Kringenwet 1814: verschil tussen versies

Uit Wiki Raamsdonks Historie
kGeen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 1: Regel 1:
    <p>Door de "Wet van 16den November 1814" (Staatsblad No. 55), kortweg Kringenwet 1813, zijn afwijkende <a href="https://www.stelling-amsterdam.nl/kazernes/kringenwet/index.php">houten woningen en boerderijen</a>
<p>Door de "Wet van 16den November 1814" (Staatsblad No. 55), kortweg [[Kringenwet 1813]], zijn afwijkende houten woningen en boerderijen gebouwd en behouden gebleven. Dit zijn de zogenaamde kringenwetwoningen, kringenwetboerderijen en enkele andere soorten bouwwerken.<br>
gebouwd en behouden gebleven. Dit zijn de zogenaamde  
De Kringenwet 1813 is vervangen door de Wet van 21 December 1853" (Staatsblad 128).</p>
kringenwetwoningen, kringenwetboerderijen en enkele andere soorten  
<p>In deze wet wordt de oude lengte maat 'roede' genoemd waarbij de Amsterdamse roede 3,68 meter was, maar er waren ook andere lokale varianten. De Rijnlandse roede van 3,767 meter was het meest gebruikelijk. Dat betekent dat de in deze wet genoemde 100 roeden in hedendaagse eenheid 376,7 meter is en 300 roeden is 1130,1 meter.</p>
bouwwerken.<br>
    De Kringenwet 1813 is vervangen door de <a href="https://www.stelling-amsterdam.nl/stelling/documenten/kringenwet-1853/index.php">"Wet van 21 December 1853"</a> (Staatsblad 128).</p>
    <p>In deze wet wordt de oude lengte maat 'roede' genoemd waarbij de  
Amsterdamse roede 3,68 meter was, maar er waren ook andere lokale  
varianten. De Rijnlandse roede van 3,767 meter was het meest  
gebruikelijk. Dat betekent dat de in deze wet genoemde 100 roeden in  
hedendaagse eenheid 376,7 meter is en 300 roeden is 1130,1 meter.</p>
     <hr size="1" noshade="noshade">
     <hr size="1" noshade="noshade">
     <center>
     <center>
Regel 15: Regel 8:
       <p><font size="+1">VERËENIGDE NEDERLANDEN.</font></p>
       <p><font size="+1">VERËENIGDE NEDERLANDEN.</font></p>
     </center>
     </center>
     <p>(N°. 106.) <b><i>WET</i></b><i>, houdende bepalingen omtrent de  
     <p>(N°. 106.) <b><i>WET</i></b><i>, houdende bepalingen omtrent de militaire 's lands gronden en gebouwen en het bouwen en aanleggen van woningen, tuinen, boomgaarden of andere gestichten in</i> den omtrek van vestingen, sterkten, posten en linien van defensie. Gearresteerd den 16den November 1814, n°. 55.</p>
militaire 's lands gronden en gebouwen en het bouwen en aanleggen van  
woningen, tuinen, boomgaarden of andere gestichten in</i> den omtrek van vestingen, sterkten, posten en linien van defensie. Gearresteerd den 16den November 1814, n°. 55.</p>
     <p>WIJ <font size="+1">WILLEM III</font>, BIJ DE GRATIE GODS, PRINSE VAN ORANJE-NASSAU, SOUVEREIN VORST DER VERËENIGDE NEDERLANDEN, ENZ., ENZ., ENZ.</p>
     <p>WIJ <font size="+1">WILLEM III</font>, BIJ DE GRATIE GODS, PRINSE VAN ORANJE-NASSAU, SOUVEREIN VORST DER VERËENIGDE NEDERLANDEN, ENZ., ENZ., ENZ.</p>
     <p>&nbsp;&nbsp;Aan alle de genen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut ! doen te weten:    </p>
     <p>&nbsp;&nbsp;Aan alle de genen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut ! doen te weten:    </p>
     <p>&nbsp;&nbsp;Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat vele der  
     <p>&nbsp;&nbsp;Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat vele der van ouds bestaande bepalingen omtrent de militaire 's lands gronden en gebouwen in het algemeen, en bijzonderlijk ten aanzien van het bouwen en aanleggen van woningen, tuinen, boomgaardem of andere gestichten van welken aard ook, in den omtrek der vestingen, sterkten, posten en linien van defensie gelegen, door lengte van tijd, of geheel niet meer geobserveerd, of zoo zeer uit het oog verloren worden, dat daaromtrent veelvuldige misbruiken plaats hebben, welke behooren te worden tegengegaan, en dewijl het ook voor Onze ingezetenen van belang is, dat die bepalingen aan hun worden herinnerd, ten einde zij zich niet zouden blootstellen aan de nadeelen en verliezen, welke de overtreding van dezelve t' eeniger tijd hun zoude kunnen veroorzaken;<br>
van ouds bestaande bepalingen omtrent de militaire 's lands gronden en  
       &nbsp;&nbsp; Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal dezer landen, hebben goedgevonden  en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze, te arresteren de navolgende bepalingen:</p>
gebouwen in het algemeen, en bijzonderlijk ten aanzien van het bouwen en
     <p>Art. 1. Als eigendommen van den Staat worden aangemerkt alle gronden en gebouwen, welke in den loop der laatste vijftig jaren tot de fortificatiën hebben behoord, en gevolgelijk alle terreinen, waarop eenige werken van defensie zijn aangelegd geworden; alle wallen, borstweringen, grachten, bedekte wegen, glacien of geavanceerde werken; alle pleinen, waarop militaire gebouwen gesticht zijn, voorts alle  liniën, posten, retranchementen, redouten, dijken, sluizen, kanalen en hunne boorden, die in het voorsz. tijdvak tot  eenige vestingwerken hebben behoord.<br>
aanleggen van woningen, tuinen, boomgaardem of andere gestichten van  
     De bovengemelde eigendommen van den Staat zi|n van het ressort van het Departement van Oorlog, de concert met zoodanig ander departement van algemeen bestuur of van admmistratie, als daarbij onmiddellijk mogt zijn geconcerneerd; zullende mitsdien zoodanig departement daarover nimmer geheel of gedeelteliik kunnen beschikken, zonder voorkennis van dat van  Oorlog, het welk ook daaromtrent geene dispositie zal kunnen nemen, zonder de belanghebbende administratie alvorens te hebben gehoord; terwijl, in cas van verschil, de zaak aan Onzen beslissing zal worden onderworpen.</p>
welken aard ook, in den omtrek der vestingen, sterkten, posten en linien
van defensie gelegen, door lengte van tijd, of geheel niet meer  
geobserveerd, of zoo zeer uit het oog verloren worden, dat daaromtrent  
veelvuldige misbruiken plaats hebben, welke behooren te worden  
tegengegaan, en dewijl het ook voor Onze ingezetenen van belang is, dat  
die bepalingen aan hun worden herinnerd, ten einde zij zich niet zouden  
blootstellen aan de nadeelen en verliezen, welke de overtreding van  
dezelve t' eeniger tijd hun zoude kunnen veroorzaken;<br>
       &nbsp;&nbsp; Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en  
met gemeen overleg der Staten-Generaal dezer landen, hebben goedgevonden
  en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze, te arresteren  
de navolgende bepalingen:</p>
     <p>Art. 1. Als eigendommen van den Staat worden aangemerkt alle  
gronden en gebouwen, welke in den loop der laatste vijftig jaren tot de  
fortificatiën hebben behoord, en gevolgelijk alle terreinen, waarop  
eenige werken van defensie zijn aangelegd geworden; alle wallen,  
borstweringen, grachten, bedekte wegen, glacien of geavanceerde werken;  
alle pleinen, waarop militaire gebouwen gesticht zijn, voorts alle   
liniën, posten, retranchementen, redouten, dijken, sluizen, kanalen en  
hunne boorden, die in het voorsz. tijdvak tot  eenige vestingwerken  
hebben behoord.<br>
     De bovengemelde eigendommen van den Staat zi|n van het ressort van  
het Departement van Oorlog, de concert met zoodanig ander departement  
van algemeen bestuur of van admmistratie, als daarbij onmiddellijk mogt  
zijn geconcerneerd; zullende mitsdien zoodanig departement daarover  
nimmer geheel of gedeelteliik kunnen beschikken, zonder voorkennis van  
dat van  Oorlog, het welk ook daaromtrent geene dispositie zal kunnen  
nemen, zonder de belanghebbende administratie alvorens te hebben  
gehoord; terwijl, in cas van verschil, de zaak aan Onzen beslissing zal  
worden onderworpen.</p>
     <p>[Art. ]2. In alle de vestingen van den Staat wordt als militaire 's lands grond aangemerkt de geheele oppervlakte, begrepen:</p>
