Liedcultuur

Uit Wiki Raamsdonks Erfgoed
Versie door Colani (overleg | bijdragen) op 29 dec 2023 om 14:21 (→‎Nederlandse Liederenbank)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Een schilderij van Jan Steen waar muziek in zit. Het vrolijke huisgezin, Jan Havicksz. Steen, 1668. Collectie Rijksmuseum Amsterdam.
Een schilderij van Jan Steen waar muziek in zit. Het vrolijke huisgezin, Jan Havicksz. Steen, 1668. Collectie Rijksmuseum Amsterdam.

Altijd en overal zingen

In de zeventiende eeuw was er één kunstvorm die door iedereen – rijk en arm, jong en oud – in de Nederlanden werd beoefend: zingen. Op schilderijen uit die tijd zien we mensen zingend in de kroeg, op de markt, aan de wieg, op schepen en zelfs op de brandstapel. Hoe komt het dat er zo’n levendige liedcultuur was? En zijn er overeenkomsten te ontdekken tussen liedjes uit de vroegmoderne tijd en de muziek van nu?

Een jonge moeder zingt haar baby toe. Jonge vrouw bij de wieg, Nicolaes Maes, 1652-1662. Collectie Rijksmuseum Amsterdam.
Een jonge moeder zingt haar baby toe. Jonge vrouw bij de wieg, Nicolaes Maes, 1652-1662. Collectie Rijksmuseum Amsterdam.

Inclusieve traditie

Hoewel er niet zoveel grote namen overgeleverd zijn uit de Nederlandse muziekgeschiedenis – componisten als Jan Pietersz Sweelinck, Orlando di Lasso en Adriaan Willaert daargelaten – kenden de Nederlanden wel degelijk een belangrijke muzikale traditie. Het eenstemmig gezongen lied in de volkstaal was mateloos populair. De traditie ontstond al in de middeleeuwen, en beleefde een enorme bloei in de zestiende en zeventiende eeuw. Ook daarna bleef het genre populair. De liedcultuur was lange tijd ‘oraal’, wat betekent dat liederen van mond tot mond werden overgedragen. Daardoor konden ongeletterden of degenen die geen notenschrift konden lezen, gewoon meezingen. Een andere manier om het zingen zo eenvoudig en inclusief mogelijk te maken, was door het principe van de contrafactuur te gebruiken. Er werden dan nieuwe teksten gedicht op bestaande populaire melodieën. Dat is iets wat nog steeds gebeurt: misschien heb je voor een bruiloft of ander feest wel eens een nieuw liedje geschreven en gezongen op de wijs van een bekende melodie.

Een herberg vol boeren die muziek maken en zingen. Musicerende en dansende boeren, Cornelis Pietersz. Bega, 1650-1664. Collectie Rijksmuseum Amsterdam.
Een herberg vol boeren die muziek maken en zingen. Musicerende en dansende boeren, Cornelis Pietersz. Bega, 1650-1664. Collectie Rijksmuseum Amsterdam.

Oneindig veel soorten liedjes

Veruit de meeste liedjes uit de zeventiende-eeuw die bewaard gebleven zijn, hebben met religie te maken. Aanvankelijk had de calvinistische Kerk weinig op met gezang: veel te uitbundig. Maar langzaamaan raakte de Kerk ervan overtuigd dat religieuze ideeën ook via liedjes verspreid konden worden en werden er steeds meer religieuze liedbundels gepubliceerd.

Daarnaast waren liefdesliedjes erg populair, vooral onder jongeren. Via de liedjes werden nieuwe ideeën over de petrarkische en hoofse liefde verspreid onder de jonge bevolking van de Nederlanden. Ten derde werden liedjes gebruikt om kennis over te dragen.

Zo bevatte een liedboek voor de Haarlemse jeugd een dialooglied waarin twee jonge vrouwen, Neel en Trijn, met elkaar in gesprek zijn over de ongewenste zwangerschap van Neel.

Trijn geeft advies wat te doen met het kind, als het geboren zal zijn:

Neel:

Jy spreekt nae u verstandt.
Maer ’t Kindt, waer daer mee henen?

Trijn:
Dat most na Water-landt,
Of erghens in de Veenen:
Soo hoor jy ’t hier niet weenen:

Of schreyen om de Mam.

Trijn adviseert dus om het kind te vondeling te leggen in Waterland of bij de Haarlemse veenrivier het Spaarne, en daarna zo snel mogelijk weg te gaan van die plek.

