Leerplicht

Uit Wiki Raamsdonks Erfgoed
Versie door Colani (overleg | bijdragen) op 12 mei 2022 om 11:07 (Nieuwe pagina aangemaakt met '<div class="entry-content"><p>Leerplicht is de wettelijke verplichting om kinderen onderwijs te laten volgen. Wanneer sprake is van de verplichting om dit aan een s...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Leerplicht is de wettelijke verplichting om kinderen onderwijs te laten volgen. Wanneer sprake is van de verplichting om dit aan een school te doen, wordt dit schoolplicht genoemd. Leerplicht en schoolplicht verschillen van land tot land, waarbij in sommige landen thuisonderwijs wel toegestaan is en in andere landen niet of slechts onder bepaalde voorwaarden.

De inburgeringswet in Nederland valt niet onder de leerplichtwet, maar betekent in de praktijk wel de verplichting tot leren voor veel nieuwkomers en oudkomers, met sancties voor wie hier niet aan voldoet.


Geschiedenis
De eerste leerplichtwet in Nederland werd aangenomen in 1900 en trad in werking op 1 januari 1901. Deze wet verplichtte kinderen van 6 tot 12 jaar tot het volgen van onderwijs. De leerplicht startte dus bij de aanvang van het schooljaar nadat de kinderen ten volle 6 jaar geworden zijn. Voor sommige kinderen werden uitzonderingen gemaakt, zoals voor boerenkinderen tijdens de oogsttijd. Dochters mochten ook thuisblijven om het gezin te verzorgen.

De leerplichtwet van 1900 werd met 50-49 stemmen aangenomen, doordat een tegenstander (Francis David Schimmelpenninck) van zijn paard was gevallen en daardoor niet kon stemmen. Het paard is verstandiger dan zijn meester zeiden voorstanders van de leerplichtwet. Tegelijk lieten de liberalen het doodzieke Kamerlid Jacob Johan van Kerkwijk (1830-1901), die vóór zou stemmen, met een rijtuig naar Den Haag brengen. Vooral onder de christelijke partijen was verzet, omdat zij het bestaansrecht van christelijke scholen bij wet geregeld wilden hebben. Dit gebeurde pas bij de Grondwetswijziging van 1917 (Artikel 23 van de Grondwet). De socialisten waren ook tegen de wet, maar dan omdat zij de wet niet ver genoeg vonden gaan. De leerplichtwet 1900 kende als speciale vorm van onderwijs ook nog het huisonderwijs (zoals dat in adellijke families toen nog voorkwam) als geldige vorm van onderwijs, mits door een bevoegde onderwijzer gegeven. Had dat huisonderwijs er niet in gestaan, dan zouden diverse Kamerleden tegen hebben gestemd.

In 1928 werd de leerplicht verlengd van 6 naar 7 jaar en in 1942 naar 8 jaar.

Deze leerplicht gold overigens niet voor “trekkende” kinderen zoals van schippers, zigeuners en kermisvolk. Zij werden pas in de volgende aanpassing meegenomen (Leerplichtwet 1969).

In 1969 werd een nieuwe leerplichtwet ingevoerd, vanaf dat moment heet de wet Leerplichtwet 1969. De leerplichtperiode werd verlengd naar 9 jaar. Verder werd bij wet een toezichthouder aangesteld (de leerplichtambtenaar), die op naleving van de leerplichtwet moest toezien, ter vervanging van de vroeger bestaande commissies tot wering van schoolverzuim. Huisonderwijs als mogelijkheid om de leerplicht te vervullen werd afgeschaft.

In 1975 werd de leerplichtperiode nog eens verlengd, naar 10 jaar en werd toegevoegd dat een kind na 10 jaar nog partieel leerplichtig (2 dagen per week) is tot en met het schooljaar waarin het kind 17 is geworden. Ook werd bepaald dat meerderjarigheid niet langer een criterium is om aan de leerplicht te ontkomen. Dit laatste werd toegevoegd omdat steeds meer allochtone meisjes voor hun 18e trouwden en zo voor de wet meerderjarig werden en niet langer leerplichtig waren. De partiële leerplicht werd veelal vervuld (als men niet naar een dagschool bleef gaan) op een vormingscentrum, waar veel maatschappijleer e.d. werd gegeven om de jongeren weerbaarder te maken. Velen ontdoken echter deze partiële leerplicht en werkgevers wilden geen jongeren van 16 aannemen omdat ze die twee dagen in de week verlof moesten geven (en 17-jarigen een dag).