     <p>[Art. ]2. In alle de vestingen van den Staat wordt als militaire 's lands grond aangemerkt de geheele oppervlakte, begrepen:</p>
     <p>a. In vestingen, van bedekte wegen en glacien voorzien: tusschen  
     <p>a. In vestingen, van bedekte wegen en glacien voorzien: tusschen den voet van het binnentalue van den hoofdwal en den teen van den bedekten weg, en, zoo deze van eene vóórgracht is voorzien, tot en met den buitenboord van deze gracht. De terrepleins der bolwerken zijn hieronder begrepen, volgens eene getrokken lijn door de keelen van de eene courtine tot de andere.</p>
den voet van het binnentalue van den hoofdwal en den teen van den  
     <p>b. In vestingen zonder bedekte wegen of glacien, van den binnenteen des hoofdwals tot en met den overboord der grachten van de enveloppen of buitenwerken.</p>
bedekten weg, en, zoo deze van eene vóórgracht is voorzien, tot en met  
     <p>c.  In vestingen, zonder eenige buitenwerken, van den binnenvoet des walgangs tot aan en met den overboord der daarom gelegene grachten. </p>
den buitenboord van deze gracht. De terrepleins der bolwerken zijn  
<p>d. Eindelijk, indien er zich achter den binnenvoet der walgangen, scheislooten, bennen enz., mogten bevinden, zullen ook deze strooken gronds met hunne boomgewassen en andere opstallen, gerekend worden tot de militaire 's lands gronden te behooren.</p>
hieronder begrepen, volgens eene getrokken lijn door de keelen van de  
<p>[Art. ]3. Alle onbewoonde forten, mitsgaders redouten, geävanceerde posten, retranchementen, linien en batterijen, zijn geheel militaire 's lands gronden, met alle de zoo achterwaarts als voorwaarts en ter zijde gelegene gronden, bij derzelver aanleg door het Gouvernement aangekocht.
eene courtine tot de andere.</p>
     <p>b. In vestingen zonder bedekte wegen of glacien, van den  
binnenteen des hoofdwals tot en met den overboord der grachten van de  
enveloppen of buitenwerken.</p>
     <p>c.  In vestingen, zonder eenige buitenwerken, van den binnenvoet  
des walgangs tot aan en met den overboord der daarom gelegene grachten. </p>
<p>d. Eindelijk, indien er zich achter den binnenvoet der walgangen,  
scheislooten, bennen enz., mogten bevinden, zullen ook deze strooken  
gronds met hunne boomgewassen en andere opstallen, gerekend worden tot  
de militaire 's lands gronden te behooren.</p>
<p>[Art. ]3. Alle onbewoonde forten, mitsgaders redouten, geävanceerde  
posten, retranchementen, linien en batterijen, zijn geheel militaire 's  
lands gronden, met alle de zoo achterwaarts als voorwaarts en ter zijde  
gelegene gronden, bij derzelver aanleg door het Gouvernement aangekocht.
  <br>
  <br>
   Op de bewoonde forten enz. zijn de bepalingen toepasselijk in art 2 vermeld.</p>
   Op de bewoonde forten enz. zijn de bepalingen toepasselijk in art 2 vermeld.</p>
<p>[Art. ]4.  In alle vestingen, forten enz., waar de afscheidingen  
<p>[Art. ]4.  In alle vestingen, forten enz., waar de afscheidingen tusschen 's lands militaire gronden, door vestingwerken of militaire gebouwen geoccupeerd, niet duidelijk en behoorlijk zijn, zullen dezelve door de officieren van de genie, met overleg der plaatselijke besturen, eens en voor altoos, door goede kenteekenen worden bepaald. <br>
tusschen 's lands militaire gronden, door vestingwerken of militaire  
   Door processen-verbaal hiervan zullen door de directeuren van de fortificatiën, met de wederzijdschc consideratien der belanghebbenden, aan het Departement van Oorlog worden ingezonden, ten einde daaromtrent, op voordragt van het gemeld departement, door Ons te worden beslist.</p>
gebouwen geoccupeerd, niet duidelijk en behoorlijk zijn, zullen dezelve  
<p>[Art.]5. Van alle gronden, binnen de hiervoren bepaalde limieten begrepen, die door de gemeentebesturen of door particulieren in deze oogenblikken mogten geoccupeerd of gebruikt worden, zullen de bewijzen van eigendom of van liet regt tot gebruik, binnen den tijd van zes maanden, van de dagteekening dezer wet af te rekenen, aan het Departement van Oorlog, met de consideratiën der directeuren van de ioi'tilicatién, moetcu Worden ingezonden. <br>
door de officieren van de genie, met overleg der plaatselijke besturen,  
   De verschillen omtrent de wettigheid der geproduceeirde bewijzen van eigendom, zullen door Ons, op advis van den Hoogen Raad, worden beslist.
eens en voor altoos, door goede kenteekenen worden bepaald. <br>
   Do processen-verbaal hiervan zullen door de directeuren van de  
fortificatiën, met de wederzijdschc consideratien der belanghebbenden,  
aan het Departement van Oorlog worden ingezonden, ten einde daaromtrent,
op voordragt van het gemeld departement, door Ons te worden beslist.</p>
<p>[Art.]5. Van alle gronden, binnen de hiervoren bepaalde limieten  
begrepen, die door de gemeentebesturen of door particulieren in deze  
oogenblikken mogten geoccupeerd of gebruikt worden, zullen de bewijzen  
van eigendom of van liet regt tot gebruik, binnen den tijd van zes  
maanden, van de dagteekening dezer wet af te rekenen, aan bet
Departement van Oorlog, met de consideratiën der directeuren van de  
ioi'tilicatién, moetcu Worden ingezonden. <br>
   De verschillen omtrent de wettigheid der geproduceeirde bewijzen van  
eigendom, zullen door Ons, op advis van den Hoogen Raad, worden beslist.
  <br>
  <br>
   Ten aanzien van de vernieuwing van voormaals verleende concessiën tot  
   Ten aanzien van de vernieuwing van voormaals verleende concessiën tot gebruik op den duur en onder billijke verbanden, za! het Departement van Oorlog aan Ons de noodige voordragten doen, ten einde, daartoe termen zijnde, dezelve bij voortduring te blijven verleenen. <br>
gebruik op den duur en onder billijke verbanden, za! het Departement van
   Alie reclames van dien aard, zullen, na expiratie van den gestelden termijn van zes maanden, als onwettig aangemerkt en buiten effect gehouden worden.</p>
Oorlog aan Ons de noodige voordragten doen, ten einde, daartoe termen  
<p>[Art. ]6. Er zullen voortaan geene betimmeringen, tuinen of beplantingen op eenig gedeelte van 's Iands militaire gronden kunnen aangelegd worden, zonder daartoe verkregen regt, het zij bij aankoop, het zij bij huur of bij concessie door het Departement van Oorlog met de vereischte formaliteiten gewettigd; doch nimmer zal zulks, onder eenige voorwaarde hoegenaamd, in de nabijheid van pulver-magazijnen kunnen worden toegestaan.</p>
zijnde, dezelve bij voortduring te blijven verleenen. <br>
<p>[Art. ]7 Het zal aan niemand dan aan de daartoe geregtigde militairen, of van wege den dienst der fortificatiën gcëmploijeerde en daartoe geautoriseerde personen vrijstaan, eenig ander gedeelte daarvan te bewandelen, dan de gewone paden op de walgangen, en zoodanige pleinen, welke voor de passagie onvermijdelijk moeten geschikt blijven. <br>
   Alie reclames van dien aard, zullen, na expiratie van den gestelden  
   Ook zullen geene runderbeesten, paarden, schapen, geiten, varkens of ganzen ter beweiding ergens op 's lands militaire gronden worden toegelaten, ten ware op die gedeelten, waarop zulks aan de pachters in de conditiën expressehjk mogt zijn vergund.<br>
termijn van zes maanden, als onwettig aangemerkt en buiten effect  
   De beesten, welke tegen dit verbod op 's lands militaire gronden mogten gevonden worden , zullen dadelijk in schutstallen of verzekerde bewaring worden opgenomen, tot dat door derzeiver eigenaars de schaden, aan de werken toegebragt, zullen vergoed zijn, boven en behalve eene geldboete van tien guldens, ten voordeele van die genen, die deze ongeregeldheid zullen aangebragt hebben, en ten gevolge van wier aangifte de aanhaling van het vee voornoemd zal geschied zijn.</p>
gehouden worden.</p>
