De Unieke Langstraatboerderij
Toen wij nog maar betrekkelijk kort in Raamsdonk woonden, belde op een zondagochtend een ons onbekende mijnheer aan, die zich voorstelde als de heer Oltshoorn. Hij legde uit dat hij als historicus bezig was met een doctoraalstudie over traditionele boerenhuizen in de Langstraat en vroeg of hij foto’s mocht nemen bij ons. U kunt zich wel voorstellen dat wij, na enige terughoudendheid, ons maar al te graag lieten voorlichten over wat deze geleerde heer zoal ontdekt had.
Het werd een boeiende zondagmorgen en na afloop beloofde onze gast dat hij ons een exempilaar van zijn scriptie zou toesturen, als dat eenmaal klaar was. Dat deed hij inderdaad een paar maanden later en uit die scriptie ga ik u nu een paar dingen vertellen.
In de eerste piaats wordt duidelijk dat de overbekende St-Elisabethvioed in de vijftiende eeuw niet de enige grote overstroming is geweest. In werkelijkheid zijn onze contreien eeuwenlang geteisterd door jaarlijks terugkerende wateroverlast, met als gevolg dat de (veen)grond steeds weer met een laagje uiterst vruchtbaar slib werd bedekt. Net als in het noorden van de provincie Groningen, waar hetzelfde gebeurde door de telkens oprukkende Waddenzee, die eveneens een zeer profijtelijke laag klei achterliet. Ook de rest van de geschiedenis verloopt eensluidend. Waarschijnlijk vond men steeds betere methoden om het water te keren, want op een gegeven ogenblik vind je zowel in het westelijk deel van de Langstraat als in het uiterste noorden van Groningen boerenfamilies die het erop gaan wagen zich te vestigen in deze zeer vruchtbare, maar risicovolle gebieden.
De vraag die de heer Oltshoorn zich nu stelde was: hoe komt het dat de boerderijen nu juist de vorm kregen die Wij nu nog steeds om ons heen kunnen zien? Bovendien wilde hij weten of die vorm uniek was, d.w.z. nergens in ons land of elders voorkomt.
Om de eerste vraag te kunnen beantwoorden keek hij naar waar de z eens die zich hier vestigden vandaan kwamen. Dat was veelal uit —
eren, waar de z.g. “Vlaamse schuur” in gebruik was bij Kloosters, om hun grote oogsten te kunnen bergen. Op de drogere nes » ee S omgeving was het z.g. hallehuis in gebruik, de —
- van de boerderij, dat woonhuis, schuur ereni de!
een hoog dak. De theorie is en stal verenigd onder nu, dat de Vlaamse schuur zo goed bij de Situatie hier paste dat er a.h.w. ware een huwelijk plaatsvond met het — vertrouwde hallenhuis. Het kindje van die twee had echter toch iets heel eigens, zoals dat ook hoort bij kinderen. Dit kind, de Langstraat- boerderj dus, heeft namelijk een uitbouw, de paardenstal. Geen van beide ouders had dit, want paarden werden tot dusver niet gebruikt. Men gebruikte trekossen, die wel heel sterk waren, maar ook heel zwaar. Te zwaar voor de veenachtige grond hier.
Zo hebben we dus nu een grote, hoge boerderij, met een uitgebouwde
paardenstal, geschikt om het vele hooi, geleverd door de heel
vruchtbare en vochtige bodem hier, te kunnen opslaan. De staldeuren
waren ZO groot, dat de hooiwagen gewoon kon doorrijden!
Als de heer Oltshoorn gelijk heeft met zijn theorie, dan moet deze
boerdenjvorm dus gebonden zijn aan de grondsoort: slappe
veenbodem met daarop een laag heel vruchtbaar rivierslib. En ja,
hoor! Dat blikt inderdaad te kloppen. Onze specifieke vorm van de
Langstraatboerderij komt niet verder naar het oosten voor dan Sprang-
Capelle. Tot daar is volgens grondonderzoek ook de laag slib,
achtergelaten door overstromingen aanwezig. Het type boerderij dat
verder naar Den Bosch toe voorkomt is van een heel ander model en
veel kleiner. Dat is de u ook wel bekende Langgevelboerdenri.
Hiermee is dus het bewijs voor het verband tussen boerderijvorm en
bodemvruchtbaarheid geleverd.
De overeenkomst met de boerenbehuizingen in Noord-Groningen is
yooral de rykdom die vergaard kon worden door “het geschenk van
het water”: de vruchtbare grond. Daarbij moest je natuurlijk ook nog
de durf hebben om een risico aan te gaan. In genoemde gevallen werd
die durf ruim beloond, maar dat zal ook wel eens anders zijn
afgelopen. Ik ben heel blij dat de tragische teloorgang van de
schitterende monumenten van durf en hard werken ons bespaard is
gebleven. In Groningen staan ze voor het grootste deel tot ruines te
vervallen.(zie mijn vorige artikel) In ons dorp staan er gelukkig nog
heel wat van die trotse boerderijen en voorzover ze niet door
onvoorziene rampen, zoals b.v. brand worden vernietigd, hebben ze,
mede door de zorg van de gemeente, nog een lang leven voor de boeg.
Wie van u belangstelling heeft om de hele scriptie van de he
hoorn eens te lezen, mag het van ons lenen . Deddy Herlé.
Bron: Deddy Herlé - De Actieve Plusser
Digitalisering: Terry van Erp