Per september 1985 werd de Wet op het Basisonderwijs ingevoerd. Daarbij wordt de kleuterschool voor kinderen van 4 en 5 jaar samengevoegd met de lagere school tot de basisschool. Tegelijkertijd wordt het begin van de leerplicht vervroegd. Tot dan toe moesten de kinderen naar school aan het begin van het schooljaar als ze 6 jaar waren, of voor 1 oktober (de peildatum) 6 jaar zouden worden. Van die tijd af moesten kinderen naar school vanaf de eerste schooldag van de maand na de maand waarin ze 5 jaar worden.

Per 3 december 2007 is de partiële leerplicht vervallen.


Huidige regeling
De leerplicht wordt geregeld in de Leerplichtwet 1969 (inclusief de daarna plaatsgevonden wijzigingen[6] van een aantal artikelen). Dit betekent dat kinderen tussen de 5 en 16 jaar oud leerplichtig zijn. Sinds 1 augustus 2007 geldt de kwalificatieplicht. Jongeren tussen de 16 en 18 jaar zijn jongeren moeten aan deze startkwalificatie voldoen. Ze voldoen hieraan als ze een diploma op minimaal mbo-niveau 2 of minimaal havo of vwo hebben gehaald. Het doel is om voortijdige schooluitval te bestrijden.

De leerplicht begint op de eerste dag van de maand na de vijfde verjaardag (in Europees Nederland) of vierde verjaardag (Caribisch Nederland) van een kind. Bij aanvang van de leerplicht is een kind dus minimaal 5 (of 4) jaar en een dag en maximaal 5 (of 4) jaar en een maand.

In de leerplichtwet is vastgelegd dat ouders ervoor moeten zorgen dat hun kinderen bij een school staan ingeschreven en dat zij de school bezoeken.[7] Vanaf de leeftijd van 12 jaar zijn leerplichtige jongeren zelf ook verantwoordelijk voor regelmatig bezoek van de school waar zij staan ingeschreven. Het aan regels binden van schoolverzuim om regelmatig schoolbezoek te verzekeren is een manier om te bereiken dat zo veel mogelijk jongeren zo veel mogelijk lesuren bijwonen.


Vrijstelling
Volgens de wet[8] kunnen kinderen worden vrijgesteld van leerplicht. Dit betekent dat ouders hun kind niet hoeven in te schrijven op een school. Kinderen gaan dan ook niet naar school maar krijgen, in de meeste gevallen, thuisonderwijs of een andere vorm van vervangend onderwijs.

In Artikel 5 van de leerplichtwet staan de volgende gronden voor vrijstelling. De ouders zijn vrijgesteld van de verplichting om te zorgen, dat een jongere als leerling van een school staat ingeschreven, zolang

de jongere op lichamelijke of psychische gronden niet geschikt is om tot een school dan wel een instelling te worden toegelaten;
zij tegen de richting van het onderwijs op alle binnen redelijke afstand van de woning – of, indien zij geen vaste verblijfplaats hebben, op alle binnen Nederland – gelegen scholen onderscheidenlijk instellingen waarop de jongere geplaatst zou kunnen worden, overwegende bedenkingen hebben;
de jongere als leerling van een inrichting van onderwijs buiten Nederland staat ingeschreven en deze inrichting geregeld bezoekt.


Tijdelijke uitzonderingen
Leerlingen voor wie het volgen van volledig dagonderwijs niet haalbaar is, kunnen gebruikmaken van de vervangende leerplicht. Hieraan zijn strenge regels verbonden. De vervangende leerplicht geldt voor jongeren vanaf 14 jaar. Het is de bedoeling dat leerling na een jaar weer instroomt in het reguliere onderwijs. Burgemeester en wethouders beslissen over een verzoek tot vervangende leerplicht.

Bij ziekte, schoolsluiting en vervulling van plichten die voortvloeien uit godsdienst of levensovertuiging kunnen/hoeven leerlingen de school niet te bezoeken. Ouders of verzorgers kunnen bij gewichtige omstandigheden (bijvoorbeeld in verband met huwelijken en sterfgevallen in de naaste familie, ernstige ziekte van ouders en zeer slechte weersomstandigheden) verlof aanvragen bij de directeur van de school.