<p>[Art. ]8. Alle voerlieden van vrachtwagens en andere rijtuigen zullen gehouden zijn, de barrières , bruggen en poorten van 's Iands vestingen en sterkten nimmer anders dan bij den stap hunner paarden door te rijden: alle degradatien, door hun toedoen daaraan veroorzaakt, zullen ten hunnen koste worden hersteld, en derzeiver rijtuigen en paarden zoo lang in verzekerde bewaring gehouden worden, tot dat die vergoeding van schaide voldaan, of daarvoor de vereischte cautie zal zijn gesteld, behalve de betaling eener boete van drie guldens, ten voordeele van de wacht, die de ontdekking gedaan beeft; en ten einde niemand van dat verbod eenige ignorantie pretendere, zal hetzelve aan den ingang der buiten-barrières, in leesbare letters, op een afzonderlijk daartoe bestemd bord, worden uit- gedrukt.</p>
<p>[Art. ]6. Er zullen voortaan geene betimmeringen, tuinen of  
<p>[Art. ]9. Alle buitenplaatsen, stallingen, huizingen, boerenwoningen, schuren of getimmerten, van welken aard ook; alle tuiningen, boomgaarden, dreeften en andere beplantingen , welke zich bevinden op den afstand van 300 roeden der steden of plaatsen, die in den loop der laatste vijftig jaren tot sterkten bebben gediend of met fortificatie-werken zijn omringd geweest, en thans gerekend worden tot de vestingen, sterkten en linien der eerste en tweede klassen te bebooren, zullen , zoodra Wij zulks, voor de defensie van het land, onvermijdelijk zullen oordeelen, op Onzen last afgebroken , verbrand of vernield worden, zonder dat daarvoor eenige vergoeding van schade aan de  eigenaars zal worden toegelegd, evenmin als waren deze voorwerpen door den vijand vernietigd. <br>
beplantingen op eenig gedeelte van 's Iands militaire gronden kunnen  
   Voor zoo verre evenwel, tijdens den aanleg dier vestingen. sterkten en liniën van defensie, zich reeds binnen den bepaalden kring van 300 roeden, zoodanige voorwerpen bevonden en deze nog werkelijk bestaan, zal daarvoor, bij eventueel noodzakelijke vernietiging, van 's lands wege, eene billijke schadevergoeding aan de eigenaren worden toegestaan.</p>
aangelegd worden, zonder daartoe verkregen regt, het zij bij aankoop ,  
het zij bij huur of bij concessie door het Departement van Oorlog met de
vereischte formaliteiten gewettigd; doch nimmer zal zulks, onder eenige
voorwaarde hoegenaamd, in de nabijheid van pulver-magazijnen kunnen  
worden toegestaan.</p>
<p>[Art. ]7 Het zal aan niemand dan aan de daartoe geregtigde  
militairen, of van wege den dienst der fortificatiën gcëmploijeerde en  
daartoe geautoriseerde personen vrijstaan, eenig ander gedeelte daarvan  
te bewandelen, dan de gewone paden op de walgangen, en zoodanige  
pleinen, welke voor de passagie onvermijdelijk moeten geschikt blijven. <br>
   Ook zullen geene runderbeesten, paarden, schapen, geiten, varkens of  
ganzen ter beweiding ergens op 's lands militaire gronden worden  
toegelaten, ten ware op die gedeelten, waarop zulks aan de pachters in  
de conditiën expressehjk mogt zijn vergund.<br>
   De beesten, welke tegen dit verbod op 's lands militaire gronden  
mogten gevonden worden , zullen dadelijk in schutstallen of verzekerde  
bewaring worden opgenomen, tot dat door derzeiver eigenaars de schaden,  
aan de werken toegebragt, zullen vergoed zijn, boven en behalve eene  
geldboete van tien guldens, ten voordeele van die genen, die deze  
ongeregeldheid zullen aangebragt hebben, en ten gevolge van wier  
aangifte de aanhaling van het vee voornoemd zal geschied zijn.</p>
<p>[Art. ]8. Alle voerlieden van vrachtwagens en andere rijtuigen zullen
gehouden zijn, de barrières , bruggen en poorten van 's Iands vestingen
en sterkten nimmer anders dan bij den stap hunner paarden door te  
rijden: alle degradatien, door hun toedoen daaraan veroorzaakt, zullen  
ten hunnen koste worden hersteld, en derzeiver rijtuigen en paarden zoo  
lang in verzekerde bewaring gehouden worden, tot dat die vergoeding van  
schaide voldaan, of daarvoor de vereischte cautie zal zijn gesteld,  
behalve de betaling eener boete van drie guldens, ten voordeele van de  
wacht, die de ontdekking gedaan beeft; en ten einde niemand van dat  
verbod eenige ignorantie pretendere, zal hetzelve aan den ingang der  
buiten-barrières, in leesbare letters, op een afzonderlijk daartoe  
bestemd bord, worden uit- gedrukt.</p>
<p>[Art. ]9. Alle buitenplaatsen, stallingen, huizingen, boerenwoningen ,
schuren of getimmerten, van welken aard ook; alle tuiningen ,  
boomgaarden, dreeften en andere beplantingen , welke zich bevinden op  
den afstand van 300 roeden der steden of plaatsen, die in den loop der  
laatste vijftig jaren tot sterkten bebben gediend of met  
fortificatie-werken zijn omringd geweest, en thans gerekend worden tot  
de vestingen, sterkten en linien der eerste en tweede klassen te  
bebooren, zullen , zoodra Wij zulks, voor de defensie van het land,  
onvermijdelijk zullen oordeelen, op Onzen last afgebroken , verbrand of  
vernield worden, zonder dat daarvoor eenige vergoeding van schade aan de
  eigenaars zal worden toegelegd, evenmin als waren deze voorwerpen door  
den vijand vernietigd. <br>
   Voor zoo verre evenwel, tijdens den aanleg dier vestingen. sterkten en
liniën van defensie, zich reeds binnen den bepaalden kring van 300  
roeden, zoodanige voorwerpen bevonden en deze nog werkelijk bestaan, zal
daarvoor, bij eventueel noodzakelijke vernietiging, van 's lands wege,  
eene billijke schadevergoeding aan de eigenaren worden toegestaan.</p>
<p>[Art. ]10. De bij art. 9 bepaalde afstand van 300 roeden, zal gemeten worden, ais volgt:</p>
<p>[Art. ]10. De bij art. 9 bepaalde afstand van 300 roeden, zal gemeten worden, ais volgt:</p>
<p>a. Voor vestingen, sterkten enz. met bedekte wegen omgeven , uit den rand vau derzelver borstweringen.</p>
<p>a. Voor vestingen, sterkten enz. met bedekte wegen omgeven , uit den rand vau derzelver borstweringen.</p>
<p>b. Voor vestingen, sterkten enz. zonder bedekte wegen, maar met  
<p>b. Voor vestingen, sterkten enz. zonder bedekte wegen, maar met enveloppes of buitenwerken, uit den buitengracht boord dezer werken. En</p>
enveloppes of buitenwerken, uit den buitengracht boord dezer werken. En</p>
<p>c. Voor vestingen, sterkten enz. die geene bedekte wegen, enveloppes of buitenwerken bezitten, uit den buitenboord van de grachten des hoofdwals. </p>
<p>c. Voor vestingen, sterkten enz. die geene bedekte wegen, enveloppes  
<p>Art. 11. De eigenaren of bewoners van zoodanige voorwerpen in art. 9 vermeld, welke thans nog binnen den bepaalden kring van 300 roeden van de vestingen van de eerste en tweede klassen bestaan, zullen daaraan geene verdere vertimmeringen mogen doen, dan noodig zijn om hunne eigendommen te houden in den stand waarin dezelve zich bevinden. <br>
of buitenwerken bezitten, uit den buitenboord van de grachten des  
   De eerst aanwezende officieren van de genie in de bedoelde vestingen van de eerste en tweede klassen, zullen naauwkeurig acht geven, dat aan dit artikel stiptelijk worde voldaan. <br>
hoofdwals. </p>
   Ingeval van overtredipg, zullen zij zich daarover moeten adresseren aan het plaatselijk bestuur, hetwelk als dan de noodige maatregelen daar tegen zal in het werk stellen, en zich, ingeval van verschil, daarover aan den Secretaris van Staat voor de Binnenlandsciie Zaken adresseren. </p>
<p>Art. 11. De eigenaren of bewoners van zoodanige voorwerpen in art. 9  
<p>Art. 12. Ten einde evenwel den landbouw in den gemelden kring van voorsz. vestingen, sterkten enz. zoo min mogelijk te belemmeren, zal het voortaan (echter aileen op bekomen verlof van het Departement van Oorlog) overeenkomstig het hiernavolgende 20ste artikel aan de opgezetenen vrijstaan tusschen de 100 en 300 roeden van dezelve, houten woningen en getimmerten met daken van riet of stroo opterigten, zonder metselwerken of onverbrandbare stoffen en materialen, dan alleen het kleine ijzer en die bouwstoffen, welke voor de schoor- en haardsteden onvermijdelijk vereischt worden, gelijk ook voor de steenen fondementen en voetingen, mits deze laatste niet hooger dan één voet boven de oppervlakte van het maaiveld optrekkende, en bij gevolg op geene heuvelen of de geringste verhooging van het terrein. <br>
