer dan dertig procent van de aandelen van de Telegraaf Media Groep. Via hun investeringsmaatschappij VP Exploitatie [1].
- In 2010 hebben de Van Puijenbroeks daarnaast vijf miljoen euro geïnvesteerd in het private-equityfonds Egeria III, dat voor tachtig procent eigenaar is van NRC Media.[2]
- HaVeP (B.V. Textielfabrieken H. van Puijenbroek) voorheen Bucofa. Het moederbedrijf van HAVEP, Koninklijke Van Puijenbroek Textiel.
- Een belang van 77,18% in Batenburg Techniek [3]
- een landgoed in Hilvarenbeek, te weten Gorp en Rovert.
- In 2000 was deze familie goed voor een zesentwintigste plaats in het maandblad Quote 500, met een vermogen van vierhonderdvijftig miljoen euro.
Jacht
Een veel voorkomende hobby in welgestelde families is jagen, zo ook de familie Van Puijenbroek. Ondanks de hevige bezwaren van de boeren kocht Henri van Puijenbroek in 1915, 32 ha land waarop hij een later landgoed Wellenseind stichtte. De boeren vreesden: bij eventuele verkoop der heide, deze in handen zal komen van Heeren, die ze zullen aanwenden tot voortplanting van wild waardoor aan hunne aangrenzende gronden groote schade zal worden aangebracht. Van Puijenbroek beloofde tot ontginning over te gaan en het gebied niet voor de jacht te gaan gebruiken. De gemeente kon het geld goed gebruiken en de koop ging door. In 1919 werd nog eens 130 ha aan Van Puijenbroek verkocht. Niettemin werd het boerderijtje dat hij erbij had gekocht, verbouwd tot jachthuis.
Eduard van Puijenbroek is eigenaar van een landgoed in Hilvarenbeek, te weten Gorp en Roovert.
Bronnen
- Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
- Thijs Caspers, Landgoederen in Noord-Brabant. Het lief en leed dat landgoed heet, Haaren [enz.], [2012], p. 254.