Inlijving (Nederland)
De Inlijving was een periode in de Nederlandse geschiedenis waarin Nederland onderdeel uitmaakte van het Eerste Franse Keizerrijk. De Inlijving kwam tot stand na het formeel opheffen van het Koninkrijk Holland op 9 juli 1810 en duurde tot dat op 21 november 1813 het Soeverein vorstendom der Verenigde Nederlanden werd opgericht. De Nederlandse departementen stonden in het Frans bekend als départements réunis en de periode van de Franse bezetting werd als drukkend en vernederend ervaren door de Nederlandse bevolking. [2]
Zeeuws-Vlaanderen (onderdeel van het Scheldedepartement) en een groot deel van het huidige Nederlands-Limburg (Departement Nedermaas) waren al in 1795 bij Frankrijk ingelijfd. Dit artikel behandelt de inlijving van de rest van Nederland.
Geschiedenis
Annexatie
Met de korte Britse bezetting van Walcheren in 1809 was koning Lodewijk Napoleon bij zijn broer in ongenade gevallen. Hij verbleef vier maanden bij zijn broer in Frankrijk en aldaar werd hij onder druk gezet om zich te conformeren aan het belang van het keizerrijk. In maart 1810 legde Lodewijk Napoleon zich neer bij de eisen van Napoleon. De voormalige provincies Zeeland en Brabant werden door Frankrijk geannexeerd en twintigduizend Franse troepen gingen de Nederlandse kusten bewaken. Het was slechts uitstel van executie, want op 9 juli 1810 werd bij keizerlijk decreet het Koninkrijk Holland opgeheven. [3]
Er reisde een commissie van dertig Nederlandse notabelen af naar Parijs die Napoleon terzijde wilde staan in het tot stand brengen van de Inlijving van het Koninkrijk Holland. Hun suggesties werden bruut van tafel geveegd door de Franse keizer en de napoleonistische maatregelen werden meedogenloos ingevoerd. [4] De tot dan toe werkende constitutie werd vervangen door de Franse grondwet van 1804 en de stad Amsterdam werd in navolging van Parijs en Rome de derde hoofdstad van het keizerrijk. De Nederlandse universiteiten van Leiden en Groningen gingen onderdeel uitmaken van de Keizerlijke Universiteit. Aanvankelijk zou maar één universiteit in de Nederlandse departementen gehandhaafd blijven, maar de Fransen waren dermate gecharmeerd van Groningen dat ze deze de universiteit lieten behouden. [5] Daarnaast werd in Nederland de Code Napoléon ingevoerd. [6]
Hervormingen
Ten tijde van de periode van de Inlijving werden de burgerlijke stand, het burgerlijk huwelijk, het kadaster en de Kamers van Koophandel geïntroduceerd in de departementen. Ook de voorheen streekgebonden maat- en gewichtenstelsels werden gestandaardiseerd door middel van het Franse Metriek stelsel. Daarnaast werd in 1810 de tiërcering van de rente van de staatsschuld doorgevoerd, een maatregel die Rutger Jan Schimmelpenninck, noch Lodewijk Napoleon hadden willen doorvoeren. De tiërcering was waarschijnlijk een noodzakelijke maatregel om de staatsfinanciën te saneren. Het Continentaal stelsel werd met de Franse inlijving geëffectueerd en door de toelating van de Nederlandse departementen tot de tolunie van Frankrijk zorgden voor een zwaar verlies voor handel en bedrijf. De Fransen zagen de Nederlandse departementen dan ook primair als een wingewest. [8] Daarnaast werd er een moderne politiemacht gevormd die het oude traditioneel stedelijke model verving. Hiermee werd de controle van de centrale regering over de steden enorm vergroot. [9]
Eén van de meest impopulaire maatregelen was de invoering van de dienstplicht. [10] Voor de veldtocht naar Rusland van Napoleon werd er op grote schaal soldaten gerekruteerd voor het Grande Armée en de noodlottige afloop van deze veldtocht leidde tot een nieuwe conscriptieronde. In de drie jaar dat de Nederlandse departementen onderdeel waren van het keizerrijk werden 31.595 Nederlanders opgenomen in het Franse leger.[11] De dienstplicht leidde tot veel protesten in de departementen en was de belangrijkste bron van protest ten tijde van de Inlijving. Deze onrust was ook over het hele land verspreid. [12]
Bezoek van Napoleon
Tussen 23 september en 31 oktober 1811 bracht keizer Napoleon een bezoek aan de Nederlandse departementen en de tocht die hij door deze departementen maakte verliep uiterst efficiënt. Hij arriveerde in het Zeeuwse Cadzand en tot de dag dat hij bij Grave het huidige Nederland verliet had hij zo'n veertig plaatsen bezocht. Gedurende de rondreis deed Napoleon diverse militaire inspecties. Hij verbleef voor een periode van twee weken in Amsterdam en in deze periode verbleef hij in het Paleis op de Dam waar hij verschillende keizerlijke decreten uitvaardigde voor het Nederlandse bestuur. [13]