vermeld, welke thans nog binnen den bepaalden kring van 300 roeden van  
   Tusschen de vestingen enz. en de eerste honderd roeden, gemeten als in art. 10 bepaald is, zal hoegenaamd geene betimmering of beplanting mogen worden uitgevoerd.</p>
de vestingen van de eerste en tweede klassen bestaan, zullen daaraan  
<p>Art 13. In de nabijheid der houten woningen en getimmerten in het voorgaande artikel vermeld, noch ergens elders binnen den bepaalden kring, zullen eenige andere afsluitingen van tuinen of erven gedoogd worden, dan alleen zaamgesteid uit rasteringen en houten schuttingen, vatbaar voor oogenblikkelijke verbranding, en bij gevolg geene doornen- of andere heggen; terwijl de boomgewassen alleen uit vruchtboomen zullen mogen bestaan.</p>
geene verdere vertimmeringen mogen doen, dan noodig zijn om hunne  
<p>Art. 14. Binnen den bepaalden kring van 300 roeden zullen voorts, noch door particuliere personen , noch door provinciale ol stedeli|ke of  polder-besturen, noch zelfs door de Administratie van den Waterstaat, eenige dijken, wegen, watergangen, siooten of andere werken kunnen worden aangelegd, zonder de projecten daartoe bevorens aan het Departement van Oorlog in te zenden, ten einde derzelver voorgestelde rigting te beoordeelen met gemeenschappelijk overleg zorg te dragen, dat daardoor aan den vijand nergens eenige dekking of schuilplaats verschait worde.</p>
eigendommen te houden in den stand waarin dezelve zich bevinden. <br>
<p>Art. 15. Desgelijks zullen er in den hier boven bepaalden kring nergens eenige hoopen puin , afbraak of andere belemmerende verzamelingen kunnen geborgen worden, dan slechts voor eenen zeer korten tijd, en dan nog alleen daar ter plaatse, waar zulks door den eerst aanwezenden ingenieur, tot wiens ressort de vestingen of sterkten enz. bebooren, zal aangewezen zijn. </p>
   De eerst aanwezende officieren van de genie in de bedoelde vestingen  
<p>Art. 16. De bepalingen bij artikelen 9, 10, 11, 12, 13, 14 en 15 gemaakt, zijn toepasselijk op alle werken van defensie, linien en posten, het zij dezelve geïsoleerd bestaan, of tot dekking van achter gelegene vestingen en sterkten dienen.<br>
van de eerste en tweede klassen, zullen naauwkeurig acht geven, dat aan  
   Tusschen die werken en de vestingen of sterkten zal in gewone omstandigheden het bouwen van woningen, het aanleggen van tuinen enz, binnen den kring van 300 roeden kunnen toegelaten worden, doch nimmer zonder bekomene permissie van het Gouvernement en achtervolgens het daarin te stellen verband <br>
dit artikel stiptelijk worde voldaan. <br>
   Voor zoo verre zoodanige voorwerpen bij den aanleg der werken reeds binnen dien kring bestonden en thans nog bestaan, zal daarvoor, bij eventueel noodzakelijke vernietiging ook billijke schadevergoeding aan de eigenaren gegeven worden.</p>
   Ingeval van overtredipg, zullen zij zich daarover moeten adresseren  
<p>[Art. ]17. Wanneer er, vóór de vestingen en sterkten, dorpen of buurschappen bestaan op minder dan 300 roeden afstands, wordt alle aanbouw of betimmering naar den kant der vestingwerken stellig verboden, en wijders op de instandhouding der reeds aanwezige gebouwen de hier voren gemelde artikelen , en wel speciaal het bepaalde bij art. 11, in alles applicabel gemaakt.<br>
aan het plaatselijk bestuur, hetwelk als dan de noodige maatregelen daar
   In de dorpen of buurschappen, welke thans meer dan 300 roeden van de vestingen en sterkten verwijderd zijn, zal alle verdere aanbouw verhinderd worden, zoodra die dorpen of buurten met derzelver getimmerten tot aan den kring dier 300 roeden zullen genaderd zijn.</p>
tegen zal in het werk stellen, en zich, ingeval van verschil, daarover  
<p>[Art. ]18. In den kring der vestingen, sterkten enz., van de derde klasse zal het, in vredestijd, aan de ingezetenen vrijstaan te bouwen, tuinen aan te leggen en hunne erven te amilioreren, zonder speciale permissie van het Gouvernement, met dien verstande echter, dat wanneer de omstandigheden de vernietiging dier voorwerpen t'eeniger tijd mogten vorderen, daarvoor geene schadevergoeding door de eigenaren zal kunnen worden gepretendeerd. De voorsz. vrijheid houdt op ingeval van oorlog, als wanneer zulks niet dan op verkregen toestemming van het Gouvernement zal mogen geschieden, en onder de daarbij, naar gelang van omstandigheden, te stellen verbindtenissen.</p>
aan den Secretaris van Staat voor de Binnenlandsciie Zaken adresseren. </p>
<p>[Art. ]19. De watermolens, tot uitmaling der polders noodzakelijk, zullen, binnen den bepaalden kring van 300 roeden van de vestingen en sterkten der drie klassen, mogen worden gesticht, wanneer dezelve op geene andere plaatsen kunnen opgerigt worden , doch zullen dezelve in dat geval niet anders dan van hout, met bekleedingen van riet of stroo mogen gebouwd zijn, en alzoo, ingeval van nood, vatbaar voor eene oogenblikkelijke destructie, voor welke echter geene vergoeding van schade zal gegeven worden, dan in het geval ten slotte van art. 16 vermeld.</p>
<p>Art. 12. Ten einde evenwel den landbouw in den gemelden kring van  
<p>[Art. ]20. Alle aanvragen, welke ten gevolge van de bepalingen dezer wet, zouden mogen gedaan worden om permissie tot bouwing, herbouwing, aanleg van tuinen met opgaande boomen of doornen-heggen, boomgaarden en wat verder zonder vooraf bekomene toestemming niet geschieden mag, zullen moeten worden geadresseerd aan het Departement van Oorlog, hetwelk daarop zal innemen de consideratiën van de directeuren der fortificatiën.<br>
voorsz. vestingen, sterkten enz. zoo min mogelijk te belemmeren, zal het
voortaan (echter aileen op bekomen verlof van het Departement van  
Oorlog) overeenkomstig het hiernavolgende 20ste artikel aan de  
opgezetenen vrijstaan tusschen de 100 en 300 roeden van dezelve, houten  
woningen en getimmerten met daken van riet of stroo opterigten, zonder  
metselwerken of onverbrandbare stoffen en materialen, dan alleen het  
kleine ijzer en die bouwstoffen, welke voor de schoor- en haardsteden  
onvermijdelijk vereischt worden, gelijk ook voor de steenen fondementen  
en voetingen, mits deze laatste niet hooger dan één voet boven de  
oppervlakte van het maaiveld optrekkende, en bij gevolg op geene  
heuvelen of de geringste verhooging van het terrein. <br>
   Tusschen de vestingen enz. en de eerste honderd roeden, gemeten als in
art. 10 bepaald is, zal hoegenaamd geene betimmering of beplanting  
mogen worden uitgevoerd.</p>
<p>Art 13. In de nabijheid der houten woningen en getimmerten in het  
voorgaande artikel vermeld, noch ergens elders binnen den bepaalden  
kring, zullen eenige andere afsluitingen van tuinen of erven gedoogd  
worden, dan alleen zaamgesteid uit rasteringen en houten schuttingen,  
vatbaar voor oogenblikkelijke verbranding, en bij gevolg geene doornen-  
of andere heggen; terwijl de boomgewassen alleen uit vruchtboomen zullen
mogen bestaan.</p>
<p>Art. 14. Binnen den bepaalden kring van 300 roeden zullen voorts,  
noch door particuliere personen , noch door provinciale ol stedeli|ke of
  polder-besturen, noch zelfs door de Administratie van den Waterstaat,  
eenige dijken, wegen, watergangen, siooten of andere werken kunnen  
worden aangelegd, zonder de projecten daartoe bevorens aan het  
Departement van Oorlog in te zenden, ten einde derzelver voorgestelde  
rigting te beoordeelen met gemeenschappelijk overleg zorg te dragen, dat
daardoor aan den vijand nergens eenige dekking of schuilplaats  
