Doodsbriefjes

Uit Wiki Raamsdonks Erfgoed
Versie door Colani (overleg | bijdragen) op 9 nov 2023 om 09:27 (Tekst vervangen - "https://akten-raamsdonk.nl//" door "https://akten-raamsdonk.nl/")
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Geschiedenis

Verklaring overlijden Anne Frank - Officieel bericht van het Rode Kruis van 5 mei 1954 dat Anne Frank tussen 1 en 31 maart 1945 in concentratiekamp Bergen-Belsen is gestorven. Otto Frank had van een verpleegster die in hetzelfde kamp als Anne en Margot Frank verbleef al in de zomer van 1945 gehoord van het overlijden van zijn beide dochters. Later werd bekend dat de overlijdensdatum ergens tussen eind februari en begin maart 1945 moest liggen. Anne stierf enkele dagen na haar zus Margot.
Verklaring overlijden Anne Frank - Officieel bericht van het Rode Kruis van 5 mei 1954 dat Anne Frank tussen 1 en 31 maart 1945 in concentratiekamp Bergen-Belsen is gestorven. Otto Frank had van een verpleegster die in hetzelfde kamp als Anne en Margot Frank verbleef al in de zomer van 1945 gehoord van het overlijden van zijn beide dochters. Later werd bekend dat de overlijdensdatum ergens tussen eind februari en begin maart 1945 moest liggen. Anne stierf enkele dagen na haar zus Margot.

De overlijdensaangifte werd veelal gedaan door aangevers of familieleden van de overledene, die tevens een verklaring van de doodsoorzaak aflegden. In sommige begraafregisters uit de achttiende eeuw kan je, zij het sporadisch en afhankelijk van de gemeente, nog wel eens een vermelding van een doodsoorzaak tegenkomen. Geleidelijk aan groeide het besef bij geneeskundigen en instanties dat het toch van belang zou kunnen zijn om vast te stellen welke (vaak besmettelijke) ziekten het meest voorkwamen, welke met regelmaat terugkeerden en in welke maand en op welke leeftijd men het grootste risico liep te sterven, zodat men voorzorgsmaatregelen kon nemen.

Een eerste registratie van ziekten en doodsoorzaken was er in 1755 voor de gemeente ‘s-Gravenhage. In de periode tussen 1755 en 1773 werden daar sterftegegevens gepubliceerd, die ingedeeld waren naar éénenzeventig doodsoorzaken. Erg nauwkeurig waren deze registraties overigens niet. Andere plaatsen volgden, waaronder Amsterdam waar in 1773 op last van de burgemeesters werd begonnen met het noteren van de doodsoorzaken. De Amsterdamse lijsten waren vrij volledig aangezien daar sinds 1775 niemand zonder toestemmingsbriefje begraven mocht worden. Vanaf 1777 werd hier naast de doodsoorzaak tevens de leeftijd van de overledene vastgelegd.

Door de invoering van de Wet op de Uitoefening van de Geneeskunst en de Wet op het Geneeskundig Staatstoezicht in 1865 en definitief geregeld door de invoering van de Begraafwet in 1869 was de arts, die iemands dood vaststelde, verplicht een verklaring van overlijden op te maken. Daarin werd de doodsoorzaak opgetekend, de zogeheten ‘doodsbriefjes’. Bij afwezigheid van een behandelend arts was deze taak weggelegd voor een door de gemeente aangewezen lijkschouwer om op deze manier onder andere het begraven van schijndoden te voorkomen. Zonder deze verklaring mocht niet langer meer tot begraven overgegaan worden. Bovendien was de gemeente verplicht de gegevens over de doodsoorzaak, aangevuld met gegevens over geslacht, leeftijd, burgerlijke staat en beroep, op te sturen naar de Inspectie van het Geneeskundig Staatstoezicht. Vanaf 1901 zijn de statistiek van de sterfte en van de doodsoorzaken door het Centraal Bureau voor de Statistiek samengesteld.

Overlijdensverklaringen A en B

Overlijdensverklaring uit 1870 te Raamsdonk - Doodsbriefje uit 1870 met vermelding van de primaire doodsoorzaak.
Overlijdensverklaring uit 1870 te Raamsdonk - Doodsbriefje uit 1870 met vermelding van de primaire doodsoorzaak.

Vanaf 1926 dienen er twee verklaringen te worden opgemaakt: het doodsbriefje of formulier A, ook wel A-verklaring en een doodsbriefje of formulier B, ook wel B-verklaring. Deze documenten zijn wettelijk vereist voor een doodverklaring.