Einde
Napoleon kreeg een zware slag te verduren door de door hem verloren Slag bij Leipzig. In nasleep van deze slag trokken Russische kozakken en Pruisische soldaten de Nederlandse departementen binnen en dat gebeurde nog voor er in Nederland initiatieven ontstonden om het Franse bestuur af te zetten. Op 14 november ontruimde de Franse bevelhebber Amsterdam en kwam de stad in handen van de Nationale Garde. Met hen vertrok ook gouverneur-generaal Charles-François Lebrun en deze bereikte in elf dagen Parijs. [14] Job Seaburne May organiseerde hierop in Amsterdam een volksoproer wat zich richtte op de tegen de symbolen en gebouwen van de bezetter.[15] In het machtsvacuüm dat was ontstaan na het vertrek van de Fransen riep het Driemanschap van 1813 op 21 november 1813 het Soeverein vorstendom der Verenigde Nederlanden per proclamatie uit.
Demografie
De bevolking van de Nederlandse departementen bedroeg, exclusief Oost-Friesland, in 1811 een inwoneraantal van 1.605.277. De grootste stad van de départements réunis was Amsterdam met ongeveer 200.000 inwoners. De tweede stad van het land was Rotterdam met circa 60.000 inwoners. [16]
Bestuur
Dagelijks bestuur
Na de Inlijving van Nederland stuurde Napoleon de Franste staatsman Charles-François Lebrun als gouverneur-generaal naar het voormalig Koninkrijk Holland toe om daar de leiding op zich te nemen. De regering van de Nederlandse departementen bestond uit zowel Franse als Nederlandse functionarissen. [17] Aanvankelijk was het plan dat de algemeen-Hollandse bestuurslaag geheel zou verdwijnen en dat de Nederlandse departementen op een zelfde manier geleid zouden worden als de Franse, maar door de korte Franse overheersing kwam het nooit zo ver en werden de Nederlandse departementen als een geheel bestuurd. [18]
Ten tijde van de Franse overheersing zag de regering er als volgt uit:
- Charles François Lebrun (Gouverneur-Generaal)
- Alexander Gogel (Intendant-generaal van Financiën)
- François d'Alphonse (Intendant van Binnenlandse Zaken)
- Jacob van den Houte (tot 10 februari 1812), opgevolgd door J.H. Mollerus (Directeur voor Waterstaat)
- Robert Voûte (Directeur voor de Schatkist)
- Charles Etienne Coquebert-Montbret (Directeur voor de Douane)
- Cornelis Charles Six van Oterleek (Directeur voor de Publieke schuld)
- Paul Étienne de Villiers du Terrage (Directeur voor de Politie)
- Antonius Josephus Joannes Henricus Verheyen (voorzitter Gouvernementssecretarie (Secrétairerie des Commandements))
Bestuurlijke indeling
Na de Franse bezetting kwamen de departementen van het Koninkrijk Holland in handen de van de Fransen en op 9 juli 1810 bestonden de départements réunies uit de volgende departementen:
- Boven-IJssel - Yssel-Supérieur: Gelderland (ten noorden van de Waal)
- Friesland - Frise: Friesland
- Monden van de Maas - Bouches-de-la-Meuse: Zuid-Holland
- Monden van de IJssel - Bouches-de-l'Yssel: Overijssel
- Oostereems - Ems-Oriental: Oost-Friesland
- Westereems - Ems-Occidental: Groningen en Drenthe
- Zuiderzee - Zuyderzée: Noord-Holland en Utrecht
Deze departementen werden geleid door een prefect en de departementen waren onderverdeeld in verschillende arrondissementen en Kantons. Zowel Brabant als Zeeland vielen niet onder de leiding van Lebrun, omdat deze regio's al eerder geannexeerd waren door het Franse keizerrijk. [19] Dat waren de departementen:
- Monden van de Rijn - Bouches-du-Rhin: Oost-Brabant en Gelderland ten zuiden van de Waal
- Monden van de Schelde - Bouches-de-l'Escaut: Zeeland zonder Zeeuws-Vlaanderen
- Twee Neten - Deux Nethes: Oost-Brabant en Antwerpen
Militair
Door de Inlijving veranderde ook de militaire structuur in de Nederlandse departementen. De départements réunis werden in twee militaire divisies onderverdeeld. Deze besloegen meerdere departementen en hadden een divisiegeneraal aan het hoofd. De soldaten in deze divisies waren verantwoordelijk voor de verdediging van dat gebied, de handhaving van de openbare orde, de naleving van de dienstplichtwetten en de handhaving van het Continentale stelsel. De divisiegeneraals die aan het hoofd van deze divisies stonden waren Gabriel Jean Joseph Molitor en François Durutte. [20]
Zie ook
Geraadpleegde literatuur
- Aerts, Remieg e.a., Land van kleine gebaren: Een politieke geschiedenis van Nederland 1780-1990 (Zevende druk; Nijmegen 2010).