verschait worde.</p>
<p>Art. 15. Desgelijks zullen er in den hier boven bepaalden kring  
nergens eenige hoopen puin , afbraak of andere belemmerende  
verzamelingen kunnen geborgen worden, dan slechts voor eenen zeer korten
tijd, en dan nog alleen daar ter plaatse, waar zulks door den eerst  
aanwezenden ingenieur, tot wiens ressort de vestingen of sterkten enz.  
bebooren, zal aangewezen zijn. </p>
<p>Art. 16. De bepalingen bij artikelen 9, 10, 11, 12, 13, 14 en 15  
gemaakt, zijn toepasselijk op alle werken van defensie, linien en  
posten, het zij dezelve geïsoleerd bestaan, of tot dekking van achter  
gelegene vestingen en sterkten dienen.<br>
   Tusschen die werken en de vestingen of sterkten zal in gewone  
omstandigheden het bouwen van woningen, het aanleggen van tuinen enz,  
binnen den kring van 300 roeden kunnen toegelaten worden, doch nimmer  
zonder bekomene permissie van het Gouvernement en achtervolgens het  
daarin te stellen verband <br>
   Voor zoo verre zoodanige voorwerpen bij den aanleg der werken reeds  
binnen dien kring bestonden en thans nog bestaan, zal daarvoor, bij  
eventueel noodzakelijke vernietiging ook billijke schadevergoeding aan  
de eigenaren gegeven worden.</p>
<p>[Art. ]17. Wanneer er, vóór de vestingen en sterkten, dorpen of  
buurschappen bestaan op minder dan 300 roeden afstands, wordt alle  
aanbouw of betimmering naar den kant der vestingwerken stellig verboden,
en wijders op de instandhouding der reeds aanwezige gebouwen de hier  
voren gemelde artikelen , en wel speciaal het bepaalde bij art. 11, in  
alles applicabel gemaakt.<br>
   In de dorpen of buurschappen, welke thans meer dan 300 roeden van de  
vestingen en sterkten verwijderd zijn, zal alle verdere aanbouw  
verhinderd worden, zoodra die dorpen of buurten met derzelver  
getimmerten tot aan den kring dier 300 roeden zullen genaderd zijn.</p>
<p>[Art. ]18. In den kring der vestingen, sterkten enz., van de derde  
klasse zal het, in vredestijd, aan de ingezetenen vrijstaan te bouwen,  
tuinen aan te leggen en hunne erven te amilioreren, zonder speciale  
permissie van het Gouvernement, met dien verstande echter, dat wanneer  
de omstandigheden de vernietiging dier voorwerpen t'eeniger tijd mogten  
vorderen, daarvoor geene schadevergoeding door de eigenaren zal kunnen  
worden gepretendeerd. De voorsz. vrijheid houdt op ingeval van oorlog,  
als wanneer zulks niet dan op verkregen toestemming van het Gouvernement
zal mogen geschieden, en onder de daarbij, naar gelang van  
omstandigheden, te stellen verbindtenissen.</p>
<p>[Art. ]19. De watermolens, tot uitmaling der polders noodzakelijk,  
zullen, binnen den bepaalden kring van 300 roeden van de vestingen en  
sterkten der drie klassen, mogen worden gesticht, wanneer dezelve op  
geene andere plaatsen kunnen opgerigt worden , doch zullen dezelve in  
dat geval niet anders dan van hout, met bekleedingen van riet of stroo  
mogen gebouwd zijn, en alzoo, ingeval van nood, vatbaar voor eene  
oogenblikkelijke destructie, voor welke echter geene vergoeding van  
schade zal gegeven worden, dan in het geval ten slotte van art. 16  
vermeld.</p>
<p>[Art. ]20. Alle aanvragen, welke ten gevolge van de bepalingen dezer  
wet, zouden mogen gedaan worden om permissie tot bouwing, herbouwing,  
aanleg van tuinen met opgaande boomen of doornen-heggen, boomgaarden en  
wat verder zonder vooraf bekomene toestemming niet geschieden mag,  
zullen moeten worden geadresseerd aan het Departement van Oorlog,  
hetwelk daarop zal innemen de consideratiën van de directeuren der  
fortificatiën.<br>
   Ingeval van bekomene toestemming, zullen de vertooners dier <br>
   Ingeval van bekomene toestemming, zullen de vertooners dier <br>
   verzoekschriften, vóór en aleer handen aan het werk te mogen slaan,  
   verzoekschriften, vóór en aleer handen aan het werk te mogen slaan, zich, bij publieke acte, moeten verbinden tot nakoming der daarbïj gestelde voorwaarden, en dadelijk, ten bunnen koste, drie legale expeditien dier acte aan den directeur der fortificatiën doen toekomen, van welke er ééne zal worden verzonden aan het Departement van Oorlog, ééne verblijven zal onder de archiven van de directie der fortificatiën,  en het derde bij de papieren van het garnizoen zal worden opgelegd.</p>
zich, bij publieke acte, moeten verbinden tot nakoming der daarbïj  
<p>[Art. ]21. In tijd van oorlog, zullen door Ons, ter bereiking van het oogmerk dezer wet, de behoorlijke defensie namelijk van het grondgebied van den Staat, zoodanige meer efficacieuse maatregelen ter uitvoering van de gemaakte bepalingen, speciaal ten aanzien van de artikelen 1 en 11, genomen worden, als Wij in cas van nood, zullen vermeenen te behooren.</p>
gestelde voorwaarden, en dadelijk, ten bunnen koste, drie legale  
<p>[Art. ]22. De directeuren der fortificatiën zijn speciaal verantwoordelijk voor de stipte uitvoering van deze wet. — In hunne uit te brengen advisen, zullen zij altijd de daarbij gemaakte bepalingen moeten in het oog houden, en de artikelen aanhalen, waarop zij hun advis gronden.</p>
expeditien dier acte aan den directeur der fortificatiën doen toekomen,  
<p>Lasten en bevelen dat deze in het staatsblad zal worden geïnsereerd en dat een genoegzaam getal exemplaren gedrukt, en naar alle de vestingen, en steden en plaatsen bij en om de vestingen , sterkten en fortificatie-werken van den Staat gelegen, zal worden verzonden, om aldaar te worden afgekondigd en aangeplakt.</p>
van welke er ééne zal worden verzonden aan het Departement van Oorlog,  
<p>Lasten en bevelen voorts, dat Onze ministeriële departementen en andere autoriteiten, justicieren en officieren, wien zulks aangaat, aan de naauwkeurige uitvoering de hand zullen houden, zonder eenige conniventie of dissimulatie.</p>
ééne verblijven zal onder de archiven van de directie der fortificatiën,
  en het derde bij de papieren van het garnizoen zal worden opgelegd.</p>
<p>[Art. ]21. In tijd van oorlog, zullen door Ons, ter bereiking van het
oogmerk dezer wet, de behoorlijke defensie namelijk van het grondgebied
van den Staat, zoodanige meer efficacieuse maatregelen ter uitvoering  
van de gemaakte bepalingen, speciaal ten aanzien van de artikelen 1 en  
11, genomen worden, als Wij in cas van nood, zullen vermeenen te  
behooren.</p>
<p>[Art. ]22. De directeuren der fortificatiën zijn speciaal  
verantwoordelijk voor de stipte uitvoering van deze wet. — In hunne uit  
te brengen advisen, zullen zij altijd de daarbij gemaakte bepalingen  
moeten in het oog houden, en de artikelen aanhalen, waarop zij hun advis
gronden.</p>
<p>Lasten en bevelen dat deze in het staatsblad zal worden geïnsereerd  
en dat een genoegzaam getal exemplaren gedrukt, en naar alle de  
vestingen, en steden en plaatsen bij en om de vestingen , sterkten en  
fortificatie-werken van den Staat gelegen, zal worden verzonden, om  
aldaar te worden afgekondigd en aangeplakt.</p>
<p>Lasten en bevelen voorts, dat Onze ministeriële departementen en  
andere autoriteiten, justicieren en officieren, wien zulks aangaat, aan  
de naauwkeurige uitvoering de hand zullen houden, zonder eenige  
conniventie of dissimulatie.</p>
<p align="right">Gegeven in 's Gravenhage, den 16den November des jaars1814, en van Onze Regering het Eerste..</p>
<p align="right">Gegeven in 's Gravenhage, den 16den November des jaars1814, en van Onze Regering het Eerste..</p>
     <p align="right">(geteekend) WILLEM</p>
     <p align="right">(geteekend) [[Willem I|WILLEM]]</p>
     <p align="right">Ter ordonnantie van Zijne Koninklijke Hoogheid,</p>
     <p align="right">Ter ordonnantie van Zijne Koninklijke Hoogheid,</p>
     <p align="right">De Algemeene Secretaris van Staat</p>
     <p align="right">De Algemeene Secretaris van Staat</p>