Ook bestaat de mogelijkheid om extra vakantieverlof (maximaal 10 schooldagen) bij de directeur van de school aan te vragen. Dit verlof geldt alleen voor gezinnen die vanwege seizoensgebonden werkzaamheden in de zomermaanden niet op vakantie kunnen. In de praktijk is de kans dat vakantieverlof wordt toegestaan doorgaans nihil. Immers de leerplichtambtenaar controleert de scholen hierop en kan bestraffend tegen de directeur optreden indien deze op oneigenlijke gronden extra vakantieverlof zou toekennen. Dient men een verzoek in bij de directeur van de school en weigert deze het verlof, dan kan men binnen zes weken een bezwaar- en evt. beroepsprocedure beginnen na de bekendmaking ervan. Voor ander verlof dan vakantieverlof voor meer dan tien dagen dient een verzoek in gediend te worden bij de leerplichtambtenaar van de woongemeente (idem voor bezwaar enz.).

Ook ouders die hun kinderen toestaan ‘schoolziek’ te zijn, overtreden daarmee de leerplichtwet en zijn strafbaar. Het is een misverstand dat kinderen recht hebben op een of meer baal- of snipperdagen. Directeuren kunnen elke dag (elk uur) van ongeoorloofd verzuim melden aan de leerplichtambtenaar. Vanaf drie dagen verzuim is een schooldirecteur in het primair en voortgezet onderwijs dit verplicht te melden. Voor mbo-instellingen geldt die verplichting bij een verzuim van 1/8 deel van het aantal uren les- of praktijktijd in vier opeenvolgende weken. Indien een directeur het verzuim niet meldt aan de Leerplichtambtenaar is hij zelf strafbaar en kan de Leerplichtambtenaar de directeur straffen door een proces-verbaal tegen hem op te maken.


Toezicht en handhaving
De leerplichtwet bepaalt dat gemeenten toezicht houden op de leerplicht. Bijna iedere gemeente heeft daarom tegenwoordig[(sinds) wanneer?] een leerplichtambtenaar die controleert of iedere leerplichtige jongere ingeschreven is bij een school en gaat na wat de reden is als jongeren (vaak) wegblijven van school. De leerplichtambtenaar kan een proces-verbaal opmaken voor bijna elke ongeoorloofde afwezigheid. De boete kan bij wegblijven wegens vakantie oplopen tot 500 euro of meer, dit wordt door de rechter bepaald. Bijvoorbeeld ouders die hun kind meenemen naar wintersport of ouders die naar het land van herkomst teruggaan en een paar weken te laat terugkomen. De meeste scholen geven het verzuim echter niet volledig door aan de leerplichtambtenaar, ook om de verhouding met de ouders goed te houden.


Voorstellen voor strenger toezicht op particuliere scholen
In 2007 was er een wetswijziging van de leerplichtwet in behandeling bij de Eerste en Tweede Kamer. Deze wetswijziging beoogt onder andere aanscherping van de criteria waaraan niet door de staat bekostigde (particuliere) scholen moeten voldoen. De Raad van State heeft negatief geoordeeld over dit wetsvoorstel. Volgens de Raad houdt het voorstel een beperking van de grondwettelijke vrijheid van onderwijs in en is het voorstel overbodig omdat slecht presterende scholen ook onder de huidige wetgeving kunnen worden aangepakt. De Tweede Kamer heeft het wetsontwerp goedgekeurd terwijl de Onderwijsraad in het geheel niet is gehoord. De Eerste Kamer heeft hierop de nodige aanmerkingen gemaakt en de minister en de staatssecretaris om opheldering gevraagd.

Particuliere scholen met een sterk vernieuwende instelling zijn fel gekant tegen het wetsvoorstel. Zij voelen zich ernstig in hun vrijheid beperkt. Bovendien hebben zij zelf geen rechtsingang voor bezwaar en beroep als zij het over de inrichting van het onderwijs niet met de inspectie eens zijn. De ouders van leerlingen worden op grond van overtreding van de leerplichtwet in rechte betrokken.


Inburgeringswet
De inburgeringswet valt niet onder de leerplichtwet, maar betekent in de praktijk wel de verplichting tot leren voor veel nieuwkomers en oudkomers omdat zware sancties opgelegd kunnen worden.


Bron: Terry van Erp