- Joor, Johan, De Adelaar en het Lam: Onrust, opruiing en onwilligheid in Nederland ten tijde van het Koninkrijk Holland en de Inlijving bij het Franse Keizerrijk (1806-1813) (Amsterdam 2000)
- Lok, Matthijs & Burg, Martijn van der, 'The Dutch Case: The Kingdom of Holland and the Imperial Departments', in: M. Broers e.a. ed., The Napoleonic empire and the new European political culture (Basingstoke 2012), 100-111.
- Spek, Christiaan van der, Sous les armes: Het Hollandse leger in de Franse tijd 1806-1814 (Amsterdam 2016).
- Wielenga, Friso, Geschiedenis van Nederland: van de Opstand tot heden (Derde druk; Amsterdam 2014).
Referenties
- ↑ Oneindig Noord-Holland. Historisch Nieuwsblad (23 augustus 2011). Gearchiveerd op 12 april 2021. Geraadpleegd op 15 maart 2021.
- ↑ F. Wielenga, Geschiedenis van Nederland: van de Opstand tot heden (Derde druk; Amsterdam 2014), 204-205.
- ↑ R. Aerts e.a., Land van kleine gebaren: Een politieke geschiedenis van Nederland 1780-1990 (Zevende druk; Nijmegen 2010), 51.
- ↑ M. Lok & M. van der Burg, 'The Dutch Case: The Kingdom of Holland and the Imperial Departments', in: M. Broers e.a. ed., The Napoleonic empire and the new European political culture (Basingstoke 2012), 100-111, aldaar 105.
- ↑ Het symbool van de keizerlijke universiteit. Rijksuniversiteit Groningen (27 mei 2015). Gearchiveerd op 12 april 2021. Geraadpleegd op 15 maart 2021.
- ↑ R. Aerts e.a., Land van kleine gebaren: Een politieke geschiedenis van Nederland 1780-1990 (Zevende druk; Nijmegen 2010), 51.
- ↑ Aerts e.a., Land van kleine gebaren, blz. 54.
- ↑ e.a., Land van kleine gebaren, blz. 53.
- ↑ 'The Dutch Case: The Kingdom of Holland and the Imperial Departments', 107.
- ↑ Aerts e.a., Land van kleine gebaren, blz. 54.
- ↑ De Adelaar en het Lam: Onrust, opruiing en onwilligheid in Nederland ten tijde van het Koninkrijk Holland en de Inlijving bij het Franse Keizerrijk (1806-1813) (Amsterdam 2000), 342.
- ↑ De Adelaar en het Lam, 378.
- ↑ Napoleon in Nederland. Historisch Nieuwsblad (30 maart 2011). Gearchiveerd op 12 april 2021. Geraadpleegd op 15 maart 2021.
- ↑ Stadhouder van Napoleon. Historisch Nieuwsblad (1 juni 2010). Gearchiveerd op 25 februari 2021. Geraadpleegd op 15 maart 2021.
- ↑ Aerts e.a., Land van kleine gebaren, blz. 55.
- ↑ Joor, De Adelaar en het Lam, 61-63.
- ↑ Aerts e.a., Land van kleine gebaren, blz. 52.
- ↑ Stadhouder van Napoleon. Historisch Nieuwsblad (1 juni 2010). Gearchiveerd op 25 februari 2021. Geraadpleegd op 15 maart 2021.
- ↑ C. van der Spek, Sous les armes: Het Hollandse leger in de Franse tijd 1806-1814 (Amsterdam 2016), 150.
- ↑ Van der Spek, Sous les armes, 151.
Bron: Terry van Erp