Versie van 29 mrt 2024 23:10

Door de "Wet van 16den November 1814" (Staatsblad No. 55), kortweg Kringenwet 1813, zijn afwijkende houten woningen en boerderijen gebouwd en behouden gebleven. Dit zijn de zogenaamde kringenwetwoningen, kringenwetboerderijen en enkele andere soorten bouwwerken.
De Kringenwet 1813 is vervangen door de Wet van 21 December 1853" (Staatsblad 128).

In deze wet wordt de oude lengte maat 'roede' genoemd waarbij de Amsterdamse roede 3,68 meter was, maar er waren ook andere lokale varianten. De Rijnlandse roede van 3,767 meter was het meest gebruikelijk. Dat betekent dat de in deze wet genoemde 100 roeden in hedendaagse eenheid 376,7 meter is en 300 roeden is 1130,1 meter.


STAATSBLAD

DER

VERËENIGDE NEDERLANDEN.

(N°. 106.) WET, houdende bepalingen omtrent de militaire 's lands gronden en gebouwen en het bouwen en aanleggen van woningen, tuinen, boomgaarden of andere gestichten in den omtrek van vestingen, sterkten, posten en linien van defensie. Gearresteerd den 16den November 1814, n°. 55.

WIJ WILLEM III, BIJ DE GRATIE GODS, PRINSE VAN ORANJE-NASSAU, SOUVEREIN VORST DER VERËENIGDE NEDERLANDEN, ENZ., ENZ., ENZ.

  Aan alle de genen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut ! doen te weten:

  Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat vele der van ouds bestaande bepalingen omtrent de militaire 's lands gronden en gebouwen in het algemeen, en bijzonderlijk ten aanzien van het bouwen en aanleggen van woningen, tuinen, boomgaardem of andere gestichten van welken aard ook, in den omtrek der vestingen, sterkten, posten en linien van defensie gelegen, door lengte van tijd, of geheel niet meer geobserveerd, of zoo zeer uit het oog verloren worden, dat daaromtrent veelvuldige misbruiken plaats hebben, welke behooren te worden tegengegaan, en dewijl het ook voor Onze ingezetenen van belang is, dat die bepalingen aan hun worden herinnerd, ten einde zij zich niet zouden blootstellen aan de nadeelen en verliezen, welke de overtreding van dezelve t' eeniger tijd hun zoude kunnen veroorzaken;
   Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal dezer landen, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze, te arresteren de navolgende bepalingen:

Art. 1. Als eigendommen van den Staat worden aangemerkt alle gronden en gebouwen, welke in den loop der laatste vijftig jaren tot de fortificatiën hebben behoord, en gevolgelijk alle terreinen, waarop eenige werken van defensie zijn aangelegd geworden; alle wallen, borstweringen, grachten, bedekte wegen, glacien of geavanceerde werken; alle pleinen, waarop militaire gebouwen gesticht zijn, voorts alle liniën, posten, retranchementen, redouten, dijken, sluizen, kanalen en hunne boorden, die in het voorsz. tijdvak tot eenige vestingwerken hebben behoord.
De bovengemelde eigendommen van den Staat zi|n van het ressort van het Departement van Oorlog, de concert met zoodanig ander departement van algemeen bestuur of van admmistratie, als daarbij onmiddellijk mogt zijn geconcerneerd; zullende mitsdien zoodanig departement daarover nimmer geheel of gedeelteliik kunnen beschikken, zonder voorkennis van dat van Oorlog, het welk ook daaromtrent geene dispositie zal kunnen nemen, zonder de belanghebbende administratie alvorens te hebben gehoord; terwijl, in cas van verschil, de zaak aan Onzen beslissing zal worden onderworpen.