Noordelijke en Zuidelijke Nederlanders zongen overal en altijd. Samen zingen maakte het werk lichter, het bracht mensen samen, het droeg bij aan de feestelijkheid, het versterkte het geloof, en het was tevens een manier van kennisoverdracht en vermaning. Op school waren muzieklessen een standaard onderdeel van de lessen, aangezien musica werd beschouwd als een van de artes liberales, de zeven vrije kunsten. Bovendien werden er duizenden liedboeken gedrukt in de zeventiende eeuw. Die boekjes waren echte gebruiksvoorwerpen: men kocht ze niet om ze te bewaren, maar ze werden gebruikt tot ze stuk waren. De honderden liedboeken uit die tijd overgeleverd, die tegenwoordig bewaard worden in archieven en bibliotheken zijn dus slechts een fractie van de productie van liedboeken. Omdat liedboekjes klein en daarom niet duur waren, konden de meeste mensen ze betalen, en werden ze dus door een breed publiek gekocht.

Drie mensen zingen uit liedboekjes terwijl een vrouw cello speelt. Musicerend gezelschap, Jan Verkolje (I), 1673. Collectie Rijksmuseum Amsterdam.
Drie mensen zingen uit liedboekjes terwijl een vrouw cello speelt. Musicerend gezelschap, Jan Verkolje (I), 1673. Collectie Rijksmuseum Amsterdam.

Nederlandse Liederenbank

Sinds 2007 zijn die zeventiende-eeuwse liedboeken niet alleen in archieven en bibliotheken te vinden. De Nederlandse Liederenbank is een digitale database die informatie over meer dan 180.000 Nederlandse liedjes bevat, van de middeleeuwen tot de twintigste eeuw. Allerlei soorten liedjes zijn opgenomen in de Liederenbank: liefdesliedjes, spotliedjes, religieuze liederen, volksliedjes, kinderliedjes, sinterklaasliedjes, en nog veel meer. Van elk lied is aangegeven waar de bron met de tekst en – als deze bekend is – de melodie is te vinden. In een aantal gevallen kan er zelfs direct worden doorgeklikt naar de gehele tekst van een liedje, naar de melodie of een geluidsopname. Muziekwetenschappers, letterkundigen en historici maken in hun onderzoek veel gebruik van deze goudmijn, en dankzij hun onderzoek weten we nu veel meer over deze liedjes van vroeger.

Zo hebben letterkundigen onderzocht of er een relatie is tussen herhaling in een liedtekst en de populariteit van een liedje. Voor moderne popliedjes was die relatie al eerder bewezen: het liedje Cheap Thrills van Sia was meteen een hit toen het uitkwam in 2016, het werd genomineerd voor een Grammy Award en barst bovendien van de herhalingen:

Baby, I don't need dollar bills to have fun tonight
(I love cheap thrills)
Baby, I don't need dollar bills to have fun tonight
(I love cheap thrills)
I don't need no money
As long as I can feel the beat
I don't need no money
As long as I keep dancing

Uit onderzoek bleek hetzelfde op te gaan voor vroegmoderne liedjes: liedjes waarin de liedtekst veel herhaling bevat, worden veel vaker en over langere tijd herdrukt. Dat is natuurlijk goed voor te stellen: een liedje met veel herhaling is makkelijker te onthouden dan een liedje met veel onbekende tekst, vooral voor iemand die niet kan lezen. De twee verzen hieronder komen uit een liefdesliedje uit 1626. In alle acht verzen zijn de tweede en vierde regel hetzelfde:

Myn Hart dat is my heel ontstelt,
Tiere la la la tiere la la la tiere la tiere liere liere la,
Vermits dat my de min steets quelt,
Tiere la tiere liere liere la,
O min wat baert gh' in mijn,
Een biter soete pijn.


De min die baert oock wel wat lust,
Tiere la la la tiere la la la tiere la tiere liere liere la,
Maer noyt en laet sy my in rust,
Tiere la tiere liere liere la,
De min die pijnt mijn hart,
Met onverdulde smart.

Top 40 van de zeventiende eeuw

Omdat van veel liedjes zowel de tekst als de melodie bewaard is gebleven, weten we hoe deze liedjes gezongen moeten worden en hoe ze geklonken hebben. In verschillende projecten worden deze liedjes weer tot leven gebracht. Onderzoekers hebben bijvoorbeeld de "Top 40 van de Gouden Eeuw" samengesteld. Uit de Liederenbank hebben zij de veertig meest gebruikte melodieën uit de zeventiende eeuw geselecteerd die variëren van kerstliedjes tot psalmen en van herdersliedjes tot protestliedjes uit de Tachtigjarige Oorlog. Vervolgens hebben ze daar de teksten bij gezocht en zijn de liedjes opnieuw opgenomen en uitgebracht als liedboek. Een ander initiatief is de afspeellijst "Alle 13(+) beter? Hits van toen", waarin vrouwen de grootste hits uit de Nederlandse muziekgeschiedenis van 1200 tot heden zingen.