Op de A-verklaring werd in eerste instantie de naam van de overledene aangegeven, de overlijdensdatum en de doodsoorzaak. Hierbij was het niet noodzakelijk om het tijdstip van overlijden te vermelden. Vanaf 1 april 1956 bevat het doodsbriefje A niet meer de exacte doodsoorzaak en valt daarmee ook niet onder het medisch beroepsgeheim. Op de A-verklaring wordt iemand dus officieel doodverklaard. Deze verklaring kan worden afgegeven aan de nabestaanden, maar meestal wordt deze direct overgedragen aan de uitvaartondernemer om het overlijden aan te kunnen geven bij de Burgerlijke Stand. Vervolgens en pas dan wordt er een verlof tot begraven of cremeren afgegeven door de gemeente.

De B-verklaring is een uitgebreider document. Op deze verklaring wordt de doodsoorzaak van de overledene aangegeven en de omstandigheden die hebben geleid tot het overlijden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen een natuurlijke dood, een niet-natuurlijke dood en doodgeboren. De B-verklaring valt wel onder het medisch beroepsgeheim. Om deze reden is in artikel 12a van de Wet op de Lijkbezorging bepaald dat de B-verklaring in een gesloten enveloppe aan de ambtenaar van de burgerlijke stand moet worden verstrekt. Aan deze enveloppe is een strook bevestigd waarop de identiteit van de overledene staat vermeld. De ambtenaar van de Burgerlijke Stand scheurt de strook af voor de gemeentelijke administratie. De enveloppe wordt ongeopend, en voorzien van het nummer van de overlijdensakte, opgestuurd naar de medisch ambtenaar van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Daar worden de gegevens anoniem verwerkt ten behoeve van de statistiek.

Niet-natuurlijk overlijden

Als de schouwarts zeker weet dat er geen sprake is van of als hij twijfelt aan een natuurlijke oorzaak van het overlijden geeft deze geen verklaring van natuurlijk overlijden af en wordt dit overlijden aan de gemeentelijk lijkschouwer gemeld. Deze verricht vervolgens zelf een lijkschouw.

Een niet-natuurlijk dood is een overlijden als gevolg van een ongeval, misdrijf, zelfdoding of levensbeëindigend handelen. Wanneer een minderjarige is overleden, moet de gemeentelijke schouwarts altijd gewaarschuwd worden. Ook een doodgeboorte moet altijd apart worden aangegeven. In al deze gevallen mag alleen de gemeentelijke schouwarts de verklaringen invullen. Als ook deze twijfelt aan of niet overtuigd is van het natuurlijke karakter van het overlijden en geen verklaring van overlijden kan afgeven, brengt hij verslag uit aan de Officier van Justitie. De Officier van Justitie beoordeelt of het vermoeden bestaat dat een strafbaar feit is gepleegd en als dit het geval is of een gerechtelijke sectie gelast moet worden.

Als de gemeentelijk schouwarts alsnog tot de conclusie komt dat er sprake is van een natuurlijk overlijden dan kan deze de A-verklaring en de B-verklaring invullen. Wordt de conclusie getrokken dat er geen sprake is van een natuurlijk overlijden dan vult deze wel de B-verklaring in, maar niet de A-verklaring. In plaats daarvan worden twee zogeheten ‘Artikel 10-formulieren’ (genoemd naar artikel 10 van de Wet op de Lijkbezorging) ingevuld. Het ene formulier wordt in plaats van de A-verklaring gestuurd naar de Burgerlijke Stand; het andere formulier gaat naar de Officier van Justitie. Als de Burgerlijke Stand geen verklaring van overlijden maar een ‘Artikel 10-formulier’ ontvangt, wordt er niet eerder een verlof tot begraven of cremeren afgegeven voordat een brief van de Officier van Justitie is ontvangen met de daartoe verleende toestemming, zodra het lichaam van de overledene is vrijgegeven.

Gedigitaliseerde archieven

Er bestond geen ‘bewaarplicht’ voor de doodsbriefjes. Dat houdt in dat veel doodbriefjes zijn vernietigd en dus niet meer bij het Gemeente- of Streekarchief te achterhalen zijn. Wilt u weten of overlijdensverklaringen in een bepaalde gemeente bewaard zijn gebleven, dan kunt u dit opzoeken in het desbetreffende archief (doorgaans het archief van het gemeentebestuur) of contact opnemen met de gemeentelijke instelling.

Toch is er ook al een start gemaakt om de bewaard gebleven of teruggevonden doodsbriefjes te indexeren en digitaal doorzoekbaar te maken. Hieronder volgt een overzicht van de bronnen die mij bekend zijn. Door de mogelijkheid van scannen op verzoek kunnen inmiddels binnen een archief meer jaartallen digitaal beschikbaar zijn gemaakt.

Zie ook: Doodsoorzaken