[Art. ]2. In alle de vestingen van den Staat wordt als militaire 's lands grond aangemerkt de geheele oppervlakte, begrepen:

a. In vestingen, van bedekte wegen en glacien voorzien: tusschen den voet van het binnentalue van den hoofdwal en den teen van den bedekten weg, en, zoo deze van eene vóórgracht is voorzien, tot en met den buitenboord van deze gracht. De terrepleins der bolwerken zijn hieronder begrepen, volgens eene getrokken lijn door de keelen van de eene courtine tot de andere.

b. In vestingen zonder bedekte wegen of glacien, van den binnenteen des hoofdwals tot en met den overboord der grachten van de enveloppen of buitenwerken.

c. In vestingen, zonder eenige buitenwerken, van den binnenvoet des walgangs tot aan en met den overboord der daarom gelegene grachten.

d. Eindelijk, indien er zich achter den binnenvoet der walgangen, scheislooten, bennen enz., mogten bevinden, zullen ook deze strooken gronds met hunne boomgewassen en andere opstallen, gerekend worden tot de militaire 's lands gronden te behooren.

[Art. ]3. Alle onbewoonde forten, mitsgaders redouten, geävanceerde posten, retranchementen, linien en batterijen, zijn geheel militaire 's lands gronden, met alle de zoo achterwaarts als voorwaarts en ter zijde gelegene gronden, bij derzelver aanleg door het Gouvernement aangekocht.
Op de bewoonde forten enz. zijn de bepalingen toepasselijk in art 2 vermeld.

[Art. ]4. In alle vestingen, forten enz., waar de afscheidingen tusschen 's lands militaire gronden, door vestingwerken of militaire gebouwen geoccupeerd, niet duidelijk en behoorlijk zijn, zullen dezelve door de officieren van de genie, met overleg der plaatselijke besturen, eens en voor altoos, door goede kenteekenen worden bepaald.
Door processen-verbaal hiervan zullen door de directeuren van de fortificatiën, met de wederzijdschc consideratien der belanghebbenden, aan het Departement van Oorlog worden ingezonden, ten einde daaromtrent, op voordragt van het gemeld departement, door Ons te worden beslist.

[Art.]5. Van alle gronden, binnen de hiervoren bepaalde limieten begrepen, die door de gemeentebesturen of door particulieren in deze oogenblikken mogten geoccupeerd of gebruikt worden, zullen de bewijzen van eigendom of van liet regt tot gebruik, binnen den tijd van zes maanden, van de dagteekening dezer wet af te rekenen, aan het Departement van Oorlog, met de consideratiën der directeuren van de ioi'tilicatién, moetcu Worden ingezonden.
De verschillen omtrent de wettigheid der geproduceeirde bewijzen van eigendom, zullen door Ons, op advis van den Hoogen Raad, worden beslist.
Ten aanzien van de vernieuwing van voormaals verleende concessiën tot gebruik op den duur en onder billijke verbanden, za! het Departement van Oorlog aan Ons de noodige voordragten doen, ten einde, daartoe termen zijnde, dezelve bij voortduring te blijven verleenen.
Alie reclames van dien aard, zullen, na expiratie van den gestelden termijn van zes maanden, als onwettig aangemerkt en buiten effect gehouden worden.

[Art. ]6. Er zullen voortaan geene betimmeringen, tuinen of beplantingen op eenig gedeelte van 's Iands militaire gronden kunnen aangelegd worden, zonder daartoe verkregen regt, het zij bij aankoop, het zij bij huur of bij concessie door het Departement van Oorlog met de vereischte formaliteiten gewettigd; doch nimmer zal zulks, onder eenige voorwaarde hoegenaamd, in de nabijheid van pulver-magazijnen kunnen worden toegestaan.

[Art. ]7 Het zal aan niemand dan aan de daartoe geregtigde militairen, of van wege den dienst der fortificatiën gcëmploijeerde en daartoe geautoriseerde personen vrijstaan, eenig ander gedeelte daarvan te bewandelen, dan de gewone paden op de walgangen, en zoodanige pleinen, welke voor de passagie onvermijdelijk moeten geschikt blijven.
Ook zullen geene runderbeesten, paarden, schapen, geiten, varkens of ganzen ter beweiding ergens op 's lands militaire gronden worden toegelaten, ten ware op die gedeelten, waarop zulks aan de pachters in de conditiën expressehjk mogt zijn vergund.
De beesten, welke tegen dit verbod op 's lands militaire gronden mogten gevonden worden , zullen dadelijk in schutstallen of verzekerde bewaring worden opgenomen, tot dat door derzeiver eigenaars de schaden, aan de werken toegebragt, zullen vergoed zijn, boven en behalve eene geldboete van tien guldens, ten voordeele van die genen, die deze ongeregeldheid zullen aangebragt hebben, en ten gevolge van wier aangifte de aanhaling van het vee voornoemd zal geschied zijn.

[Art. ]8. Alle voerlieden van vrachtwagens en andere rijtuigen zullen gehouden zijn, de barrières , bruggen en poorten van 's Iands vestingen en sterkten nimmer anders dan bij den stap hunner paarden door te rijden: alle degradatien, door hun toedoen daaraan veroorzaakt, zullen ten hunnen koste worden hersteld, en derzeiver rijtuigen en paarden zoo lang in verzekerde bewaring gehouden worden, tot dat die vergoeding van schaide voldaan, of daarvoor de vereischte cautie zal zijn gesteld, behalve de betaling eener boete van drie guldens, ten voordeele van de wacht, die de ontdekking gedaan beeft; en ten einde niemand van dat verbod eenige ignorantie pretendere, zal hetzelve aan den ingang der buiten-barrières, in leesbare letters, op een afzonderlijk daartoe bestemd bord, worden uit- gedrukt.

[Art. ]9. Alle buitenplaatsen, stallingen, huizingen, boerenwoningen, schuren of getimmerten, van welken aard ook; alle tuiningen, boomgaarden, dreeften en andere beplantingen , welke zich bevinden op den afstand van 300 roeden der steden of plaatsen, die in den loop der laatste vijftig jaren tot sterkten bebben gediend of met fortificatie-werken zijn omringd geweest, en thans gerekend worden tot de vestingen, sterkten en linien der eerste en tweede klassen te bebooren, zullen , zoodra Wij zulks, voor de defensie van het land, onvermijdelijk zullen oordeelen, op Onzen last afgebroken , verbrand of vernield worden, zonder dat daarvoor eenige vergoeding van schade aan de eigenaars zal worden toegelegd, evenmin als waren deze voorwerpen door den vijand vernietigd.
Voor zoo verre evenwel, tijdens den aanleg dier vestingen. sterkten en liniën van defensie, zich reeds binnen den bepaalden kring van 300 roeden, zoodanige voorwerpen bevonden en deze nog werkelijk bestaan, zal daarvoor, bij eventueel noodzakelijke vernietiging, van 's lands wege, eene billijke schadevergoeding aan de eigenaren worden toegestaan.

[Art. ]10. De bij art. 9 bepaalde afstand van 300 roeden, zal gemeten worden, ais volgt:

a. Voor vestingen, sterkten enz. met bedekte wegen omgeven , uit den rand vau derzelver borstweringen.

b. Voor vestingen, sterkten enz. zonder bedekte wegen, maar met enveloppes of buitenwerken, uit den buitengracht boord dezer werken. En

c. Voor vestingen, sterkten enz. die geene bedekte wegen, enveloppes of buitenwerken bezitten, uit den buitenboord van de grachten des hoofdwals.

Art. 11. De eigenaren of bewoners van zoodanige voorwerpen in art. 9 vermeld, welke thans nog binnen den bepaalden kring van 300 roeden van de vestingen van de eerste en tweede klassen bestaan, zullen daaraan geene verdere vertimmeringen mogen doen, dan noodig zijn om hunne eigendommen te houden in den stand waarin dezelve zich bevinden.
De eerst aanwezende officieren van de genie in de bedoelde vestingen van de eerste en tweede klassen, zullen naauwkeurig acht geven, dat aan dit artikel stiptelijk worde voldaan.
Ingeval van overtredipg, zullen zij zich daarover moeten adresseren aan het plaatselijk bestuur, hetwelk als dan de noodige maatregelen daar tegen zal in het werk stellen, en zich, ingeval van verschil, daarover aan den Secretaris van Staat voor de Binnenlandsciie Zaken adresseren.

Art. 12. Ten einde evenwel den landbouw in den gemelden kring van voorsz. vestingen, sterkten enz. zoo min mogelijk te belemmeren, zal het voortaan (echter aileen op bekomen verlof van het Departement van Oorlog) overeenkomstig het hiernavolgende 20ste artikel aan de opgezetenen vrijstaan tusschen de 100 en 300 roeden van dezelve, houten woningen en getimmerten met daken van riet of stroo opterigten, zonder metselwerken of onverbrandbare stoffen en materialen, dan alleen het kleine ijzer en die bouwstoffen, welke voor de schoor- en haardsteden onvermijdelijk vereischt worden, gelijk ook voor de steenen fondementen en voetingen, mits deze laatste niet hooger dan één voet boven de oppervlakte van het maaiveld optrekkende, en bij gevolg op geene heuvelen of de geringste verhooging van het terrein.
Tusschen de vestingen enz. en de eerste honderd roeden, gemeten als in art. 10 bepaald is, zal hoegenaamd geene betimmering of beplanting mogen worden uitgevoerd.

Art 13. In de nabijheid der houten woningen en getimmerten in het voorgaande artikel vermeld, noch ergens elders binnen den bepaalden kring, zullen eenige andere afsluitingen van tuinen of erven gedoogd worden, dan alleen zaamgesteid uit rasteringen en houten schuttingen, vatbaar voor oogenblikkelijke verbranding, en bij gevolg geene doornen- of andere heggen; terwijl de boomgewassen alleen uit vruchtboomen zullen mogen bestaan.

Art. 14. Binnen den bepaalden kring van 300 roeden zullen voorts, noch door particuliere personen , noch door provinciale ol stedeli|ke of polder-besturen, noch zelfs door de Administratie van den Waterstaat, eenige dijken, wegen, watergangen, siooten of andere werken kunnen worden aangelegd, zonder de projecten daartoe bevorens aan het Departement van Oorlog in te zenden, ten einde derzelver voorgestelde rigting te beoordeelen met gemeenschappelijk overleg zorg te dragen, dat daardoor aan den vijand nergens eenige dekking of schuilplaats verschait worde.

Art. 15. Desgelijks zullen er in den hier boven bepaalden kring nergens eenige hoopen puin , afbraak of andere belemmerende verzamelingen kunnen geborgen worden, dan slechts voor eenen zeer korten tijd, en dan nog alleen daar ter plaatse, waar zulks door den eerst aanwezenden ingenieur, tot wiens ressort de vestingen of sterkten enz. bebooren, zal aangewezen zijn.

Art. 16. De bepalingen bij artikelen 9, 10, 11, 12, 13, 14 en 15 gemaakt, zijn toepasselijk op alle werken van defensie, linien en posten, het zij dezelve geïsoleerd bestaan, of tot dekking van achter gelegene vestingen en sterkten dienen.
Tusschen die werken en de vestingen of sterkten zal in gewone omstandigheden het bouwen van woningen, het aanleggen van tuinen enz, binnen den kring van 300 roeden kunnen toegelaten worden, doch nimmer zonder bekomene permissie van het Gouvernement en achtervolgens het daarin te stellen verband
Voor zoo verre zoodanige voorwerpen bij den aanleg der werken reeds binnen dien kring bestonden en thans nog bestaan, zal daarvoor, bij eventueel noodzakelijke vernietiging ook billijke schadevergoeding aan de eigenaren gegeven worden.

[Art. ]17. Wanneer er, vóór de vestingen en sterkten, dorpen of buurschappen bestaan op minder dan 300 roeden afstands, wordt alle aanbouw of betimmering naar den kant der vestingwerken stellig verboden, en wijders op de instandhouding der reeds aanwezige gebouwen de hier voren gemelde artikelen , en wel speciaal het bepaalde bij art. 11, in alles applicabel gemaakt.
In de dorpen of buurschappen, welke thans meer dan 300 roeden van de vestingen en sterkten verwijderd zijn, zal alle verdere aanbouw verhinderd worden, zoodra die dorpen of buurten met derzelver getimmerten tot aan den kring dier 300 roeden zullen genaderd zijn.

[Art. ]18. In den kring der vestingen, sterkten enz., van de derde klasse zal het, in vredestijd, aan de ingezetenen vrijstaan te bouwen, tuinen aan te leggen en hunne erven te amilioreren, zonder speciale permissie van het Gouvernement, met dien verstande echter, dat wanneer de omstandigheden de vernietiging dier voorwerpen t'eeniger tijd mogten vorderen, daarvoor geene schadevergoeding door de eigenaren zal kunnen worden gepretendeerd. De voorsz. vrijheid houdt op ingeval van oorlog, als wanneer zulks niet dan op verkregen toestemming van het Gouvernement zal mogen geschieden, en onder de daarbij, naar gelang van omstandigheden, te stellen verbindtenissen.

[Art. ]19. De watermolens, tot uitmaling der polders noodzakelijk, zullen, binnen den bepaalden kring van 300 roeden van de vestingen en sterkten der drie klassen, mogen worden gesticht, wanneer dezelve op geene andere plaatsen kunnen opgerigt worden , doch zullen dezelve in dat geval niet anders dan van hout, met bekleedingen van riet of stroo mogen gebouwd zijn, en alzoo, ingeval van nood, vatbaar voor eene oogenblikkelijke destructie, voor welke echter geene vergoeding van schade zal gegeven worden, dan in het geval ten slotte van art. 16 vermeld.

[Art. ]20. Alle aanvragen, welke ten gevolge van de bepalingen dezer wet, zouden mogen gedaan worden om permissie tot bouwing, herbouwing, aanleg van tuinen met opgaande boomen of doornen-heggen, boomgaarden en wat verder zonder vooraf bekomene toestemming niet geschieden mag, zullen moeten worden geadresseerd aan het Departement van Oorlog, hetwelk daarop zal innemen de consideratiën van de directeuren der fortificatiën.
Ingeval van bekomene toestemming, zullen de vertooners dier
verzoekschriften, vóór en aleer handen aan het werk te mogen slaan, zich, bij publieke acte, moeten verbinden tot nakoming der daarbïj gestelde voorwaarden, en dadelijk, ten bunnen koste, drie legale expeditien dier acte aan den directeur der fortificatiën doen toekomen, van welke er ééne zal worden verzonden aan het Departement van Oorlog, ééne verblijven zal onder de archiven van de directie der fortificatiën, en het derde bij de papieren van het garnizoen zal worden opgelegd.

[Art. ]21. In tijd van oorlog, zullen door Ons, ter bereiking van het oogmerk dezer wet, de behoorlijke defensie namelijk van het grondgebied van den Staat, zoodanige meer efficacieuse maatregelen ter uitvoering van de gemaakte bepalingen, speciaal ten aanzien van de artikelen 1 en 11, genomen worden, als Wij in cas van nood, zullen vermeenen te behooren.

[Art. ]22. De directeuren der fortificatiën zijn speciaal verantwoordelijk voor de stipte uitvoering van deze wet. — In hunne uit te brengen advisen, zullen zij altijd de daarbij gemaakte bepalingen moeten in het oog houden, en de artikelen aanhalen, waarop zij hun advis gronden.

Lasten en bevelen dat deze in het staatsblad zal worden geïnsereerd en dat een genoegzaam getal exemplaren gedrukt, en naar alle de vestingen, en steden en plaatsen bij en om de vestingen , sterkten en fortificatie-werken van den Staat gelegen, zal worden verzonden, om aldaar te worden afgekondigd en aangeplakt.

Lasten en bevelen voorts, dat Onze ministeriële departementen en andere autoriteiten, justicieren en officieren, wien zulks aangaat, aan de naauwkeurige uitvoering de hand zullen houden, zonder eenige conniventie of dissimulatie.

Gegeven in 's Gravenhage, den 16den November des jaars1814, en van Onze Regering het Eerste..

(geteekend) WILLEM

Ter ordonnantie van Zijne Koninklijke Hoogheid,

De Algemeene Secretaris van Staat

(geteekend) A.R. Falck